EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0148

Zaak T-148/17: Beroep ingesteld op 7 maart 2017 — Troszczynski/Parlement

PB C 144 van 8.5.2017, p. 52–53 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 144/52


Beroep ingesteld op 7 maart 2017 — Troszczynski/Parlement

(Zaak T-148/17)

(2017/C 144/71)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Mylène Troszczynski (Noyon, Frankrijk) (vertegenwoordiger: M. Ceccaldi, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van de quaestoren van het Europees Parlement van 6 januari 2017, voor zover daarbij het besluit van de secretaris-generaal van 23 juni 2016 waarbij van Mylène Troszczynski een bedrag van 56 554 EUR wordt teruggevorderd, wordt gehandhaafd;

nietigverklaring van het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 23 juni 2016, dat is vastgesteld op grond van de artikelen 33, 43, 62, 67 en 68 van besluit 2009/C 159/01 van het Bureau van het Europees Parlement van 19 mei en 9 juli 2008„houdende de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement”, zoals gewijzigd, waarbij jegens verzoekster een schuldvordering ten bedrage van 56 554 EUR is vastgesteld uit hoofde van bedragen die onverschuldigd waren uitgekeerd in het kader van parlementaire assistentie, de terugvordering ervan werd gemotiveerd, en de bevoegde ordonnateur werd gelast, in samenwerking met de rekenplichtige van de instelling, over te gaan tot terugvordering ervan op grond van artikel 68 van de uitvoeringsbepalingen en van de artikelen 78, 79 en 80 van het Financieel Reglement;

nietigverklaring van de debetnota nr. 2016-888, zonder datum, waarbij verzoekster ervan op de hoogte werd gesteld dat jegens haar een schuldvordering was vastgesteld bij het besluit van de secretaris-generaal van 23 juni 2016tot terugvordering van in het kader van parlementaire assistentie onverschuldigd uitgekeerde bedragen, op grond van artikel 68 van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement en de artikelen 78, 79 en 80 van het Financieel Reglement;

nietigverklaring van de debetnota van 29 juni 2016;

verwijzing van het Europees Parlement in de kosten;

veroordeling van het Europees Parlement tot betaling aan Mylène Troszczynski van het bedrag van 50 000 EUR als vergoeding van invorderbare kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De in de onderhavige zaak aan de orde zijnde bedragen hebben betrekking op een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur tussen verzoekster en een plaatselijke medewerker die voltijds als parlementair medewerker werkte in de lidstaat waarin verzoekster is verkozen. Een aantal aanwijzingen betreffende de functies die de plaatselijke medewerker vervulde bij de politieke partij waarvan verzoekster lid was, hebben bij verweerder twijfel doen rijzen of verzoekster de krachtens de artikelen 33, 43 en 62 van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de parlementsleden op haar rustende verplichtingen wel nakwam.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster aan dat in de onderhavige zaak de bestreden handelingen gebreken vertonen die gevolgen hebben voor de externe wettigheid ervan, met name omdat de opsteller van de handeling rationae materiae onbevoegd is, die handelingen niet gemotiveerd zijn en de wezenlijke vormvereisten niet zijn nageleefd.

Zij voert tevens aan dat de interne wettigheid van de bestreden handelingen gebreken vertoont. Deze hebben betrekking op het feit dat de verweten feiten niet stroken met de werkelijkheid, op de aanwijzing van de partij op wie de bewijslast rust, schending van het evenredigheidsbeginsel, inbreuk op de politieke rechten van plaatselijke medewerkers, misbruik van bevoegdheid, de discriminerende aard van de bestreden besluiten en het bestaan van fumus persecutionis, schending van de onafhankelijkheid van het parlementslid en van het verbod van een bindend mandaat, schending van de beginselen una via electa en non bis in idem, aangezien de voorzitter van het Europees Parlement aan OLAF de feitelijke gegevens heeft doen toekomen waaruit blijkt dat verzoekster gestelde onregelmatigheden heeft begaan.


Top