EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CN0061

Zaak C-61/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesarbeitsgericht Berlin-Brandenburg (Duitsland) op 6 februari 2017 — Miriam Bichat/APSB — Aviation Passage Service Berlin GmbH & Co. KG

PB C 144 van 8.5.2017, p. 23–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 144/23


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesarbeitsgericht Berlin-Brandenburg (Duitsland) op 6 februari 2017 — Miriam Bichat/APSB — Aviation Passage Service Berlin GmbH & Co. KG

(Zaak C-61/17)

(2017/C 144/30)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landesarbeitsgericht Berlin-Brandenburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Miriam Bichat

Verwerende partij: APSB — Aviation Passage Service Berlin GmbH & Co. KG

Prejudiciële vragen

1)

Is slechts sprake van een zeggenschap uitoefenende onderneming in de zin van artikel 2, lid 4, eerste alinea, van richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (1) wanneer de invloed van een onderneming verzekerd is via deelnemingen en stemrechten, of volstaat ook een contractueel of feitelijk zekergestelde invloed (bijvoorbeeld via de bevoegdheid van natuurlijke personen om instructies te geven)?

2)

Indien de eerste prejudiciële vraag aldus wordt beantwoord dat een via deelnemingen en stemrechten verzekerde invloed niet noodzakelijk is:

Is er ook sprake van een „beslissing betreffende het collectieve ontslag” in de zin van artikel 2, lid 4, eerste alinea, van richtlijn 98/59/EG, wanneer de zeggenschap uitoefenende onderneming aan de werkgever eisen stelt die collectieve ontslagen bij de werkgever economisch noodzakelijk maken?

3)

Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord:

Vereist artikel 2, lid 4, tweede alinea, in samenhang met lid 3, onder a) en b), i), en lid 1, van richtlijn 98/59/EG dat de werknemersvertegenwoordiging ook mededeling moet worden gedaan van de bedrijfseconomische of andere gronden voor de beslissingen van de zeggenschap uitoefenende onderneming die ertoe hebben geleid dat de werkgever collectieve ontslagen wil doorvoeren?

4)

Is het met artikel 2, lid 4, in samenhang met lid 3, onder a) en b), i), en lid 1, van richtlijn 98/59/EG verenigbaar om aan werknemers die in rechte aanvoeren dat hun in het kader van een collectief ontslag gegeven ontslag ongeldig is omdat de ontslaggevende werkgever de raadplegingsprocedure met de werknemersvertegenwoordiging niet correct heeft uitgevoerd, een stel- en bewijsplicht op te leggen die verder gaat dan het bewijs van aanknopingspunten voor een zeggenschap?

5)

Indien de vierde vraag bevestigend wordt beantwoord:

Welke extra stel- en bewijsverplichtingen mogen ingevolge de genoemde bepalingen in dat geval aan de werknemers worden opgelegd?


(1)  PB 1998, L 225, blz. 16.


Top