EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CA0406

Zaak C-406/15: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 9 maart 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Varhoven administrativen sad — Bulgarije) — Petya Milkova/Izpalnitelen direktor na Agentsiata za privatizatsia i sledprivatizatsionen kontrol (Prejudiciële verwijzing — Sociale politiek — Gelijke behandeling in arbeid en beroep — Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap — Artikelen 5 en 27 — Richtlijn 2000/78/EG — Artikel 7 — Verhoogde bescherming bij ontslag van gehandicapte werknemers — Ontbreken van een dergelijke bescherming voor gehandicapte ambtenaren — Algemeen beginsel van gelijke behandeling)

PB C 144 van 8.5.2017, p. 7–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 144/7


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 9 maart 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Varhoven administrativen sad — Bulgarije) — Petya Milkova/Izpalnitelen direktor na Agentsiata za privatizatsia i sledprivatizatsionen kontrol

(Zaak C-406/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Gelijke behandeling in arbeid en beroep - Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap - Artikelen 5 en 27 - Richtlijn 2000/78/EG - Artikel 7 - Verhoogde bescherming bij ontslag van gehandicapte werknemers - Ontbreken van een dergelijke bescherming voor gehandicapte ambtenaren - Algemeen beginsel van gelijke behandeling))

(2017/C 144/08)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Varhoven administrativen sad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Petya Milkova

Verwerende partij: Izpalnitelen direktor na Agentsiata za privatizatsia i sledprivatizatsionen kontrol

Dictum

1)

Artikel 7, lid 2, van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, gelezen in het licht van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, dat namens de Europese Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 2010/48/EG van 26 november 2009, en in samenhang met het in de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde algemene beginsel van gelijke behandeling, moet aldus worden uitgelegd dat dit een regeling van een lidstaat toestaat als aan de orde in het hoofdgeding, die aan werknemers met bepaalde handicaps een specifieke voorafgaande bescherming bij ontslag toekent, doch een dergelijke bescherming niet toekent aan ambtenaren met dezelfde handicaps, tenzij er sprake is van schending van het beginsel van gelijke behandeling, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om te verifiëren. Bij deze verificatie dient de vergelijking van de situaties te worden gebaseerd op een analyse die zich toespitst op het geheel van relevante nationale rechtsregels die de positie regelen van, enerzijds, werknemers met een bepaalde handicap, en, anderzijds, ambtenaren met dezelfde handicap, waarbij met name rekening dient te worden gehouden met het doel van de bescherming bij het ontslag waarop het hoofdgeding betrekking heeft.

2)

Indien artikel 7, lid 2, van richtlijn 2000/78, gelezen in het licht van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, en in samenhang met het algemeen beginsel van gelijke behandeling, zich verzet tegen een regeling van een lidstaat als aan de orde in het hoofdgeding, vereist de verplichting om het Unierecht te eerbiedigen dat de werkingssfeer van nationale regels die werknemers met een bepaalde handicap beschermen, wordt uitgebreid teneinde deze beschermingsregels eveneens ten goede te doen komen aan ambtenaren met dezelfde handicap.


(1)  PB C 337 van 12.10.2015.


Top