EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IR1602

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS)

PB C 88 van 21.3.2017, p. 74–82 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/74


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS)

(2017/C 088/15)

Rapporteur:

Hans-Jörg Duppré (DE/EVP), hoofd van het districtsbestuur van Südwestpfalz

Referentiedocument:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 806/2014 met het oog op de instelling van een Europees depositoverzekeringsstelsel

COM(2015) 586 final

I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Met de recente crisis is gebleken dat de werking van de interne markt kan worden bedreigd en dat er een toenemend risico van financiële versnippering bestaat. Door het falen van een bank die betrekkelijk groot is in vergelijking met de nationale banksector, of het gelijktijdige falen van een deel van de nationale banksector, kunnen de nationale depositogarantiestelsels kwetsbaar zijn voor grote plaatselijke schokken, zelfs met de aanvullende financieringsmechanismen waarin Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad voorziet. Deze kwetsbaarheid van de nationale depositogarantiestelsels voor grote plaatselijke schokken kan bijdragen tot negatieve terugkoppeling tussen banken en hun nationale overheid, waardoor de homogeniteit van de bescherming voor deposito’s wordt ondermijnd en deposanten geen vertrouwen hebben, wat tot marktinstabiliteit leidt.

Met de recente crisis is gebleken dat de werking van de interne markt kan worden bedreigd en dat er een toenemend risico van financiële versnippering bestaat. Door het falen van een bank die betrekkelijk groot is in vergelijking met de nationale banksector, of het gelijktijdige falen van een deel van de nationale banksector, kunnen de nationale depositogarantiestelsels kwetsbaar zijn voor grote plaatselijke schokken, zelfs met de aanvullende financieringsmechanismen waarin Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad voorziet. Dit is mogelijk indien de krachtens de Richtlijn op te richten nationale depositogarantiestelsels niet volledig opgetuigd en financieel onvoldoende onderbouwd zijn. Deze kwetsbaarheid van de nationale depositogarantiestelsels voor grote plaatselijke schokken kan bijdragen tot negatieve terugkoppeling tussen banken en hun nationale overheid, waardoor de homogeniteit van de bescherming voor deposito’s wordt ondermijnd en deposanten geen vertrouwen hebben, wat tot marktinstabiliteit leidt.

Motivering

De aanpassing moet duidelijk maken dat de volgens Richtlijn 2014/49/EU in nationaal recht om te zetten nationale depositogarantiestelsels bijzonder kwetsbaar zijn als ze niet volledig opgetuigd zijn en als de nationale fondsen niet over toereikende middelen kunnen beschikken.

Wijzigingsvoorstel 2

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Door Richtlijn 2014/49/EU wordt de capaciteit van nationale stelsels om deposanten te vergoeden weliswaar aanzienlijk verbeterd, maar er zijn efficiëntere depositogarantieregelingen nodig op het niveau van de bankenunie om voldoende financiële middelen te waarborgen om het vertrouwen van alle deposanten te schragen en zo de financiële stabiliteit te vrijwaren. Het Europees depositoverzekeringsstelsel zou het weerstandsvermogen van de bankenunie tegen toekomstige crises vergroten doordat het risico ruimer wordt gedeeld, en zou de verzekerde deposanten gelijke bescherming bieden, waardoor de goede werking van de interne markt wordt ondersteund.

Door Richtlijn 2014/49/EU wordt de capaciteit van nationale stelsels om deposanten te vergoeden weliswaar aanzienlijk verbeterd, maar er zijn wellicht efficiëntere depositogarantieregelingen nodig op het niveau van de bankenunie om voldoende financiële middelen te waarborgen om het vertrouwen van alle deposanten te schragen en zo de financiële stabiliteit te vrijwaren. Een doeltreffend Europees depositoverzekeringsstelsel zou het weerstandsvermogen van de bankenunie tegen toekomstige crises vergroten doordat het risico ruimer wordt gedeeld, en zou de verzekerde deposanten gelijke bescherming bieden, waardoor de goede werking van de interne markt wordt ondersteund. Dit veronderstelt echter dat in alle lidstaten via de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2014/49/EU dezelfde voorwaarden gecreëerd zijn, hetgeen de Commissie in een evaluatie voor 31 december 2016 in de vorm van een verslag zal nagaan. Conform de richtsnoeren voor betere regelgeving zal de Commissie voor dezelfde termijn een effectbeoordeling van het ingediende voorstel uitvoeren, waarbij onder andere ook met aspecten van institutionele bescherming rekening wordt gehouden.

Motivering

Richtlijn 2014/49/EU bepaalt in artikel 19, lid 5, dat de Commissie uiterlijk in 2019 een verslag indient over de werkwijze van de nationale garantiestelsels binnen een Europees stelsel. Aangezien het huidige voorstel voor een verordening al vóór de publicatie is ingediend en rechtstreeks voortbouwt op goed werkende nationale garantiestelsels, moet het verslag van de Commissie dit jaar nog ingediend worden om een praktische bespreking mogelijk te maken. Hetzelfde geldt voor de uit te voeren effectbeoordeling.

Wijzigingsvoorstel 3

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Om een gelijk speelveld binnen de gehele interne markt te waarborgen, strookt deze verordening met Richtlijn 2014/49/EU. Zij vult de voorschriften en beginselen van die richtlijn aan om ervoor te zorgen dat het Europees depositoverzekeringsstelsel goed werkt en dat daarvoor passende financiering beschikbaar is. Het materiële recht inzake depositogarantie dat binnen het kader van het Europees depositoverzekeringsstelsel moet worden toegepast, zal dus stroken met het materiële recht dat toepasselijk is door de nationale depositogarantiestelsels of de aangewezen autoriteiten van de niet-deelnemende lidstaten, geharmoniseerd door middel van Richtlijn 2014/49/EU.

Om een gelijk speelveld binnen de gehele interne markt te waarborgen, strookt deze verordening met Richtlijn 2014/49/EU. Zij vult de voorschriften en beginselen van die richtlijn aan om ervoor te zorgen dat het Europees depositoverzekeringsstelsel goed werkt en dat daarvoor passende financiering beschikbaar is. Daarbij wordt met name rekening gehouden met de onderlinge afhankelijkheid tussen een stabiele economie en de activiteiten van lokale en regionale banken, alsook van stimuleringsbanken. Deze instellingen ondersteunen in financieel opzicht hoofdzakelijk de stimuleringsmaatregelen op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Het materiële recht inzake depositogarantie dat binnen het kader van het Europees depositoverzekeringsstelsel moet worden toegepast, zal dus stroken met het materiële recht dat toepasselijk is door de nationale depositogarantiestelsels of de aangewezen autoriteiten van de niet-deelnemende lidstaten, geharmoniseerd door middel van Richtlijn 2014/49/EU.

Motivering

De wijziging beoogt de rol van de overheidsbanken in het voorstel voldoende aandacht te schenken.

Wijzigingsvoorstel 4

Artikel 1, lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

artikel 2 wordt vervangen door:

artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Toepassingsgebied

„Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Voor de toepassing van het GAM is deze verordening van toepassing op de volgende entiteiten:

1.   Voor de toepassing van het GAM is deze verordening van toepassing op de volgende entiteiten:

a)

kredietinstellingen die in een deelnemende lidstaat zijn gevestigd;

a)

kredietinstellingen die in een deelnemende lidstaat zijn gevestigd;

b)

in een van de deelnemende lidstaten gevestigde moederondernemingen, met inbegrip van financiële holdings en gemengde financiële holdings, indien deze onder het toezicht op geconsolideerde basis staan dat door de ECB wordt uitgeoefend in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder g), van Verordening (EU) nr. 1024/2013;

b)

in een van de deelnemende lidstaten gevestigde moederondernemingen, met inbegrip van financiële holdings en gemengde financiële holdings, indien deze onder het toezicht op geconsolideerde basis staan dat door de ECB wordt uitgeoefend in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder g), van Verordening (EU) nr. 1024/2013;

c)

in een deelnemende lidstaat gevestigde beleggingsondernemingen en financiële instellingen indien deze vallen onder het toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming dat door de ECB wordt uitgeoefend in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder g), van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

c)

in een deelnemende lidstaat gevestigde beleggingsondernemingen en financiële instellingen indien deze vallen onder het toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming dat door de ECB wordt uitgeoefend in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder g), van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

2.   Voor de toepassing van het Europees depositoverzekeringsstelsel is deze verordening van toepassing op de volgende entiteiten:

2.   Voor de toepassing van het Europees depositoverzekeringsstelsel is deze verordening van toepassing op de volgende entiteiten:

a)

deelnemende depositogarantiestelsels als omschreven in artikel 3, lid 1 bis, punt 1;

a)

deelnemende depositogarantiestelsels als omschreven in artikel 3, lid 1 bis, punt 1;

b)

kredietinstellingen die aangesloten zijn bij deelnemende depositogarantiestelsels.

b)

kredietinstellingen die aangesloten zijn bij deelnemende depositogarantiestelsels.

 

3.     Gelet op de doelstellingen van het Europees depositoverzekeringsstelsel geldt deze verordening echter niet voor stimuleringsbanken in de zin van artikel 3, lid 1, punt 16 (nieuw).

Indien deze verordening rechten of verplichtingen schept voor een deelnemend depositiegarantiestelsel dat wordt beheerd door een aangewezen autoriteit als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 18, van Richtlijn 2014/49/EU, gelden de rechten of verplichtingen voor de aangewezen autoriteit.”;

Indien deze verordening rechten of verplichtingen schept voor een deelnemend depositiegarantiestelsel dat wordt beheerd door een aangewezen autoriteit als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 18, van Richtlijn 2014/49/EU, gelden de rechten of verplichtingen voor de aangewezen autoriteit.”;

Motivering

De stimuleringsbanken onderscheiden zich sterk van de gangbare bancaire modellen. Hoewel ze zich op de kapitaalmarkt herfinancieren, kennen zij door de aard en de omvang van het bestaande kapitaal een zeer gering risico van insolventie. Daarom moeten zij van de voorschriften betreffende het depositoverzekeringsstelsel worden uitgesloten.

Wijzigingsvoorstel 5

Artikel 1, lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

(a)

aan lid 1 worden de volgende punten 55, 56 en 57 toegevoegd:

(a)

aan lid 1 worden de volgende punten  16 (nieuw), 55, 56 en 57 toegevoegd:

 

 

16.

(nieuw) „stimuleringsbank”: een onderneming of entiteit die door een lidstaat, een centrale overheid of een regionale overheid is opgezet en die stimuleringsleningen verstrekt op een niet-concurrerende, non-profitbasis ter bevordering van de doelstellingen van het overheidsbeleid, mits die overheid verplicht is de economische grondslag van de onderneming of entiteit te beschermen en die onderneming of entiteit gedurende haar volledige bestaan levensvatbaar te houden, of mits ten minste 90 % van haar oorspronkelijke financiering of de stimuleringsleningen die zij verstrekt, direct of indirect door de centrale overheid of de regionale overheid van de lidstaat wordt gewaarborgd;

 

„55.

„deelnemende depositogarantiestelsels”: depositogarantiestelsels als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/49/EU die zijn ingevoerd en officieel erkend in een deelnemende lidstaat;

 

„55.

„deelnemende depositogarantiestelsels”: depositogarantiestelsels als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/49/EU die zijn ingevoerd en officieel erkend in een deelnemende lidstaat;

 

56.

„uitbetalingsgebeurtenis”: het voorkomen van niet-beschikbare deposito’s als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 8, van Richtlijn 2014/49/EU met betrekking tot een kredietinstelling die is aangesloten bij een deelnemend depositogarantiestelsel;

 

56.

„uitbetalingsgebeurtenis”: het voorkomen van niet-beschikbare deposito’s als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 8, van Richtlijn 2014/49/EU met betrekking tot een kredietinstelling die is aangesloten bij een deelnemend depositogarantiestelsel;

 

57.

„beschikbare financiële middelen van het depositoverzekeringsfonds”: contant geld, deposito’s en activa met een laag risico die kunnen worden geliquideerd binnen een tijdsbestek dat de in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2014/49/EU bepaalde termijn niet overschrijdt.”;

 

57.

„beschikbare financiële middelen van het depositoverzekeringsfonds”: contant geld, deposito’s en activa met een laag risico die kunnen worden geliquideerd binnen een tijdsbestek dat de in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2014/49/EU bepaalde termijn niet overschrijdt.”;

Motivering

De definitie in hoofdstuk 1, artikel 3, punt 27, van Verordening (EU) 2015/63 moet worden gebruikt omdat deze ter wille van de uniformiteit de voorkeur verdient omdat alle essentiële elementen hierin aanwezig zijn en omdat verschillende definities in rechtsinstrumenten vermeden moeten worden.

Wijzigingsvoorstel 6

Artikel 74 quater, lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 93 gedelegeerde handelingen vast te stellen om een risicogebaseerde methode te bepalen voor de berekening van bijdragen overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

De Commissie doet voorstellen om een risicogebaseerde methode te bepalen voor de berekening van bijdragen overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

Zij stelt een eerste gedelegeerde handeling vast tot bepaling van de methode voor de berekening van de bijdragen die aan de deelnemende depositogarantiestelsels en, voor de herverzekeringsfase alleen, aan het depositoverzekeringsfonds moeten worden betaald. In deze gedelegeerde handeling is de berekening gebaseerd op het totale bedrag van de gedekte deposito’s en de mate van risico die elke kredietinstelling loopt in vergelijking met alle andere kredietinstellingen die bij hetzelfde deelnemende depositogarantiestelsel zijn aangesloten.

Zij stelt een regeling voor tot bepaling van de methode voor de berekening van de bijdragen die aan de deelnemende depositogarantiestelsels en, voor de herverzekeringsfase alleen, aan het depositoverzekeringsfonds moeten worden betaald. De berekening is gebaseerd op het totale bedrag van de gedekte deposito’s en de mate van risico die elke kredietinstelling loopt in vergelijking met alle andere kredietinstellingen die bij hetzelfde deelnemende depositogarantiestelsel zijn aangesloten. Zij houdt ook rekening met aanvullende, vrijwillige nationale garantieregelingen.

Zij stelt een tweede gedelegeerde handeling vast tot bepaling van de methode voor de berekening van de bijdragen die vanaf de medeverzekeringsfase aan het depositoverzekeringsfonds moeten worden betaald. In deze tweede gedelegeerde handeling is de berekening gebaseerd op het totale bedrag van de gedekte deposito’s en de mate van risico die elke kredietinstelling loopt in vergelijking met alle andere in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde kredietinstellingen. Beide gedelegeerde handelingen omvatten een berekeningsformule, specifieke indicatoren, risicocategorieën voor leden, drempels voor aan specifieke risicocategorieën toegekende risicogewichten en andere noodzakelijke elementen. De mate van risico wordt beoordeeld op grond van de volgende criteria:

Zij stelt een tweede regeling voor tot bepaling van de methode voor de berekening van de bijdragen die vanaf de medeverzekeringsfase aan het depositoverzekeringsfonds moeten worden betaald. De berekening is gebaseerd op het totale bedrag van de gedekte deposito’s en de mate van risico die elke kredietinstelling loopt in vergelijking met alle andere in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde kredietinstellingen. Beide gedelegeerde handelingen omvatten een berekeningsformule, specifieke indicatoren, risicocategorieën voor leden, drempels voor aan specifieke risicocategorieën toegekende risicogewichten en andere noodzakelijke elementen. De mate van risico wordt beoordeeld op grond van de volgende criteria:

a)

de capaciteit voor het opvangen van verliezen van de instelling;

a)

de capaciteit voor het opvangen van verliezen van de instelling;

b)

het vermogen van de instelling om zijn kortetermijn- en langetermijnverplichtingen na te komen;

b)

het vermogen van de instelling om zijn kortetermijn- en langetermijnverplichtingen na te komen;

c)

de stabiliteit en diversiteit van de financieringsbronnen van de instelling en haar onbezwaarde zeer liquide activa;

c)

de aanwezigheid van een goed werkend institutioneel protectiestelsel conform artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, alsmede artikel 4 van richtlijn 2014/49/EU inzake de depositogarantiestelsels;

d)

de kwaliteit van de activa van de instelling;

d )

de stabiliteit en diversiteit van de financieringsbronnen van de instelling en haar onbezwaarde zeer liquide activa;

e)

het bedrijfsmodel en beheer van de instelling;

e )

de kwaliteit van de activa van de instelling;

f)

de mate waarin de activa van de instelling zijn bezwaard.

f )

het bedrijfsmodel en beheer van de instelling;

 

g )

de mate waarin de activa van de instelling zijn bezwaard.

Motivering

De wijzigingen zijn onder andere bedoeld om de berekeningsmethode aan te passen van kredietinstellingen die over vrijwillige garantiestelsels beschikken. Het moet gewaarborgd zijn dat de prikkel voor de handhaving van vrijwillige (aanvullende) stelsels niet door een dubbele betalingsverplichting wordt ondermijnd. Verder moet duidelijk zijn dat de berekeningsmethode niet alleen door de Commissie wordt bepaald, maar ook uit een gewone wetgevingsprocedure voortvloeit.

II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITE VAN DE REGIO’S

Inleidende opmerkingen

1.

erkent dat de mondiale economische crisis onder de bevolking tot meer wantrouwen ten opzichte van grote delen van de bancaire sector heeft geleid. Zeer riskante speculatie van enkele grote banken heeft in hoge mate aan deze crisis bijgedragen of was veeleer een van de vele oorzaken van de instorting van het financiële systeem. Ook de „redding” van systeembanken was uit economisch oogpunt nodig, maar heeft tot aanzienlijke kritiek van burgers geleid op de aansprakelijkheid van lidstaten voor risicovolle transacties van meestal particuliere financiële instellingen. Er moet dan ook zeker op gelet worden dat voorstellen voor een Europees depositoverzekeringsstelsel het vertrouwen van de burgers in de Europese banksector in alle lidstaten in gelijke mate versterken.

2.

Tussen economische stabiliteit van de lidstaten en stabiliteit van de daar gevestigde banken bestaat een ondubbelzinnig verband. Daarom mag het stelsel van een Europese bankenunie niet geïsoleerd worden beschouwd; op het niveau van de lidstaten moet dit steeds gepaard gaan met maatregelen ter sturing van het economisch beleid om economische stabiliteit tot stand te brengen en te waarborgen. In sommige lidstaten leiden bijv. nationale regelingen in het insolventierecht tot langdurige procedures waardoor executoriale titels slechts met aanzienlijke vertraging verkregen kunnen worden. Zulke regelingen druisen in tegen de doelstellingen in de Commissievoorstellen, omdat een afwikkeling van banken in geval van aansprakelijkheid veel moeilijker wordt, zo niet feitelijk uitgesloten wordt.

3.

Het Comité juicht de inspanningen van de Commissie toe op het gebied van de bankenunie, die het vertrouwen van de burgers moeten herstellen. De banken- en economische crisis heeft zwakke punten in het bancaire stelsel aan het licht gebracht die vervolgens consequent verwijderd moesten worden. De richtlijn depositogarantiestelsels (RDGS) uit 2014 en de richtlijn betreffende het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (BRRD) hebben hieraan op belangrijke gebieden bijgedragen, maar zijn nog steeds niet in alle lidstaten omgezet. In dit verband zij ook opgemerkt dat het voorstel bepaalt dat de lidstaten de reeds opgerichte nationale depositogarantiefondsen handhaven naast het gemeenschappelijke Europese fonds, ten minste totdat er een volledig verzekeringsstelsel is volgens het depositoverzekeringsstelsel.

4.

De overgang van een nationaal naar een Europees depositoverzekeringsstelsel is een essentiële stap. Hoewel er risico’s kleven aan dit proces, zou het de burgers van de EU zekerheid kunnen verschaffen over hun deposito’s. Dit veronderstelt echter dat de Commissie eerst een effectbeoordeling uitvoert, in alle lidstaten de richtlijn depositoverzekeringsstelsels is ingevoerd en bestaande risico’s tot een minimum worden beperkt. Slechts op die manier kan, naast de bescherming van deposito’s door het systeem, ook de financiële stabiliteit verbeterd worden doordat de koppeling tussen banken en de overheidsschuld verder wordt afgezwakt.

5.

Voordat de invoering van een Europees depositoverzekeringsstelsel wordt overwogen, moeten eerst alle lidstaten de RDGS omzetten. Dit geldt met name voor de geharmoniseerde voorschriften voor de financiële toerusting van depositogarantiestelsels en de mogelijkheid van uitgaven (ook preventieve maatregelen of maatregelen om de instellingen te beschermen). De invoering van een Europese depositoverzekeringsregeling zonder de nationale beschermingsstelsels vooraf gelijk te trekken, zou de lidstaten die de RDGS nog niet omgezet hebben, de lust ontnemen om die richtlijn uit te voeren. Het Europees depositoverzekeringsstelsel mag in geen geval tot gevolg hebben dat stabiele en goed functionerende bankstelsels en hun garantiefondsen aansprakelijk gesteld kunnen worden voor instabiele stelsels zonder invloed op hun risicobeheer uit te kunnen oefenen. In dit verband moet worden opgemerkt dat de RDGS zelf voorziet in een uiterlijk in 2019 te publiceren verslag over de samenwerking van de nationale depositogarantiestelsels. Een dergelijk verslag zou een voorwaarde zijn voor de invoering van een Europees depositoverzekeringsstelsel.

6.

Ook de uitspraken die gedaan zijn in het advies over de follow-up van het verslag van de vijf voorzitters over de economische en monetaire unie, worden hier bevestigd.

7.

De banken in de lidstaten verschillen in hoge mate qua vorm en grootte, en ook wat werkwijze betreft. Verder zijn er ook verschillende modellen voor de eigendoms- en dragerstructuur, wat op zijn beurt kan leiden tot grote verschillen in de strategische oriëntatie, de aangegane risico’s en het optreden op de markt.

8.

Diversificatie van de modellen in tijden van crisis kan een voordeel zijn. De verschillende nationale en regionale omstandigheden vereisen regelmatig een specifieke op de situatie afgestemde strategie. Om het concurrentievermogen van de EU en de lidstaten niet alleen te handhaven, maar ook te versterken, moeten bestaande en goed functionerende systemen worden ondergebracht in een Europees depositoverzekeringsstelsel.

9.

Europese banken spelen ook voor ondernemingen in en buiten de EU een belangrijke rol; als basis voor een Europese economie dragen zij ook bij aan de werking van de Europese interne markt. Principieel vertrouwen van burgers en ondernemingen in banken en financiële instellingen is een noodzakelijke basis voor particuliere en overheidsinvesteringen in de lidstaten.

De rol van overheidsbanken in de EU

10.

Ondanks de verwoestende gevolgen van de bankencrisis voor de Europese economie en instellingen in verschillende lidstaten bestaan er diverse voorbeelden waarin de bescherming van het vermogen van de burgers ook in deze periode correct gewaarborgd was.

11.

De lokale en regionale overheidsbanken konden ook tijdens de banken- en economische crisis op grond van hun doelstellingen en plaatselijke verankering het vertrouwen van de burgers blijven genieten.

12.

Lokale en regionale banken zijn in beginsel niet op winst gericht, maar handelen in het algemeen belang van de burgers. Evenals de stimuleringsbanken in de lidstaten behartigen lokale en regionale banken in de eerste plaats de belangen van de lokale burgers en ondernemingen. Samen met de lokale en regionale overheden dragen zij wezenlijk bij aan de bouw en het onderhoud van elementaire infrastructuur, alsook aan de financiering van kmo’s, micro-ondernemingen en startende ondernemingen.

13.

De activiteiten van overheidsbanken lopen een gering risico en zijn op nationaal en lokaal niveau geregeld, hetgeen a priori de ontplooiing belet van risicovolle activiteiten of andere risico’s in verband met de activiteiten van commerciële banken. Overheidsbanken valt geenszins het ontstaan van de economische crisis te verwijten. Integendeel, vaak beschermden zij de financiering van de openbare sector, terwijl de rest van de financiële markt bijna volledig bezweek.

14.

De voorstellen van de Commissie mogen derhalve niet tot benadeling van de lokale en regionale overheidsbanken leiden. De oriëntatie en werkwijze van deze banken mogen geen nadeel worden ten opzichte van de grote, grensoverschrijdend actieve banken. Hetzelfde geldt voor de publieke stimuleringsbanken, die zich op grond van hun doelen en werkwijze onderscheiden van andere financiële instellingen. Met deze verschillen moet bij de vaststelling van de bijdragen rekening gehouden worden.

15.

Bredere nationale garantiestelsels, zoals een bescherming van instellingen, zijn in veel gevallen een nuttige aanvulling op een zuiver depositogarantiestelsel. Een dergelijk stelsel, dat in geval van nood niet alleen het vermogen van de burger maar de gehele instelling via steun van de deelnemende banken beschermt, bevordert zowel het vertrouwen van de burgers als van de economie. Verder kunnen in het kader van dergelijk stelsel de gevolgen voor de markten door herstructureringen tot een minimum beperkt worden.

16.

Het Comité wijst er in dit verband nadrukkelijk op dat het Commissievoorstel er niet toe mag leiden dat instellingen die onder een goed werkend stelsel voor institutionele bescherming vallen, te maken krijgen met aanzienlijke extra lasten in de vorm van bijdragen aan het Europees depositoverzekeringsfonds en dat daardoor het voortbestaan van deze beproefde beschermingsstelsels op losse schroeven komt te staan.

Meer rekening houden met de richtsnoeren voor betere regelgeving

17.

Op 19 mei 2015 heeft de Commissie richtsnoeren gepresenteerd voor een nieuw systeem voor betere regelgeving. Voorafgaand aan de publicatie van een voorstel moeten de belanghebbenden tijdens een openbare raadpleging gehoord worden over eventuele elementen van het voorstel. Deze vorm van openbare raadpleging, die in hoge mate bijdraagt aan de legitimering van alle Europese, maar ook nationale of regionale wetgeving, is bij het onderhavige voorstel voor EDIS echter uitgebleven.

18.

Het valt te laken dat de gepresenteerde motivering niet voldoet aan de op grond van de artikelen 2 en 5 van het subsidiariteitsprotocol (Protocol nr. 2 bij het Verdrag betreffende de Europese Unie) vereiste criteria, noch dat een effectbeoordeling vóór de bekendmaking is uitgevoerd. Effectbeoordelingen zijn een essentieel onderdeel van betere regelgeving. Zonder een voorafgaande beoordeling van de economische, maar ook sociale en politieke gevolgen van een wetgevingsvoorstel dreigen niet alleen flinke kosten, maar ook ongewenste effecten. Publicatie van de resultaten van dergelijke beoordelingen draagt bovendien aanzienlijk bij aan verbetering van de transparantie van de wetgeving.

19.

Daarom zou de Commissie de achterwege gebleven procedures alsnog moeten uitvoeren en alsnog een subsidiariteitsmotivering moeten indienen, voordat de bij het wetgevingsproces betrokken instellingen zich over het voorstel buigen. Pas als alle wetgevingsopties bekeken zijn, en na uitgebreide evaluatie van de implicaties van het voorstel, kunnen de bij de procedure betrokken instellingen voor de praktijk gunstige resultaten bereiken. Het is zeer de vraag of het Commissievoorstel met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid verenigbaar is.

20.

In dit verband zij opgemerkt dat in de voorstellen van de Commissie geen rekening gehouden is met stelsels voor institutionele bescherming. De gevolgen voor lidstaten die uit hoofde van de omzetting van de richtlijn voor een nieuwe regeling van de depositogaranties uit 2014 al dergelijke stelsels hebben ingevoerd, zullen vermoedelijk aanzienlijk zijn. Daarom wordt de Commissie verzocht toe te lichten hoe in de nieuwe voorstellen zulke stelsels worden beoordeeld.

21.

De Commissie zou de daadwerkelijke quota voor het vaststellen van de bijdragen in het voorstel moeten opnemen en deze niet via gedelegeerde rechtshandelingen moeten bepalen. De grondslag voor de berekening van de bijdragen heeft een flinke sturende werking op de betrokken financiële instellingen en de stabiliteit van de depositogarantiestelsels; daarom moet hij met medewerking van het Europees Parlement en de Raad vastgesteld worden.

Een passende rechtsgrondslag voor een Europees depositoverzekeringsstelsel

22.

Als rechtsgrondslag voor een dergelijk voorstel komt volgens het Comité niet artikel 114 VWEU, maar veeleer artikel 352 VWEU, de clausule inzake aanvullende bevoegdheden, in aanmerking. Artikel 114 VWEU voorziet in maatregelen voor de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de totstandbrenging van de interne markt. Het biedt de EU echter geen algemene wetgevende bevoegdheid voor de interne markt, maar dient uitsluitend het opheffen van tekortkomingen in de werking van de interne markt op grond van uiteenlopende nationale regels.

23.

Het voorstel voor een Europees depositoverzekeringsstelsel is primair gericht op financiële stabiliteit als basis voor het economisch en monetair beleid van de EU; daarom zou artikel 352 VWEU als rechtsgrondslag moeten worden gekozen.

Europees financieel beleid — bescherming van het vermogen als prioriteit

24.

In de eerste plaats moeten de op de bankbalansen nog resterende risico’s worden uitgesloten voordat het tot een Europees depositoverzekeringsstelsel komt. De tot dusverre gedane voorstellen van de Commissie op dit gebied zijn in geen geval concreet genoeg. Logisch gezien veronderstelt een geharmoniseerd depositoverzekeringsstelsel echter specifieke risicobeperkende maatregelen, die in elk geval voorgelegd moeten worden voordat verdere bespreking van de Commissievoorstellen mogelijk is.

25.

Gezien de uiteenlopende structuren van de banksector in de lidstaten kan er van een „one size fits all”-oplossing geen sprake zijn. Veeleer moeten goed werkende stelsels behouden blijven en in een Europees systeem geïntegreerd worden. Het voorstel mag in geen geval uitmonden in een reorganisatie van alle systemen in de lidstaten, wat forse kosten en vooral ook aanzienlijke onzekerheid ten aanzien van de functionaliteit en veiligheid van de betreffende voorschriften zou meebrengen.

26.

Geëist wordt een Europees bankenbeleid dat de burgers van de EU en hun vermogen volledig beschermt. Dergelijk stelsel moet in de eerste plaats het vertrouwen van de burgers in de werking van het financiële systeem en de financiële markten herstellen en handhaven. Een Europees depositoverzekeringsstelsel mag er daarentegen niet toe leiden dat zeer risicovolle speculaties worden gestimuleerd of in enige vorm gesteund worden. Er is eerder behoefte aan de bevordering van een op basis van macro-economische overwegingen gezond fiscaal beleid.

27.

Voorts mag een Europees depositoverzekeringsstelsel niet nadelig uitpakken voor behoedzaam optredende financiële instellingen. Banken die hoofdzakelijk betrokken zijn bij zeer riskante transacties, zouden niet alleen een hoger bedrag voor de depositoverzekering moeten verschaffen, maar ook aan verdere voorwaarden moeten voldoen om te voorkomen dat de aansprakelijkheid wordt verschoven naar kleinere instellingen die voornamelijk actief zijn in de sector met lage risico’s of alleen op lokaal niveau voor de financiering van de reële economie.

28.

Het Comité bekritiseert het Commissievoorstel voor een verordening omdat de informatie over de concrete toepassing van het geplande Europees depositoverzekeringsstelsel onvoldoende gedetailleerd is. Zo is het is niet duidelijk of, in welk stadium en in welke omvang de middelen voor preventieve of alternatieve maatregelen kunnen worden gebruikt. Een loutere garantie van de deposito’s kan weliswaar het vermogen van de spaarders tot de hoogte van de garantiewaarde compenseren, maar de aansprakelijkheid zelf kan echter zo niet afgewend worden. Uit economisch, maar ook uit politiek oogpunt moet het vermijden van aansprakelijkheid hoogste prioriteit zijn.

Brussel, 12 oktober 2016.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Markku MARKKULA


Top