EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016CN0113
Case C-113/16: Request for a preliminary ruling from the Szombathelyi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság (Hungary) lodged on 26 February 2016 — Günter Horváth v Vas Megyei Kormányhivatal
Zaak C-113/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Szombathelyi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság (Hongarije) op 26 februari 2016 — Günter Horváth/Vas Megyei Kormányhivatal
Zaak C-113/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Szombathelyi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság (Hongarije) op 26 februari 2016 — Günter Horváth/Vas Megyei Kormányhivatal
PB C 211 van 13.6.2016, p. 24–24
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
13.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 211/24 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Szombathelyi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság (Hongarije) op 26 februari 2016 — Günter Horváth/Vas Megyei Kormányhivatal
(Zaak C-113/16)
(2016/C 211/30)
Procestaal: Hongaars
Verwijzende rechter
Szombathelyi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Günter Horváth
Verwerende partij: Vas Megyei Kormányhivatal
Prejudiciële vragen
1) |
Levert een regeling van een lidstaat als in het hoofdgeding, waarbij het op landbouwgrond gevestigde recht van vruchtgebruik en recht van gebruik slechts in stand blijft als wordt aangetoond dat er sprake is van naaste familie van de persoon die dat recht heeft gevestigd, en waarbij het recht van vruchtgebruik en recht van gebruik van rechtswege tenietgaat zonder financiële compensatie wanneer de rechthebbende niet kan aantonen dat hij naaste familie is, een met de artikelen 49 en 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie strijdige beperking op? |
2) |
Heeft, bekeken vanuit het perspectief van de artikelen 49 en 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, een regeling van een lidstaat als in het hoofdgeding, waarbij het op landbouwgrond gevestigde recht van vruchtgebruik en recht van gebruik slechts in stand blijft als wordt aangetoond dat er sprake is van naaste familie van de persoon die dat recht heeft gevestigd, en waarbij het recht van vruchtgebruik en recht van gebruik van rechtswege tenietgaat zonder financiële compensatie wanneer de rechthebbende niet kan aantonen dat hij naaste familie is, daadwerkelijk in dezelfde mate gevolgen voor burgers van die lidstaat en burgers van andere lidstaten? |