This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CN0576
Case C-576/15: Request for a preliminary ruling from the Administrativen sad Veliko Tarnovo (Bulgaria) lodged on 9 November 2015 — ЕТ ‘Maya Marinova’ v Direktor na Direktsia ‘Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika’ Veliko Tarnovo pri Tsentralno upravlenie na natsionalnata agentsia za prihodite
Zaak C-576/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Veliko Tarnovo (Bulgarije) op 9 november 2015 — ЕТ „Маya Маrinova”/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” Veliko Tarnovo pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite
Zaak C-576/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Veliko Tarnovo (Bulgarije) op 9 november 2015 — ЕТ „Маya Маrinova”/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” Veliko Tarnovo pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite
PB C 27 van 25.1.2016, p. 13–14
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
25.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 27/13 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Veliko Tarnovo (Bulgarije) op 9 november 2015 — ЕТ „Маya Маrinova”/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” Veliko Tarnovo pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite
(Zaak C-576/15)
(2016/C 027/17)
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Administrativen sad Veliko Tarnovo
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: ЕТ „Маya Маrinova”
Verwerende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” Veliko Tarnovo pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite
Prejudiciële vragen
1) |
Moeten de artikelen 273, 2, lid 1, onder a), 9, lid 1, en 14, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG (1) van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, in hun onderlinge samenhang beschouwd, gelet op de beginselen van fiscale neutraliteit en evenredigheid, aldus worden uitgelegd dat een lidstaat het recht heeft om het feitelijke ontbreken van goederen, die aan een belastingplichtige werden bezorgd via belastbare leveringen, te behandelen als naderhand belastbare leveringen ten bezwarende titel van dezelfde goederen door dezelfde persoon zonder dat de ontvanger ervan werd vastgesteld, wanneer daarmee het voorkomen van btw-fraude wordt beoogd? |
2) |
Moeten de in de eerste vraag genoemde bepalingen, gelet op de beginselen van fiscale neutraliteit en evenredigheid, aldus worden uitgelegd dat een lidstaat het recht heeft om de ontbrekende boeking van voor de belasting relevante documenten betreffende ontvangen belastbare leveringen van een belastingplichtige, op de hierboven beschreven manier te behandelen wanneer hiermee hetzelfde doel wordt nagestreefd? |
3) |
Moeten de artikelen 273, 73 en 80 van richtlijn 2006/112/EG, in hun onderlinge samenhang beschouwd, gelet op de beginselen van gelijke behandeling en evenredigheid, aldus worden uitgelegd dat de lidstaten het recht hebben om, op basis van nationale bepalingen die niet de omzetting van de btw-richtlijn tot doel hebben, voor de door een belastingplichtige verrichte leveringen van goederen maatstaven van heffing vast te stellen die afwijken van de algemene regeling van artikel 73 van de btw-richtlijn en van de uitdrukkelijke uitzonderingsbepalingen van artikel 80 van deze richtlijn, wanneer daarmee enerzijds het voorkomen van btw-fraude en anderzijds de vaststelling van een zo betrouwbaar mogelijke maatstaf van heffing over de betrokken transacties wordt beoogd? |