EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0373

Zaak C-373/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 15 juli 2015 door de Franse Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 30 april 2015 in zaak T-259/13, Frankrijk/Commissie

PB C 294 van 7.9.2015, p. 48–49 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 294/48


Hogere voorziening ingesteld op 15 juli 2015 door de Franse Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 30 april 2015 in zaak T-259/13, Frankrijk/Commissie

(Zaak C-373/15 P)

(2015/C 294/59)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Franse Republiek (vertegenwoordigers: F. Alabrune, G. de Bergues, D. Colas en C. Candat, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Koninkrijk Spanje

Conclusies

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 30 april 2015, in zaak T-259/13, Frankrijk/Commissie, gedeeltelijk vernietigen;

zelf definitief uitspraak doen over het geschil door nietigverklaring van uitvoeringsbesluit 2013/123/EU van de Commissie van 26 februari 2013 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (1) voor zover daarbij bepaalde door de Franse Republiek verrichte uitgaven betreffende de tweede pijler van het programma van landelijke plattelandsontwikkeling uit hoofde van de begrotingsjaren 2008 en 2009 zijn uitgesloten, of de zaak terugverwijzen naar het gerecht voor uitspraak over het geschil;

de beslissing omtrent de kosten aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar hogere voorziening voert de Franse regering drie middelen tegen het bestreden arrest aan.

Het eerste middel van de Franse regering stelt onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht doordat het Gerecht niet ambtshalve een middel inzake schending van wezenlijke vormvoorschriften heeft opgeworpen, hoewel de Commissie het litigieuze besluit na een redelijke termijn vaststelde.

Het door de Franse regering subsidiair opgeworpen tweede middel stelt onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht doordat het Gerecht heeft geoordeeld dat de Commissie de artikelen 10 en 14 van verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (2) (hierna: „verordening 1975/2006”) niet had geschonden door de Franse autoriteiten op te leggen dieren bij controles ter plaatse uit hoofde van steunmaatregelen ICHN („Indemnités Compensatoires des Handicaps Naturels”) („aanvullende vergoedingen van de natuurlijke handicaps”) te tellen.

Het door de Franse Republiek verder subsidiair opgeworpen derde middel stelt onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht doordat het Gerecht heeft geoordeeld dat de verificaties ter plaatste in het kader van het beheer van de runderidentificatie of van schapenpremies geen controles ter plaatse overeenkomstig de artikelen 12 en volgende van verordening 1975/2006 zijn.

Bijgevolg moet het bestreden arrest worden vernietigd voor zover het het door de Franse Republiek tegen het litigieuze besluit van de Commissie opgeworpen eerste middel tot nietigverklaring verwerpt.


(1)  PB L 67, blz. 20.

(2)  PB L 368, blz. 74.


Top