EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CN0279
Case C-279/15 P: Appeal brought on 10 June 2015 by Alexandre Borde and Carbonium against the order of the General Court (Third Chamber) delivered on 25 March 2015 in Case T-314/14: Borde and Carbonium v Commission
Zaak C-279/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 10 juni 2015 door Alexandre Borde en Carbonium tegen de beschikking van het Gerecht (Derde kamer) van 25 maart 2015 in zaak T-314/14, Borde en Carbonium/Commissie
Zaak C-279/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 10 juni 2015 door Alexandre Borde en Carbonium tegen de beschikking van het Gerecht (Derde kamer) van 25 maart 2015 in zaak T-314/14, Borde en Carbonium/Commissie
PB C 294 van 7.9.2015, p. 28–29
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
7.9.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 294/28 |
Hogere voorziening ingesteld op 10 juni 2015 door Alexandre Borde en Carbonium tegen de beschikking van het Gerecht (Derde kamer) van 25 maart 2015 in zaak T-314/14, Borde en Carbonium/Commissie
(Zaak C-279/15 P)
(2015/C 294/35)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwiranten: Alexandre Borde en Carbonium SAS (vertegenwoordiger: A.B.H. Herzberg, Rechtsanwalt)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie
Conclusies
Rekwiranten verzoeken het Hof:
— |
De beschikking van het Gerecht van 25 maart 2015 waarbij:
|
— |
Het verzoek van rekwiranten om vernietiging ontvankelijk te verklaren; en
|
— |
Subsidiair, de zaak naar het Gerecht terug te verwijzen voor de beoordeling van de ontvankelijkheid en de gegrondheid en voor de beslissing in de zaak. |
— |
De Commissie te veroordelen in de kosten overeenkomstig artikel 184, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie. |
Middelen en voornaamste argumenten
Rekwiranten betogen dat hun verzoek om nietigverklaring ten onrechte is afgewezen, aangezien het Gerecht (i) de feiten niet correct heeft weergegeven en daarmee het recht van rekwiranten om te worden gehoord niet heeft geëerbiedigd; (ii) door artikel 263, vierde alinea, toe te passen, aanvechtbare handelingen ten onrechte heeft beperkt tot de handelingen bedoeld in artikel 288 VWEU; (iii) ten onrechte heeft vastgesteld dat de bestreden maatregelen geen besluiten in de zin van artikel 288, vierde alinea, VWEU zijn; (iv) bij de toepassing van artikel 263, vierde alinea, VWEU ten onrechte beslissend heeft geacht of de aangevochten handeling kan worden gescheiden van het contractuele kader en heeft verzuimd andere factoren in de beschouwing te betrekken; (v) bij de toepassing van artikel 263, vierde alinea, VWEU ten onrechte voor tweepolige gevallen ontwikkelde criteria heeft toegepast op een driepolig geval; (vi) heeft verzuimd rekening te houden met het recht van rekwiranten op doeltreffende toegang tot de rechter zoals dat bescherming vindt in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en in het Handvest van de grondrechten.