Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CA0461

    Zaak C-461/13: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 1 juli 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht — Duitsland) — Bund für Umwelt und Naturschutz Deutschland e.V./Bundesrepublik Deutschland (Prejudiciële verwijzing — Milieu — Maatregelen van de Europese Unie betreffende het waterbeleid — Richtlijn 2000/60/EG — Artikel 4, lid 1 — Milieudoelstellingen betreffende het oppervlaktewater — Achteruitgang van de toestand van een oppervlaktewaterlichaam — Voorgenomen uitdieping van een vaargeul — Verplichting voor de lidstaten om goedkeuring te weigeren voor projecten die een achteruitgang van de toestand van een oppervlaktewaterlichaam kunnen teweegbrengen — Doorslaggevende criteria om te beoordelen of sprake is van achteruitgang van de toestand van een waterlichaam)

    PB C 294 van 7.9.2015, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    7.9.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 294/3


    Arrest van het Hof (Grote kamer) van 1 juli 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht — Duitsland) — Bund für Umwelt und Naturschutz Deutschland e.V./Bundesrepublik Deutschland

    (Zaak C-461/13) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Milieu - Maatregelen van de Europese Unie betreffende het waterbeleid - Richtlijn 2000/60/EG - Artikel 4, lid 1 - Milieudoelstellingen betreffende het oppervlaktewater - Achteruitgang van de toestand van een oppervlaktewaterlichaam - Voorgenomen uitdieping van een vaargeul - Verplichting voor de lidstaten om goedkeuring te weigeren voor projecten die een achteruitgang van de toestand van een oppervlaktewaterlichaam kunnen teweegbrengen - Doorslaggevende criteria om te beoordelen of sprake is van achteruitgang van de toestand van een waterlichaam))

    (2015/C 294/04)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Bundesverwaltungsgericht

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Bund für Umwelt und Naturschutz Deutschland e.V.

    Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

    in tegenwoordigheid van: Freie Hansestadt Bremen

    Dictum

    1)

    Artikel 4, lid 1, onder a), i) tot en met iii), van richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten, behoudens indien een afwijking wordt toegestaan, hun goedkeuring voor een project moeten weigeren wanneer dat project een achteruitgang van de toestand van een oppervlaktewaterlichaam kan teweegbrengen of het bereiken van een goede toestand van het oppervlaktewater respectievelijk een goed ecologisch potentieel en een goede chemische toestand van dat water op het volgens die richtlijn relevante tijdstip in gevaar brengt.

    2)

    Het begrip „achteruitgang van de toestand” van een oppervlaktewaterlichaam in artikel 4, lid 1, onder a), i), van richtlijn 2000/60 moet aldus worden uitgelegd dat sprake is van achteruitgang zodra de toestand van ten minste een van de kwaliteitselementen als bedoeld in bijlage V bij die richtlijn een klasse achteruitgaat, zelfs als die achteruitgang niet tot gevolg heeft dat het oppervlaktewaterlichaam in het algemeen wordt ingedeeld in een lagere klasse. Indien het betreffende kwaliteitselement als bedoeld in deze bijlage zich reeds in de laagste klasse bevindt, vormt iedere achteruitgang van dat element evenwel een „achteruitgang van de toestand” van een oppervlaktewaterlichaam in de zin van dat artikel 4, lid 1, onder a), i).


    (1)  PB C 352 van 30.11.2013.


    Top