EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CN0584

Zaak C-584/14: Beroep ingesteld op 18 december 2014 — Europese Commissie/Helleense Republiek

PB C 81 van 9.3.2015, p. 7–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/7


Beroep ingesteld op 18 december 2014 — Europese Commissie/Helleense Republiek

(Zaak C-584/14)

(2015/C 081/09)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Patakia en D. Loma-Osorio Lerena)

Verwerende partij: Helleense Republiek

Conclusies

vaststellen dat de Helleense Republiek de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen doordat zij niet alle maatregelen heeft getroffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van 10 september 2009 in zaak C-286/08, Commissie/Helleense Republiek;

de Helleense Republiek veroordelen tot betaling aan de Commissie van een dwangsom van 72  864,00 EUR per dag vertraging waarmee het arrest in zaak C-286/08 wordt uitgevoerd, vanaf de datum waarop het arrest in de onderhavige zaak wordt gewezen tot op de dag dat het arrest in zaak C-286/08 zal zijn uitgevoerd;

de Helleense Republiek veroordelen tot betaling aan de Commissie van een forfaitaire som van 8  096,00 EUR per dag, vanaf de dag waarop het arrest in zaak C-286/08 is gewezen tot op de dag waarop het arrest in de onderhavige zaak wordt gewezen, dan wel tot op de dag waarop het arrest in zaak C-286/08 zal zijn uitgevoerd, indien die uitvoering eerder plaatsvindt;

de Helleense Republiek verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

In zijn arrest van 10 september 2009 in zaak C-286/08, Commissie/Helleense Republiek, heeft het Hof geoordeeld:

„1)

Door niet binnen een redelijke termijn een plan voor het beheer van gevaarlijke afvalstoffen op te stellen en goed te keuren dat voldoet aan de vereisten van de toepasselijke gemeenschapsregeling, en door geen geïntegreerd en toereikend net van verwijderingsinstallaties voor gevaarlijke afvalstoffen op te zetten dat zich kenmerkt door gebruik van de meest geschikte methodes om een hoog niveau van bescherming van het milieu en de volksgezondheid te waarborgen,

en door niet alle nodige maatregelen te treffen om, wat het beheer van gevaarlijke afvalstoffen betreft, de inachtneming te verzekeren van de artikelen 4 en 8 van richtlijn 2006/12/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen, alsook van de artikelen 3, lid 1, 6 tot en met 9, 13 en 14 van richtlijn 1999/31/EG (2) van de Raad van 26 april 1999, betreffende het storten van afvalstoffen,

is de Helleense Republiek de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens (i) de artikelen 1, lid 2, en 6 van richtlijn 91/689/EEG (3) van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen junctis de artikelen 5, leden 1 en 2, alsmede 7, lid 1, van richtlijn 2006/12, (ii), artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/689 junctis de artikelen 4 en 8 van richtlijn 2006/12, en (iii) de artikelen 3, lid 1, 6 tot en met 9, 13 en 14 van richtlijn 1999/31.

2)

De Helleense Republiek wordt verwezen in de kosten.”

2.

De Commissie heeft krachtens artikel 260 VWEU een procedure ingeleid tegen de Helleense Republiek in verband met de uitvoering van bovengenoemd arrest van het Hof. Blijkens de door de Helleense Republiek verstrekte gegevens en in het bijzonder op basis van de gegevens betreffende 2009, die bij de Commissie zijn ingediend in het antwoord van 16 mei 2011, bedraagt de totale productie van gevaarlijke afvalstoffen, voor 2011, 1 84  863,50 ton, de historische voorraad 3 23  452,40 ton en de export 5  147,40 ton. Daaruit volgt dat geen uitvoering is gegeven aan het arrest van het Hof in zaak C-286/08, meer dan zeven jaar nadat het is gewezen.

3.

De Commissie leidt derhalve bij het Hof een procedure in krachtens artikel 260, lid 2, VWEU, waarin is bepaald dat wanneer de Commissie beroep instelt bij het Hof omdat een lidstaat niet binnen de door de Commissie gestelde termijn het nodige heeft gedaan om gevolg te geven aan een arrest van het Hof, de Commissie het bedrag vermeldt van de door de betrokken lidstaat te betalen dwangsom en/of forfaitaire som die zij in de gegeven omstandigheden passend acht. De eindbeslissing over het opleggen van de sancties als bedoeld in artikel 260 VWEU wordt genomen door het Hof, dat daarbij over volledige rechtsmacht beschikt.

4.

De Commissie, die de criteria toepast die zijn opgenomen in haar mededeling van 13/12/2005 (zoals bijgewerkt op 17/09/2014) over de toepassing van artikel 260 VWEU, verzoekt het Hof vast te stellen dat de Helleense Republiek, door niet alle maatregelen te hebben getroffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van 10 september 2009 in zaak C-286/08, Commissie/Helleense Republiek, de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, de Helleense Republiek te veroordelen aan de Commissie een dwangsom van 72  864,00 EUR op te leggen per dag vertraging waarmee het arrest in zaak C-286/08 wordt uitgevoerd, vanaf de datum waarop het arrest in de onderhavige zaak wordt gewezen tot op de dag dat het arrest in zaak C-286/08 zal zijn uitgevoerd, de Helleense Republiek te veroordelen aan de Commissie een forfaitaire som te betalen van 8  096,00 EUR per dag, vanaf de dag waarop het arrest in zaak C-286/08 is gewezen tot op de dag waarop het arrest in de onderhavige zaak wordt gewezen, dan wel tot op de dag waarop het arrest in zaak C-286/08 zal zijn uitgevoerd, indien die uitvoering eerder plaatsvindt, en de Helleense Republiek te verwijzen in de kosten.


(1)  PB L 14, blz. 9-21.

(2)  PB L 182, blz. 1-19.

(3)  PB L 377, blz. 20-27.


Top