Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CA0489

    Zaak C-489/13: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 11 september 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Beroep te Antwerpen — België) — Ronny Verest, Gaby Gerards/Belgische Staat (Prejudiciële verwijzing — Inkomstenbelasting — Wetgeving ter voorkoming van dubbele belasting — Belasting van in een andere lidstaat dan de woonstaat verkregen onroerende inkomsten — Vrijstellingsmethode met progressievoorbehoud in de woonstaat — Verschil in behandeling tussen in de woonstaat en in een andere lidstaat gelegen onroerende goederen)

    PB C 409 van 17.11.2014, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    17.11.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 409/17


    Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 11 september 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Beroep te Antwerpen — België) — Ronny Verest, Gaby Gerards/Belgische Staat

    (Zaak C-489/13) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Inkomstenbelasting - Wetgeving ter voorkoming van dubbele belasting - Belasting van in een andere lidstaat dan de woonstaat verkregen onroerende inkomsten - Vrijstellingsmethode met progressievoorbehoud in de woonstaat - Verschil in behandeling tussen in de woonstaat en in een andere lidstaat gelegen onroerende goederen))

    2014/C 409/24

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Hof van Beroep te Antwerpen

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Ronny Verest, Gaby Gerards

    Verwerende partij: Belgische Staat

    Dictum

    Artikel 63 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat als die in het hoofdgeding, voor zover zou blijken dat bij de toepassing van een in een dubbelbelastingverdrag vervat progressievoorbehoud een hoger tarief in de inkomstenbelasting van toepassing kan zijn enkel doordat de methode voor vaststelling van de inkomsten van een onroerend goed ertoe leidt dat de inkomsten van in een andere lidstaat gelegen niet-verhuurd onroerend goed worden bepaald op een hoger bedrag dan de inkomsten van een in eerstbedoelde lidstaat gelegen dergelijk goed. Het is de taak van de verwijzende rechter om na te gaan of dat wel degelijk het gevolg is van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regeling.


    (1)  PB C 352 van 30.11.2013.


    Top