Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AR0593

    Advies van het Comité van de Regio's — 7e Milieuactieprogramma voor de Europese Unie

    PB C 218 van 30.7.2013, p. 53–67 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.7.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 218/53


    Advies van het Comité van de Regio's — 7e Milieuactieprogramma voor de Europese Unie

    2013/C 218/08

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    onderstreept dat dit nieuwe MAP ervoor moet zorgen dat de milieukeuzes van de EU duidelijk en voorspelbaar genoeg zijn, met name voor lokale en regionale overheden;

    wijst erop dat er nog enkele hobbels moeten worden genomen, de verschillen tussen de lidstaten moeten worden weggewerkt en moet worden gestreefd naar de volledige naleving van de milieuwetgeving op alle bestuursniveaus, teneinde het milieu en de volksgezondheid te verbeteren, een gelijk speelveld en rechtszekerheid tot stand te brengen en marktverstoringen te voorkomen, en beveelt in zijn advies tal van concrete maatregelen aan die, met het oog hierop, in het 7e MAP zouden moeten worden opgenomen;

    onderstreept de noodzaak van goede effectbeoordelingen en verzoekt de Europese Commissie de gegevens van de effectbeoordelingen aantoonbaar en controleerbaar mee te nemen bij de herziening van bestaande wetgeving of de opstelling van nieuwe voorstellen;

    zou graag zien dat de sectorale EU-milieuwetgeving (met EU-grenswaarden) wordt afgestemd op het EU-emissiebeleid (EU-bronmaatregelen), zodat een holistische aanpak ontstaat die coördinatie tussen deze maatregelen en de doelstellingen en tijdpaden van sectorale milieurichtlijnen mogelijk maakt;

    is verheugd dat de duurzaamheid van steden een van de 'prioritaire doelstellingen' van het 7e MAP is en dringt aan op minimale duurzaamheidscriteria, waaraan de meeste steden in de EU zouden moeten voldoen; de indicatoren moeten in nauwe samenwerking met lokale autoriteiten, en met milieu- en statistische autoriteiten, worden ontwikkeld;

    stelt vast dat het programma op lokaal niveau ambitieuzer zou moeten zijn: het zou initiatieven als het Burgemeestersconvenant moeten uitbreiden tot andere onderdelen van het Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa; het zelfde geldt voor de prijs „Groene hoofdstad van Europa”.

    Rapporteur

    José Macário CORREIA (PT/EVP), burgemeester van Faro

    Referentiedocument

    Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 — „Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet” —

    COM(2012) 710 final

    I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    A.    Algemene context

    1.

    herinnert eraan dat de zes milieuactieprogramma's die tot nu toe van kracht waren, belangrijk zijn geweest in die zin dat ze de steeds prominentere rol van het Europese milieubeleid hebben belicht en de samenhang van het milieubeleid als onlosmakelijk onderdeel van het Europese integratieproces hebben trachten te verzekeren, maar er niet in zijn geslaagd een oplossing te bieden voor veel Europese milieuproblemen omdat de politieke wil ontbreekt om maatregelen te nemen.

    2.

    Het 6e milieuactieprogramma, dat ook een ondertitel had („Milieu 2010: Onze toekomst, onze keuze”) en op 22 juli 2012 afliep, was bedoeld als het concrete milieubeleid van de EU-duurzaamheidsstrategie uit 2001; de Lissabonstrategie zou de component voor het economisch beleid zijn.

    3.

    In dit programma werden de prioriteiten van de Europese Unie tot 2012 vastgesteld op basis van vier actieterreinen: klimaatverandering, natuur en biodiversiteit, milieu en gezondheid, en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en afvalstoffen. De Commissie heeft echter de duurzaamheidsstrategie stilzwijgend in de vergetelheid doen belanden.

    4.

    De Europa 2020-strategie wordt nu als het nieuwe politieke en strategische instrument gezien. Het milieubeleid moet in het kader van dit kerninitiatief van de strategie, getiteld „Efficiënt gebruik van hulpbronnen”, worden gecoördineerd, maar mag niet als onderdeel van de Europa 2020-strategie worden beschouwd; het is een autonome, algemene strategische doelstelling die op de duurzame ontwikkeling van de Europese Unie tegen 2050 is gericht.

    5.

    Het CvdR benadrukt dat er zo spoedig mogelijk een 7e milieuactieprogramma (7e MAP) vastgesteld moet worden om de samenhang van het EU-milieubeleid te waarborgen en om richting te geven aan de toekomstige ontwikkeling op dit belangrijke beleidsterrein. Het onderstreept dat dit nieuwe MAP ervoor moet zorgen dat de milieukeuzes van de EU duidelijk en voorspelbaar genoeg zijn, met name voor lokale en regionale overheden (1).

    6.

    Het is eveneens van prioritair belang dat de concrete resultaten van de Conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling (UNCSD 2012) worden meegenomen in de acties op lokaal, regionaal, nationaal, Europees, internationaal en mondiaal niveau.

    B.    Systematische aanpak:

    Overwegende dat:

    7.

    de vooruitgang die tot dusver is geboekt — met name in de vorm van een forse daling van de uitstoot van schadelijke stoffen in lucht en water, een beter en efficiënter beheer van het afval en een afname van schadelijke chemische stoffen — weliswaar positief kan worden genoemd, maar dat er nog tal van doelstellingen op het gebied van luchtvervuiling, stadsmilieu, biodiversiteit, de werking van het ecosysteem en een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen niet zijn gehaald;

    8.

    ondanks de consolidatie van de milieuwetgeving in het afgelopen decennium, de lidstaten en de Commissie niet altijd conform het programma hebben gehandeld, zodat er nog enkele hobbels moeten worden genomen, de verschillen tussen de lidstaten moeten worden weggewerkt en moet worden gestreefd naar de volledige naleving van de milieuwetgeving op alle bestuursniveaus voor wat betreft de bestrijding van luchtverontreiniging, water- en afvalwaterverwerking, afvalbeheer en natuurbehoud, teneinde het milieu en de volksgezondheid te verbeteren, een gelijk speelveld en rechtszekerheid tot stand te brengen en marktverstoringen te voorkomen;

    9.

    er na afloop van het 6e milieuactieprogramma nog tal van milieuactiegebieden zijn die niet of nauwelijks aan bod zijn gekomen, zoals:

    bodembescherming, een onderwerp dat in verschillende milieuprogramma's aan de orde is gekomen, maar waarvoor nog geen concrete EU-initiatieven zijn ontplooid;

    biodiversiteit, een thema waarvoor 160 maatregelen werden voorzien die hun doel helaas niet bereikten, reden waarom in 2011 een nieuwe biodiversiteitsstrategie werd gelanceerd om het oorspronkelijke doel alsnog te realiseren;

    is het noodzakelijk dat:

    10.

    in het nieuwe programma duidelijk en ondubbelzinnig wordt beschreven met welke milieu-uitdagingen de EU geconfronteerd wordt, zoals de versnelde klimaatverandering, de verslechtering van het ecosysteem, de overschrijding van de grenzen van de stikstofkringloop en de toenemende overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen;

    11.

    aandacht wordt besteed aan de Verklaring van de Conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling (VN-Rio+20-conferentie) van 22 juni 2012, waarin de nadruk wordt gelegd op een inclusieve, groene economie, alsmede aan de doelstellingen voor een duurzame ontwikkeling na 2015 en aan de bijdrage van de lokale en regionale overheden aan de Top van Rio (2);

    12.

    er wordt voorzien in concrete doelstellingen. Het CvdR verwelkomt het ambitieniveau van het zevende MAP, maar vraagt zich af of deze ambities realiseerbaar zijn en hoe deze ambities zullen worden gehaald. Er wordt gerefereerd aan reeds bestaande beleidspapers en roadmaps. Echter in deze documenten ontbreken vaak praktische zaken rond de uitvoering zoals tijdpaden en tussendoelen. Het CvdR is van mening dat nieuwe ambities haalbaar moeten zijn. Het vaststellen van onhaalbare ambities komt de geloofwaardigheid van het EU-milieubeleid niet ten goede. Bij het formuleren van nieuwe EU-milieudoelstellingen moet daarom duidelijk zijn dat deze doelen haalbaar zijn en waar nodig worden voorzien in een parallel EU-bronbeleid in de relevante sectoren. De voorstellen dienen een duidelijk tijdpad te hebben (met einddoel, tussendoelen en tussentijdse evaluaties) dat gekoppeld is aan passende maatregelen. Het CvdR verzoekt daarom dat er wordt voorzien in concrete en waar mogelijk kwantificeerbare doelstellingen voor 2020 alsook in een duidelijke, ambitieuze visie op en tussentijdse streefcijfers voor het milieu in de periode tot 2050, om iedereen een hoge levensstandaard en welzijn te bieden binnen de grenzen van wat veilig is voor het milieu;

    13.

    de ervaringen vanuit de lidstaten worden meegenomen bij de herziening of de ontwikkeling van nieuwe EU-wetgeving. Hiervoor is het noodzakelijk dat de stadia in de ontwikkeling van EU-recht beter op elkaar worden afgestemd. De ontwikkeling van EU-recht kent vijf stadia: voorbereiding, besluitvorming, implementatie in nationale wetgeving, toepassing door (nationale) rechters en terugkoppeling van ervaringen in lidstaten. De verbindingen van de eerste naar de ondergelegen stadia verlopen redelijk, maar het is onduidelijk hoe de ervaringen vanuit de lidstaten en regionale en lokale overheden (vijfde stadium) worden meegenomen bij de ontwikkeling van nieuw EU-recht (eerste stadium). Het CvdR verzoekt de Europese Commissie deze ervaringen aantoonbaar en controleerbaar mee te nemen bij het opstellen van nieuwe voorstellen;

    14.

    de Europese Commissie eerst de bestaande wetgeving tegen het licht houdt en op basis hiervan een effectbeoordeling maakt. De gegevens van de effectbeoordelingen moeten bij de herziening van bestaande wetgeving of de opstelling van nieuwe voorstellen aantoonbaar en controleerbaar worden meegenomen. Het CvdR onderstreept de noodzaak van goede effectbeoordelingen. Hierdoor wordt vroeg in het besluitvormingsproces duidelijk dat:

    de praktijkervaring van de lidstaten wordt meegenomen;

    beter gebruik wordt gemaakt van de wetenschappelijke en technologische inzichten;

    de haalbaarheid van de doelen wordt gegarandeerd;

    voorzien is in het noodzakelijke bronbeleid en de noodzakelijke beleidsintegratie;

    de data en belangen van de verschillende beleidssectoren en verschillende bestuurslagen op passende wijze worden geïntegreerd;

    de ruimtelijke uitwerking van de doelstellingen op regionaal en lokaal niveau zijn meegenomen;

    15.

    de wijze waarop de Europese Commissie haar voorstellen publiceert eventueel wordt aangepast. Tijdens de uitvoering van het 6e MAP werden de effectbeoordelingen, de thematische strategieën en de wetsvoorstellen gelijktijdig gepubliceerd. Om bovenstaande aandachtspunten te kunnen meenemen stelt het CvdR de volgende werkwijze en het volgende tijdpad voor:

    als eerste wordt de effectbeoordeling gepresenteerd;

    hierna worden algemene beleidskaders opgesteld;

    pas als het beleid is vastgesteld, zou de Europese Commissie wetsvoorstellen kunnen indienen;

    16.

    er wordt voorzien in concrete doelstellingen voor 2020 alsook in een duidelijke, ambitieuze visie op het milieu in 2050, om iedereen een hoge levensstandaard en welzijn te bieden binnen de grenzen van wat veilig is voor het milieu;

    17.

    de doelstellingen van het 7e MAP volledig tot uiting komen in het meerjarig financieel kader na 2013 en de Europa 2020-strategie, en er rekening wordt gehouden met het feit dat, de belangrijkste beslissingen met grote gevolgen voor het milieu op andere terreinen kunnen worden genomen voordat het 7e MAP wordt goedgekeurd. De financiering van milieudoelstellingen — in synergie met LIFE — en de volledige integratie van milieubescherming moeten nl. een belangrijk onderdeel vormen van het meerjarig financieel kader 2014-2020, van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), van het cohesiebeleid en van Horizon 2020;

    18.

    het juiste kader wordt geboden voor een adequate financiering, met inbegrip van financiering van innovatie, onderzoek en ontwikkeling, door gebruik te maken van marktinstrumenten en betalingen voor ecosysteemdiensten;

    er duidelijk en op adequate wijze ondersteuning wordt geboden aan de lokale en regionale bestuursorganen die de wetgeving uitvoeren, om te bereiken dat zij zich gegarandeerd zullen inzetten voor betere resultaten op het gebied van milieu en volksgezondheid, het beleid inzake chemische stoffen en met name de doelstellingen die worden omschreven in het Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa, de Routekaart naar een koolstofarme economie en de biodiversiteitsstrategie voor 2020, middels de invoering van streefcijfers en indicatoren voor energie-efficiëntie in de jaarlijkse groeianalyse en de nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten.

    C.    Prioriteiten van het 7e MAP

    19.

    De prioriteiten van het zevende milieuactieprogramma voor het Europees milieubeleid moeten op drie hoofdlijnen zijn gericht:

    1.

    waarborgen en herstellen van het natuurlijk kapitaal van Europa;

    2.

    waarborgen van een zeer efficiënt gebruik van hulpbronnen en lage koolstofemissies;

    3.

    waarborgen van de volksgezondheid en het welzijn van de EU-burgers door een hoog niveau van milieubescherming te garanderen.

    Het Comité is dan ook ingenomen met de negen doelstellingen die in het Commissievoorstel worden aangegeven.

    Om het natuurlijk kapitaal van Europa te waarborgen moet worden gezorgd voor een betere uitvoering van de maatregelen en acties in het kader van de biodiversiteitsstrategie van de EU voor 2020, ter bescherming en verbetering van bossen en om de lozing van stedelijk en industrieel afvalwater, mestgebruik en luchtverontreiniging die verantwoordelijk is voor eutrofiëring, terug te brengen.

    20.

    Het is eveneens van belang dat de kaderrichtlijn water en de kaderrichtlijn mariene strategie integraal worden toegepast.

    21.

    Met het oog op de uitvoering van deze maatregelen is het noodzakelijk dat er betere milieu-inspecties en -controles worden verricht. De aanbeveling betreffende minimumcriteria voor milieu-inspecties in de lidstaten (2001/331/EG) is dan ook van fundamenteel belang voor alle lidstaten, zodat de inspecteurs in elke lidstaat over structurele en samenhangende richtsnoeren beschikken voor de uitvoering van hun milieu-inspecties.

    22.

    Het bestaande rechtskader moet worden versterkt zodat de EU de bevoegdheid heeft om ervoor te zorgen dat de milieu-inspecties en toezichtssystemen op lokaal en regionaal niveau in belangrijke mate consistent, coherent en efficiënt zijn, teneinde een uniforme toepassing van de Europese milieuwetgeving te waarborgen en een gelijk speelveld voor alle ondernemingen op de interne markt te creëren.

    23.

    Er moet een betere klachtenafhandeling komen en ook de bemiddelingsmechanismen op lokaal, regionaal en nationaal niveau moeten worden verbeterd.

    24.

    Voorts dient het opzetten van informatiesystemen op nationaal niveau te worden ondersteund om informatie te kunnen verspreiden over de effectieve uitvoering van de EU-milieuwetgeving.

    25.

    Het is ook zaak tripartiete partnerschapsovereenkomsten te sluiten tussen de Europese Commissie, de lidstaten en de lokale en regionale overheden om de uitvoering van specifieke milieuwetgeving te verbeteren en specifieke of grensoverschrijdende milieuproblemen op te lossen.

    26.

    De wetenschappelijke onderbouwing van het milieubeleid moet worden verbeterd — met name waar het gaat om het begrip van de functies van ecosystemen (energie-, water- en materiaalcycli en de daarmee samenhangende functies die bodem, water en het lokale klimaat duurzaam vervullen) — en de verzameling, het beheer en de uitwisseling van milieugegevens en -informatie moeten toegankelijker en eenvoudiger worden, onderling beter worden afgestemd en worden gemoderniseerd. Daarnaast moeten ook de instrumenten voor het voorspellen, inschatten en beheren van milieurisico's en het zo snel mogelijk dichten van bestaande kennislacunes worden aangepast. Onderzoekers moeten op dit gebied beslist (met behulp van beurzen) worden aangemoedigd en waar mogelijk als deskundige worden betrokken bij de oplossing van lokale of regionale milieuproblemen. Hierbij moet worden voorkomen dat er nog meer rompslomp ontstaat door bijkomende toezicht- en controleregels. In plaats daarvan is het zaak om gerichte prioriteiten te stellen en daarbij gebruik te maken van synergie met bestaande toezichtregels.

    27.

    Om een efficiënt gebruik van hulpbronnen en lage koolstofemissies te waarborgen is het essentieel dat het Klimaat- en Energiepakket van de EU voor 2020 en de afvalwetgeving integraal worden toegepast, en dat voor een juiste omzetting, uitvoering en toepassing van de milieuwetgeving in alle lidstaten wordt gezorgd; daarvoor moeten speciale teams op lokaal en regionaal niveau worden opgezet.

    28.

    Tegelijkertijd moeten de barrières voor de eengemaakte markt voor milieuvriendelijke recyclingactiviteiten worden weggenomen, moet het algehele milieueffect van productie en consumptie worden verminderd, en moeten producten met een minder groot effect op het milieu worden gepromoot door de consumenten correcte informatie en richtsnoeren te verstrekken die gebaseerd zijn op wetenschappelijk bewijs.

    29.

    Ondernemingen die in het geval van milieuproblemen steeds meer hun verantwoordelijkheid nemen, vrijwillige milieuaudits, milieukeurmerken die de milieuvriendelijkheid van producten waarborgen en de expansie van ecobedrijven bevorderen, kunnen de noodzakelijke milieukwaliteit helpen bereiken.

    30.

    Groenere, efficiëntere technologieën, grotere productiviteit en nieuwe werkgelegenheidskansen zullen bijdragen aan groei en banen.

    31.

    Een coherent en geïntegreerd lokaal en regionaal beleidskader dat hulpbronnenefficiëntie en groenere producten ondersteunt, zal kleine en middelgrote ondernemingen helpen bij hun streven naar hulpbronnenefficiëntie door de productiekosten te reduceren en de toegang tot de markt te bevorderen.

    32.

    Wat de financiering betreft moet ervoor worden gezorgd dat er voldoende middelen worden uitgetrokken voor de milieu- en klimaatdoelstellingen door deze op te nemen in de partnerschapscontracten en ervoor te zorgen dat ten minste 20 % van de EU-begroting 2014-2020 klimaatgerelateerd is. Met name moet gezorgd worden voor de financiering van zeer dure, tegen 2020 te realiseren milieumaatregelen (zoals het streven om aangetaste ecosystemen te verbeteren door groene ruimten met elkaar te verbinden) die volgens de EU-biodiversiteitsstrategie een wezenlijk onderdeel van het 7e MAP vormen.

    33.

    Ook moet worden getracht minstens 25 % meer EU-middelen toe te wijzen aan milieumaatregelen door een systeem voor het rapporteren en bijhouden van milieugerelateerde uitgaven te hanteren, teneinde o.m. te zorgen voor de tijdige financiering van zeer dure, tegen 2020 te realiseren milieumaatregelen om aangetaste ecosystemen te verbeteren.

    34.

    Milieuonvriendelijke subsidies moeten geleidelijk worden afgeschaft en er moet vaker een beroep worden gedaan op instrumenten op basis van marktwerking, met inbegrip van belastingen en sancties voor wie milieuschade veroorzaakt.

    35.

    Financiering door de particuliere sector van milieu- en klimaatgerelateerde uitgaven moet worden bevorderd en uitgebreid, met name door de toegang tot innovatieve financiële instrumenten te verbeteren.

    36.

    Het CvdR zou graag zien dat de sectorale EU-milieuwetgeving (met EU-grenswaarden) wordt afgestemd op het EU-emissiebeleid (EU-bronmaatregelen), zodat een holistische aanpak ontstaat die coördinatie tussen deze maatregelen en de doelstellingen en tijdpaden van sectorale milieurichtlijnen mogelijk maakt. Het verzoekt de Commissie om de tijdsduur van de vervangingscyclus van de bronmaatregelen te berekenen en de uiterste termijn voor het bereiken van de grenswaarden in real world-omstandigheden te evalueren, teneinde de uitstoot in heel Europa aanzienlijk te verminderen. Daarom moeten het ambitieniveau van sectorale milieurichtlijnen (grenswaarden) en de uiterste termijnen voor de tenuitvoerlegging gelijk zijn aan het ambitieniveau en de tijdpaden voor de tenuitvoerlegging van de EU-bronmaatregelen.

    37.

    Om de volksgezondheid en het welzijn van de EU-burgers te waarborgen moet het EU-beleid inzake luchtkwaliteit worden aangepast en in overeenstemming worden gebracht met de laatste wetenschappelijke gegevens. Daarbij moeten kostenefficiënte maatregelen ter bestrijding van luchtvervuiling aan de bron worden vastgesteld en moeten de inspanningen om tot volledige naleving van de EU-luchtkwaliteitswetgeving te komen worden opgevoerd, met name voor de fijne deeltjes in de lucht.

    38.

    Wat geluidshinder betreft moeten kostenefficiënte maatregelen ter beperking van geluidshinder aan de bron worden vastgesteld.

    39.

    Het CvdR verzoekt om ambitieuze maatregelen inzake belangrijke vervuilers van het milieu, vooral transport en mobiliteit. Het 7e MAP verwijst in dit perspectief naar het Witboek „Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte — werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem” (COM(2011) 144 final). Het CvdR is positief over het ambitieniveau van dit witboek, maar om deze ambitie te halen pleit het Comité voor het opstellen van een Europees actieplan met daarin tussendoelen, concrete maatregelen (zoals EU-bronmaatregelen) en evaluatiemomenten (3).

    40.

    Op het gebied van water dient, met name door de kleine leveranciers in alle lidstaten, meer moeite te worden gedaan om de kaderrichtlijn water toe te passen, hetgeen eveneens geldt voor de zwemwaterrichtlijn; doel is om tegen 2020 een nalevingsniveau van 95 % te bereiken.

    41.

    Er moeten dringend systematische ex-antebeoordelingen van de ecologische, sociale, en economische en territoriale effecten van beleidsinitiatieven op EU-, lidstaat- en lokaal en regionaal niveau worden verricht.

    42.

    Het CvdR is verheugd dat de duurzaamheid van steden een van de „prioritaire doelstellingen” van het 7e MAP is en dringt aan op minimale duurzaamheidscriteria, waaraan de meeste steden in de EU zouden moeten voldoen.

    43.

    Het is zaak dat internationale overeenkomsten beter op elkaar worden afgestemd en dat steun wordt geboden aan internationale en regionale initiatieven die moeten uitmonden in een groene en inclusieve mondiale economie, om een in economisch, sociaal en ecologisch opzicht duurzame toekomst voor de Aarde en voor de huidige en toekomstige generaties te waarborgen.

    44.

    Op lokaal niveau zou het programma ambitieuzer moeten zijn: het zou initiatieven als het Burgemeestersconvenant moeten uitbreiden tot andere onderdelen van het Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa, zoals biodiversiteit en met name bodemgebruik, landgebruik, zoals het CvdR in een recent advies terzake (CdR 1121/2012 fin) heeft aanbevolen. Ook dient te worden gekeken naar luchtvervuiling, en beheer van afval en watervoorraden, aangezien dit een goede uitwerking zou hebben op de uitvoering van het milieubeleid van de EU, en wel door middel van een innovatieve multilevel governance-methode waarbij lokale en regionale overheden ertoe worden aangezet om de wetgeving proactief uit te voeren.

    45.

    Hetzelfde geldt voor de prijs „Groene hoofdstad van Europa”, een uitgelezen middel om steden te onderscheiden die de milieuwetgeving van de EU op voorbeeldige en innovatieve wijze uitvoeren.

    46.

    Het 7e MAP dient dan ook gebaseerd te zijn op de grondbeginselen van het milieurecht — de vervuiler betaalt, voorzorg, preventie en bestrijding bij de bron — zodat het de aanzet kan geven tot maatregelen en doelstellingen die stroken met slimme regelgeving en deel uitmaken van evenwichtig en duurzaam milieubeleid. Te veel maatregelen zijn in feite nog steeds correctieve ingrepen aan het eind van het proces of het eind van de keten, terwijl prioriteit moet worden gegeven aan de aanpassing of zelfs de herformulering van deze processen teneinde de milieu-impact ervan in elk stadium aanzienlijk te beperken. Innovatieve initiatieven in de kringloopeconomie, het sluiten van de materiaalcyclus en het benchmarken van de levenscyclus moeten worden gestimuleerd, waarbij gericht gebruik moet worden gemaakt van deels nog op te bouwen kennis inzake het begrip van de functies van ecosystemen m.b.t. energie-, water- en materiaalcycli en van hun positieve effecten op een duurzame ontwikkeling van bodem, water en het plaatselijke klimaat, om tot een meer systemische beperking van de milieu-impact van menselijke activiteiten te komen.

    D.    Lokaal en regionaal perspectief

    47.

    De Europese burger is zich steeds meer bewust van de rol die het milieu speelt in zijn of haar leven. De lagere overheden staan het dichtst bij de burger en daarom is het lokale en regionale bestuur een onmisbare schakel waar het gaat om voorlichting en bewustwording.

    48.

    Bij het opstellen, uitvoeren en toepassen van de milieuwetgeving wordt uitgegaan van het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel, overeenkomstig het bepaalde in artikel 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) waarin de bevoegdheidsverdeling tussen de EU, de lidstaten en de nationale, regionale en lokale overheden op het vlak van milieubeleid wordt geregeld.

    49.

    Met het oog op de concrete maatregelen die door de Commissie zijn voorgesteld is het van belang dat de lokale en regionale doelstellingen bekend zijn.

    50.

    „Lokale Agenda 21” kan en moet een instrument van participatieve democratie op lokaal en regionaal niveau zijn, waarmee de milieudoelstellingen kunnen worden nagestreefd. Met behulp van dit instrument, en via internet, kan informatie worden verspreid over de lokale toepassing van het 7e MAP en de rechtsmiddelen waarvan gebruik kan worden gemaakt.

    51.

    Wanneer het gaat om het milieu moet het beginsel van multilevel governance hoog in het vaandel worden gedragen. Het CvdR is van mening dat milieuproblemen niet door één enkele bestuurslaag kunnen worden opgelost, noch dat het EU-beleid door één bestuurslaag kan worden uitgevoerd. EU-milieubeleid kan niet langer worden vormgegeven door de EU-bestuurslaag die wetgeving opstelt en het dan aan de nationale en decentrale overheden overlaat om dit uit te voeren. Het moet worden vormgegeven via een wisselwerking tussen de verschillende bestuurslagen. Er is een multilevel-benadering nodig waarbij elke bestuurslaag (Europees, nationaal, regionaal en lokaal), in coördinatie met de andere autoriteiten, haar verantwoordelijkheid moet nemen en die maatregelen neemt die door de desbetreffende bestuurslaag kunnen en moeten worden genomen teneinde overlapping van bevoegdheden te vermijden.

    52.

    Het Comité is van mening dat de multilevel-benadering tijdens de beleidsvormende fase moet worden versterkt. De verbetering van het Europese milieu heeft een uitvoerbare ambitie nodig en hiervoor dienen wetgeving en uitvoering op elkaar te worden afgestemd. Hiervoor is het essentieel om al tijdens de fase van beleidsontwikkeling aandacht te schenken aan de mogelijke financiële, beleidsmatige of juridische gevolgen voor decentrale overheden en aan de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van EU-regelgeving.

    53.

    Het CvdR beveelt aan om de multilevel-benadering ook tijdens de implementatiefase te versterken. De implementatie van milieuwetgeving is niet alleen een kwestie van juridische implementatie (de omzetting in nationale wetgeving). Dit betekent dat EU-milieuregelgeving door Europese en nationale uitvoeringsplannen (met handleidingen, best practices en bronmaatregelen) zou moeten worden begeleid. Het CvdR is in dit perspectief een pleitbezorger van een multilevel-benadering en wijst op interbestuurlijke (cross-government) teams in de lidstaten waarin experts van de verschillende bestuurlijke niveaus samenwerken bij de opstelling van nationale implementatieplannen.

    54.

    Het is dan ook van essentieel belang dat het 7e MAP de lokale en regionale overheden ondersteuning biedt bij het toepassen van de wetgeving, en wel door:

    a)

    de lokale en regionale overheden meer te betrekken bij de ontwikkeling, omzetting en evaluatie van EU-wetgeving, om de uitvoering van de wetgeving te verbeteren en een groter draagvlak te creëren;

    b)

    mechanismen in het leven te roepen om de betrokkenheid van lokale en regionale overheden te stimuleren en de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van beleidsvoering te bevorderen;

    c)

    de aandacht te richten op ondersteuning van landen en regio's waar het milieubeleid minder ver ontwikkeld is en niet zozeer op invoering van volstrekt nieuwe EU-maatregelen die kunnen botsen met equivalente beleidsmaatregelen en plannen in landen en regio's die over een meer ontwikkeld stelsel van milieunormen en –maatregelen beschikken;

    d)

    richtlijnen in plaats van verordeningen te gebruiken om de lokale en regionale overheden in staat te stellen binnen een duidelijk vastgesteld kader op EU-niveau hun eigen milieuoplossingen te ontwikkelen;

    e)

    een EU-kader op te zetten voor milieu-inspecties in de lidstaten;

    f)

    effectieve bronspecifieke maatregelen te nemen, de levenscyclus te analyseren, de materiaalcyclus te sluiten, een kringloopeconomie tot stand te brengen en lokale en regionale overheden meer terugverdienopties te bieden;

    g)

    de duurzame steden van de Europese Unie te versterken. Het 7e MAP moet de innovatieve initiatieven van steden blijven steunen door ervaringen uit te wisselen, een reeks indicatoren vast te stellen om de milieuprestaties van steden in termen van sociale, economische en territoriale impact te beoordelen, meer informatie te verstrekken over financieringsbronnen en maatregelen te nemen ten behoeve van duurzame ontwikkeling. Deze indicatoren worden in nauwe samenwerking met lokale autoriteiten ontwikkeld;

    h)

    de initiatieven met betrekking tot duurzame plattelandsgebieden te steunen;

    i)

    de EU slagvaardiger te maken in de strijd tegen regionale en mondiale milieuproblemen, vooral in het kader van de afspraken die op de Rio+20-conferentie zijn gemaakt;

    j)

    criteria vast te stellen voor het afhandelen van klachten op nationaal niveau, waaronder mechanismen voor geschillenbeslechting (bijv. bemiddeling);

    k)

    de beginselen van slimme regelgeving toe te passen, toezicht uit te oefenen op effectbeoordelingen en na te gaan wat de impact is op het concurrentievermogen;

    l)

    milieudoelstellingen op te nemen in belangrijke begrotingsonderdelen, zoals plattelandsontwikkeling, landbouw- en de structuurfondsen;

    m)

    verbeteringen aan te brengen in de communicatie tussen alle bestuursniveaus, alsook in de verschillende stadia van het ontwikkelingsbeleid en de investeringen in informatiesystemen en webtoepassingen voor het verstrekken van transparante milieu-informatie aan burgers en openbare instellingen;

    n)

    gebruik te maken van het door het CvdR opgerichte technische platform voor samenwerking bij milieuaangelegenheden om de dialoog en de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken en de praktische toepassing ervan te verbeteren;

    o)

    mechanismen in het leven te roepen waarmee lokale en regionale overheden milieugegevens kunnen verzamelen en gemeenten, regio's en lidstaten samen verantwoordelijk te maken voor het verzamelen, verwerken en controleren van deze gegevens;

    p)

    gestructureerde tenuitvoerleggings- en informatiekaders (SIIF's — structured implementation and information networks) te ontwikkelen voor alle EU-milieuwetgeving, met medewerking van de lokale en regionale overheden;

    q)

    de uitwerking te stimuleren van concrete programma's voor lokaal en regionaal milieubewustzijn om sensibilisering op milieugebied te bevorderen en de burgers duidelijk te maken hoe zij hieraan een bijdrage kunnen leveren. De programma's moeten op participatieve wijze in praktijk worden gebracht, ook door de toekenning van beurzen mogelijk te maken;

    r)

    de band tussen burger en milieu te versterken door middel van voorlichting en cursussen over het milieu die door gemeentelijke en regionale instanties voor alle leeftijden worden georganiseerd, om alle burgers bewust te maken van de milieuproblematiek;

    s)

    het IMPEL-netwerk voor de implementatie van de EU-milieuwetgeving door het verstrekken van langetermijnfinanciering om peer review en de uitwisseling van goede praktijken te vergemakkelijken, voor de naleving van de EU-milieuwetgeving, met name door lokale en regionale overheden, uit te breiden en te versterken;

    t)

    de positieve rol van het 7e MAP bij het ondersteunen van lokale en regionale ondernemingen en overheden die een gestructureerd kader bieden voor langetermijnplanning, vooral voor grote investeringen in infrastructuur, te stimuleren;

    u)

    lokale instanties en verenigingen in te schakelen om de burgers te betrekken bij het opstellen van milieustrategieën en –doelstellingen op lange termijn, met het oog op het gebruik van Europese fondsen voor investeringen in milieu-infrastructuur en ecosysteemdiensten, de aanpassing aan klimaatverandering, het verlies aan biodiversiteit en de beperking van het risico op rampen, alsook met het oog op de training inzake de toepassing van de MEB- en SMEB-richtlijnen;

    v)

    bij de voorbereiding van documenten over stedenbouw rekening te houden met duurzame vormen van beheer van het stadsmilieu, gericht op een geïntegreerde milieuplanning in steden, duurzame mobiliteit, netwerken voor elektrisch vervoer, fietspaden en fietsverhuurstations in stadscentra, levenskwaliteit en volksgezondheid.

    55.

    De strategie van het 7e MAP zal voor een deel afhankelijk zijn van de specifieke beleidsinstrumenten die worden gekozen om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. Deze keuze kan pas worden gemaakt nadat de effectbeoordelingen zijn verricht. Die keuze is van invloed op de kostenefficiëntie en op bepaalde sociale en economische effecten, alsook op de rol van nationale, regionale en lokale autoriteiten bij de uitvoering van de op Europees niveau overeengekomen beleidsmaatregelen en wetgeving. De in de vorige paragraaf genoemde maatregelen mogen echter niet leiden tot een grotere begrotingsdruk voor de gemeenten en regio's. Het Comité is van mening dat de financiële verantwoordelijkheid voor deze maatregelen hoofdzakelijk bij de EU of bij de nationale overheid moet komen te liggen. Het is van belang te zorgen voor duurzame economische vooruitgang, zonder iets af te doen aan het herstellend vermogen van onze ecosystemen, die de groei ondersteunen en de gezondheid van onze burgers beschermen.

    II.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGSVOORSTELLEN

    Wijzigingsvoorstel 1

    Voorstel van de Europese Commissie, Bijlage, punt 15

    Tekst van de Commissie

    Wijzigingsvoorstel CvdR

    Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel is ter verwezenlijking van die doelstellingen in veel gevallen in de eerste plaats actie op nationaal, regionaal of lokaal niveau vereist. Op andere vlakken zijn er aanvullende maatregelen op EU-niveau vereist. Omdat milieubeleid een gedeelde bevoegdheid is binnen de EU, is het een van de doelstellingen van dit programma om een gezamenlijk eigenaarschap van gedeelde doelen en doelstellingen te creëren en te zorgen voor een gelijk speelveld voor ondernemingen en overheidsinstanties. Heldere doelen en doelstellingen geven beleidsmakers en overige belanghebbenden, met inbegrip van regio’s en steden, ondernemingen en sociale partners, en individuele burgers, een gevoel van richting en een voorspelbaar kader voor actie.

    Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel is ter verwezenlijking van die doelstellingen in veel gevallen in de eerste plaats actie op Europees, nationaal, regionaal of lokaal niveau vereist. Op andere vlakken zijn er aanvullende maatregelen op EU-niveau vereist. Omdat milieubeleid een gedeelde bevoegdheid is binnen de EU, is het een van de doelstellingen van dit programma om een gezamenlijk eigenaarschap van gedeelde doelen en doelstellingen te creëren en te zorgen voor een gelijk speelveld voor ondernemingen en overheidsinstanties. Heldere doelen en doelstellingen geven beleidsmakers en overige belanghebbenden, met inbegrip van regio’s en steden, ondernemingen en sociale partners, en individuele burgers, een gevoel van richting en een voorspelbaar kader voor actie.

    Motivering

    De verbetering van het milieu is een gedeelde verantwoordelijkheid van alle overheidsniveaus.

    Wijzigingsvoorstel 2

    Voorstel van de Europese Commissie, Bijlage, punt 43

    Tekst van de Commissie

    Wijzigingsvoorstel CvdR

    Een aanzienlijk deel van de EU-bevolking is nog altijd blootgesteld aan een mate van luchtvervuiling die de door de WGO aanbevolen normen overschrijdt. Er zullen met name maatregelen moeten worden genomen in plaatsen waar mensen, met name gevoelige of kwetsbare groepen binnen de samenleving, en ecosystemen zijn blootgesteld aan hoge niveaus van verontreinigende stoffen, zoals in steden en gebouwen.

    Een aanzienlijk deel van de EU-bevolking is nog altijd blootgesteld aan een mate van luchtvervuiling die de door de WGO aanbevolen normen overschrijdt. Er zullen met name Europese en nationale maatregelen moeten worden genomen in plaatsen waar mensen, met name gevoelige of kwetsbare groepen binnen de samenleving, en ecosystemen zijn blootgesteld aan hoge niveaus van verontreinigende stoffen, zoals in steden en gebouwen.

    Motivering

    Op dit terrein bestaat grote behoefte aan EU- en nationale maatregelen.

    Wijzigingsvoorstel 3

    Voorstel van de Europese Commissie, Bijlage, punt 58

    Tekst van de Commissie

    Wijzigingsvoorstel

    Ten tweede breidt de EU de vereisten ten aanzien van inspecties en toezicht uit tot het bredere corpus van EU-milieuwetgeving en wordt dit aangevuld met capaciteit op EU-niveau om situaties aan te pakken waar reden tot zorg is.

    Ten tweede wil breidt de EU, door gerichte prioriteiten te stellen en gebruik te maken van synergie met bestaande toezichtregels, de vereisten ten aanzien van inspecties en toezicht uitbreiden tot het bredere corpus van EU-milieuwetgeving en wordt dit aangevuld aanvullen met capaciteit op EU-niveau om binnen haar bevoegdheden situaties aan te pakken waar reden tot zorg is.

    Motivering

    Als de toezichtregels voor het gehele EU-milieurecht gaan gelden, dient er te worden voorzien in een efficiënte aanpak om onnodige verdere verzwaring van de toch al zeer formele en bureaucratische EU-procedures te vermijden. Verder kan men zich afvragen of er sprake is van nieuwe, gerechtvaardigde bevoegdheden van de Europese Commissie. Daarom moet in de formulering van paragraaf 58 duidelijk worden gemaakt dat de Commissie in dit verband binnen haar bestaande bevoegdheden optreedt. Dit druist niet in tegen de strekking van het advies, omdat daarin wordt voorgesteld om het beheer en de uitwisseling van milieugegevens te rationaliseren en te moderniseren.

    Wijzigingsvoorstel 4

    Voorstel van de Europese Commissie, Bijlage, punt 69

    Tekst van de Commissie

    Wijzigingsvoorstel

    Er bestaan nog altijd aanzienlijke hiaten in de kennis, waarvan sommige van belang zijn voor de prioritaire doelstellingen van dit programma. Het is derhalve van belang om te investeren in verder onderzoek om deze hiaten te vullen en aldus te zorgen dat overheidsinstanties en ondernemingen over een stevig fundament beschikken om beslissingen te nemen die de sociale, economische en ecologische kosten en baten volledig weerspiegelen. Vier hiaten springen in het oog:

    Om beter inzicht te krijgen in complexe kwesties met betrekking tot ecologische veranderingen, zoals klimaatverandering en het effect van natuurrampen, de implicaties van het verlies van soorten voor ecosysteemdiensten, milieudrempels en ecologische omslagpunten, is er behoefte aan geavanceerd onderzoek dat de hiaten in gegevens en kennis moet dichten en aan adequate middelen om modellen op stellen. Al geven de beschikbare gegevens ondubbelzinnig aan dat er op deze gebieden voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen, nader onderzoek naar de grenzen van onze planeet, de systeemrisico’s en het vermogen van onze samenleving om deze problemen het hoofd te bieden, zal bijdragen aan de ontwikkeling van de meest geschikte antwoorden. Dit zou investeringen moeten omvatten in het opvullen van gegevens- en kennishiaten, het in kaart brengen en beoordelen van ecosysteemdiensten, en het beter begrijpen van de rol van biodiversiteit in het onderbouwen van die diensten en hoe deze zich aanpassen aan klimaatverandering.

    Er bestaan nog altijd aanzienlijke hiaten in de kennis, waarvan sommige van belang zijn voor de prioritaire doelstellingen van dit programma. Het is derhalve van belang om te investeren in verder onderzoek om deze hiaten te vullen en aldus te zorgen dat overheidsinstanties en ondernemingen over een stevig fundament beschikken om beslissingen te nemen die de sociale, economische en ecologische kosten en baten volledig weerspiegelen. Vier hiaten springen in het oog:

    Om beter inzicht te krijgen in complexe kwesties met betrekking tot ecologische veranderingen, zoals klimaatverandering en het effect van natuurrampen, de implicaties van het verlies van soorten voor ecosysteemdiensten, milieudrempels en ecologische omslagpunten, is er behoefte aan geavanceerd onderzoek dat de hiaten in gegevens en kennis moet dichten en aan adequate middelen om modellen op stellen. Er bestaat zeer gespecialiseerde kennis op afzonderlijke vakgebieden (bodem, water, klimaat, lucht, flora, fauna), waarbij in toenemende mate functionele dwarsverbanden worden gecreëerd. Dergelijke deskundigheid is voor een functioneel en duurzaam beheer van ecosystemen onmisbaar en maakt het mogelijk om het hoofddoel (een uniforme aanpak om ecosystemen te stabiliseren) trefzeker te bereiken en middelen efficiënt te gebruiken. Al geven de beschikbare gegevens ondubbelzinnig aan dat er op deze gebieden voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen, nader onderzoek naar de grenzen van onze planeet, de systeemrisico’s en het vermogen van onze samenleving om deze problemen het hoofd te bieden, zal bijdragen aan de ontwikkeling van de meest geschikte antwoorden. Dit zou investeringen moeten omvatten in het opvullen van gegevens- en kennishiaten, het in kaart brengen en beoordelen van ecosysteemdiensten, en het beter begrijpen van de rol van biodiversiteit in het onderbouwen van die diensten en hoe deze zich aanpassen aan klimaatverandering.

    (…)

    (…)

    Motivering

    Het op korte termijn dichten van kennislacunes inzake het begrip van ecosystemen is absoluut noodzakelijk om doelgericht en efficiënt maatregelen in het kader van een duurzaam milieubeleid te ontwikkelen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat op transparante wijze werk wordt gemaakt van het voornemen uit het 7e MAP om ecosysteemdiensten die voor projectmanagers van belang zijn in kaart te brengen en te beoordelen en nettoverliezen te compenseren. Zo worden inefficiënte strategieën, die een belasting vormen voor o.a. projectmanagers, vermeden. Dit sluit aan bij de inhoud van het CvdR-advies, waarin ervoor gepleit wordt om haalbare milieudoelstellingen te formuleren en kennislacunes te dichten.

    Wijzigingsvoorstel 5

    Voorstel van de Europese Commissie, Bijlage, punt 83

    Tekst van de Commissie

    Wijzigingsvoorstel CvdR

    Hoewel het al sinds 1997 op grond van het Verdrag vereist is milieubeschermingsaangelegenheden te integreren met overige EU-beleidsmaatregelen en -activiteiten, geeft de algehele toestand van het Europese milieu toch aan dat de vooruitgang tot op heden, al is deze op sommige vlakken prijzenswaardig, niet toereikend is om alle negatieve trends te keren. De verwezenlijking van veel van de prioritaire doelstellingen van dit programma vergt een nog effectievere integratie van milieu- en klimaatoverwegingen met overig beleid, evenals coherentere, gezamenlijke beleidsbenaderingen die meervoudige voordelen bieden. Dit moet ertoe bijdragen dat moeilijke neveneffecten in een vroeg stadium worden aangepakt, in plaats van pas tijdens de uitvoeringsfase, en dat onvermijdelijke effecten effectiever worden ingeperkt. De richtlijn betreffende strategische milieueffectbeoordeling en de richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling zijn, indien correct toegepast, effectieve middelen om te zorgen dat milieubeschermingsvereisten worden opgenomen in plannen, programma’s en projecten. Lokale en regionale autoriteiten, die over het algemeen verantwoordelijk zijn voor de beslissingen over het gebruik van land en mariene gebieden, hebben in het bijzonder een belangrijke rol te spelen bij de beoordeling van milieueffecten en -bescherming, en het behoud en de verbetering van het natuurlijk kapitaal, ook om te zorgen voor een groter herstellingsvermogen ten aanzien van de effecten van klimaatverandering en natuurrampen.

    Hoewel het al sinds 1997 op grond van het Verdrag vereist is milieubeschermingsaangelegenheden te integreren met overige EU-beleidsmaatregelen en -activiteiten, geeft de algehele toestand van het Europese milieu toch aan dat de vooruitgang tot op heden, al is deze op sommige vlakken prijzenswaardig, niet toereikend is om alle negatieve trends te keren. De verwezenlijking van veel van de prioritaire doelstellingen van dit programma vergt een nog effectievere integratie van milieu- en klimaatoverwegingen met overig beleid, evenals coherentere, gezamenlijke beleidsbenaderingen die meervoudige voordelen bieden. Dit moet ertoe bijdragen dat moeilijke neveneffecten in een vroeg stadium worden aangepakt, in plaats van pas tijdens de uitvoeringsfase, en dat onvermijdelijke effecten effectiever worden ingeperkt. Het ambitieniveau van het EU-bronbeleid dient afgestemd te worden op de sectorale milieudoelstellingen en synchroon te lopen met de tijdpaden van bronmaatregelen en immissiedoelstellingen. De richtlijn betreffende strategische milieueffectbeoordeling en de richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling zijn, indien correct toegepast, effectieve middelen om te zorgen dat milieubeschermingsvereisten worden opgenomen in plannen, programma’s en projecten. Lokale en regionale autoriteiten, die over het algemeen verantwoordelijk zijn voor de beslissingen over het gebruik van land en mariene gebieden, hebben in het bijzonder een belangrijke rol te spelen bij de beoordeling van milieueffecten en -bescherming, en het behoud en de verbetering van het natuurlijk kapitaal, ook om te zorgen voor een groter herstellingsvermogen ten aanzien van de effecten van klimaatverandering en natuurrampen

    Motivering

    Het ambitieniveau van het bronbeleid en het desbetreffende tijdpad dienen afgestemd te worden op de sectorale milieudoelstellingen.

    Wijzigingsvoorstel 6

    Voorstel van de Europese Commissie, Bijlage, punt 86

    Tekst van de Commissie

    Wijzigingsvoorstel CvdR

    Om de ecologische integratie en beleidssamenhang te verbeteren, dient het programma te zorgen dat tegen 2020:

    a.

    sectorale beleidsmaatregelen op EU- en lidstaatniveau zijn ontwikkeld en uitgevoerd op een wijze die de relevante milieu- en klimaatgerelateerde doelen en doelstellingen ondersteunt.

    Dit vereist in het bijzonder:

    a.

    integratie van de milieu- en klimaatgerelateerde voorwaarden en stimulerende maatregelen in beleidsinitiatieven, met inbegrip van beoordelingen en hervormingen van het bestaande beleid, alsmede nieuwe initiatieven op EU- en lidstaatniveau.

    b.

    verrichting van systematische ex-antebeoordelingen van de ecologische, sociale en economische effecten van beleidsinitiatieven op EU- en lidstaatniveau, met als doel te zorgen voor samenhang en doelmatigheid.

    Om de ecologische integratie en beleidssamenhang te verbeteren, dient het programma te zorgen dat tegen 2020:

    a.

    sectorale beleidsmaatregelen op EU- en lidstaatniveau zijn ontwikkeld en uitgevoerd op een wijze die de relevante milieu- en klimaatgerelateerde doelen en doelstellingen ondersteunt.

    Dit vereist in het bijzonder:

    a.

    integratie van de milieu- en klimaatgerelateerde voorwaarden en stimulerende maatregelen in beleidsinitiatieven, met inbegrip van beoordelingen en hervormingen van het bestaande beleid, alsmede nieuwe initiatieven op EU- en lidstaatniveau.

    b.

    afstemming van het ambitieniveau van het EU-bronbeleid op sectorale milieudoelstellingen en synchronisatie van het tijdpad van het bronbeleid en het tijdpad van de immissiedoelstellingen.

    b c.

    verrichting van systematische ex-antebeoordelingen van de ecologische, sociale en economische effecten van beleidsinitiatieven op EU- en lidstaatniveau, met als doel te zorgen voor samenhang en doelmatigheid.

    Motivering

    Het ambitieniveau van het bronbeleid en het desbetreffende tijdpad dienen afgestemd te worden op de sectorale milieudoelstellingen.

    Wijzigingsvoorstel 7

    Voorstel van de Europese Commissie, Bijlage, punt 89

    Tekst van de Commissie

    Wijzigingsvoorstel CvdR

    EU-burgers, ongeacht of deze in de stad of op het platteland wonen, profiteren van een reeks EU-beleidsmaatregelen en initiatieven die de duurzame ontwikkeling van stedelijke gebieden ondersteunen. Dit vergt echter een effectieve, efficiënte coördinatie van de verschillende niveaus van bestuur, ook over de bestuurlijke grenzen heen, alsmede stelselmatige betrokkenheid van regionale en lokale overheden bij de planning, formulering en ontwikkeling van beleidsmaatregelen die een effect hebben op de kwaliteit van de stedelijke omgeving. De verbeterde coördinatiemechanismen op nationaal en regionaal niveau die voor de komende financieringsperiode zijn voorgesteld in het kader van het gemeenschappelijk strategisch kader en de totstandbrenging van een platform voor stedelijke ontwikkeling, kunnen bijdragen aan de verwezenlijking hiervan, en meer belanghebbende groepen en het publiek betrekken bij besluiten die hen direct aangaan. Lokale en regionale autoriteiten zijn eveneens gebaat bij de verdere ontwikkeling van instrumenten voor het stroomlijnen van milieugegevensverzameling en beheer, en voor het bevorderen van de uitwisseling van informatie en goede praktijken. Daarnaast profiteren zij van de inspanningen ter verbetering van de uitvoering van de milieuwetgeving op EU-, nationaal en lokaal niveau. Dit strookt met de verbintenis die is aangegaan tijdens Rio+20 om een integrale benadering voor de planning, de bouw en het beheer van duurzame steden en stedelijke agglomeraties te bevorderen. Geïntegreerde benaderingen voor stedelijke ruimtelijke ordening, waarin behalve met economische en sociale kwesties ten volle rekening wordt gehouden met milieuoverwegingen op de lange termijn, zijn cruciaal om ervoor te zorgen dat stedelijke gemeenschappen duurzame, efficiënte en gezonde woon- en werkplekken zijn.

    EU-burgers, ongeacht of deze in de stad of op het platteland wonen, profiteren van een reeks EU-beleidsmaatregelen en initiatieven die de duurzame ontwikkeling van stedelijke gebieden ondersteunen. Dit vergt echter een effectieve, efficiënte coördinatie van de verschillende niveaus van bestuur, ook over de bestuurlijke grenzen heen, alsmede stelselmatige betrokkenheid van regionale en lokale overheden bij de planning, formulering en ontwikkeling van beleidsmaatregelen die een effect hebben op de kwaliteit van de stedelijke omgeving. De verbeterde coördinatiemechanismen op nationaal en regionaal niveau die voor de komende financieringsperiode zijn voorgesteld in het kader van het gemeenschappelijk strategisch kader en de totstandbrenging van een platform voor stedelijke ontwikkeling, kunnen bijdragen aan de verwezenlijking hiervan, en meer belanghebbende groepen en het publiek betrekken bij besluiten die hen direct aangaan. Lokale en regionale autoriteiten zijn mogelijk eveneens gebaat bij de verdere ontwikkeling van instrumenten voor het stroomlijnen van milieugegevensverzameling en beheer, en voor het bevorderen van de uitwisseling van informatie en goede praktijken. Daarnaast profiteren zij van de inspanningen ter verbetering van de uitvoering van de milieuwetgeving op EU, nationaal en lokaal niveau. Dit strookt met de verbintenis die is aangegaan tijdens Rio+20 om een integrale benadering voor de planning, de bouw en het beheer van duurzame steden en stedelijke agglomeraties te bevorderen. Geïntegreerde benaderingen voor stedelijke ruimtelijke ordening, waarin behalve met economische, en sociale en territoriale kwesties ten volle rekening wordt gehouden met milieuoverwegingen op de lange termijn, zijn cruciaal om ervoor te zorgen dat stedelijke gemeenschappen duurzame, efficiënte en gezonde woon- en werkplekken zijn.

    Motivering

    Niet alleen economische en sociale aspecten, maar ook territoriale kwesties zijn van belang.

    Wijzigingsvoorstel 8

    Voorstel van de Europese Commissie, Bijlage, punt 90

    Tekst van de Commissie

    Wijzigingsvoorstel CvdR

    De EU moet de bestaande initiatieven ter ondersteuning van innovatie en goede praktijken in steden, alsmede de netwerken en de uitwisseling daartussen, verder bevorderen en bovendien steden aanmoedigen om hun leiderschap inzake duurzame stedelijke ontwikkeling goed uit te dragen. De EU-instellingen en de lidstaten zouden het gebruik van de uit hoofde van het cohesiebeleid en overige middelen beschikbare EU-financiering moeten bevorderen en aanmoedigen teneinde steden te ondersteunen bij hun inspanningen om duurzame stedelijke ontwikkeling te verbeteren, het bewustzijn te vergroten en lokale partijen aan te moedigen zich in de discussie te mengen. De ontwikkeling van en overeenstemming over een reeks duurzaamheidscriteria voor steden zou voor dergelijke initiatieven een gemeenschappelijk referentiekader kunnen bieden en een coherente, geïntegreerde benadering voor duurzame stedelijke ontwikkeling kunnen bevorderen.

    De EU moet de bestaande initiatieven ter ondersteuning van innovatie en goede praktijken in steden, alsmede de netwerken en de uitwisseling daartussen, verder bevorderen en bovendien steden aanmoedigen om hun leiderschap inzake duurzame stedelijke ontwikkeling goed uit te dragen. De EU-instellingen en de lidstaten zouden het gebruik van de uit hoofde van het cohesiebeleid en overige middelen beschikbare EU-financiering moeten bevorderen en aanmoedigen teneinde steden te ondersteunen bij hun inspanningen om duurzame stedelijke ontwikkeling te verbeteren, het bewustzijn te vergroten en lokale partijen aan te moedigen zich in de discussie te mengen. De ontwikkeling van en overeenstemming over een reeks duurzaamheidsindicatoren criteria voor steden, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, zou voor dergelijke initiatieven een gemeenschappelijk referentiekader kunnen bieden en een coherente, geïntegreerde benadering voor duurzame stedelijke ontwikkeling kunnen bevorderen. De duurzaamheidsindicatoren zullen worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met lokale overheden en met de milieu- en statistische diensten om ervoor te zorgen dat trendanalyses op de noodzakelijke geharmoniseerde en vergelijkbare wijze tot stand komen.

    Motivering

    Voor het opstellen van milieu-indicatoren is het noodzakelijk dat de basisgegevens en statistische technieken en praktische ervaring gestandaardiseerd worden, want alleen dan kunnen betrouwbare vergelijkingen worden gemaakt. Niet alleen de lokale overheden, maar ook het Europees Milieuagentschap (EEA) en Eurostat moeten hierbij worden betrokken.

    Wijzigingsvoorstel 9

    Voorstel van de Europese Commissie, Bijlage, punt 91

    Tekst van de Commissie

    Wijzigingsvoorstel CvdR

    Teneinde de duurzaamheid van de EU-steden te verbeteren, dient het programma te zorgen dat tegen 2020:

    (a)

    een meerderheid van de steden in de EU beleidsmaatregelen uitvoert voor duurzame stedelijke planning en ontwerp.

    Dit vereist in het bijzonder:

    (b)

    afgrenzing en overeenstemming van een reeks criteria om de milieuprestaties van steden te beoordelen, rekening houdende met de economische en sociale effecten daarvan.

    (c)

    zorgen dat steden beschikken over informatie over en toegang hebben tot financiering van maatregelen ter verbetering van de stedelijke duurzaamheid.

    Teneinde de duurzaamheid van de EU-steden te verbeteren, dient het programma te zorgen dat tegen 2020:

    (a)

    een meerderheid van de steden in de EU beleidsmaatregelen uitvoert voor duurzame stedelijke planning en ontwerp.

    Dit vereist in het bijzonder:

    (b)

    dat, ingeval de masterplannen voor stedenbouwkundige ontwikkeling al eerder opgesteld moeten zijn, nog voordat de afgrenzing en overeenstemming van een reeks criteria indicatoren om de milieuprestaties van steden te beoordelen zijn vastgesteld, de nationale regeringen tijdelijk de mogelijkheid wordt geboden om, rekening houdende met de economische en sociale effecten daarvan alsook met de historische en geografische kenmerken, en uitgaande van specialisten op het gebied van steden (zoals stedenbouwkundigen en architecten), een inschatting te maken van de eisen op het gebied van milieubescherming. De duurzaamheidsindicatoren zullen worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met lokale overheden en met de milieu- en statistische diensten om ervoor te zorgen dat trendanalyses op de noodzakelijke geharmoniseerde en vergelijkbare wijze tot stand komen. Voor reeds bestaande plannen kan een uitzondering worden gemaakt; daarvan.

    (c)

    zorgen dat steden beschikken over informatie over en toegang hebben tot financiering van maatregelen ter verbetering van de stedelijke duurzaamheid.

    Motivering

    Voor het opstellen van milieu-indicatoren is het noodzakelijk dat de basisgegevens en statistische technieken evenals praktische ervaringen gestandaardiseerd worden, want alleen dan kunnen betrouwbare vergelijkingen worden gemaakt. Niet alleen de lokale overheden, maar ook het Europees Milieuagentschap (EEA) en Eurostat moeten hierbij worden betrokken. Bovendien is het probleem dat veel steden hun masterplannen voor ruimtelijke ordening al na een of twee jaar moeten vernieuwen, nog voordat — om begrijpelijke redenen — de indicatoren om de milieuprestaties van steden te beoordelen zijn vastgesteld. Het is niet goed om aan de oude plannen vast te houden en deze te verlengen. Daarom stellen wij voor dit probleem op te lossen door de nationale regeringen tijdelijk de mogelijkheid te bieden om een inschatting te maken van de eisen op het gebied van milieubescherming, teneinde de harmonieuze en duurzame territoriale ontwikkeling niet af te remmen.

    Wijzigingsvoorstel 10

    Voorstel van de Europese Commissie, Bijlage, punt 100

    Tekst van de Commissie

    Wijzigingsvoorstel

    Om de doelmatigheid van de EU bij het aanpakken van regionale en mondiale milieu- en klimaatproblemen te vergroten, dient het programma te zorgen dat tegen 2020:

    (…)

    Dit vereist in het bijzonder:

    (a)

    dat er wordt gewerkt aan het aannemen van doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, die: a) gericht zijn op prioritaire aspecten van een inclusieve groene economie en tevens ten goede komen aan bredere doelen op het vlak van duurzame ontwikkeling, zoals energie, water, voedselveiligheid, oceanen en duurzame consumptie en productie, alsmede overkoepelende kwesties zoals rechtvaardigheid, sociale inclusie, fatsoenlijk werk, de rechtstaat en goed bestuur; b) universeel toepasbaar zijn en de drie aspecten van duurzame ontwikkeling beslaan; c) worden beoordeeld aan de hand van en vergezeld gaan van streefcijfers en indicatoren; en d) samenhangen en geïntegreerd zijn met het ontwikkelingskader voor na 2015, en klimaatacties ondersteunen;

    (b)

    dat er gewerkt wordt aan een effectievere VN-structuur voor duurzame ontwikkeling door het versterken van UNEP overeenkomstig de resultaten van Rio+20, dat er tegelijkertijd gestreefd blijft worden naar een verhoging van de status van UNEP tot die van VN-agentschap, en dat de lopende inspanningen worden ondersteund om de synergie tussen multilaterale milieuovereenkomsten te vergroten;

    (c)

    dat het effect van de diverse bronnen van financiering, met inbegrip van de mobilisatie van belastingen en binnenlandse middelen, private investeringen en nieuwe en innovatieve bronnen, wordt versterkt; dat er mogelijkheden worden gecreëerd om ontwikkelingsteun te gebruiken om deze andere financieringsbronnen te verwerven, zowel als onderdeel van de in Rio overeengekomen financieringsstrategie voor duurzame ontwikkeling als binnen het eigen beleid van de EU, met inbegrip van internationale verbintenissen inzake de financiering van klimaat- en biodiversiteitsmaatregelen;

    (…)

    Om de doelmatigheid van de EU bij het aanpakken van regionale en mondiale milieu- en klimaatproblemen te vergroten, dient het programma te zorgen dat tegen 2020:

    (…)

    Dit vereist in het bijzonder:

    (a)

    dat er wordt gewerkt aan het aannemen van doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, die: a) gericht zijn op prioritaire aspecten van een inclusieve groene economie en tevens ten goede komen aan bredere doelen op het vlak van duurzame ontwikkeling, zoals energie, water, voedselveiligheid, oceanen en duurzame consumptie en productie, alsmede overkoepelende kwesties zoals rechtvaardigheid, sociale inclusie, fatsoenlijk werk, de rechtstaat en goed bestuur; b) universeel toepasbaar zijn en de drie aspecten van duurzame ontwikkeling beslaan; c) worden beoordeeld aan de hand van en vergezeld gaan van streefcijfers en indicatoren; en d) samenhangen en geïntegreerd zijn met het ontwikkelingskader voor na 2015, en klimaatacties ondersteunen;

    (b)

    dat er gewerkt wordt aan een effectievere VN-structuur voor duurzame ontwikkeling door het versterken van UNEP overeenkomstig de resultaten van Rio+20, dat er tegelijkertijd gestreefd blijft worden naar een verhoging van de status van UNEP tot die van VN-agentschap, en dat de lopende inspanningen worden ondersteund om de synergie tussen multilaterale milieuovereenkomsten te vergroten;

    (c)

    dat er extra financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor zeer dure, tegen 2020 te realiseren milieumaatregelen — met name maatregelen om aangetaste ecosystemen te verbeteren via groene infrastructuur — en dat het effect van de diverse bronnen van financiering, met inbegrip van de mobilisatie van belastingen en binnenlandse middelen, private investeringen en nieuwe en innovatieve bronnen, wordt versterkt; dat er mogelijkheden worden gecreëerd om ontwikkelingssteun te gebruiken om deze andere financieringsbronnen te verwerven, zowel als onderdeel van de in Rio overeengekomen financieringsstrategie voor duurzame ontwikkeling als binnen het eigen beleid van de EU, met inbegrip van internationale verbintenissen inzake de financiering van klimaat- en biodiversiteitsmaatregelen;

    (…)

    Motivering

    Wil men de gestelde doelen binnen de aangegeven termijn verwezenlijken, dan dient de EU middelen uit te trekken voor de financiering van kostbare milieumaatregelen die tegen 2020 gerealiseerd moeten zijn, zoals de aanleg van groene infrastructuur (o.a. ecoducten) om versnipperde ecosystemen met elkaar te verbinden. De ervaring in de lidstaten leert dat het ontbreekt aan een financiële basis om deze doelstelling te kunnen halen. Het CvdR wijst er in zijn advies met name op dat het formuleren van haalbare ambities een essentiële voorwaarde is voor een geloofwaardig EU-beleid en dat er een adequate financiële basis nodig is om de doelstellingen te kunnen halen.

    Brussel, 30 mei 2013

    De voorzitter van het Comité van de Regio's

    Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


    (1)  CdR 164/2010 fin, Resolutie van het Europees Parlement van 20 april 2012 (2011/2194(INI)).

    (2)  CdR 187/2011 fin.

    (3)  Deze aanbeveling wordt ook gedaan in het advies CdR 101/2011 fin.


    Top