EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CB0433

Zaak C-433/11: Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 8 november 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Krajský súd v Prešove — Slowakije) — SKP k.s./Kveta Polhošová (Prejudiciële verwijzing — Onvoldoende precisering van feitelijke en juridische context van hoofdgeding — Vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten — Geen nadere motivering van noodzaak van antwoord op prejudiciële vragen — Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

PB C 108 van 13.4.2013, p. 4–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.4.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/4


Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 8 november 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Krajský súd v Prešove — Slowakije) — SKP k.s./Kveta Polhošová

(Zaak C-433/11) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Onvoldoende precisering van feitelijke en juridische context van hoofdgeding - Vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten - Geen nadere motivering van noodzaak van antwoord op prejudiciële vragen - Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

2013/C 108/06

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Krajský súd v Prešove

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SKP k.s.

Verwerende partij: Kveta Polhošová

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Krajský súd v Prešove — Uitlegging van de artikelen 5 tot en met 9 van richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149, blz. 22), van de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29), en van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Begrip oneerlijke handelspraktijk — Met een consument gesloten overeenkomst voor de verkoop op afbetaling van een goed die een oneerlijk beding bevat — Overdracht door de onderneming van de uit de overeenkomst resulterende schuldvordering aan een in staat van faillissement verkerende onderneming, waardoor de consument die in het gelijk wordt gesteld, in de onmogelijkheid komt te verkeren om de proceskosten terug te vorderen

Dictum

Het door de Krajský súd v Prešove (Slowakije) bij beschikking van 10 augustus 2011 ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing is kennelijk niet-ontvankelijk.


(1)  PB C 340 van 19.11.2011.


Top