EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0392

Zaak C-392/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 22 augustus 2012 door Fruit of the Loom, Inc. tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 21 juni 2012 in zaak T-514/10, Fruit of the Loom, Inc./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

PB C 355 van 17.11.2012, p. 9–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

17.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 355/9


Hogere voorziening ingesteld op 22 augustus 2012 door Fruit of the Loom, Inc. tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 21 juni 2012 in zaak T-514/10, Fruit of the Loom, Inc./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-392/12 P)

2012/C 355/14

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Fruit of the Loom, Inc. (vertegenwoordigers: S. Malynicz, Barrister, en V. Marsland, Solicitor)

Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 21 juni 2012 in zaak T-514/10 vernietigen;

het BHIM en interveniënt verwijzen in hun eigen kosten en in die van rekwirante.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Gerecht is eraan voorbijgegaan dat het onderzoek krachtens artikel 15, lid 1, sub a, van de verordening inzake het gemeenschapsmerk (1) drie stadia kent. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of het merk zoals het is ingeschreven onderscheidend vermogen heeft. In de tweede plaats moet worden beoordeeld of het merk zoals het is gebruikt onderscheidend vermogen heeft. In de derde plaats moet worden beoordeeld of het onderscheidend vermogen van het merk zoals het is ingeschreven is gewijzigd. Had het Gerecht deze aanpak juist toegepast op het bewijs, zou het tot de slotsom zijn gekomen dat het bewijs van het gebruik voldeed aan de eisen van artikel 15, lid 1, sub a, van de verordening inzake het gemeenschapsmerk.

Het Gerecht heeft voor de uitlegging van het gemeenschapsmerk een onjuiste regel opgelegd, volgens welke een woordelement van een merk dat niet wordt begrepen door de consumenten van een lidstaat (omdat het een obscuur woord is in een andere taal van de Unie of niet lijkt op een woord in hun eigen taal) toch moet worden geacht hetzelfde onderscheidend vermogen te hebben als een wordelement dat zij wel begrijpen en dat zelf onderscheidend vermogen heeft.

Het Gerecht heeft de rechtspraak van het Hof betreffende gebruik in de context van onderscheidend vermogen dat is verkregen in de zin van artikel 7 van de verordening inzake het gemeenschapsmerk, niet naar analogie in aanmerking heeft genomen of toegepast. Volgens die rechtspraak kan een merk onderscheidend vermogen verkrijgen door het gebruik van dat merk als element van of in samenhang met een ingeschreven merk (zie arrest van 7 juli 2005, C-353/03, Société des Produits Nestlé S.A./Mars UK Limited, Jurispr. blz. I-6135).

Het Gerecht heeft de feiten onjuist voorgesteld met betrekking tot rekwirantes gebruik van het woord FRUIT in haar informele contacten met klanten. Anders dan het Gerecht heeft vastgesteld, was dat gebruik niet louter intern en vormde het een normaal gebruik van het merk.

Het Gerecht heeft de feiten onjuist voorgesteld met betrekking tot rekwirantes gebruik van het merk FRUIT op haar website www.fruit.com. Anders dan het Gerecht heeft vastgesteld, beoogde dat gebruik goederen te bevorderen en vormde het een normaal gebruik.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


Top