Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CA0278

    Zaak C-278/12 PPU: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 19 juli 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — A. Adil/Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — Verordening (EG) nr. 562/2006 — Communautaire code betreffende overschrijding van grenzen door personen (Schengengrenscode) — Artikelen 20 en 21 — Afschaffing van toezicht aan binnengrenzen — Controles binnen grondgebied — Maatregelen die hetzelfde effect hebben als controles aan binnengrenzen — Nationale regeling die controle van identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie door ambtenaren belast met grensbewaking en toezicht op vreemdelingen toestaat in zone van 20 kilometer vanaf gemeenschappelijke grens met andere staat die partij is bij de Overeenkomst ter uitvoering van Akkoord van Schengen — Toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf — Regeling die bepaalde voorwaarden en waarborgen omvat ten aanzien van onder meer frequentie en intensiteit van toezicht)

    PB C 355 van 17.11.2012, p. 8–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    17.11.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 355/8


    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 19 juli 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — A. Adil/Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel

    (Zaak C-278/12 PPU) (1)

    (Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - Verordening (EG) nr. 562/2006 - Communautaire code betreffende overschrijding van grenzen door personen (Schengengrenscode) - Artikelen 20 en 21 - Afschaffing van toezicht aan binnengrenzen - Controles binnen grondgebied - Maatregelen die hetzelfde effect hebben als controles aan binnengrenzen - Nationale regeling die controle van identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie door ambtenaren belast met grensbewaking en toezicht op vreemdelingen toestaat in zone van 20 kilometer vanaf gemeenschappelijke grens met andere staat die partij is bij de Overeenkomst ter uitvoering van Akkoord van Schengen - Toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf - Regeling die bepaalde voorwaarden en waarborgen omvat ten aanzien van onder meer frequentie en intensiteit van toezicht)

    2012/C 355/12

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Raad van State

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: A. Adil

    Verwerende partij: Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Raad van State — Uitlegging van artikel 21 van verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105, blz. 1) — Afschaffing van toezicht aan binnengrenzen — Mogelijkheid voor een lidstaat om op zijn grondgebied politiecontroles te verrichten in het gebied tussen de landsgrens van deze staat met de buurlanden en een lijn op 20 km daar vandaan — Controles verbonden met het toezicht op de naleving van de regels inzake het verblijf — Mogelijkheid om dergelijke controles te verrichten op louter de grondslag van algemene informatie over de aanwezigheid van onderdanen van derde landen die zich illegaal in het controlegebied bevinden of de noodzaak om over concrete aanwijzingen ten aanzien van de illegale situatie van de gecontroleerde persoon te beschikken — Toelaatbaarheid van een regeling waarin bepaalde kwantitatieve criteria worden vastgesteld ten aanzien van het maximumaantal controles dat in een bepaalde periode mag worden verricht

    Dictum

    De artikelen 20 en 21 van verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode), moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale wettelijke regeling als die aan de orde in het hoofdgeding, op grond waarvan de ambtenaren belast met de grensbewaking en het toezicht op vreemdelingen, binnen een geografisch gebied van 20 kilometer vanaf de landgrens van een lidstaat met een andere staat die partij is bij de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, controles mogen uitvoeren ter verificatie of de staandegehouden personen voldoen aan de in de betrokken lidstaat toepasselijke voorwaarden voor legaal verblijf, wanneer deze controles zijn gebaseerd op algemene informatie en ervaringsgegevens over illegaal verblijf op de controlelocaties, wanneer deze ook in beperkte mate mogen worden verricht om dergelijke algemene informatie en ervaringsgegevens op dat gebied te verkrijgen en wanneer aan de uitoefening van deze controles bepaalde beperkingen zijn gesteld, onder meer ten aanzien van de intensiteit en de frequentie ervan.


    (1)  PB C 287 van 22.9.2012.


    Top