Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE0800

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht (COM(2011) 635 final — 2011/0284 (COD)) en de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een gemeenschappelijk Europees kooprecht om grensoverschrijdende transacties in de eengemaakte markt te vergemakkelijken (COM(2011) 636 final)

PB C 181 van 21.6.2012, p. 75–83 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 181/75


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht

(COM(2011) 635 final — 2011/0284 (COD))

en de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een gemeenschappelijk Europees kooprecht om grensoverschrijdende transacties in de eengemaakte markt te vergemakkelijken

(COM(2011) 636 final)

2012/C 181/14

Rapporteur: mevrouw BONTEA

De Europese Commissie heeft op 11 oktober 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – Een gemeenschappelijk Europees kooprecht om grensoverschrijdende transacties in de eengemaakte markt te vergemakkelijken

COM(2011) 636 final.

De Raad en het Europees Parlement hebben op respectievelijk 16 november 2011 en 25 oktober 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Parlement overeenkomstig artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht

COM(2011) 635 final — 2011/0284 (COD).

De afdeling Interne markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 8 maart 2012 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 maart 2012 gehouden 479e zitting (vergadering van 29 maart 2012) onderstaand advies uitgebracht, dat met 87 stemmen vóór en 54 stemmen tegen, bij 7 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het EESC verwelkomt het voornemen van de Commissie om de uitbreiding van het grensoverschrijdende handelsverkeer voor ondernemingen en met name het mkb te helpen vereenvoudigen, om grensoverschrijdende aankopen door consumenten te helpen bevorderen en om de voordelen van de interne markt te helpen consolideren.

1.2   Wat de gekozen vormeen gemeenschappelijk Europees kooprecht (verordening) – en optie betreft (facultatieve, „secundaire regeling”), stelt het tot zijn tevredenheid vast dat zijn eerdere voorstellen zijn overgenomen. Het is evenwel het volgende van mening: „Deze doelstellingen moeten stapsgewijs worden verwezenlijkt. Eerst moet worden gedacht aan transnationale verkoopovereenkomsten (B2B) die als proefprojecten kunnen dienen en nuttig kunnen zijn om na te gaan hoe verschillende regelingen naast elkaar kunnen bestaan en concreet worden toegepast.” (1)

1.3   Het benadrukt dat het gemeenschappelijk Europees kooprecht volledig moet beantwoorden aan het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel.

1.4   Inhoudelijk zou het voorstel voor een verordening op een aantal punten aanzienlijk moeten worden verbeterd, zodat:

het eenvoudiger wordt om in de hele EU transacties uit te voeren, er een krachtige bijdrage kan worden geleverd aan de ondersteuning van economische activiteiten in het kader van de eengemaakte markt en er meer gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden daarvan;

er daadwerkelijk voor Europese meerwaarde kan worden gezorgd in termen van kosten en voordelen voor ondernemers en consumenten;

er aanzienlijke voordelen kunnen worden geboden op het punt van „beter wetgeven” en er kan worden gezorgd voor een vereenvoudigde, heldere en gebruiksvriendelijke regelgeving;

de kosten in verband met grensoverschrijdende transacties kunnen worden verminderd;

er kan worden gezorgd voor rechtszekerheid en meer samenhang tussen de horizontale en verticale regelgeving

mkb-ondernemingen en consumenten in praktische zin duidelijk van de nieuwe regelgeving kunnen profiteren.

1.5   Daar het gemeenschappelijk Europees kooprecht is opgesplitst en er voor de regelgeving inzake overeenkomsten tussen bedrijven (B2B) en overeenkomsten met consumenten twee aparte documenten zijn opgesteld met elk een helder tijdpad voor de tenuitvoerlegging, zal het voor bedrijven en consumenten gemakkelijker zijn om zich op de hoogte te stellen van de nieuwe regelgeving en om die toe te passen.

1.6   Het EESC acht het facultatieve karakter van de nieuwe regelgeving en de volledige onderhandelingsvrijheid in verband met de aanvaarding van het gemeenschappelijk Europees kooprecht van groot belang.

1.7   Het EESC benadrukt de volgende cruciale aspecten:

De toepassing van het gemeenschappelijk Europees kooprecht brengt een aantal belangrijke problemen met zich mee.

Er moet meer rekening worden gehouden met het specifieke karakter van mkb-ondernemingen.

Samen met werkgeversorganisaties (ook die van het mkb) en consumentenverenigingen moeten er Europese modelcontracten met standaardvoorwaarden worden opgesteld voor specifieke handels- of activiteitenterreinen. Deze moeten beschikbaar zijn in alle officiële talen van de Europese Unie en zullen bijzonder goed van pas komen in B2B- en B2C-relaties. Het is de bedoeling dat de contracten op het moment van de publicatie van de verordening beschikbaar zijn.

Er moet worden gezorgd voor meer rechtszekerheid en het gemeenschappelijk Europees kooprecht moet inhoudelijk worden verbeterd.

Overeenkomstig de artikelen 12 en 169 van het Verdrag moet er bij de formulering en tenuitvoerlegging van EU-beleid en de uitvoering van goedgekeurde maatregelen te allen tijde rekening worden houden met verzoeken om bescherming van consumenten en mkb-ondernemingen.

1.8   Het EESC wil benadrukken dat goedkeuring van het gemeenschappelijk Europees kooprecht alleen niet volstaat om tot meer grensoverschrijdend handelsverkeer voor ondernemingen en meer grensoverschrijdende aankopen door consumenten te komen. Het roept de Europese Commissie en de lidstaten dan ook op om de mogelijkheden van de eengemaakte markt voor het creëren van economische groei en werkgelegenheid volledig te blijven benutten.

1.9   Er moeten aanvullende maatregelen worden genomen om partijen die voor het uiteindelijke gemeenschappelijk Europees kooprecht zouden kiezen, ermee vertrouwd te maken, en om ervoor te zorgen dat dit recht op doeltreffende wijze wordt toegepast en eenduidig wordt geïnterpreteerd.

1.10   Consumentenorganisaties benadrukken echter dat het voorstel in zijn huidige formulering niet op consumentenovereenkomsten van toepassing mag zijn.

Het MKB en werkgeversorganisaties benadrukken op hun beurt dat het voorstel wel voor die overeenkomsten kan worden gebruikt, vermits er een aantal wijzigingen en flankerende maatregelen komen.

De voorstellen van het MKB en de consumentenorganisaties lopen op veel punten nog altijd uiteen.

Het is ingewikkeld om een algemeen aanvaarde oplossing te vinden.

1.11   De Commissie, de Raad en het Europees Parlement zouden deze aspecten moeten meenemen bij de formulering van het gemeenschappelijk Europees kooprecht of ieder ander initiatief ter regeling van de consumentenrechten in de Unie, en de dialoog met mkb-organisaties en consumentenverenigingen moeten voortzetten, zodat dit gemeenschappelijk Europees kooprecht beter tegemoetkomt aan de behoeften van de begunstigden en op krachtige wijze kan bijdragen tot meer transacties in de EU.

2.   Achtergrond

2.1   Het huidige rechtskader

2.1.1   Kenmerkend voor het huidige rechtskader in de EU zijn de verschillen tussen de nationale rechtsstelsels en de uiteenlopende wetgevingen op het gebied van overeenkomsten in de 27 lidstaten.

2.1.2   De EU-wetgeving bevat een aantal gemeenschappelijke voorschriften, met name op het gebied van B2C-contracten, waarmee het materiële consumentenrecht wordt geharmoniseerd. Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten (2) (onlangs goedgekeurd) betreft een volledige harmonisatie van de belangrijkste elementen van afstandscontracten, zoals precontractuele informatie, vormvereisten, terugtrekkingsrecht, afschuiving van risico en levering. Slechts juridische garanties en oneerlijke contractvoorwaarden vallen onder minimumharmonisatie.

2.1.3   Op grond van de artikelen 12, 38, 164, 168 en 169, lid 4, van het Verdrag gaan nationale maatregelen voor als die gunstiger zijn voor de consument.

2.2   Problemen waar ondernemers en consumenten tegenaan lopen

2.2.1   Op dit moment exporteert slechts een op de tien bedrijven in de EU goederen in het kader van de eengemaakte markt, in de meeste gevallen slechts naar een beperkt aantal lidstaten. Slechts 8 % van de consumenten koopt via internet wel eens goederen of diensten uit een andere lidstaat. De mogelijkheden van de interne markt en de grensoverschrijdende elektronische handel zijn nog maar tot op zekere hoogte verkend.

2.2.2   Hinderpalen zijn onder meer de verschillen in fiscale regelgeving, de administratieve voorschriften, leveringsproblemen, de verschillen in taal en cultuur, de lage penetratiegraad van breedbanddiensten, de vereisten op het gebied van de bescherming van gegevens, ontwerp, de territoriale beperkingen van intellectueel eigendom, betalingsfaciliteiten en andere verschillen in regelgeving. Uit andere gegevens waarover van de Commissie beschikt over transacties tussen ondernemingen en consumenten blijkt dat als consumenten zich ervan laten weerhouden een aankoop te doen in het buitenland, dat vooral te wijten is aan het gebrek aan doeltreffende verhaalsmogelijkheden. 62 % van de consumenten geeft aan af te zien van grensoverschrijdende onlineaankopen omdat ze bang zijn voor fraude, 59 % omdat zij niet weten hoe te handelen bij problemen, 49 % omdat zij geen vertrouwen hebben in de bezorging en 44 % omdat ze zich zorgen maken over hun rechten (3).

Het bedrijfsleven, en met name het mkb, heeft te maken met problemen zoals:

de kennis van buitenlandse wetgeving op het gebied van overeenkomstenrecht;

de grotere juridische complexiteit van grensoverschrijdende handel in vergelijking met binnenlandse handel;

de hoge aanvullende transactiekosten.

2.2.3   Grensoverschrijdende handelsbelemmeringen hebben aanzienlijke negatieve gevolgen voor ondernemingen en consumenten.

3.   Het voorstel van de Commissie

3.1   De mededeling van de Commissie (4) omvat het besluit voor een voorstel voor een verordening (5) betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht met als uitdrukkelijk doel te zorgen voor een betere werking van de interne markt door de uitbreiding van grensoverschrijdende handel te bevorderen.

3.2   Het Commissievoorstel voorziet in het volgende:

a)

met betrekking tot het gekozen instrument:

een alternatief pakket overeenkomstenrechtelijke regels dat in alle lidstaten gelijk is, in de hele EU van toepassing is en naast de bestaande nationale wetgevingen op het gebied van overeenkomsten zal gelden;

een facultatief kader, dat door de overeenkomstsluitende partijen wordt gekozen. Het gemeenschappelijk Europees kooprecht is alleen van toepassing als de consument daar uitdrukkelijk mee instemt. Deze instemmingsverklaring is een andere verklaring dan die waarin de consument aangeeft akkoord te gaan met het sluiten van de overeenkomst.

b)

met betrekking tot de vorm: aangezien het om een verordening gaat, zal het gemeenschappelijk Europees kooprecht algemeen en rechtstreeks van toepassing zijn.

c)

met betrekking tot de inhoud:

een uitgebreid (183 artikelen) doch niet volledig pakket overeenkomstrechtelijke regels, bestaande uit:

de algemene beginselen van het overeenkomstenrecht;

bepalingen inzake het recht van partijen om essentiële precontractuele informatie te verkrijgen, bepalingen over de wijze waarop overeenkomsten worden gesloten, inzake het recht van consumenten om overeenkomsten te herroepen en inzake de vernietiging van overeenkomsten;

bepalingen inzake de wijze waarop de clausules van een overeenkomst moeten worden uitgelegd, inzake de inhoud en gevolgen van overeenkomsten en inzake als oneerlijk veronderstelde clausules;

de verplichtingen van de overeenkomstsluitende partijen en de corrigerende maatregelen;

aanvullende algemene regels inzake schadevergoeding en vertragingsrente;

bepalingen inzake teruggave en verjaring.

Op bepaalde aspecten zal, overeenkomstig de Verordening 593/2008 (6) (Rome I), het nationale recht van toepassing blijven.

3.3   Het gemeenschappelijk Europees kooprecht richt zich voornamelijk op overeenkomsten die van belang zijn voor de grensoverschrijdende handel (koopovereenkomsten tussen ondernemingen en consumenten of tussen ondernemingen onderling waarvan ten minste een deel tot het mkb behoort, met inbegrip van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud of daarmee samenhangende diensten).

3.4   Het beperkt zich tot grensoverschrijdende overeenkomsten (ofschoon de lidstaten de mogelijkheid hebben om dit recht uit te breiden).

4.   Algemene opmerkingen

4.1   Het EESC verwelkomt het voornemen van de Commissie om de uitbreiding van het grensoverschrijdende handelsverkeer voor ondernemingen en met name het mkb te helpen vereenvoudigen, om grensoverschrijdende aankopen door consumenten te helpen bevorderen en om de voordelen van de interne markt te helpen consolideren.

4.2   Het benadrukt dat het gemeenschappelijk Europees kooprecht volledig moet beantwoorden aan het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel.

4.3   Wat de gekozen vorm (verordening) en optie betreft (facultatieve, „secundaire regeling” in elke lidstaat op basis van een uitdrukkelijk akkoord van de overeenkomstsluitende partijen), moeten m.b.t. het instrument, zoals reeds in het eerder vermelde EESC-advies is uiteengezet, „deze doelstellingen (…) stapsgewijs worden verwezenlijkt. Eerst moet worden gedacht aan transnationale verkoopovereenkomsten (B2B) die als proefprojecten kunnen dienen”.

4.4   Inhoudelijk zou het voorstel voor een verordening op een aantal punten aanzienlijk moeten worden verbeterd, zodat:

het eenvoudiger wordt om in de hele EU transacties uit te voeren, de economische activiteiten in het kader van de eengemaakte markt krachtig kunnen worden ondersteund en er meer gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden daarvan;

er daadwerkelijk voor Europese meerwaarde kan worden gezorgd in termen van kosten en voordelen voor ondernemers en consumenten;

er aanzienlijke voordelen kunnen worden geboden op het punt van „beter wetgeven” en er kan worden gezorgd voor een vereenvoudigde, heldere en gebruiksvriendelijke regelgeving;

de kosten in verband met grensoverschrijdende transacties kunnen worden verminderd;

er kan worden gezorgd voor rechtszekerheid en meer samenhang tussen de horizontale en verticale regelgeving en daarbij vooral kan worden tegemoetgekomen aan de roep om transparantie, helderheid en eenvoud, niet alleen ten behoeve van juristen, maar ook van kleine ondernemers en de gewone consument;

mkb-ondernemingen en consumenten in praktische zin duidelijk van de nieuwe regelgeving kunnen profiteren.

4.5   In het verleden heeft het EESC er al eens op gewezen dat „deze doelstellingen […] stapsgewijs [moeten] worden verwezenlijkt” en dat „eerst moet worden gedacht aan transnationale verkoopovereenkomsten (B2B) die als proefprojecten kunnen dienen en nuttig kunnen zijn om na te gaan hoe verschillende regelingen naast elkaar kunnen bestaan en concreet kunnen worden toegepast” (7).

Daar het gemeenschappelijk Europees kooprecht is opgesplitst en er voor de regelgeving inzake B2B-overeenkomsten en B2C-overeenkomsten twee aparte documenten zijn opgesteld met elk een helder tijdpad voor de tenuitvoerlegging, zal het voor wetgevers gemakkelijker zijn om te besluiten welke wetgevingstechniek op elk regelstelsel moet worden toegepast, gelet op de onderhandelingspositie van de partijen.

4.6   Op grond van het huidige gemeenschappelijke Europese kooprecht is er grote ontevredenheid bij mkb-organisaties en consumentenverenigingen, die hun kritiek hieromtrent hebben geuit en vragen hebben gesteld ten aanzien van de feitelijke behoefte aan een optioneel instrument om e-handel te stimuleren, alsook bij de wetgevingstechniek (optioneel stelsel) die voor B2C-overeenkomsten wordt gehanteerd.

4.7   De Commissie, de Raad en het Europees Parlement zouden deze aspecten moeten meenemen bij de formulering van het gemeenschappelijk Europees kooprecht en de dialoog met mkb-organisaties en consumentenverenigingen moeten voortzetten, zodat het gemeenschappelijk Europees kooprecht beter tegemoetkomt aan de behoeften van de begunstigden.

4.8   Het EESC acht het facultatieve karakter van de nieuwe regelgeving en de volledige onderhandelingsvrijheid in verband met de aanvaarding van het gemeenschappelijk Europees kooprecht van groot belang.

4.9   Voor het geval er grote ondernemingen of bedrijven met een dominante marktpositie in het spel zijn, zou moeten worden vastgesteld wat de meest geschikte flankerende maatregelen zijn die het voor mkb-ondernemingen eenvoudiger maken om hun recht op vrije keuze tussen beide regelingen, overeenkomstig het facultatieve karakter van het gemeenschappelijk Europees kooprecht, te doen gelden.

4.10   Overeenkomstig art. 12 en 169 van het Verdrag moet er bij de formulering en tenuitvoerlegging van EU-beleid en de uitvoering van goedgekeurde maatregelen te allen tijde rekening worden houden met verzoeken om bescherming van consumenten en mkb-ondernemingen.

4.11   De tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees kooprecht gaat gepaard met een aantal grote problemen omdat:

er duidelijkheid moet komen omtrent de verhouding tussen het facultatieve instrument en het Europees internationaal privaatrecht en primerende nationale dwingende bepalingen – met inbegrip van de voorschriften van openbare orde (artikelen 9 en 21 van Verordening 593/2008);

er helderheid moet worden geschapen omtrent de precieze rol van de Rome I-verordening bij B2C-overeenkomsten, waarbij rekening wordt gehouden met de rechtspraak van de Hof van Justitie;

er moet worden gezorgd voor meer rechtszekerheid en een volledig pakket regels inzake overeenkomstenrecht dat niet verwijst naar de verschillende nationale wetgevingen van de 27 lidstaten en dat niet tot interpretatie- en uitvoeringsproblemen leidt.

4.12   Het EESC wijst erop dat goedkeuring van het gemeenschappelijk Europees kooprecht alleen niet volstaat om tot meer grensoverschrijdend handelsverkeer te komen en volledig te profiteren van de mogelijkheden van de eengemaakte markt om economische groei en werkgelegenheid te creëren.

4.13   Gezien de economische en financiële crisis moet alles in het werk worden gesteld om een kader te creëren voor het stimuleren van exportactiviteiten en voor het verminderen van de administratieve kosten. Voor de consumenten is het belangrijk dat ze meer vertouwen krijgen in de interne markt en dat ze worden aangemoedigd tot het doen van grensoverschrijdende aankopen door hun doeltreffende individuele verhaalsmiddelen te verschaffen.

4.14   Het EESC roept de Europese Commissie en de lidstaten op om door te gaan met het wegnemen van de nog resterende belemmeringen voor de grensoverschrijdende handel, om de exportactiviteiten van mkb-ondernemingen te bevorderen en ondersteunen en om een actieve bijdrage te leveren aan de vaststelling en tenuitvoerlegging van maatregelen die ondernemers en consumenten in staat stellen om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden van de eengemaakte markt. Het onderstreept daarbij het belang van samenwerking en een goede dialoog tussen overheden en de sociale partners, waaronder ook mkb-organisaties en consumentenverenigingen.

4.15   Er moeten flankerende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de partijen voor wie de eventuele toepassing van het gemeenschappelijk Europees kooprecht – als dat wordt goedgekeurd – zal gelden, te weten komen hoe ze dit recht op doeltreffende wijze kunnen toepassen en eenduidig moeten interpreteren. De lidstaten moeten via het Informatiesysteem interne markt (IMI) en andere informatiekanalen alle betrokken partijen erop wijzen wat het gemeenschappelijk Europees kooprecht precies inhoudt en wat de verschillen zijn tussen de nationale en Europese wetgeving. Tevens moet er aandacht worden besteed aan zaken als jurisprudentie en goede praktijken.

5.   Bijzondere opmerkingen

5.1   Meer aandacht voor het specifieke karakter van mkb-ondernemingen

5.1.1   Het EESC is van mening dat de verordening zou moeten worden verbeterd om meer rekening te kunnen houden met het specifieke karakter van mkb-ondernemingen:

99,8 % van de ondernemingen behoort tot het mkb en daarvan is 92 % een micro-onderneming met gemiddeld twee werknemers (8);

micro-ondernemingen exporteren doorgaans slechts naar een beperkt aantal lidstaten en pas nadat ze een uitgebreide marktanalyse hebben uitgevoerd;

qua ondernemingsmodel zijn micro-ondernemingen doorgaans niet toegerust op het sluiten van grensoverschrijdende overeenkomsten in 27 lidstaten;

bij hun grensoverschrijdende transacties stuiten mkb-ondernemingen vaak op grote obstakels (zie paragraaf 2.2.2).

5.1.2   Het voorstel is niet mkb-vriendelijk genoeg. Zonder juridische bijstand en advies zullen mkb-ondernemingen een ingewikkeld en abstract instrument op het gebied van overeenkomstenrecht, dat voor bepaalde aspecten verwijst naar de verschillende wetgevingen van de 27 lidstaten, niet kunnen toepassen. Er zijn beslist hulpmiddelen nodig. Deze kunnen ertoe bijdragen dat mkb-ondernemingen voor het gemeenschappelijk Europees kooprecht kiezen.

5.1.3   Mkb-organisaties (9) onderschrijven de noodzaak van een solider evenwicht tussen de rechten en plichten van de bij B2C-overeenkomsten betrokken partijen en pleiten voor verheldering en vereenvoudiging van de volgende punten:

artikel 23 (lid 1 inzake de informatieverplichtingen betreffende goederen en verbonden diensten is te vaag);

artikel 29 (sancties zijn te uitgebreid en onzeker);

artikel 39 (de voorwaarden van de biedende partij dienen te prevaleren);

artikel 42, lid 1, sub a (Herroepingstermijn) (de bepalingen uit de richtlijn betreffende de consumentenrechten moeten worden overgenomen);

artikel 51 (noodtoestanden, lichtzinnigheid, onwetendheid of onervarenheid dienen geen rechtvaardiging te zijn; voor de in dit artikel voorziene situaties geldt de plicht tot „goede trouw” en „redelijkheid en billijkheid”);

artikel 72 (bij lange onderhandelingsprocessen zouden partijen de overeenkomsten in één contract moeten kunnen vastleggen; anders worden mkb-ondernemingen te veel opgescheept met administratieve rompslomp (in termen van kosten en tijd));

artikel 78 (in lid 1 moet worden gespecificeerd dat de toekenning van een recht aan een derde ook de instemming van de andere partij vereist);

in artikel 78, lid 4, inzake de verwerping van een voor en door de derde bedongen recht moeten de woorden „of impliciet” worden geschrapt, omdat dit tot onzekerheid leidt;

artikel 97 (de verplichtingen voor de partijen moeten in evenwicht worden gebracht);

artikel 130, leden 3 en 5, (verantwoord beheer door de koper ontbreekt);

artikel 142, lid 4, (de „eerste” vervoerder toevoegen);

artikel 159, lid 1, (behoeft meer duidelijkheid);

5.1.4   Het gemeenschappelijk Europees kooprecht moet ervoor zorgen dat het „denk eerst klein”- en het evenredigheidsbeginsel in alles fases volledig worden toegepast en dat de administratieve rompslomp en de onnodige kosten voor mkb-ondernemingen worden teruggedrongen. Volgens het EESC is het buitengewoon belangrijk dat de regelgevingskosten voor het mkb tot een minimum beperkt blijven. Het roept de Commissie, de Raad en het Europees Parlement dan ook op om daar bij de formulering van het gemeenschappelijk Europees kooprecht rekening mee te houden.

5.2   Consumentenbescherming

5.2.1   Zoals reeds eerder opgemerkt, acht het EESC het belangrijk dat de rechtszekerheid wordt gewaarborgd „op grond van bepalingen die burgers en ondernemingen de meest geavanceerde bescherming bieden”. Dit „laat onverlet dat lidstaten stringentere beschermingsmaatregelen voor consumenten kunnen handhaven of invoeren” (10). Het Comité pleit „voor een „instrumentele” interne markt […], die ten goede komt aan de burger-consument” (11).

5.2.2   Qua inhoud heeft het gemeenschappelijk Europees kooprecht bij veel consumentenverenigingen tot ontevredenheid en kritiek geleid (in verband met de verminderde bescherming ten opzichte van art. 169, lid 4, van het Verdrag, de toepassing van het gemeenschappelijk Europees kooprecht zonder dat er echt rekening wordt gehouden met de wensen van de consument, enz.). Ze hebben ervoor gepleit om B2C-overeenkomsten van het gemeenschappelijk Europees kooprecht uit te sluiten.

5.2.3   Er zijn veel meer voorbeelden waaruit blijkt dat het voorstel niet het hoogste niveau van consumentenbescherming biedt:

artikel 5 (objectieve vaststelling van redelijkheid);

artikel 13, lid 1 (exacte betekenis van de uitdrukking „op duidelijke en begrijpelijke wijze”);

artikel 13, lid 3, sub c (geen definitie van „duurzame gegevensdrager”);

artikel 19, lid 5 (geen definitie van „redelijke termijn”);

artikel 20, lid 2 (exacte betekenis van de uitdrukking „dagelijkse transacties”);

artikel 28, lid 1 (exacte betekenis van de uitdrukking „al het redelijke”);

artikel 30, lid 1, sub c (geen definitie van „voldoende inhoud en zekerheid”);

artikel 42, lid 2 (indien er geen informatie wordt verstrekt dient de overeenkomst nietig te worden verklaard);

artikel 45 (de consument dient onder geen beding de kosten voor het terugzenden van goederen te dragen);

artikel 52, lid 2 (de termijnen dienen in het geval van de onder (a) genoemde omstandigheden minstens één jaar en in het geval van de onder (b) genoemde omstandigheden minstens twee jaar te bedragen);

artikel 53 (de bevestiging dient in geen geval impliciet te zijn);

artikel 71 (de formulering moet duidelijker zijn);

artikel 74 (betekenis van de uitdrukking „uiterst onredelijk”);

artikel 79, lid 1 (er bestaat geen definitie van oneerlijke praktijken op grond waarvan de voorwaarde „niet bindend” is);

artikel 79, lid 2 (in de richtlijn wordt geen rekening gehouden met het verschil tussen de essentiële en niet-essentiële elementen van een overeenkomst);

artikel 82 (in de richtlijn ontbreekt het aan regels met betrekking tot de wijze waarop de voorwaarden moeten worden meegedeeld, met betrekking tot de verplichting om informatie te verstrekken en met betrekking tot bepalingen die, ook al zijn ze inhoudelijk correct, automatisch van elke overeenkomst moeten worden uitgesloten omdat ze in strijd zijn met de goede trouw (bona fide);

artikel 84 (de (zwarte) lijst met oneerlijke voorwaarden is te kort en beantwoordt niet aan de meest vooruitstrevende nationale wetgevingen);

artikel 85 (dit geldt ook voor de voorwaarden die vermoed worden oneerlijk te zijn (grijze lijst));

artikel 99, lid 3 (bepaling volstrekt onaanvaardbaar);

artikel 105, lid 2 (termijn dient minstens twee jaar te zijn);

artikel 142 (de juridische betekenis en het karakter van de uitdrukking „de goederen fysiek in ontvangst heeft genomen” zijn, overeenkomstig de verschillende nationale rechtsstelsels, op verschillende manieren vertaald in de diverse talen);

artikel 142, lid 2 (betekenis van de uitdrukking „digitale inhoud”);

artikel 167, lid 2 (de kennisgeving zou niet vooraf moeten kunnen plaatsvinden);

artikel 179 en 180 (de formulering moet duidelijker zijn).

5.2.4   Om het vertrouwen van de consument te winnen moeten er ook speciale maatregelen komen die ervoor zorgen dat in het geval van fraude of bedrog de aansprakelijkheid en grensoverschrijdende afhandeling worden gewaarborgd. Het ontbreken van zo'n waarborg weerhoudt 59 % van de consumenten ervan om grensoverschrijdende aankopen te doen.

5.3   De ontwikkeling van Europese modelcontracten: een must

5.3.1   Het EESC pleit voor de ontwikkeling van Europese modelcontracten die:

beschikbaar zijn vanaf het moment dat het gemeenschappelijk Europees kooprecht wordt gepubliceerd en in werking treedt;

zich richten op bepaalde commerciële activiteiten of activiteitenterreinen;

uitgebreide standaardclausules en -voorwaarden bevatten die putten uit het acquis, een zeer hoog niveau van consumentenbescherming in overeenkomsten met consumenten garanderen, de contractuele vrijheid in overeenkomsten tussen bedrijven waarborgen en ten volle uitvoering geven aan de Small Business Act;

in alle officiële EU-talen beschikbaar zijn;

op gezette tijden worden gemonitord en doorgelicht, zodat die met behulp van goede praktijken, de rechtsleer en de jurisprudentie kunnen worden verbeterd.

Deze hulpmiddelen zijn bijzonder nuttig voor mkb-ondernemingen die grensoverschrijdende overeenkomsten met consumenten willen sluiten.

5.3.2   Ondernemers- en mkb-organisaties en consumentenverenigingen moeten bij de ontwikkeling van Europese modelcontracten worden betrokken en daaraan hun medewerking verlenen.

5.4   De noodzakelijke waarborging van meer rechtszekerheid

5.4.1   Het voorstel voor een verordening werpt vragen op met betrekking tot de vaststelling van de rechtsgrondslag, de interpretatie en de toepassing.

5.4.2   Voor veel aspecten (zoals de rechtspersoonlijkheid, de ongeldigheid van een overeenkomst als gevolg van onbekwaamheid, onwettigheid of strijd met de goede zeden, de bepaling van de taal van de overeenkomst, kwesties inzake non-discriminatie, vertegenwoordiging, pluraliteit van schuldeisers en schuldenaren, de wijziging van partijen met inbegrip van cessie, verrekening en fusie, het recht van eigendom, met inbegrip van de eigendomsoverdracht, het intellectuele-eigendomsrecht en de onrechtmatige daad) wordt verwezen naar de binnenlandse wetgeving, waardoor ondernemers gedwongen zullen zijn om zich in dit rechtskader te verdiepen, op kosten zullen worden gejaagd vanwege juridische bijstand en geconfronteerd zullen worden met rechtsonzekerheid.

5.4.3   Het ontbreekt aan een mechanisme dat zorgt voor een eenduidige interpretatie van de verordening in de hele EU. Een database met rechterlijke uitspraken zal voor nationale instanties die bevoegd zijn voor de interpretatie en tenuitvoerlegging van de verordening, geen geldig juridisch precedent zijn. Daardoor zullen er verschillende interpretaties mogelijk zijn, met als gevolg dat er rechtsonzekerheid ontstaat.

5.4.4   Het EESC adviseert om, althans gedurende de eerste vijf jaar dat de verordening van kracht is, de rechterlijke uitspraken door te lichten, goede praktijken te bevorderen en jaarlijks verslag uit te brengen. Op die manier kunnen de geboekte resultaten voortdurend worden beoordeeld, kunnen goede praktijken worden verspreid en kunnen alle noodzakelijke maatregelen worden genomen voor een eenduidige interpretatie van de verordening in de hele EU.

5.5   Overige opmerkingen

In tijden van crisis is het onwaarschijnlijk dat er op nationaal niveau grote bedragen worden vrijgemaakt voor voorlichting en promotieactiviteiten in verband met nieuwe regelgeving. In paragraaf 4 van de Motivering (Gevolgen voor de begroting) zouden ook ondersteuningsmaatregelen moeten worden genoemd, zoals scholingsbijeenkomsten van de Commissie voor vertegenwoordigers van ondernemers- en mkb-organisaties en consumentenverenigingen, zodat die hun leden voorlichting kunnen geven over het gemeenschappelijk Europees kooprecht. Ook zou er melding moeten worden gemaakt van ondersteuningsmaatregelen voor dergelijke organisaties voor het verlenen van gratis advies over de tenuitvoerlegging van de verordening.

Brussel, 29 maart 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  PB C 84 van 17 maart 2011, blz. 1

(2)  PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64.

(3)  Scorebord voor de consumentenmarkt, 5e editie, maart 2011.

(4)  COM(2011) 636 final.

(5)  COM(2011) 635 final.

(6)  PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6.

(7)  PB C 84 van 17.3.2011, blz. 1.

(8)  Eurostat.

(9)  Standpuntnota's van de UEAPME:

 

http://www.ueapme.com/IMG/pdf/120119_pp_General_Remarks_CESL.pdf

 

http://www.ueapme.com/IMG/pdf/120119_pp_Specific_Remarks_CESL.pdf

(10)  PB C 84 van 17.3.2011, blz. 1.

(11)  PB C 132 van 3.5.2011, blz. 3.


BIJLAGE

bij het Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité

I.   De volgende paragrafen van het afdelingsadvies werden door de voltallige vergadering gewijzigd, maar voorstellen om deze in hun oorspronkelijke vorm te laten staan, behaalden meer dan een kwart van de stemmen (artikel 54(4) rvo:

a)   Par. 1.2

Wat de gekozen vorm – een gemeenschappelijk Europees kooprecht (verordening) – en optie betreft (facultatieve, „secundaire regeling”), stelt het tot zijn tevredenheid vast dat zijn eerdere voorstellen zijn overgenomen. Het is evenwel van mening, zoals in zijn vorig advies reeds opgemerkt  (1), dat de Commissie eerst met een „toolbox” moet beginnen als gemeenschappelijk referentiekader voor grensoverschrijdende overeenkomsten en als facultatief instrument voor grensoverschrijdende overeenkomsten inzake goederenverkoop (B2B). Deze kan als proefproject dienen en nuttig zijn om na te gaan hoe verschillende regelingen naast elkaar kunnen bestaan en concreet worden toegepast.

Stemuitslag

Voor

:

93

Tegen

:

41

Onthoudingen

:

6

b)   Par. 1.7

Het EESC benadrukt de volgende cruciale aspecten:

De toepassing van het gemeenschappelijk Europees kooprecht brengt een aantal belangrijke problemen met zich mee.

Er moet meer rekening worden gehouden met het specifieke karakter van mkb-ondernemingen.

Samen met werkgeversorganisaties (ook die van het mkb) en consumentenverenigingen moeten er Europese modelcontracten met standaardvoorwaarden worden opgesteld voor specifieke handels- of activiteitenterreinen. Deze moeten beschikbaar zijn in alle officiële talen van de Europese Unie en zullen bijzonder goed van pas komen in B2B- en B2C-relaties. Ze moeten worden gepromoot, ongeacht of het gemeenschappelijk Europees kooprecht in werking zal treden.

Er moet worden gezorgd voor meer rechtszekerheid en het gemeenschappelijk Europees kooprecht moet inhoudelijk worden verbeterd.

Overeenkomstig de artikelen 12 en 169 van het Verdrag moet er bij de formulering en tenuitvoerlegging van EU-beleid en de uitvoering van goedgekeurde maatregelen te allen tijde rekening worden houden met verzoeken om bescherming van consumenten en mkb-ondernemingen.

Stemuitslag

Voor

:

75

Tegen

:

68

Onthoudingen

:

7

c)   Par. 1.9

Er moeten aanvullende maatregelen worden genomen om partijen die voor het uiteindelijke gemeenschappelijk Europees kooprecht zouden kiezen, ermee vertrouwd te maken, en om ervoor te zorgen dat dit recht op doeltreffende wijze wordt toegepast en eenduidig wordt geïnterpreteerd. Het EESC benadrukt echter dat het voorstel in zijn huidige formulering niet op consumentenovereenkomsten van toepassing mag zijn.

Stemuitslag

Voor

:

85

Tegen

:

53

Onthoudingen

:

5

d)   Par. 4.3

Wat de gekozen vorm (verordening) en optie betreft (facultatieve, „secundaire regeling” in elke lidstaat op basis van een uitdrukkelijk akkoord van de overeenkomstsluitende partijen), kan het instrument, zoals reeds in het eerder vermelde EESC-advies is uiteengezet, worden beperkt tot louter handelsovereenkomsten en kunnen consumentenovereenkomsten voorlopig buiten beschouwing worden gelaten.

Stemuitslag

Voor

:

93

Tegen

:

41

Onthoudingen

:

6

e)   Par. 4.13

Gezien de economische en financiële crisis moet alles in het werk worden gesteld om een kader te creëren voor het stimuleren van exportactiviteiten en voor het verminderen van de administratieve kosten. Voor de consumenten is het belangrijk dat ze meer vertouwen krijgen in de interne markt en dat ze worden aangemoedigd tot het doen van grensoverschrijdende aankopen door hun doeltreffende individuele en collectieve verhaalsmiddelen te verschaffen.

Stemuitslag

Voor

:

71

Tegen

:

66

Onthoudingen

:

8

f)   Par. 5.3.1

Het EESC pleit voor de ontwikkeling van Europese modelcontracten die:

beschikbaar zijn ongeacht of het gemeenschappelijk Europees kooprecht in werking treedt;

zich richten op bepaalde commerciële activiteiten of activiteitenterreinen;

uitgebreide standaardclausules en -voorwaarden bevatten die putten uit het acquis, een zeer hoog niveau van consumentenbescherming in overeenkomsten met consumenten garanderen, de contractuele vrijheid in overeenkomsten tussen bedrijven waarborgen en ten volle uitvoering geven aan de Small Business Act;

in alle officiële EU-talen beschikbaar zijn;

op gezette tijden worden gemonitord en doorgelicht, zodat die met behulp van goede praktijken, de rechtsleer en de jurisprudentie kunnen worden verbeterd.

Deze hulpmiddelen zijn bijzonder nuttig voor mkb-ondernemingen die grensoverschrijdende overeenkomsten met consumenten willen sluiten.

Stemuitslag

Voor

:

75

Tegen

:

68

Onthoudingen

:

7


(1)  PB C 84 van 17 maart 2011, blz. 1 (par. 1.2 en 1.3)


Top