This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012AE0818
Opinion of the European Economic and Social Committee on the ‘Proposal for a Council Directive on a common system of financial transaction tax and amending Directive 2008/7/EC’ COM(2011) 594 final
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG (COM(2011) 594 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG (COM(2011) 594 final)
PB C 181 van 21.6.2012, p. 55–63
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
21.6.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 181/55 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG
(COM(2011) 594 final)
2012/C 181/11
Rapporteur: PALMIERI
De Raad heeft op 19 oktober 2011 besloten om, overeenkomstig art. 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het
Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG
COM(2011) 594 final.
De afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 7 maart 2012 goedgekeurd.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 maart 2012 gehouden 479e zitting (vergadering van 29 maart) onderstaand advies met 164 stemmen vóór en 73 tegen, bij 12 onthoudingen, goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1 Aansluitend bij het standpunt van het Europees Parlement (1) onderschrijft het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) het voorstel van de Europese Commissie om een belasting op financiële transacties in te voeren, zoals het overigens reeds in zijn eerdere adviezen had bepleit (2).
1.1 Het EESC had reeds in een eerder advies (3) erop gewezen dat het van belang is de financiële autonomie van de Europese Unie te verzekeren, zoals oorspronkelijk in artikel 201 van het Verdrag van Rome was aangegeven. In deze context kan de FTT volgens het EESC een hoeksteen van het nieuwe stelsel van eigen middelen van de Unie worden. Met dit instrument wordt de nodige financiële zelfvoorziening binnen het meerjarig financieel kader 2014-2020 gegarandeerd.
1.2 Het EESC wijst er andermaal op dat de FTT op mondiale schaal moet worden toegepast; de beste manier echter om dit te bereiken, is de FTT, zoals reeds werd uiteengezet in het advies van 15 juli 2010 (zie voetnoot 2), reeds in de Europese Unie in te voeren. Het EESC deelt het standpunt van commissaris Algirdas Semeta en het Europees Parlement dat de EU op dit gebied een voortrekkersrol kan en moet spelen, zoals reeds voor tal van ander beleid met wereldwijde impact (bv. inzake de klimaatverandering) het geval is geweest (4). Wel vindt het EESC dat alles in het werk moet worden gesteld om ervoor te zorgen dat een eventuele invoering van de FTT wereldwijd gebeurt.
1.2.1 Ook de brief van de ministers van Financiën van negen EU-lidstaten (Duitsland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, België, Finland, Griekenland, Portugal, Spanje) aan het Deense voorzitterschap van de EU past in deze context. In deze brief wordt het besluit van het voorzitterschap om vaart te zetten achter het onderzoek en de onderhandelingen m.b.t. de toepassing van de FTT toegejuicht.
1.3 Volgens het EESC past de invoering van de FTT in een ruimer proces dat door de Commissie is gelanceerd en o.m. gericht is op de herziening van de belangrijkste richtlijnen voor de markten van financiële instrumenten (COM(2011) 656; COM(2011) 652) teneinde meer transparantie, doeltreffendheid en werkzaamheid van deze markten te garanderen. Zoals reeds gesteld in een eerder advies meent het EESC voorts dat de stabiliteit en de doeltreffendheid van de financiële sector en dus de beperking van buitensporige risico's, alsook de invoering van passende stimuli voor instellingen in de financiële sector, gewaarborgd moeten worden door adequate regelgeving en toezicht.
1.4 Om het risico op verplaatsing van financiële activiteiten te neutraliseren of althans te minimaliseren zou volgens het EESC het door het Europees Parlement gesuggereerde uitgiftebeginsel (issuance principle) moeten worden gekoppeld aan het door de Commissie voorgestelde woonplaatsbeginsel (of territorialiteitsbeginsel). Op basis van dit laatste beginsel wordt de belasting geheven (zoals een zegelrecht of stamp duties) op transacties die betrekking hebben op alle financiële instrumenten die door in de EU geregistreerde rechtspersonen worden uitgegeven, op straffe van ongeldigheid van de aankoop- of verkoopcontracten (5).
1.5 De toepassing van de FTT kan volgens het EESC ervoor zorgen dat de financiële sector een billijkere bijdrage levert aan de begroting van de Europese Unie alsook aan de nationale begrotingen van de lidstaten.
1.6 Het EESC is ermee ingenomen dat dankzij de invoering van de FTT kan worden ingegrepen in het winstgestuurde systeem van financiële instellingen door hoogfrequente transacties met korte wachttijd (high frequency and low latency trading) te beperken. Het gaat hierbij om uitermate speculatieve transacties, die een bron zijn van instabiliteit van de financiële markten en die volledig losstaan van de normale werking van de reële economie. Dankzij de FTT kunnen de financiële markten dus gestabiliseerd worden, daar er meer winst zal worden gehaald uit investeringen op middellange en lange termijn, die dan weer in het bedrijfsleven kan worden geïnjecteerd.
1.6.1 De lagere snelheid van hoogspeculatieve transacties tengevolge van de invoering van de FTT zal in belangrijke mate bijdragen aan de stabilisatie van waardeschommelingen op de financiële markten, zodat bedrijven die in de reële economie actief zijn, kunnen steunen op stabielere financiële scenario's voor hun eigen investeringen (6).
1.7 Een van de belangrijkste gevolgen van de invoering van de FTT houdt volgens het EESC verband met de verbetering van de situatie van de overheidsschuld. In perioden van grote financiële instabiliteit doen de crises op het gebied van staatsobligaties zich scherper voelen. De stijging van de opbrengsten dankzij de invoering van de FTT zal de begrotingsstabiliteit ten goede komen, daar er minder behoefte zal zijn om nog verdere leningen aan te gaan. Het effect zal door de middelen die naar de lidstaten vloeien, niet alleen rechtstreeks voelbaar zijn, maar ook onrechtstreeks, door de middelen die, in de plaats van bijdragen van de lidstaten, naar de EU-begroting zullen gaan.
1.8 Door bij te dragen aan fiscale harmonisatie zal de invoering van de FTT de goede werking van de interne markt garanderen en marktverstoring helpen vermijden op een gebied waar thans ten minste reeds tien EU-lidstaten verschillende vormen van een FTT toepassen.
1.9 Op de negatieve macro- en micro-economische gevolgen van de wettelijke toepassing van de FTT moet nauwgezet worden toegezien en de betreffende risico's en kosten moeten worden geneutraliseerd of althans beperkt. Om de belangrijkste negatieve gevolgen op te vangen die de toepassing van de FTT voor de reële economie zou kunnen hebben, moet worden overwogen in passende compensatieregelingen te voorzien.
1.9.1 De monitoring en de daarbij aansluitende evaluatie van de gevolgen van de toepassing van de FTT – via een aan het Europees Parlement en de Raad voor te leggen verslag – moet volgens het EESC jaarlijks gebeuren en niet pas op het eind van het derde jaar van invoering van de FTT (7).
1.10 Bij de evaluatie van de gevolgen van de invoering van de FTT moet ook rekening worden gehouden met de gevolgen van een daling van het bbp op lange termijn (zoals in de effectbeoordeling van de Commissie wordt voorspeld) en de gecumuleerde impact van de FTT wat betreft zijn bijdrage aan i) een betere werking van de financiële markten tengevolge van de stabilisering van die markten, ii) een heroriëntering van investeringen op de reële economie, iii) reguleringsmaatregelen ter verbetering van de effectiviteit, doeltreffendheid en transparantie van de Europese financiële markten, iv) de fiscale consolidering voor de lidstaten dankzij een grotere beschikbaarheid van middelen, en v) besparingen en investeringen van huishoudens. Zoals uit recente ramingen is gebleken zouden al deze gevolgen tezamen zelfs kunnen zorgen voor een verhoging van het bbp op lange termijn met 0,25 % (8).
1.11 Het EESC formuleert enkele bedenkingen bij de bij het Commissievoorstel gevoegde effectbeoordeling van de toepassing van de FTT; er wordt immers geen rekening gehouden met een aantal gevolgen – die in het onderhavige advies worden opgesomd – waarmee de algemene beoordeling van het voorstel zelf op de helling kan komen te staan. Het EESC verzoekt de Commissie daarom zo snel mogelijk werk te maken van een aanvullende en grondiger beoordeling.
1.12 Het EESC stemt in met de keuze van de Commissie om een FTT voor te stellen in de plaats van een belasting op financiële activiteiten. Met laatstgenoemde belasting kunnen de distributieve aspecten weliswaar beter worden geregeld (dankzij een betere correlatie met de opbrengsten van financiële activiteiten) maar bestaat ook het gevaar dat de consumenten en de bedrijven er meer onder te lijden zullen hebben en dat de belasting slechts weinig impact zal hebben op de stabilisering van de financiële markten.
1.13 Opgemerkt zij dat het aantal Europese burgers dat bij een peiling door Eurobarometer te kennen gaf voorstander te zijn van een invoering van een FTT, sinds het najaar van 2010 nooit onder 60 % is gedaald. In het najaar van 2010 bedroeg dat percentage 61 %, in het voorjaar van 2011 65 % en in het najaar van 2011 64 % (9). De invoering van de FTT kan daarom een eerste belangrijke stap zijn die ervoor kan zorgen dat de financiële sector het vertrouwen van de Europese burgers kan herwinnen.
1.14 Op grond van zijn taak als adviesorgaan van de Commissie, het Europees Parlement en de Raad wil het EESC zich inzetten voor voortdurende monitoring van het proces waarmee het Commissievoorstel voor de invoering van de FTT in wetgeving zal worden omgezet.
2. Het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad ter instelling van een gemeenschappelijk belastingstelsel voor financiële transacties
2.1 Sinds 2009 heeft de Europese Commissie op G20-bijeenkomsten (Pittsburgh, Toronto, Cannes) gewezen op de noodzaak wereldwijd een belasting op financiële transacties in te voeren. Met het oog daarop heeft de Commissie op 7 oktober 2010 een mededeling over een belasting voor de financiële sector gepubliceerd (COM(2010) 549 final).
2.2 Thans stelt de Commissie binnen een meer systematisch uitgewerkt kader opnieuw een belasting van financiële transacties (FTT) voor. Het voorstel past in het nieuwe, door de Commissie voorgestelde meerjarig financieel kader 2014-2020 en heeft tot doel - via een beter onderbouwd stelsel van eigen middelen – de meerjarenbegroting van de Europese Unie meer financiële autonomie te verzekeren (10).
2.3 De belasting is van toepassing op financiële transacties die betrekking hebben op financiële instellingen. Ze geldt niet voor burgers en ondernemingen (verzekeringscontracten, hypothecaire leningen, consumentenkredieten of betalingsdiensten), transacties op de primaire markt (behoudens de uitgifte en terugbetaling van aandelen en rechten van deelneming van instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE) en alternatieve beleggingsfondsen (ABF)) en contante valutatransacties (in tegenstelling tot valutaderivaten).
2.4 De FTT wordt betaald door financiële instellingen die deelnemen aan financiële transacties „zij het voor eigen rekening of voor de rekening van derden dan wel in naam van een partij bij de transactie”. Financiële transacties met de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken blijven van de regeling uitgesloten. Centrale tegenpartijen (ctp's), centrale effectenbewaarinstellingen (CSD's) en internationale centrale effectenbewaarinstellingen (ICSD's), alsook de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFFS), worden niet beschouwd als financiële instellingen voor zover zij taken vervullen die op zichzelf niet als tradingactiviteit beschouwd worden.
2.5 Om het risico op bedrijfsverplaatsingen, die hoe dan ook niet tegen te houden zijn, te beperken wordt het woonplaatsbeginsel (of territorialiteitsbeginsel) toegepast, waarbij het niet van belang is waar de transactie plaatsvindt maar wel in welke lidstaat de betrokken financiële actoren gevestigd zijn. De belasting is van toepassing op de transactie als ten minste één van de financiële instellingen die partij zijn bij de transactie, in de EU gevestigd is.
2.5.1 Volgens artikel 3 van de richtlijn is een financiële instelling op het grondgebeid van een lidstaat gevestigd als ten minste aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
— |
de autoriteiten van die lidstaat hebben haar vergunning verleend om als zodanig te handelen, voor wat betreft transacties die onder die vergunning vallen; |
— |
zij heeft haar statutaire zetel in die lidstaat; |
— |
haar vaste adres of gebruikelijke verblijfplaats bevindt zich in die lidstaat; |
— |
zij heeft een bijkantoor in die lidstaat; |
— |
zij treedt op voor eigen rekening of voor rekening van een derde dan wel in naam van een partij bij een financiële transactie met een andere financiële instelling die in die lidstaat is gevestigd of met een partij die op het grondgebied van die lidstaat is gevestigd en geen financiële instelling is (11). |
2.6 De FTT wordt verschuldigd op het tijdstip dat de financiële transactie plaatsvindt. Gezien de uiteenlopende aard van de transacties zijn twee verschillende heffingsmaatstaven van toepassing. De eerste maatstaf geldt voor transacties die geen betrekking hebben op derivatenovereenkomsten, waarbij de maatstaf van heffing overeenkomt met de prijs of de tegenprestatie die de financiële instelling betaalt of verschuldigd is aan een derde. Als de prijs van de tegenprestatie lager is dan de marktprijs of niet is bepaald, zal de maatstaf van heffing worden berekend tegen marktprijs. De tweede maatstaf geldt voor financiële transacties met betrekking tot derivatenovereenkomsten, waarbij de maatstaf van heffing gelijk is aan het notionele bedrag van de derivatenovereenkomst op het tijdstip dat de transactie plaatsvindt.
2.6.1 De minimumbelastingtarieven die de lidstaten moeten toepassen op de belastinggrondslag kunnen als volgt worden opgesplitst:
i) |
0,1 % voor financiële transacties die geen betrekking hebben op derivatenovereenkomsten; |
ii) |
0,01 % voor financiële transacties met betrekking op derivatenovereenkomsten. |
Per soort transactie kunnen de lidstaten slechts één tarief toepassen. Het staat de lidstaten evenwel vrij hogere dan de vastgestelde minimumtarieven toe te passen.
2.7 De belasting moet worden betaald door iedere financiële instelling die bij de transactie betrokken is als partij, voor eigen rekening of voor rekening van een derde, wanneer die instelling handelt in naam van een partij of ingeval de transactie is verricht namens haar; de andere bij de transactie betrokken partijen worden evenwel samen geacht onder bepaalde voorwaarden hoofdelijk verplicht te zijn de belasting te voldoen. Ook kunnen de lidstaten eventuele andere instanties aansprakelijk maken en registratie-, verslagleggings-, rapportage- en andere verplichtingen vaststellen om te garanderen dat de verschuldigde FTT daadwerkelijk wordt betaald.
2.8 De belasting moet worden voldaan op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt indien de transactie elektronisch wordt verricht; in de andere gevallen is een maximumtermijn van drie werkdagen vastgelegd.
2.9 Het is aan de lidstaten om preventieve maatregelen te nemen om belastingontduiking, -ontwijking en -misbruik te voorkomen. In dit verband kan de Commissie na raadpleging van de Raad gedelegeerde handelingen voorstellen.
2.10 De invoering van de FTT betekent tevens dat de lidstaten geen andere belastingen op financiële transacties op nationaal niveau mogen handhaven of invoeren.
2.11 Dankzij het voorstel van de Commissie zou de goedkeuring van een gemeenschappelijke minimumbelasting – die naar verwachting per 1 januari 2014 van kracht zou worden – het mogelijk maken de reeds door de lidstaten ontplooide initiatieven m.b.t. een FTT te harmoniseren en de goede werking van de interne markt te verzekeren.
2.12 De keuze om een belasting op financiële transacties goed te keuren is gemaakt na een effectbeoordeling waarbij ook rekening is gehouden met het alternatief om een belasting op financiële activiteiten in te voeren. Uiteindelijk is echter de voorkeur gegeven aan de invoering van een FTT. Op basis van deze effectbeoordeling is geraamd dat de FTT jaarlijks 57 miljard euro zal opbrengen (37 miljard zouden de EU-begroting ten goede komen, terwijl de overige 20 miljard naar de begrotingen van de afzonderlijke lidstaten zouden gaan) (12).
2.13 De Commissie legt de Raad regelmatig een verslag over de toepassing van de richtlijn en eventuele voorstellen voor de wijziging ervan voor. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 31 december 2016 voorgelegd; de volgende worden om de vijf jaar ingediend.
3. Algemene opmerkingen
3.1 In dit advies maakt het EESC een evaluatie van het voorstel van de Commissie ter bevordering van een richtlijn van de Raad betreffende de invoering van een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties (COM(2011) 594 final) (13).
3.2 Het onderhavige advies bouwt voort op het reeds eerder geschetste kader in het initiatiefadvies betreffende de invoering van een belasting op financiële transacties van 15 juli 2010, en in het advies van 15 juni 2011 (zie voetnoot 2) betreffende de mededeling over Belasting op de financiële sector (COM(2010) 549 final).
3.3 Aan het voorstel voor een FTT ligt de erkenning ten grondslag dat de financiële markten, tengevolge van de ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologieën, de laatste twintig jaar een exponentiële groei van het volume financiële transacties en een enorme volatiliteit van de betreffende prijzen laten zien, met de bekende destabiliserende gevolgen voor de wereldeconomie tot gevolg (14).
3.3.1 De financiële markten, die oorspronkelijk „instrumenten” waren om financiële middelen ten behoeve van de reële economie bijeen te brengen, zijn geleidelijk aan een centraal doel op zich geworden, waarbij ze de reële economie boven het hoofd zijn gegroeid. Gelet op deze situatie is het volgens het EESC zaak dat dergelijke markten worden onderworpen aan mechanismen die via regulering hun doeltreffendheid en dankzij transparantie hun werkzaamheid kunnen verzekeren. Voorts moeten de mechanismen ook garanderen dat de markten op billijke wijze – zoals andere productiefactoren – bijdragen aan de EU-begroting en de begrotingen van de lidstaten (15).
3.3.2 Het EESC herhaalt dat de huidige crisis te wijten is aan een financiële crisis die in 2007 begonnen is en zich sinds 2008 tot de reële economie heeft uitgebreid (16). De financiële sector die in dit verband dus de grootste verantwoordelijkheid draagt, moet dan ook een even grote bijdrage leveren om deze crisis te boven te komen. Tot dusver hebben de EU-lidstaten 4 600 miljard euro, ofwel 39 % van het bbp van de EU-29 in 2009, op tafel gelegd om de financiële sector te ondersteunen (via financieringen en garanties). Deze bijdrage heeft de situatie van de overheidsfinanciën in een aantal EU-lidstaten nog verslechterd, met een gevaarlijke crisis van de eurozone tot gevolg (17).
3.4 In deze context past het voorstel voor een belasting van financiële transacties in een door de Commissie gelanceerd proces waarbij de belangrijkste richtlijnen voor de effectenmarkten worden herzien, teneinde een betere regulering en transparantie van de financiële markten te garanderen (18), hetgeen het EESC ook meermaals in zijn adviezen heeft bepleit.
3.5 Het EESC heeft reeds in twee afzonderlijke gevallen, nl. in het initiatiefadvies van 15 juli 2010 en in het advies van 15 juni 2011 (zie voetnoot 2 voor beide adviezen), te kennen gegeven dat het voorstander is van een belasting op financiële transacties.
3.5.1 Met het voorstel van de Commissie COM(2011) 594 final wordt volgens het EESC een Europees stelsel van belasting van financiële transacties geïntroduceerd dat in grote lijnen strookt met de voorstellen die in de twee eerder genoemde adviezen worden geformuleerd.
3.6 Het EESC erkent de geldigheid van de belangrijkste motieven die de Commissie ertoe hebben gebracht de toepassing van een FTT op Europees niveau voor te stellen:
— |
verhoging van de belastingheffing op financiële activiteiten met het oog op een billijkere bijdrage van deze activiteiten aan de EU-begroting en de begrotingen van de lidstaten; |
— |
wijziging van het gedrag van de financiële actoren door het volume van hoogfrequente transacties met korte wachttijd (high frequency and low latency trading) te verminderen; |
— |
harmonisatie van de FTT van afzonderlijke lidstaten door de vaststelling van twee minimumtarieven (0,1 % voor obligaties en aandelen; 0,01 % voor derivaten). |
3.6.1 Wat de bijdrage aan de EU-begroting en de begrotingen van de lidstaten betreft, zijn er gelet op de economische crisis en de recente crisis van de overheidsschuld maatregelen nodig die de economische groei kunnen aanzwengelen in een context van steeds grotere bezuinigingen op de overheidsbegroting. De invoering van de FTT, die bijdraagt aan het nieuwe stelsel van eigen middelen van de EU-begroting, zou een aanzienlijke vermindering van de bijdragen van de lidstaten mogelijk maken en aldus een sanering van de overheidsbegrotingen bewerkstelligen. De Commissie heeft berekend dat de nieuwe eigen middelen in 2020 goed zullen zijn voor ca. de helft van de EU-begroting en dat het aandeel van de bbp-bijdragen van de lidstaten gereduceerd zou worden met een derde ten opzichte van het huidige aandeel dat thans meer dan drie kwart beloopt.
3.6.1.1 Zoals reeds eerder werd uiteengezet, zou de toepassing van een FTT ook tegemoetkomen aan overwegingen inzake billijkheid. Financiële systemen hebben de laatste jaren het voordeel van een beperkte belasting genoten; zo waren financiële diensten vrijgesteld van btw, wat de sector jaarlijks een fiscaal voordeel van 18 miljard euro heeft opgeleverd.
3.6.1.2 In deze context heeft het EESC reeds eerder zijn steun betuigd aan het voorstel van de Commissie om het belastingsysteem te hervormen en de bijdrage van de financiële sector te verhogen. Het huidige voorstel van de Commissie is daarom een stap in de goede richting.
3.6.2 Wat de mogelijkheid betreft om via een FTT het volume financiële transacties met een hoog risico en hoge volatiliteit te verminderen, moet nader worden ingegaan op de categorie van financiële transacties waarop het voorstel van grotere invloed zou moeten zijn. Hoogfrequente transacties met een korte wachttijd, die mogelijk zijn gemaakt door uiterst geavanceerde informatietechnologieën, maken gebruik van complexe mathematische algoritmen waarmee in een fractie van een seconde marktgegevens kunnen worden geanalyseerd, zodat vervolgens strategische interventies op de financiële markten (hoeveelheid, prijs, timing, locatie van traders, aankoop-/verkooporders) kunnen worden verricht en de wachttijd (latentie – uitgedrukt in microseconde, d.i. een miljoenste seconde) kan worden beperkt. Via dergelijke interventies kunnen financiële actoren „anticiperend” reageren op de markten en aankoop- en verkooptransacties genereren die verricht worden binnen de looptijd van een tiende van een seconde. Met betrekking tot deze categorie van transacties spreekt men zelfs van „geïnformatiseerde handel met voorkennis” (19).
3.6.2.1 Dergelijke transacties hebben op de verschillende financiële markten van de EU een aandeel verworven van 13 tot 40 %. In de VS is het volume van hoogfrequente transacties in slechts vier jaar (van 2004 tot 2009) naar schatting gestegen van 30 tot 70 % (20).
3.6.2.2 Het gaat hierbij om transacties die volledig losstaan van de normale werking van de reële economie en die o.m. de liquiditeit van het hele economische systeem kunnen doen wegvloeien, wat aldus ten nadele gaat van de veerkracht van het systeem, d.i. het vermogen van een systeem om het hoofd te bieden aan stress tengevolge van kritieke fases (21).
3.6.2.3 De toepassing van een FTT zou – door de stijging van de transactiekosten – een negatieve invloed hebben op de hoogfrequente tradingactiviteiten ten gevolge van het cumulatieve effect van de toepassing ervan. Het beperkte volume hoogfrequente transacties zou ervoor zorgen dat financiële instellingen zich weer meer bezig zouden gaan houden met traditionele financiële activiteiten van kredietbemiddeling, met onbetwistbare voordelen voor actoren als kleine en middelgrote ondernemingen die thans onder een zware liquiditeitscrisis gebukt gaan.
3.6.2.4 De reeds bestaande belastingsystemen voor financiële transacties zijn in staat gebleken de tradingvolumes en de volatiliteit van de effectenprijzen te doen dalen, waardoor ook de risicopremies zijn verminderd. Het is dus logisch dat de invoering van een FTT op Europees niveau ook deze categorie „onproductieve” transacties in aanzienlijke mate zal doen afnemen.
3.6.3 Wat de nagestreefde belastingharmonisatie betreft, passen tot dusver tien EU-lidstaten reeds enige tijd een of andere vorm van belasting op financiële activiteiten en transacties toe (België, Cyprus, Frankrijk, Finland, Griekenland, Ierland, Italië, Roemenië, Polen en het Verenigd Koninkrijk). Deze landen zullen worden verzocht hun nationale wetgeving af te stemmen op de EU-wetgeving (m.a.w. zij zullen o.m. worden verzocht het minimumtarief toe te passen en de belastinggrondslag af te stemmen op de EU-maatstaf van heffing). Met het oog op de goede werking van de interne markt zal de invoering van een FTT het mogelijk maken efficiënte financiële markten te begunstigen terwijl tegelijk marktverstoringen tengevolge van unilateraal door lidstaten vastgestelde fiscale normen worden vermeden.
4. Specifieke opmerkingen
4.1 De Commissie heeft een beoordeling gemaakt van de langetermijngevolgen van de invoering van de FTT voor het bruto binnenlands product (bbp), die varieert van – 0,17 % (bij een tarief van 0,01 %) tot – 1,76 % (bij een tarief van 0,1 %), uitgaande van een bijzonder streng scenario waarbinnen geen rekening is gehouden met enkele „verzachtende” effecten zoals de uitsluiting van de primaire markt, de uitsluiting van transacties waarbij ten minste één niet financiële partij is betrokken en de effecten op de andere macro-economische variabelen. Als rekening wordt gehouden met de „verzachtende” effecten zou volgens de Commissie de maximale daling van het bbp 0,53 % in plaats van 1,76 % bedragen. Voor de werkgelegenheid zou het geraamde gevolg liggen tussen – 0,03 % (bij een tarief van 0,01 %) en – 0,20 % (bij een tarief van 0,1 %).
4.2 In feite zou het totale effect op het bbp zelfs positief kunnen uitpakken en geraamd worden op 0,25 % als aan de langetermijneffecten op het bbp na invoering van de FTT de volgende effecten worden toegevoegd: een beter functioneren van de financiële markten omdat ze stabieler zijn; heroriëntatie van de investeringen op de reële economie; regulerend beleid dat de efficiëntie, doelmatigheid en transparantie van de markten verbetert; en begrotingsconsolidatie in de lidstaten doordat er meer middelen beschikbaar zijn (22).
4.3 Volgens het EESC is de effectbeoordeling die bij het Commissievoorstel gaat ontoereikend. Daarom zou de Commissie nader onderzoek moeten doen om op beter onderbouwde wijze aan te tonen wat de gevolgen van het voorstel zijn.
4.3.1 Volgens het EESC moet rekening worden gehouden met enkele effecten die in dit advies vermeld worden, maar niet in de effectbeoordeling van de Commissie zijn meegenomen; toelichtingen op de hypothesen die in effectbeoordeling van de Commisie zijn meegenomen (zoals schommelingen in de vraag naar financiële producten waarop de FTT van toepassing is); de gevolgen van eventuele verschuivingen voor consumenten en ondernemingen; en de effecten van de invoering van de FTT op de werkgelegenheid in de financiële sector in de lidstaten.
4.4 Invoering van de FTT dient adequaat plaats te vinden om de risico's en bijbehorende kosten te neutraliseren of in ieder geval te beperken. De risico's die aandacht verdienen, zijn volgens het EESC onder andere: eventuele verschuiving van de belasting ten koste van het krediet voor ondernemingen en consumenten; lager rendement op pensioenfondsen; verschuiving van financiële investeringen; de verhoging van de kosten voor ondernemingen in verband met afdekkingen (verzekering tegen grondstofprijs- en koersschommelingen); de gevolgen van de belasting voor de winst van de financiële sector en voor de lidstaten waar deze sector een belangrijke plaats inneemt; de gevolgen voor de economie, aangezien de invoering van de belasting op een moment kan plaatsvinden waarop de economie vrijwel in een recessie verkeert.
4.5 Tegenover deze risico's staan echter veel grotere kansen en voordelen. De FTT drukt de kortetermijninvesteringen, maar zal tot een stijgende vraag naar investeringen op middellange en lange termijn leiden die typisch zijn voor de financiering van ondernemingen en de overheid. Al deze factoren zullen een grotere liquiditeit op de markten opleveren die zodoende bijdraagt tot een verbetering van de omstandigheden voor ondernemingen, gezinnen en overheidsschulden. Van groot belang is de stabilisering van de markten voor afgeleide producten. De aanduiding van deze producten zal aanmerkelijke gevolgen hebben voor het aantal uitgevoerde transacties, met als gevolg een remmende werking op de verspreiding van producten die in hoge mate de oorzaak waren van de crisis van de laatste jaren op de financiële markten en in de wereldeconomie.
4.6 De eventuele extra heffing op pensioenfondsen ten gevolge van de FTT zou van bescheiden omvang zijn, gelet op de wijze en de soorten investeringen. Voorts zou een mogelijke herwaardering van de voor pensioenfondsen typische activa (minder volatiele investeringen) de wellicht (vanwege de belasting) dalende rendementen kunnen compenseren of zelfs overtreffen. Om de gevolgen voor de pensioenfondsen te neutraliseren of te beperken kan er echter gedacht worden aan een verlaging van de tarieven of andere vormen van vrijstelling voor de sector.
4.7 Bij de bepaling van het toepassingsgebied en de tarieven van de FTT wordt rekening gehouden met de doelstelling om de negatieve effecten van verplaatsing – buiten de EU- van investeringen en financieringsfondsen te beperken. Ook het EESC heeft op de noodzaak hiervan gewezen, als de belasting niet meer wereldwijd zou worden toegepast.
4.7.1 Wat betreft het toepassingsgebied van de TTF behelst het woonplaatsbeginsel (of beginsel van territorialiteit) dat de belasting ook geldt voor in de EU gevestigde financiële instellingen uit derde landen, hetgeen een brede toepassing impliceert. Met deze omschrijving van het woonplaatsbeginsel voor financiële instellingen, ter bepaling van de lidstaat die de belasting int, is het goed mogelijk belastingontwijking en –ontduiking te minimaliseren.
4.7.2 Om de gevolgen van verplaatsing van financiële transacties verder te beperken, steunt het EESC het voorstel van het EP om het uitgiftebeginsel (issuance principle) in te voeren op grond waarvan de belasting geldt (als een zegelrecht, stamp duties) voor alle transacties waarbij financiële instrumenten betrokken zijn die door in de EU geregistreerde rechtspersonen zijn uitgegeven (23).
4.7.3 Het EESC herinnert eraan dat in het in 2010 goedgekeurde advies (zie voetnoot 2) gepleit wordt voor toepassing van een uniform tarief van 0,05 %. Het onderschrijft het voorstel van de Commissie om twee tarieven toe te passen: dit reduceert waarschijnlijk de kans op verplaatsing van markten en waarborgt passende middelen op de begrotingen van de Unie en de lidstaten.
4.7.4 Het EESC herinnert er verder aan dat waar de FTT is ingevoerd, met bijzondere aandacht voor het beheer, de heffingsgrondslag en de toepassing van het tarief, positieve resultaten zijn behaald in de belastingopbrengst, zonder afbreuk te doen aan de economische groei. Dit is het geval in Zuid-Korea, Hongkong, India, Brazilië, Taiwan en Zuid-Afrika (24).
4.8 Het uitsluiten van de primaire markt van bepaalde belastingen minimaliseert de effecten van de FTT op de financieringskosten van reële activiteiten en brengt ze terug tot indirecte gevolgen van een eventueel geringere liquiditeit die deze belasting op door financiële instellingen behandelde waardepapieren met zich meebrengt.
4.9 Doordat de belasting ook geldt voor valutaderivaten, maar niet voor contante valutatransacties is het mogelijk in te grijpen in een groot deel van speculatief bedoelde transacties die voor de valutamarkten van belang zijn (25). Als de FTT ook zou gelden voor contante valutatransacties zou dit geen echte beperking betekenen voor de vrijheid van kapitaal (ook gelet op de geplande tarieven), noch een schending van de betreffende passages van het Verdrag van Lissabon (Leading Group on Innovating Financing for Development, Parijs, juni 2010).
4.10 Zoals het EESC al opgemerkt heeft (in 2011 goedgekeurd advies, zie voetnoot 2), zijn de FTT en de FAT geen stelsels voor alternatieve belastingen. De FTT betreft hoofdzakelijk kortetermijntransacties, terwijl de FAT voor alle financiële activiteiten geldt (dus ook voor transacties op de primaire markt). Invoering van de FTT staat de toepassing van een Europees stelsel voor FAT niet in de weg, met name als het hoofddoel een „billijke en wezenlijke bijdrage van de financiële sector aan de overheidsfinanciën” (advies uit 2011, zie voetnoot 2) is, alsook harmonisatie van de heffing op financiële activiteiten om de interne markt te versterken. De toepassing van een Europese belastingregeling voor financiële transacties is voorts een steun in de rug voor de eis tot meer uniformiteit van de belastingstelsels van de lidstaten op het gebied van financiële activiteiten in het algemeen.
4.10.1 De FTT heeft progressieve herverdelingseffecten, zowel omdat hogere-inkomensgroepen meer profijt trekken van de diensten die de financiële sector levert, als door de afwezigheid van directe kosten voor gezinnen en niet-financiële ondernemingen doordat de FTT niet toegepast wordt op hen betreffende leningactiviteiten. Op deze transacties drukken eventueel uitsluitend de indirecte kosten die voortvloeien uit een geringere liquiditeit van de door financiële instellingen behandelde transacties.
4.11 Het stelsel om de belasting te innen, is eenvoudig en kost heel weinig voor de transacties die op de markten plaatsvinden, en in het algemeen voor geregistreerde transacties. Dit pleit ervoor om de registratieplicht voor financiële transacties uit te breiden tot over-the-counter transacties met niet-gestandaardiseerde producten die op markten buiten de beurs verhandeld worden, tussen twee partijen.
Brussel, 29 maart 2012
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Staffan NILSSON
(1) Het Europees Parlement „pleit voor de invoering van een belasting op financiële transacties, die de werking van de markt zou verbeteren door speculatie tegen te gaan en zou bijdragen aan de financiering van mondiale collectieve goederen en het verkleinen van de overheidstekorten”.
Resolutie van het Europees Parlement m.b.t. innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau. 2010/2105 (INI) - tekst goedgekeurd op 8 maart 2011.
(2) EESC-advies over „Belasting op financiële transacties”, goedgekeurd op 15.7.2010 (PB C 44/14 van 11.2.2011, blz. 81).
Advies over de mededeling Belasting op de financiële sector (COM(2010) 549 final), goedgekeurd op 15.6.2011 (PB C 248/11 van 25.8.2011, blz. 64).
(3) Advies over de mededeling Evaluatie van de EU-begroting (PB C 248/13 van 25.8.2011, blz. 75).
(4) ALGIRDAS SEMET, 17/2/2012, EU tax coordination and the financial sector. Toespraak/12/109 van de eurocommissaris voor Belastingen en Douane-Unie, Audit en Fraudebestrijding. Londen.
Europees Parlement, Resolutie over innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau (P7_TA-PROV(2011)0080).
(5) Europees Parlement, ontwerpverslag over het Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk belastingstelsel voor financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG. Rapporteur ANNI PODIMATA (10/2/2012).
(6) Schulmeister, S., 2011, Implementation of a General Financial Transaction Tax. Oostenrijks Instituut voor Economisch Onderzoek. In opdracht van de federale Handelskamer.
Griffith-Jones, S., Persaud, A., 2012, Financial Transaction Taxes, http://www.europarl.europa.eu/document/activities/cont/201202/20120208ATT37596/20120208ATT37596EN.pdf
(7) Zoals wordt voorgesteld in de Effectbeoordeling van de Commissie: SEC(2011) 1103 final
(8) Griffith-Jones, S., Persaud, A., 2012, op.cit.
(9) Europese Commissie, 2011, Eurobarometer 76 – Public opinion in the European Union - First Results („Openbare opinie in de Europese Unie – Eerste resultaten”). Veldwerk: november 2011. Publicatie: december 2011.
(10) Voorstel voor een verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (COM(2011) 398 final) waarmee de mededeling van de Commissie van 29 juni 2011Een begroting voor Europa 2020 (COM(2011) 500 final) in wetgeving wordt omgezet.
(11) Als aan meer dan één voorwaarde wordt voldaan, is de eerste voorwaarde waaraan wordt voldaan in de lijst in dalende volgorde relevant voor de bepaling van de lidstaat van vestiging.
(12) Europese Commissie, Brussel, 28 september 2011, SEC(2011) 1103 final, werkdocument van de diensten van de Commissie - Samenvatting van de effectbeoordeling die gevoegd is bij het Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG
(13) Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG (COM(2011) 594 final).
(14) De valutatransacties zijn minstens 70 maal belangrijker dan het goederen- en dienstenverkeer op wereldschaal. In 2006 was het verkeer op de Europese derivatenmarkten gelijk aan 84 maal het bbp, terwijl de transacties op de spotmarkten (aan- en verkopen van valuta of financiële waarden met onmiddellijk vastgestelde contracten (on the spot)) slechts 12 maal het nominale bbp van de EU overtroffen.
Schulmeister, S., Schratzenstaller, M., Picek, O, 2008, A General Financial Transaction Tax – Motives, Revenues, Feasibility and Effects, Oostenrijks Instituut voor Economisch Onderzoek, onderzoeksstudie in opdracht van Ecosocial Forum Austria, medegefinancierd door het federaal ministerie van Financiën en het federaal ministerie van Economie en Werk, maart 2008.
(15) Haug, J., Lamassoure, A., Verhofstadt, G.,Gros, D., De Grauwe, P., Ricard-Nihoul, G., Rubio, E., 2011, Europe for Growth – For a Radical Change in Financing the EU.
Rapport van de groep-de Larosière (PB C 318 van 23.12.2009).
Europees Parlement, 15 juni 2010, Verslag over de financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen voor te nemen maatregelen en initiatieven (2010/2242 (INI)); rapporteur: PERVENCHE BERÈS.
Europees Parlement, 8 maart 2010, Resolutie over de belasting van financiële transacties. (2009/2750 (RSP)).
Europees Parlement, 8 maart 2011, Resolutie over een innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau. (2010/2105(INI)); rapporteur: ANNI PODIMATA.
(16) Advies over de mededeling van de Commissie „Naar een intensivering van de economische beleidscoördinatie ten behoeve van stabiliteit, groei en werkgelegenheid – Instrumenten voor een krachtigere economische governance van de EU” (PB C 107/7 van 6.4.2011).
(17) Europese Commissie, Brussel, 28 september 2011, SEC(2011) 1103 final, werkdocument van de diensten van de Commissie - Samenvatting van de effectbeoordeling die gevoegd is bij het Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG
(18) Brussel, 20 oktober 2011, COM(2011) 656 final, Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad
Brussel, 20 oktober 2011, COM(2011) 652 final, Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening [EMIR] betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters
(19) Schulmeister, S., (2011), Op.cit.
The New York Times, 23/7/2011, Stock Traders Find Speed Pays, in Milliseconds. Duhigg, C.
(20) Europese Commissie, 8 december 2010, openbare raadpleging over de Review of the Markets in Financial Instrument Directive (MiFID) (de herziening van de richtlijn inzake markten in financiële instrumenten – „MiFID”), DG Interne Markt en Diensten.
Europese Commissie, 20 oktober 2010, SEC(2011) 1126 final, werkdocument van de diensten van de Commissie. Impact Assessment Accompanying the document Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on Markets in financial instruments [Recast] and the Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council on Markets in financial instruments.
Oostenrijks Instituut voor Economisch Onderzoek, 2011, op. cit.
(21) Persaud, A., 14 ottobre 2011, La Tobin Tax? Si può fare („De Tobintaks? Waarom niet?”) (www.lavoce.info).
(22) Griffith-Jones, S., Persaud, A., 2012, op.cit.
(23) Indien de contractanten de belasting niet betalen, is de aan- of verkoopovereenkomst nietig. Europees Parlement, ontwerpverslag over het Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk belastingstelsel voor financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG, rapporteur: Anni PODIMATA (10/2/2012).
(24) Griffith-Jones, S., Persaud, A., 2012, op.cit.
(25) Valutatransacties zijn precies het soort transacties waarvoor J. Tobin de belasting bedacht heeft. Tobin J., 1978, A Proposal for International Monetary Reform. Toespraak van prof. Tobin tijdens een conferentie van de Eastern Economic Association, 1978. Wash. D.C., Cowles Foundation Paper – Herdrukt voor het Eastern Economic Journal, 4(3-4), juli-oktober 1978.
BIJLAGE
bij het Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité
De onderstaande wijzigingsvoorstellen, waarvoor ten minste een kwart van de stemmen werd uitgebracht, werden tijdens de beraadslaging verworpen:
Paragraaf 1.1
Nieuwe, als volgt luidende paragraaf 1.2 invoegen na paragraaf 1.1
Motivering
Volgt mondeling.
Het wijzigingsvoorstel wordt in stemming gebracht en met 93 stemmen vóór en 143 tegen, bij 11 onthoudingen, verworpen.
Paragraaf 1.10
Als volgt wijzigen:
Op de negatieve macro- en micro-economische gevolgen van de wettelijke toepassing van de FTT moet nauwgezet worden toegezien en de betreffende risico's en kosten moeten worden geneutraliseerd of althans beperkt. Om de belangrijkste negatieve gevolgen op te vangen die de toepassing van de FTT voor de reële economie zou kunnen hebben, moet worden overwogen in passende compensatieregelingen te voorzien.
Motivering
Het staat vast dat de financiële sector binnen het geheel van de economie in iedere lidstaat een verschillend gewicht heeft. Het is dan ook logisch dat het EESC dit erkent.
Het wijzigingsvoorstel wordt in stemming gebracht en met 86 stemmen vóór en 137 tegen, bij 15 onthoudingen, verworpen.
Paragraaf 3.3.2
Het EESC herhaalt dat de huidige crisis te wijten is aan een financiële crisis die in 2007 begonnen is en zich sinds 2008 (1) tot de reële economie heeft uitgebreid. De financiële sector die in dit verband dus de grootste verantwoordelijkheid draagt , moet dan ook een even grote bijdrage leveren om deze crisis te boven te komen. Tot dusver hebben de EU-lidstaten 4 600 miljard euro, ofwel 39 % van het bbp van de EU-27 in 2009, op tafel gelegd om de financiële sector te ondersteunen (via financieringen en garanties). Deze bijdrage heeft de situatie van de overheidsfinanciën in een aantal EU-lidstaten nog verslechterd, met een gevaarlijke crisis van de eurozone tot gevolg (2) .
Motivering
Als we het hebben over degenen die verantwoordelijk zijn voor de crisis, mogen we de politici niet vergeten, want het is duidelijk dat hun onverantwoorde optreden door de jaren heen de crisis in veel lidstaten tot op grote hoogte in de hand heeft gewerkt.
Het wijzigingsvoorstel wordt in stemming gebracht en met 72 stemmen vóór en 154 tegen, bij 15 onthoudingen, verworpen.
Paragraaf 4.6
Als volgt wijzigen:
De extra heffing op pensioenfondsen ten gevolge van de FTT zou bescheiden de wijze en de soorten investeringen een mogelijke herwaardering van de voor pensioenfondsen typische activa (minder volatiele investeringen) de (vanwege de belasting) dalende rendementen compenseren of zelfs overtreffen. m de gevolgen voor de pensioenfondsen te neutraliseren of te beperken er gedacht worden een verlaging van de tarieven of vormen van vrijstelling voor de sector.
Motivering
Zoals is gebleken uit informatie die tijdens de werkzaamheden van de studiegroep naar voren is gekomen, kan deze belasting de hoogte van de kapitaalgedekte pensioenregelingen in de toekomst met liefst 5 % omlaag brengen. Het is moreel niet te verdedigen om van miljoenen toekomstige gepensioneerden in Europa te verlangen dat ze meewerken aan een verlaging van hun eigen latere, meestal toch al bescheiden uitkering.
Het wijzigingsvoorstel wordt in stemming gebracht en met 82 stemmen vóór en 142 tegen, bij 19 onthoudingen, verworpen.
Paragraaf 4.7.3
Toevoegen
Het EESC herinnert eraan dat in het advies uit 2010 (zie voetnoot 2) gepleit wordt voor toepassing van een uniform tarief van 0,05 %. Het onderschrijft het voorstel van de Commissie om twee tarieven toe te passen: dit reduceert waarschijnlijk de kans op verplaatsing van markten en waarborgt passende middelen op de begrotingen van de Unie en de lidstaten.
Motivering
Er is geen enkele aanleiding voor het EESC om zijn eerdere standpunt, uitgaande van een maximaal tarief ter hoogte van 0,05 %, te herzien, zeker niet gelet op de talrijke moeilijk in te schatten gevolgen van de voorgestelde regeling.
Het wijzigingsvoorstel wordt in stemming gebracht en met 85 stemmen vóór en 144 tegen, bij 12 onthoudingen, verworpen.
(1) Advies over de mededeling van de Commissie „Naar een intensivering van de economische beleidscoördinatie ten behoeve van stabiliteit, groei en werkgelegenheid – Instrumenten voor een krachtigere economische governance van de EU” (PB C 107/7 van 6.4.2011).
(2) Europese Commissie, Brussel, 28 september 2011, SEC(2011) 1103 final, werkdocument van de diensten van de Commissie - Samenvatting van de effectbeoordeling die gevoegd is bij het Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG.