EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CB0349

Zaak C-349/11: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 9 december 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik — België) — Arbeidsauditeur/Bvba Yangwei (Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering — Richtlijn 97/81/EG — Belemmeringen van administratieve aard waardoor mogelijkheden voor deeltijdwerk worden beperkt — Verplichte openbaarheid en bewaring van overeenkomsten en werkroosters)

PB C 109 van 14.4.2012, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 109/5


Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 9 december 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik — België) — Arbeidsauditeur/Bvba Yangwei

(Zaak C-349/11) (1)

(Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering - Richtlijn 97/81/EG - Belemmeringen van administratieve aard waardoor mogelijkheden voor deeltijdwerk worden beperkt - Verplichte openbaarheid en bewaring van overeenkomsten en werkroosters)

2012/C 109/09

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Luik

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Arbeidsauditeur

Verwerende partij: Bvba Yangwei

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Rechtbank van eerste aanleg te Luik — Uitlegging van richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid (PB 1998, L 14, blz. 9) — Toelaatbaarheid van een nationale regeling op grond waarvan de werkgever documenten moet opstellen waarin de afwijkingen op de werkroosters worden opgetekend en op grond waarvan de overeenkomsten en de werkroosters van deeltijdwerknemers moeten worden bewaard en openbaar moeten worden gemaakt — Belemmeringen van administratieve aard waardoor de mogelijkheden voor deeltijdwerk worden beperkt

Dictum

Clausule 4 van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid moet aldus worden uitgelegd dat deze zich niet verzet tegen een nationale regeling die werkgevers verplicht om de overeenkomsten en de werkroosters van deeltijdwerknemers te bewaren en openbaar te maken mits vaststaat dat deze regeling geen minder gunstige behandeling van laatstgenoemden inhoudt dan van voltijdwerknemers die zich in een vergelijkbare situatie bevinden of, in geval van een dergelijk verschil in behandeling, mits vaststaat dat dit door objectieve redenen is gerechtvaardigd en niet verder gaat dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de ermee nagestreefde doelstellingen. Het staat aan de verwijzende rechter om de nodige feitelijke en juridische verificaties te verrichten, met name uit het oogpunt van het toepasselijke nationale recht, teneinde te beoordelen of dit het geval is in de bij hem aanhangige zaak.

Indien de verwijzende rechter oordeelt dat de nationale regeling die in het hoofdgeding aan de orde is, onverenigbaar is met clausule 4 van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid in bijlage bij richtlijn 97/81, dan moet clausule 5, punt 1, ervan aldus worden uitgelegd dat ook deze zich tegen een dergelijke regeling verzet.


(1)  PB C 282 van 24.9.2011.


Top