Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AE0809

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de gevolgen van de financieel-economische crisis voor de verdeling van de beroepsbevolking over de productiesectoren, met speciale aandacht voor het mkb (verkennend advies)

    PB C 218 van 23.7.2011, p. 1–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    23.7.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 218/1


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de gevolgen van de financieel-economische crisis voor de verdeling van de beroepsbevolking over de productiesectoren, met speciale aandacht voor het mkb

    (verkennend advies)

    2011/C 218/01

    Rapporteur: de heer PEZZINI

    Corapporteur: de heer HAVLÍČEK

    Péter GYÖRKÖS, permanent vertegenwoordiger van Hongarije bij de Europese Unie, heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité op 15 november 2010 namens het toekomstige Hongaarse EU-voorzitterschap verzocht een verkennend advies op te stellen over

    De gevolgen van de financieel-economische crisis voor de verdeling van de beroepsbevolking over de productiesectoren, met speciale aandacht voor het mkb.

    De adviescommissie Industriële reconversie (CCMI), die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 april 2011 goedgekeurd.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 4 en 5 mei 2011 gehouden 471e zitting (vergadering van 4 mei) het volgende advies uitgebracht, dat met 153 stemmen vóór en 5 stemmen tegen, bij 11 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1   Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) waardeert het zeer dat het Hongaarse voorzitterschap zich interesseert voor de gevolgen van de huidige financieel-economische crisis voor de verdeling van de beroepsbevolking over de productiesectoren, met speciale aandacht voor het mkb. Dit thema is voor het maatschappelijk middenveld namelijk van cruciaal belang.

    1.2   Het EESC wijst erop dat het zich al herhaaldelijk heeft uitgesproken over de problemen waarmee het mkb, dat samen met de publieke sector en de sociale economie een centrale plaats inneemt in de economie en de werkgelegenheid in de EU, wordt geconfronteerd.

    1.3   Kleine en middelgrote ondernemingen hebben zwaar te lijden gehad van de wereldwijde financieel-economische crisis, al wisten ze hierop vaak te reageren door flexibeler te opereren en innovatieve oplossingen door te voeren.

    1.4   Het EESC vindt dat de EU meer zou kunnen doen om het mkb te steunen en dat haar optreden niet beperkt mag blijven tot mooie woorden. Het is nu absoluut zaak dat de EU op een aantal prioritaire gebieden met samenhangende en gecoördineerde maatregelen komt om de omstandigheden waaronder kleine en middelgrote bedrijven op de interne markt opereren te verbeteren en om hen te helpen bij hun internationalisering.

    1.4.1   Prioritair zijn volgens het EESC: de ontsluiting van het potentieel van (met name vrouwelijke) nieuwe ondernemers, de werkgelegenheid onder jongeren, en de ondersteuning van het kerninitiatief „Jeugd in beweging”.

    1.4.2   Het EESC beveelt aan dat er een jaarlijkse mkb-conferentie wordt gehouden waar wordt besproken hoe het Europese mkb ervoor staat, met name wat werkgelegenheid betreft. Aan deze conferentie, waarvan een voorbeeldfunctie moet uitgaan, zou moeten worden deelgenomen door verschillende nationale en Europese beroepsorganisaties en alle Europese instellingen.

    1.5   Het EESC dringt er met name op aan via een stappenplan te garanderen dat onverwijld de voorwaarden worden geschapen waaronder nieuwe innovatieve ondernemingen zich kunnen ontwikkelen en bestaande kleine en middelgrote ondernemingen gesteund kunnen worden, om aldus bij te dragen tot het creëren van nieuwe banen (nodig om de crisis te boven te komen) en werk te maken van duurzame groei: de voorgestelde maatregelen moeten op Europees, nationaal en regionaal niveau worden gepland en betrekking hebben op commerciële en niet-commerciële ondernemingen en op de sociale economie. Naast dit stappenplan moet ook worden voorzien in opleidingsmaatregelen voor werklozen en jongeren, zodat de nieuwe banen voor hen toegankelijk worden.

    1.5.1   In samenspraak met de lidstaten zou de EU in de convergentieregio's kunnen ondersteunen dat er middelen uit de Structuurfondsen worden ingezet om het mkb te helpen.

    1.6   Het EESC vindt dat er vaart moet worden gezet achter de internationalisering van kleine en middelgrote ondernemingen. De nieuwe markten moeten voor hen toegankelijker worden, zodat ze meer arbeidsplaatsen kunnen scheppen.

    1.6.1   Om nieuwe markten toegankelijk te maken moeten er eerst solide handelsakkoorden worden gesloten met eenvoudige procedurele protocollen die door het mkb vlot kunnen worden gebruikt.

    1.7   Het is van fundamenteel belang om de ondernemingscultuur en de ondernemersgeest te promoten door een gunstig bedrijfsklimaat te scheppen waarin marktrisico's in aanmerking worden genomen en het menselijk kapitaal de nodige waardering krijgt.

    1.8   Juist in deze crisistijden dienen opleiding, overdracht van kennis en kwalificaties, nieuwe werkmethoden en de bereidheid tot veranderingen te worden aangemoedigd, teneinde de arbeidsplaatsen te behouden en de werknemers, die de kracht van de bedrijven vormen, een grotere rol te geven.

    1.9   Het EESC wijst erop dat openbare aanbestedingen, met inachtneming van de sociale en milieunormen, bedrijven in belangrijke mate kunnen helpen om het hoofd boven water te houden en plaatselijke werkgelegenheid veilig te stellen. In crisistijden waarin een groot deel van de werkgelegenheid op de tocht staat, zou het verplicht moeten zijn om eerst aan de kleintjes te denken (Think Small First): als er op correcte, verantwoorde en verstandige wijze wordt ingespeeld op de vraag van overheidszijde, zou dat een open mededinging en de innovatie ten goede moeten komen.

    1.10   De ontwikkeling van clusters en van sectorspecifieke groepen mkb-ondernemingen zou volgens het EESC versterkt moeten worden. Door op het gebied van contracten en kennis de handen ineen te slaan, kunnen grote en kleine bedrijven innovatie aanzwengelen via (ook sectorale) systemen die in een netwerk zijn verbonden.

    1.11   Om optimaal van vooruitstrevende sectorale initiatieven te profiteren, zouden ze op het gebied van technologie, werkgelegenheid, investeringen en herwaardering van menselijk kapitaal beter gecoördineerd moeten worden.

    1.12   Erkend moet worden dat er nieuwe financieringsmechanismen nodig zijn. De door de crisis veroorzaakte financiële en andere problemen hebben zich voor kleine en middelgrote bedrijven sterker doen gevoelen door het uitblijven van nieuwe maatregelen, bijv. ook om instrumenten zoals Jeremie, Jasper en Jessica kracht bij te zetten.

    1.13   De Commissie zou de lidstaten het goede voorbeeld moeten geven door sneller te verifiëren of bestaande wetgeving wel geschikt is. Zo kunnen overlappingen, rompslomp en kosten worden verminderd.

    1.14   Via operationele, communautaire en nationale effectbeoordelingen zou bij nieuwe wetgevingsvoorstellen preventief moeten worden nagegaan welke impact zij hebben op het concurrentievermogen.

    1.15   Het EESC zou graag zien dat de Commissie zich nog meer inzet om koolstofarme technologieën en de „groene economie” te bevorderen, omdat deze kunnen bijdragen tot nieuwe en betere arbeidsplaatsen.

    1.16   Voorts zou het nuttig zijn om met name sectorale internationale netwerken voor actoren op het gebied van creativiteit en innovatie te steunen en de verspreiding ervan te bevorderen. In dit verband beveelt het EESC aan om het Enterprise Europe Network niet alleen algemene, maar ook sectorspecifieke informatie- en adviestaken te laten vervullen en om het een administratieve éénloketfunctie te geven.

    1.17   De goedkeuring van het Europees mkb-statuut en de implementatie van de Small Business Act op het niveau van de lidstaten, waarover het EESC zich al heeft uitgesproken, zouden moeten worden versneld.

    2.   Inleiding

    2.1   In de periode 2002-2008 was er in het mkb sprake van banengroei, maar met het uitbarsten van de economische crisis in 2008 kwam de ommekeer; in de periode 2009-2010 zijn er naar schatting 3,25 miljoen banen verloren gegaan. (1)

    2.2   In 2010 bedroeg het werkloosheidspercentage in de EU 9,6 %, terwijl de werkloosheid onder ambtenaren en in de sectoren vervoer en telecommunicatie nog hoger lag. De werkgelegenheid is lichtjes aangetrokken in de detailhandel en de be- en verwerkende industrie, maar de arbeidsmarktpositie van jongeren – van 15 tot 24 jaar – blijft beroerd; van hen is ca. 21 % werkloos, een percentage dat nog hoger ligt dan bij aanvang van de crisis.

    2.2.1   Overigens hebben de economische crisis en factoren als de mondialisering, de technologische vooruitgang, de vergrijzing en de geleidelijke overgang naar een koolstof- en deeltjesarme economie er sterk toe bijgedragen dat de arbeidsmarktvereisten inzake vaardigheden en kwalificaties snel zijn veranderd en dat bepaalde nieuwe beroepen sterk in opkomst zijn.

    2.3   Op sectoraal niveau lijkt de recessie te hebben geleid tot een versnelling van de huidige tendens waarbij arbeidsplaatsen verschuiven van primaire industriële activiteiten naar de dienstensector. Volgens voorspellingen zal de werkgelegenheid in de primaire industrie en in de landbouw aanzienlijk afnemen en zullen er in de be- en verwerkende en productie-industrieën in de periode 2010-2020 banen verloren gaan, terwijl rekening wordt gehouden met toenemende werkgelegenheid in de dienstensector, met name in de zakelijke en marktdienstverlening. Stijgingen worden ook verwacht in sectoren als distributie, vervoer, horeca en toerisme, gezondheidszorg, onderwijs en veiligheid.

    2.4   Wat beroepsprofielen betreft, zal de trend waarbij steeds meer werkenden een middelbare of hogere opleiding hebben genoten, zich tot 2020 waarschijnlijk versterkt doorzetten (verwacht wordt dat dit percentage zal stijgen naar 40 %). Het gaat hierbij om personen die de zgn. „knowledge and skill-intensive jobs” vertegenwoordigen, zoals leidinggevenden, professionals en technici.

    2.4.1   De grootste daling wordt verwacht ten aanzien van het percentage laag of weinig gekwalificeerde werknemers. De werkgelegenheid in sectoren die investeringsgoederen produceren is in tijden van algemene economische crisis kwetsbaarder vanwege het grote belang van vaardigheden; aan dergelijke sectoren zijn immers vaak specifieke vaardigheden verbonden.

    2.5   Het EESC heeft er meermaals op gewezen (2) dat „alom wordt erkend dat het midden- en kleinbedrijf (mkb) van groot belang is voor de economie van de Europese Unie”. Ook heeft het opgemerkt (3): „Aangezien productie, innovatie en werkgelegenheid steeds meer van het mkb komen, moet de stimulering van ondernemerschap onder jongeren een prioriteit zijn.”

    2.6   In de EU zijn er ruim 20 miljoen onafhankelijke bedrijven: in meer dan 99 % van de gevallen gaat het hierbij om kleine en middelgrote ondernemingen met minder dan 250 werknemers. Het leeuwendeel (92 %) wordt gevormd door microbedrijven, die minder dan tien personen in dienst hebben. Daarnaast is het mkb goed voor ruim 67 % van alle arbeidsplaatsen in de EU (4). Veel van deze kleine en middelgrote ondernemingen hebben alleen door de toewijding van hun personeel de crisis overleefd.

    2.7   Er bestaan echter nog heel wat belemmerende factoren, zoals:

    een klimaat dat niet is aangepast aan de ontwikkeling van de ondernemingsgeest;

    moeilijke toegang tot krediet;

    problemen bij internationalisering en markttoegang;

    onvoldoende kennisoverdracht of managementvermogen;

    ontoereikende bescherming van intellectuele eigendom.

    Dergelijke knelpunten kunnen nieuwe ondernemersinitiatieven afremmen, de oprichting of snelle ontwikkeling van innovatieve kleine of middelgrote bedrijven in de weg staan en het streven naar volledige werkgelegenheid verhinderen.

    2.8   In 2009 bedroeg het aantal grote ondernemingen waar de werkgelegenheid is teruggelopen twee keer het aantal kleine en ruim drie keer het aantal micro-ondernemingen met afnemende werkgelegenheid. Uit deze cijfers blijkt dat kleine en microbedrijven een stabiliserende invloed kunnen uitoefenen op economische cycli.

    2.9   Op de Europese arbeidsmarkt is echter nog steeds sprake van grote onevenwichtigheden tussen de landen, met onaanvaardbaar hoge jeugdwerkloosheidspercentages: het gemiddelde Europese werkloosheidspercentage in 2010-2011 ligt al rond het kritieke niveau van ruim 10 %, maar de verdeling van de beroepsbevolking tussen sectoren, geografische gebieden en vooral leeftijdsgroepen is nog zorgwekkender.

    2.9.1   Het recente rapport Werkgelegenheid in Europa 2010 laat zien dat jongeren de voornaamste slachtoffers van de crisis zijn: de werkloosheid onder jongeren in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar ligt in sommige landen op of boven de 30 %.

    2.10   Kijkt men naar de trends in de verdeling van de Europese beroepsbevolking over de verschillende sectoren (5), en uitgesplitst per leeftijd, geslacht en bedrijfssoort, dan valt het volgende op:

    de arbeidsparticipatie in de EU-27 (6) is gestegen van 62,2 % in 2000 tot 64,6 % in 2009;

    de arbeidsparticipatie van jongeren (7) is in dezelfde periode gedaald van 37,5 % tot 35,2 %;

    de arbeidsparticipatie van vrouwen is algemeen gestegen van 53,7 % tot 58,6 % en van jongere vrouwen gedaald van 34,1 % tot 33,1 %;

    in 2000 was 26,8 % van de beroepsbevolking in de EU-27 werkzaam in de industrie; in 2009 is dat aandeel gedaald tot 24,1 %;

    het aandeel van de dienstensector steeg van 65,9 % in 2000 tot 70,4 % in 2009;

    het aandeel van de landbouw daalde van 7,3 % in 2000 tot 5,6 % in 2009.

    2.11   De cijfers geven voor de EU-15 een iets betere situatie te zien, zowel wat betreft de algemene arbeidsparticipatie (63,4-65,9 %) als de arbeidsparticipatie van vrouwen (54,1-59,9 %).

    2.12   Het EU-programma „Jeugd in beweging” heeft onder meer ten doel om jongeren weer vaardigheden bij te brengen en nieuwe kwalificaties te geven. Dit streven is gezien de enorme omvang van het probleem wellicht wat beperkt en moet dan ook gepaard gaan met andere initiatieven om nieuwe bedrijvigheid en nieuwe ondernemingen te creëren.

    2.13   Het EESC heeft zich mede via haar eigen adviescommissie Industriële reconversie (CCMI) al uitgesproken over de werkgelegenheidsgevolgen van de crisis voor de be- en verwerkende industrie, de auto-industrie, de textielsector, de metaalsector, de luchtvaartindustrie, de culturele en creatieve bedrijfstakken, de scheepvaartindustrie en scheepsbouw, de kolen- en staalindustrie en de sector huishoudelijke apparaten, alsook bedrijfstakken in de land- en bosbouw en de dienstensector.

    2.14   In de EU bestaan er in alle sectoren naast grote bedrijven ook een fors aantal kleine en middelgrote bedrijven, zoals in de be- en verwerkende industrie (waar 2 357 000 van de 2 376 000 ondernemingen tot het mkb behoren), de bouwnijverheid (2 914 000 van de 2 916 000), de groot- en detailhandel, de sector auto- en motorreparaties en de sector gezinsconsumptiegoederen (in totaal, 6 491 000 van de 6 497 000), om nog maar te zwijgen van de onroerendgoedsector, de horeca en de vervoerssector.

    2.15   Het EESC wijst erop dat grote, middelgrote en kleine bedrijven elkaar volledig aanvullen. Dit komt vaak tot uiting in de kwaliteit van de toelevering, de efficiëntie van de outsourcing en het creëren van innovatieve spin-offs.

    2.16   Mogelijkheden om nieuwe banen te scheppen als instrument om de crisis te bestrijden en duurzame en competitieve economische groei te stimuleren via kleine en middelgrote bedrijven in de particuliere en publieke sector en in de sociale economie, doen zich in het bijzonder voor in bepaalde dienstverlenende sectoren (8):

    spin-offs op het gebied van onderzoek en ontwikkeling

    informatica en aanverwante activiteiten

    onderhoud en renovatie van onroerend goed

    ondersteunende activiteiten op het vlak van financiële bemiddeling

    horeca

    toerisme en cultuur

    post, telecommunicatie en vervoer

    elektriciteits-, gas- en watervoorziening

    de sectoren uit het Lead Market-initiatief: e-gezondheid, duurzaam bouwen, intelligente stoffen, producten op biobasis, recycling, duurzame energie en groene economie.

    2.17   Kijkt men naar de territoriale verdeling van de mkb-bijdrage aan de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid in de EU in de periode 2002-2007, dan lijken er niet zoveel verschillen te zijn wat de werkgelegenheid betreft, maar wel waar het gaat om de toegevoegde waarde: in de nieuwe lidstaten (EU-12) is het arbeidsproductiviteitsverschil tussen het mkb en grote bedrijven groter dan in de oude lidstaten (EU-15).

    2.18   Het mkb zorgt trouwens niet alleen voor nieuwe banen, maar draagt ook flink bij tot de dynamiek en het innovatievermogen van de economie, die van belang zijn om wetenschappelijke en technologische kennis naar de praktijk te vertalen door ideeën en vondsten over te dragen en in commerciële toepassingen om te zetten. In dit verband wordt erop gewezen dat de nieuwe benaderingen die genoemd zijn in het kader van het beginsel Think Small First en in de Small Business Act nog niet volledig ingang hebben gevonden, met name op regionaal en nationaal niveau.

    2.19   Volgens het EESC moet er meer worden geijverd voor de ontwikkeling van groepen (clusters) innovatieve kleine en middelgrote bedrijven met een groot ontwikkelingsvermogen, omdat zij vernieuwing in gang kunnen zetten via netwerksystemen die in staat zijn om laagdrempelige kwaliteitsproducten snel op de markt te brengen.

    2.20   Cruciaal voor de ontwikkeling en het concurrentievermogen van het kleine en middelgrote bedrijven is dat ze geholpen worden bij hun internationalisering, zodat ze hun vleugels kunnen uitslaan naar de mondiale markten, en dat hun ontwikkelingspotentieel op de interne markt wordt benut door te zorgen voor een gelijk speelveld wat betreft concurrentie en operationele omstandigheden.

    2.21   Gemiddeld vertegenwoordigt het mkb ruim 50 % van het bbp van de lidstaten, maar slechts 30 % van de uitvoer naar niet-EU-landen, waarbij wel moet worden aangetekend dat hun bijdrage vaak binnen mondiale waardeketens ligt.

    2.22   Voorts is er sterk aangedrongen op eenvoudigere toegang tot krediet: de EU heeft tijdens de crisis steun verleend aan regeringen, financiële instellingen en grote ondernemingen, maar er wordt weinig of niets gedaan ter ondersteuning van het mkb en van het scheppen van duurzame productieve arbeidsplaatsen op lokaal niveau. Het zou een goede zaak zijn om instrumenten als Jeremie, Jessica en Jasper te versterken.

    2.23   Het EESC vindt dat de regeringen van de EU resoluut moeten opkomen voor:

    de nationale en regionale programma's ter bevordering van ondernemerschap;

    de instrumenten om ervoor te zorgen dat kleine en middelgrote bedrijven actief blijven;

    de ontwikkeling van nieuwe activiteiten i.v.m. slimme producten en diensten;

    de vermindering van de rompslomp;

    opleidingsmaatregelen voor werklozen en jongeren zodat de nieuwe banen voor hen toegankelijk worden;

    maatregelen om de kwalificaties en opleiding van werknemers voortdurend te verbeteren;

    de sociale dialoog;

    betere toegang tot EU-programma's, met speciale aandacht voor financiering van het mkb;

    de bestrijding van belastingontduiking en zwartwerk;

    vermindering en vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten door de onestopshops en de sectorale netwerken kracht bij te zetten

    2.24   In het bijzonder raadt het EESC aan om vaart te zetten achter de lopende herziening teneinde de Europese onderzoeks- en innovatieprogramma's toegankelijker te maken.

    2.25   Daar waar de markt tekortschiet op het vlak van duurzame werkgelegenheid, ontwikkeling van ondernemerschap, innovatie en duurzame economische groei, moeten er dynamische maatregelen worden uitgewerkt om bedrijven te helpen bij hun ontstaan, uitbreiding en hun uiteindelijke verdwijnen van de markt, binnen een klimaat dat aan duidelijkheid en transparantie niets te wensen overlaat.

    3.   Opmerkingen

    3.1   In dit verkennend advies, opgesteld op verzoek van het Hongaarse voorzitterschap, wordt nagegaan wat de financieel-economische crisis voor gevolgen heeft voor de verdeling van de beroepsbevolking over de productiesectoren, met speciale aandacht voor het mkb.

    3.2   Als Europa uit de crisis wil raken en echt wil meedoen in de mondialisering, dan moet het onverwijld met samenhangende en gecoördineerde maatregelen komen op verschillende terreinen die van prioritair belang zijn. Het optreden van de EU mag niet bij mooie woorden blijven, maar moet effectief zijn en ervoor zorgen dat de operationele omstandigheden op de interne markt en wereldwijd worden verbeterd, dat innovatie in het mkb wordt ondersteund, dat de ondernemersgeest wordt gestimuleerd, dat er nieuwe mogelijkheden worden verkend om opleiding en kwalificaties van personeel te verbeteren en dat de arbeidsmarkt aan de nieuwe uitdagingen wordt aangepast.

    3.3   Om ook binnen het nieuwe kader van de mondialisering en ondanks de huidige internationale crisis in de industrielanden ten volle te kunnen profiteren van de positieve bijdrage die het mkb aan de werkgelegenheid levert, moet het mkb op gelijke voet kunnen concurreren, waarbij het ook gaat om:

    het opstellen van een stappenplan voor het creëren van de voorwaarden die nodig zijn om te garanderen dat het mkb volop kan bijdragen tot het scheppen van banen;

    de ontwikkeling van het innovatievermogen in het mkb en de ondersteuning van netwerken, productie- en dienstenclusters en technologieparken (9);

    gegarandeerde toegang tot externe markten, financiering en versterking van verzekeringen en betalingsgaranties in het internationale handelsverkeer;

    intelligente structuren voor economische marktondersteuning (10), samen met volledige onderlinge openstelling van de Europese markt en de externe markten;

    eerbiediging van de sociale en milieunormen en van industriële en intellectuele eigendom;

    maatregelen tegen asymmetrische informatie over de toegang tot krediet teneinde een adequaat aanbod van kredieten en leningen en deelname in risicokapitaal te waarborgen;

    structuren voor permanente opleiding, zowel om het ondernemerschap en het bedrijfsmanagement te ontwikkelen als om te zorgen voor gekwalificeerde arbeidskrachten binnen een door de sociale partners overeengekomen kader van flexizekerheid;

    een sociale dialoog op nationaal en Europees niveau, waarin de specifieke kenmerken van middelgrote en kleine bedrijven worden erkend door hun een passende vertegenwoordiging op EU-niveau te garanderen, maar waarmee de sociale partners ook in staat worden gesteld om de gevolgen van de crisis adequaat aan te pakken;

    de bestrijding van de informele economie en de versterking van het mededingingsbeleid, wat staatssteun betreft.

    3.4   Volgens het EESC moeten de administratieve en regelgevingsprocedures voor de oprichting van bedrijven vooral op het niveau van de lidstaten gestroomlijnd en vereenvoudigd worden om ervoor te zorgen dat de bestaande bedrijven de technologische en commerciële mogelijkheden kunnen benutten om zich verder te ontwikkelen en dat nieuwe ondernemingen uit het mkb nieuwe banen kunnen scheppen. Op die manier moeten de Think Small First-beginselen en de Small Business Act concreet gestalte worden gegeven.

    3.4.1   Ook is het zaak om het Europese mkb-statuut goed te keuren en onderzoek te doen naar de Europese coöperatieve vennootschap, teneinde deze meer onder de aandacht te brengen.

    3.5   De internationalisering van het mkb moet worden bevorderd door meer werk te maken van bedrijfsparticipatie in onderzoekspartnerschappen en door de toegang tot externe markten te verzekeren.

    3.5.1   Deze doelstelling moet ook worden nagestreefd via een strategie die het makkelijker maakt internationale netwerken tot stand te brengen tussen personen die een belangrijke rol spelen op het vlak van creativiteit en innovatie (bedrijfsmanagers, onderzoekers, beoefenaars van vrije beroepen), teneinde synergie te bevorderen en de internationalisering van vrije beroepen te verbeteren.

    3.6   Tevens is het noodzakelijk de ondernemingscultuur te verspreiden en het ondernemerschap onder vrouwen te stimuleren, waarbij de vereiste strategische en managementvaardigheden moeten worden ontwikkeld en de opleiding dient te worden verbeterd.

    3.6.1   Voorts zou het goed zijn een scorebord op te stellen met halfjaarstatistieken over de sociaaleconomische variabelen van het Europese mkb.

    3.7   Door middel van permanente training van managers en andere arbeidskrachten moet er gezorgd worden voor gekwalificeerd personeel met bijdetijdse kennis, binnen een kader waarin gelijke kansen worden bevorderd. Volgens het EESC moet op Europees, nationaal en regionaal niveau voorrang worden geschonken aan maatregelen om de jeugdwerkloosheid te bestrijden door meer mogelijkheden te scheppen op het gebied van het leerlingwezen, hoogwaardige werkstages en sponsoring van afgestudeerden (met name in de wetenschappen) en door een campagne op te zetten om werken in de (be- en verwerkende) industrie te promoten en de ondernemersgeest, vooral onder vrouwen, te stimuleren.

    3.8   Het EESC vindt absoluut dat het vermogen van het mkb om innovatieve oplossingen door te voeren moet worden vergroot: er dient te worden ingezet op versterking van kennis- en vaardighedennetwerken en op de ontwikkeling van industriële districten van de nieuwe generatie en van infrastructurele voorzieningen voor technologieoverdracht en personeelmobiliteit tussen bedrijfsleven, onderzoekscentra en universiteiten, ook wat het Europees Technologie-instituut (EIT) betreft, waarvan het mkb deel moet uitmaken.

    3.9   Het EESC is van mening dat de ontwikkeling van vooruitstrevende sectorale initiatieven beter gecoördineerd moet worden, waar het gaat om technologie, investeringen en opleiding en herwaardering van menselijk kapitaal.

    3.10   De Europese arbeidsmarkten zullen sterk veranderd uit de crisis komen. Daarom moeten werknemers en werkgevers de nodige steun krijgen om zich met behulp van nieuwe vaardigheden aan de veranderende situatie aan te passen; „De crisis heeft de in het verleden geboekte vooruitgang weggevaagd, en we moeten dringend de arbeidsmarkten hervormen, ervoor zorgen dat de vaardigheden van werkzoekenden aansluiten op de vraag, en de voorwaarden scheppen voor het creëren van nieuwe banen.” (11)

    Brussel, 4 mei 2011

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Staffan NILSSON


    (1)  SME's under pressure (Het mkb onder druk), verslag 2010.

    (2)  Zie het EESC-advies „De verschillende beleidsmaatregelen (inclusief een passende financiering) die aan de groei en de ontwikkeling van kleine en middelgrote bedrijven kunnen bijdragen”, PB C 27 van 3.2.2009, blz. 7; het EESC-advies „Ondersteuning van het MKB voor de aanpassing aan veranderingen op de wereldmarkt”, PB C 255 van 22.9.2010, blz. 24, en het EESC-advies over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Denk eerst klein”: een Small Business Act voor Europa”, PB C 182 van 4.8.2009, blz. 30.

    (3)  Zie het EESC-advies „De Lissabonstrategie na 2010”, PB C 128 van 18.5.2010, blz. 3.

    (4)  Bron: Eurostat.

    (5)  Eurostat - Labour market indicators / European Union 27 – 2010.

    (6)  Eurostat gaat uit van de leeftijdsgroep 15-64 jaar.

    (7)  Eurostat gaat uit van de leeftijdsgroep 15-24 jaar.

    (8)  Zie Hartmut Schrör, Enterprise Births, Survivals and Deaths - Employment effects (Eurostat, Statistics in Focus, 44/2008).

    (9)  Zie het EESC-advies over „De Europese industriedistricten en de nieuwe kennisnetwerken”, PB C 255 van 14.10.2005, blz. 1, het EESC-advies over „De rol van technologieparken in de industriële reconversie in de nieuwe lidstaten van de EU”, PB C 65 van 17.3.2006, blz. 51 en het EESC-advies over „Territoriale ontwikkeling en maatschappelijk verantwoord ondernemen”, PB C 175 van 28.7.2009, blz. 63.

    (10)  Bijv. vereenvoudigde toegang en structuren m.b.t. de databank voor markttoegang (market access database) (MADB).

    (11)  László ANDOR, commissaris voor Werkgelegenheid - IP/10/1541 van 23 november 2010.


    Top