EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0184

Zaak C-184/11: Beroep ingesteld op 18 april 2011 — Europese Commissie/Koninkrijk Spanje

PB C 186 van 25.6.2011, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 186/14


Beroep ingesteld op 18 april 2011 — Europese Commissie/Koninkrijk Spanje

(Zaak C-184/11)

2011/C 186/25

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Stromsky en C. Urraca Caviedes, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk Spanje

Conclusies

vaststellen dat het Koninkrijk Spanje, door niet alle maatregelen te treffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van 14 december 2006, Commissie/Spanje (gevoegde zaken C-485/03–C-490/03, Jurispr. blz. I-11887; hierna: „arrest van 2006”), niet de verplichtingen is nagekomen die op hem rusten krachtens de beschikkingen van de Commissie 2002/820/EG van 11 juli 2001 inzake de steunregeling die door Spanje ten behoeve van de ondernemingen in Álava in de vorm van een belastingkrediet van 45 % van de investeringen ten uitvoer is gelegd (PB 2002, L 296, blz. 1); 2002/892/EG van 11 juli 2001 betreffende de door Spanje ten uitvoer gelegde steunregeling ten gunste van bepaalde recentelijk opgerichte ondernemingen in Álava (PB 2002, L 314, blz. 1); 2003/27/EG van 11 juli 2001 inzake de steunregeling die door Spanje ten behoeve van de ondernemingen in Vizcaya in de vorm van een belastingkrediet van 45 % van de investeringen ten uitvoer is gelegd (PB 2003, L 17, blz. 1); 2002/806/EG van 11 juli 2001 betreffende de door Spanje ten uitvoer gelegde steunregeling ten gunste van bepaalde recentelijk opgerichte ondernemingen in Vizcaya (PB 2002, L 279, blz. 35); 2002/894/EG van 11 juli 2001 inzake de steunregeling die door Spanje ten behoeve van de ondernemingen in Guipúzcoa in de vorm van een belastingkrediet van 45 % van de investeringen ten uitvoer is gelegd (PB 2002, L 314, blz. 26), en 2002/540/EG van 11 juli 2001 betreffende de door Spanje ten uitvoer gelegde steunregeling ten gunste van bepaalde recentelijk opgerichte ondernemingen in Guipúzcoa (PB 2002, L 174, blz. 31) (de „beschikkingen van 2001”); en artikel 260 VWEU;

het Koninkrijk Spanje gelasten om aan de Commissie een dwangsom te betalen van 236 044,8 EUR per dag vertraging bij de uitvoering van het arrest, vanaf de dag waarop in de onderhavige zaak arrest zal worden gewezen tot de dag waarop het arrest van 2006 volledig zal zijn uitgevoerd;

het Koninkrijk Spanje gelasten om aan de Commissie een forfaitaire som te betalen die wordt verkregen door vermenigvuldiging van een bedrag van 25 817,4 EUR per dag met het aantal dagen dat de niet-nakoming voortduurt, vanaf de dag van de uitspraak van het arrest van 2006 tot de datum waarop:

het Koninkrijk Spanje de bij de beschikkingen van 2001 onwettig verklaarde steun zal hebben teruggevorderd, indien het Hof mocht vaststellen dat het betrokken bedrag daadwerkelijk is teruggevorderd vóór de uitspraak van het arrest in de onderhavige zaak.

in de onderhavige zaak het arrest zal worden gewezen, indien het arrest van 2006 niet volledig zal zijn uitgevoerd vóór die datum, en

het Koninkrijk Spanje verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie is van mening dat de Spaanse autoriteiten niet alle maatregelen hebben getroffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van 2006, door niet alle in de beschikkingen van 2001 onrechtmatig en onverenigbaar verklaarde steun terug te vorderen. In de eerste plaats hebben de Spaanse autoriteiten bepaalde individuele steun als verenigbaar met de interne markt beschouwd, zonder dat de steun voldoet aan de voorwaarden van een door de Commissie goedgekeurde nationale regeling voor regionale steun en in ieder geval zonder dat zij voldoen aan de voorwaarden in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (PB 1998, C 74, blz. 9). In de tweede plaats hebben de Spaanse autoriteiten voor bepaalde begunstigden een belastingvermindering toegepast tot 100 000 EUR per begunstigde voor een periode van drie jaar zonder inachtneming van de regels inzake de minimis-steun. In de derde plaats hebben de Spaanse autoriteiten in bepaalde gevallen met terugwerkende kracht door de Spaanse belastingvoorschriften voorziene belastingverminderingen toegepast zonder inachtneming van alle door de Spaanse wetgeving gestelde voorwaarden voor de toepassing van deze verminderingen. In de vierde plaats ten slotte zijn niet alle betalingsopdrachten van de Spaanse autoriteiten door de ontvangers van de onwettige steun betaald. Volgens berekeningen van de Commissie maken de openstaande terugvorderingsbedragen ongeveer 87 % uit van de totale terug te vorderen onrechtmatige steun.


Top