Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CA0206

    Zaak C-206/10: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 5 mei 2011 — Europese Commissie/Bondsrepubliek Duitsland (Niet-nakoming — Verordening (EEG) nr. 1408/71 — Artikel 4, lid 1, sub a — Verordening (EEG) nr. 1612/68 — Artikel 7, lid 2 — Prestaties van Duitse deelstaten ten behoeve van blinden, doven en gehandicapten — Woonplaatsvereiste)

    PB C 186 van 25.6.2011, p. 7–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.6.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 186/7


    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 5 mei 2011 — Europese Commissie/Bondsrepubliek Duitsland

    (Zaak C-206/10) (1)

    (Niet-nakoming - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Artikel 4, lid 1, sub a - Verordening (EEG) nr. 1612/68 - Artikel 7, lid 2 - Prestaties van Duitse deelstaten ten behoeve van blinden, doven en gehandicapten - Woonplaatsvereiste)

    2011/C 186/12

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordiger: V. Kreuschitz, gemachtigde)

    Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: T. Henze en C. Blaschke, gemachtigden)

    Interveniënt aan de zijde van de verwerende partij: Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordiger: M. Noort, gemachtigde)

    Voorwerp

    Niet-nakoming — Schending van artikel 7, lid 2, van verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PB L 257, blz. 2) en van artikel 4, lid 1, sub a, juncto titel III, hoofdstuk I, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149, blz. 2) — Nationale regeling die het verlenen van uitkeringen aan blinden en gehandicapte personen door de deelstaten doet afhangen van de voorwaarde dat de begunstigde zijn woonplaats in deze deelstaat heeft — In bijlage II, deel III, bij verordening (EEG) nr. 1408/71 opgesomde prestaties — Begrip „niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestatie”

    Dictum

    1)

    Door de toekenning van de uit hoofde van de wetgeving van de deelstaten aan blinden, doven en gehandicapten verstrekte prestaties, aan personen voor wie de Bondsrepubliek Duitsland de bevoegde lidstaat is, afhankelijk te stellen van de voorwaarde dat de begunstigden hun woonplaats of gewone verblijfplaats in de betrokken deelstaat hebben, is de Bondsrepubliek Duitsland de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 4, lid 1, sub a, juncto titel III, hoofdstuk I, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 647/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2005, en artikel 7, lid 2, van verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap.

    2)

    De Bondsrepubliek Duitsland wordt verwezen in de kosten.

    3)

    Het Koninkrijk der Nederlanden zal zijn eigen kosten dragen.


    (1)  PB C 179 van 3.7.2010.


    Top