EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008IP0261

Groenboek over financiële diensten voor consumenten in de interne markt Resolutie van het Europees Parlement van 5 juni 2008 over het Groenboek over financiële diensten voor consumenten in de interne markt (2007/2287(INI))

PB C 285E van 26.11.2009, p. 61–66 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 285/61


Donderdag, 5 juni 2008
Groenboek over financiële diensten voor consumenten in de interne markt

P6_TA(2008)0261

Resolutie van het Europees Parlement van 5 juni 2008 over het Groenboek over financiële diensten voor consumenten in de interne markt (2007/2287(INI))

2009/C 285 E/10

Het Europees Parlement,

gezien het Groenboek van de Commissie over financiële diensten voor consumenten in de interne markt (COM(2007)0226),

gezien de mededeling van de Commissie over sectoraal onderzoek overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de mededingingssituatie in de sector retailbanking (eindverslag) (COM(2007)0033),

gezien de mededeling van de Commissie over sectoraal onderzoek overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de mededingingssituatie in de sector zakelijke verzekeringen (eindverslag) (COM(2007)0556),

gezien de mededeling van de Commissie „Een interne markt voor het Europa van de 21ste eeuw” (COM(2007)0724), en in het bijzonder het bijbehorende werkdocument van de Diensten van de Commissie over initiatieven in de sector financiële retaildiensten (SEC(2007)1520),

gezien de Verordening (EG) nr. 358/2003 van de Commissie van 27 februari 2003 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de verzekeringssector (1),

onder verwijzing naar zijnstandpunt in tweede lezing vastgesteld op 16 januari 2008 met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 december 2007 over het Europees verbintenissenrecht (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 juli 2007 over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010) — Witboek (4),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 juli 2006 over de voortschrijdende consolidatie in de financiële dienstensector (5),

gelet op artikel 45 van zijn reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A6-0187/2008),

A.

overwegende dat de instemming van de burgers met de Europese integratie afhangt van de concrete voordelen die hun dat oplevert; overwegende dat daarom alle burgers op een eerlijke manier van de voordelen van de interne markt moeten kunnen profiteren,

B.

overwegende dat retailbanking een beslissende rol speelt in de correcte overdracht van monetaire beleidsvoorwaarden aan de markt, in het bijzonder aan consumenten en het midden- en kleinbedrijf (MKB),

C.

overwegende dat volgens het Verdrag van Lissabon de ordening van Europa zich richt naar het model van een duurzame sociale markteconomie,

D.

overwegende dat met de integratie van de interne markt voor financiële diensten wat betreft de grote ondernemingen de afgelopen jaren bemoedigend snel vooruitgang is geboekt, maar dat de interne markt voor financiële diensten voor consumenten en het MKB nog voor uitbreiding vatbaar is,

Algemeen

1.

stemt in met het Groenboek dat banking, verzekeringen en pensioenproducten omvat, en de daarin vermelde doelstellingen, namelijk concrete voordelen voor de consument door meer keuze en lagere prijzen, versterking van het vertrouwen van de consument, evenals een verbetering van diens positie;

2.

stelt vast dat niet alleen consumenten, maar ook het MKB weinig gebruik maken van grensoverschrijdende financiële diensten; onderstreept de noodzaak ook het MKB te laten profiteren van de voordelen van de interne markt van financiële diensten; wijst er evenwel op dat dit niet inhoudt dat de wetgeving inzake consumentenbescherming naar het MKB moet worden uitgebreid; onderstreept daarnaast dat een alomvattende retailstrategie een breed scala aan maatregelen omvat, en dat de wetgeving inzake consumentenbescherming slechts één van de relevante gebieden is;

3.

gaat ervan uit dat, met name aan de vraagzijde, het leveren van financiële diensten aan consumenten en het MKB op grond van taal en cultuur en de voorkeur van het publiek voor persoonlijk contact goeddeels een lokale aangelegenheid is; erkent tegelijkertijd de potentiële voordelen van het versoepelen van de toegang tot de retailmarkt aan de aanbodzijde; moedigt particuliere cliënten en kleine bedrijven derhalve aan te profiteren van de grotere concurrentie en het ruimere aanbod van grensoverschrijdende financiële diensten;

4.

onderstreept dat een interne markt voor financiële diensten voor consumenten alleen kan ontstaan door maatregelen die voor zowel de vraag- als de aanbodzijde een veilige omgeving scheppen, ook op het gebied van verhaalsmogelijkheden; acht het van essentieel belang dat dergelijke maatregelen de weg vrijmaken voor nieuwe producten, diensten en marktdeelnemers;

5.

benadrukt dat het noodzakelijk is een kader en nationale mandaten voor samenwerking tussen nationale toezichthoudende autoriteiten te onderzoeken en te definiëren om op korte termijn praktische oplossingen te bieden voor het toezicht op grensoverschrijdende financiële retailgroepen; is er voor dat colleges van toezichthouders zich bezighouden met financiële conglomeraten die in meerdere rechtsgebieden actief zijn;

Betere regelgeving

6.

ondersteunt het uitgangspunt van de Commissie alleen initiatieven te nemen die aantoonbaar concrete voordelen voor de burgers opleveren, stevig zijn onderbouwd door gedegen kosten-batenanalyses, en onderworpen werden aan goed uitgevoerd impactonderzoek; is het ermee eens dat grensoverschrijdende activiteiten van cruciaal belang zijn voor vergroting van de concurrentie, hetgeen in de regel resulteert in meer keuze voor de consumenten, lagere kosten en een meer dynamische ontwikkeling;

7.

herinnert eraan dat een goed uitgevoerde impactstudie altijd een component voor de juiste beoordeling van de aanvankelijke marktsituatie moet bevatten; benadrukt dat integratie en mededinging op een markt, evenals de effecten van een initiatief, niet slechts aan de hand van één indicator moeten worden beoordeeld, maar op grond van een zo breed mogelijk scala aan meetwaarden; verzoekt de Commissie niet alleen rekening te houden met de prijs en de grootte van het marktaanbod, maar ook met de kwaliteit van de dienstverlening en sociale en culturele omstandigheden;

8.

stelt vast dat van de huidige juridische uitgangspunten gerichte volledige harmonisatie, mét volledige harmonisatie van die essentieel geachte sleutelelementen, de voorkeur geniet voor het ontwikkelen van grensoverschrijdende bescherming van bedrijven en particulieren, en, in het verlengde daarvan, de integratie van de retailmarkt; is van mening dat voor die elementen waarvoor harmonisatie niet haalbaar is, wederzijdse erkenning van de verschillende nationale regels zou moeten gelden;

9.

realiseert zich dat een „28-ste regeling”, zoals het gemeenschappelijk referentiekader, als een mogelijk nieuwe aanzet tot een Europese regeling is genoemd voor grensoverschrijdende toegang van gebruikers tot pan-Europese financiële producten, met een uniform hoog niveau van consumentenbescherming; roept de Commissie op een tijdschema te presenteren voor een gedegen onderzoek naar de haalbaarheid van een „28ste regeling” indien wenselijk van de kant van de sector financiële diensten en de consumenten, en indien positieve resultaten kunnen worden verwacht; benadrukt dat een „28-ste regeling” in ieder geval geen obstakel mag vormen voor nieuwe diensten en producten;

10.

staat kritisch tegenover het idee van standaardisering van producten door middel van wetgeving indien dat tot minder productdiversiteit leidt; is van mening dat voor het vergroten van de vergelijkbaarheid van elkaar beconcurrerende financiële producten gekozen zou moeten worden voor wetgevingsharmonisatie, bijvoorbeeld van wetgeving op het gebied van informatie of prudentiële vereisten;

11.

is van mening dat zelfregulering van de sector financiële diensten in sommige gevallen goed kan werken; beklemtoont dat met name in die specifieke gevallen zelfregulering moet worden aangemoedigd en dat de toepassing streng moet worden gecontroleerd; verzoekt de financiëledienstensector vastberaden te werken aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Groenboek via zelfregulering en aldus de noodzaak van wetgeving te verkleinen;

12.

wijst erop dat er een bijzondere zorgplicht van toepassing moet zijn op het op de markt brengen van spaar- en pensioenproducten, aangezien de beslissingen die consumenten op dat gebied nemen doorgaans beslissingen van groot belang voor hen zijn;

Een gevarieerder aanbod en lagere prijzen voor consumenten en het MKB

13.

benadrukt dat het scheppen van communicatie concurrentie op niveau en een grensoverschrijdend aanbod van financiële diensten tot de eerste vereisten behoren voor het scheppen van een interne markt voor financiële diensten voor consumenten en het MKB; herinnert eraan dat gezonde concurrentie tussen aanbieders van financiële diensten leidt tot lagere prijzen, meer keus en betere kwaliteit; benadrukt dat op het MKB gerichte richtlijnen inzake financiële diensten alleen voordelen opleveren indien er sprake is van daadwerkelijke concurrentie tussen retailaanbieders van dat soort diensten;

14.

is verheugd over het initiatief van de betalingsindustrie om één Europese betalingszone in het leven te roepen, maar benadrukt dat zo'n systeem wel in grotere transparantie moet leiden, met name wat betreft afwikkelingsprovisies;

15.

herinnert de Commissie eraan dat een groot aantal marktdeelnemers die onder gelijke voorwaarden concurreren tegen de achtergrond van een constante stroom van consumentgerelateerde informatie een garantie vormt voor werkelijke concurrentie tussen de aanbieders van financiële diensten; herinnert aan zijn resolutie over consolidatie in de financiële dienstensector, waarin het stelt dat de pluralistische structuur van de EU-bankmarkt, waarin financiële instellingen afhankelijk van hun respectieve commerciële doelen verschillende rechtsvormen kunnen aannemen, gunstig is voor de Europese sociale markteconomie, consumenten en de stabiliteit van de financiële markt;

16.

wijst op de belangrijke rol die onderlinge verzekeringen spelen in de EU-verzekeringsmarkt, met 68 % van de verzekeringsmaatschappijen met 25 % van het marktaandeel en dienstverlening aan meer dan 230 miljoen Europese burgers; benadrukt dat de huidige hulpmiddelen voor het ontwikkelen van bedrijfsactiviteiten in de interne markt niet compatibel zijn met de onderlinge bedrijfsstructuur;

17.

wijst erop dat een statuut voor een Europese onderlinge maatschappij onderlinge verzekeraars in staat zou stellen op hetzelfde niveau te opereren als andere verzekeringsmaatschappijen, in het bijzonder in een grensoverschrijdende situatie, wat het aanbod van verzekeringsproducten zou vergroten; benadrukt dat onderlinge organisaties, vanwege hun bestuur, waarbij hun klanten direct betrokken zijn, bijdragen aan een groter algeheel consumentenvertrouwen in de financiële markten van de EU; is er sterk van overtuigd dat de „participatie-opzet” van het bestuur van onderlinge organisaties in staat is het bewustzijn van de consumenten van en hun deelname aan de financiële markten te vergroten;

18.

stelt vast dat werkelijke en eerlijke concurrentie alleen onder gelijke concurrentievoorwaarden kan plaatsvinden; concludeert daaruit dat iedere wetgeving zich naar het principe „gelijke onderneming, gelijk risico, gelijke regels” moet richten; herinnert er echter aan dat de ontwikkeling van producten in de financiële dienstensector sterk beïnvloed wordt door het regelgevende kader, en dat een ongedifferentieerde, alles over één kam scherende benadering de diversiteit van het aanbod nadelig zou beïnvloeden; benadrukt dan ook de noodzaak van differentiatie naar gelang het soort product; is evenwel overtuigd van de noodzaak van vergelijkbare transparantie- en openbaarmakingsvoorschriften voor concurrerende beleggingsproducten, met name op het verkooppunt; betreurt het feit dat het onderwerp van ingewikkelde financiële producten tot nu toe niet diepgaand is behandeld; verzoekt de Commissie dan ook iets te doen aan ongerechtvaardigde inconsistenties en andere tekortkomingen van het desbetreffende regelgevend kader;

19.

dringt er bij de Commissie op aan om voorstellen voor te leggen om de voorschriften inzake distributie en structuur van vergelijkbare consumentenproducten en de overeenkomstige informatie te stroomlijnen; is verder van mening dat deze voorstellen van de principes moeten uitgaan die vastgelegd zijn in Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de markten voor financiële instrumenten (6), zoals het „beste advies” en „ken uw cliënt”;

20.

betreurt dat grensoverschrijdende aanbieders van financiële diensten door de verschillende voorschriften en werkwijzen van nationale toezichthoudende instanties met hoge kosten en juridische onzekerheid worden opgescheept; verzoekt de Lamfalussy-comités meer vaart te zetten achter het ontwikkelen van uniforme EU-normen; bepleit in het bijzonder een akkoord over eenvoudige en praktische standaardformulieren voor aanmeldingen en vergunningen;

21.

is van mening dat de ontwikkeling van internetdiensten de vooruitzichten voor de financiële markten van de EU verandert en een mogelijkheid biedt om het voortouw te nemen bij de ontwikkeling van retaildiensten; verzoekt de Commissie en de lidstaten handel via het internet en de digitale handtekening verder te bevorderen; roept ze bovendien op te beoordelen of de witwasrichtlijn (7) dienstverlening op afstand belemmert en hoe dat verholpen kan worden;

22.

erkent de grote betekenis van financiële tussenpersonen (agenten en makelaars), bij het verlenen van financiële diensten uit andere lidstaten aan consumenten en het MKB; verzoekt de Commissie voor een kader te zorgen dat deze bedrijfstak sterker maakt; herhaalt dat ieder kader voor deze sector zich naar het principe „gelijke zaak, gelijk risico, gelijke regels” moet richten, en dat een slecht gedifferentieerde, alles over één kam scherende benadering moet worden vermeden; beklemtoont dat elke bepaling voor tussenpersonen agenten en makelaars juridische zekerheid moet garanderen en de bescherming van consumenten moet waarborgen, bijvoorbeeld tegen louche verkooppraktijken; benadrukt daarnaast dat er regels moeten worden ontwikkeld voor de opleiding van financiële tussenpersonen voor reclame en verkoopadviezen;

23.

herinnert aan het belang van de ontwikkeling van financiële voorlichting als aanvulling op adequate consumentenbescherming; roept de lidstaten en alle belanghebbenden op maatregelen te nemen en te coördineren om de financiële geletterdheid onder de burgers — onder wie ook kinderen, jongeren, werknemers en gepensioneerden — te vergroten teneinde de consumenten meer macht en mogelijkheden te geven om betere, goedkopere en geschiktere producten en diensten te zoeken, de concurrentie, kwaliteit en innovatie binnen de branche te bevorderen en financieel geletterde consumentenorganisaties op te zetten die tegenwicht kunnen bieden aan de rol van de bedrijven in het proces van het opstellen van de regelgeving; herinnert eraan dat burgers die vertrouwen hebben in beleggingen de kapitaalmarkten van extra liquiditeit kunnen voorzien;

24.

herinnert eraan dat verschillen in het belastingrecht een groot obstakel vormen voor de interne markt voor financiële diensten; wijst de lidstaten op hun bijzonder zware verantwoordelijkheid op dit gebied;

25.

erkent, op basis van lessen uit recente gevallen van onrust in de wereld van retailbanking (Northern Rock, IKB, Sachsen LB en Société Générale), dat beloningsstelsels bij banken zouden moeten worden hervormd op basis van langetermijndoelstellingen en door toezichthoudende autoriteiten opgestelde richtsnoeren, teneinde het verschijnsel moreel risico efficiënter te kunnen bestrijden en de rol van prudentiële systemen voor risicobeheer te versterken;

Banking

26.

onderstreept met nadruk het belang om kredietinstellingen en tussenpersonen voor kredietgegevens zonder onderscheid grensoverschrijdend toegang te verlenen tot krediet- en frauderegisters; moedigt banken aan gebruik te maken van beschikbare informatie over kredietgegevens, met name om de cliëntenmobiliteit te bevorderen, hetgeen op zijn beurt tot gezonde concurrentie zal leiden; beklemtoont verder dat tegelijkertijd voor optimale bescherming van de cliëntgegevens moet worden gezorgd en dat consumenten het recht moeten hebben hun persoonlijke gegevens in te zien en waar nodig te corrigeren;

27.

verzoekt de Commissie duidelijkheid te verschaffen over de wettelijke status en het toezichtkader van niet-bancaire aanbieders van consumentenkredieten, zoals de aanbieders die uitsluitend via het internet en/of sms toegankelijk zijn;

28.

benadrukt het belang van betrouwbare gegevens voor het verlenen van bankleningen, die beschikbaar zouden moeten worden gemaakt op basis van eerlijke, transparante criteria;

Verzekeringen

29.

spoort de Commissie aan samenwerking in de verzekeringssector inzake toegang tot de markt te steunen; verzoekt haar Verordening (EG) nr. 358/2003 tot na 2010 te verlengen;

30.

is van mening dat het laten vallen van de eis van het aanwijzen van een fiscaal vertegenwoordiger bij activiteit in een andere lidstaat alleen mogelijk zou moeten zijn als het wettelijke raamwerk waarin de toezichtbevoegdheden en -verantwoordelijkheden met betrekking tot grensoverschrijdende activiteiten zijn vastgelegd van kracht is geworden;

31.

ondersteunt de Commissie in haar streven te onderzoeken of alle nationale dwingende voorschriften van algemeen belang in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht;

32.

verzoekt de Commissie haar werkzaamheden aan een statuut voor een Europese onderlinge maatschappij te hervatten door een haalbaarheidsstudie te laten uitvoeren voor dat wetgevingsproject;

Vergroting van het consumentenvertrouwen en van de macht en de mogelijkheden van consumenten

33.

vindt dat de communautaire wetgeving over de financiële retaildienstverlening altijd naar een zeer goede bescherming van de consument moet streven, maar wijst er met nadruk op dat al wie op de markt actief is — ook de consument en belegger — zich terdege van het fundamenteel beginsel van de financiële markt bewust moet zijn dat aan elke mogelijkheid voor hoger rendement een hoger risico vastzit, en dat risico een onmisbaar bestanddeel van elke goed functionerende financiële markt is; benadrukt verder dat er naar een goed compromis tussen een hoog niveau van consumentenbescherming en een feilloos functionerende interne markt gezocht moet worden; is van mening dat de Commissie nationale initiatieven ter verbreiding van de kennis van financiële onderwerpen zou moeten aanmoedigen, om ervoor te zorgen dat het risicorendementsprincipe en de specifieke kenmerken van financiële instrumenten goed worden begrepen;

34.

ziet in dat, hoewel de vraag naar financiële diensten voor consumenten momenteel hoofdzakelijk binnenlands gericht is, internet en elektronische bankverrichtingen wezenlijke mogelijkheden vertegenwoordigen voor de consument die grensoverschrijdende financiële retailverrichtingen wil uitvoeren, en vraagt alle belanghebbende partijen dan ook om de uitbouw van dat soort dienstverlening te stimuleren en daarbij de veiligheid van de elektronische correspondentie te garanderen, vooral voor de consument;

35.

benadrukt echter dat consumenten die geen toegang hebben tot de bewuste technologieën of ze bijvoorbeeld door hun leeftijd niet goed weten te gebruiken, niet vergeten mogen worden;

36.

meent dat vereenvoudiging van de voorschriften inzake financiële dienstverlening en het wegwerken van de belemmeringen voor de mobiliteit van de consument niet tot een lager niveau van consumentenbescherming in de lidstaten mogen leiden;

37.

herinnert aan zijn resolutie van 11 juli 2007, vooral zijn aanbeveling voor de creatie van een lijn in de Europese begroting voor de financiering van financiële marktexpertise in organisaties van consumenten en het MKB;

38.

is het ermee eens dat cliënten die van aanbieder van financiële diensten wensen te veranderen, vrij moeten zijn om dat op elk ogenblik te doen, met zo weinig mogelijk wettelijke belemmeringen en kosten, en dat de contractuele voorwaarden voor een dergelijke verandering van aanbieder in eenvoudige, goed begrijpelijke taal gesteld moeten zijn en uitdrukkelijk onder de aandacht van de consument gebracht moeten worden;

39.

geeft zijn steun voor de initiatieven van de Commissie om het inzicht in financiële aangelegenheden uit te breiden en geeft zich rekenschap van de behoefte aan informatie om dat te bereiken, maar begrijpt ook hoe moeilijk het is om een evenwicht tussen overdadige en voldoende informatie voor de consument te vinden; verkiest kwaliteit boven kwantiteit en vraagt de Commissie dan ook om de verbruikersverenigingen uit te nodigen om na te gaan welke informatie voor de verbruiker van wezenlijk belang achten om de juiste keuze te kunnen maken; benadrukt dat er een duidelijk onderscheid tussen informatie en advies moet worden gemaakt;

40.

benadrukt dat de consument vertrouwen en gezond inzicht moet hebben om de juiste financiële producten te kunnen kiezen, en dat er dan ook gecoördineerde inspanningen op nationaal en Europees vlak nodig zijn om in alle lidstaten de kennis van zaken in financiële aangelegenheden te verbeteren;

41.

meent dat de consument toegang zou moeten hebben tot alternatieve procedures buiten de rechtbanken om voor het beslechten van geschillen over financiële retaildienstverlening, zowel op nationaal vlak als in grensoverschrijdende zaken; vraagt de Commissie om de beste werkwijzen voor alternatieve beslechtingsprocedures aan te moedigen;

42.

vraagt de lidstaten om het bewustzijn van de consumenten en hun kennis van buitengerechtelijke regeling van grensoverschrijdende financiële geschillen (Fin-Net) op te trekken; benadrukt dat het Fin-Net in alle lidstaten een centrale rol te vervullen heeft om de informatie van het publiek over de verhaal- en alternatieve beslechtingsprocedures te coördineren, vooral voor grensoverschrijdende financiële dienstverlening;

43.

herinnert eraan dat de traditionele rechtszaak een belangrijke beslechtingsprocedure voor geschillen zal blijven; verzoekt de Commissie dan ook om te onderzoeken wat de gevolgen zijn van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (8) voor grensoverschrijdende financiële retaildienstverlening;

44.

geeft zijn steun voor een goed doordachte oplossing op Europees niveau die de consument van evenwichtige nieuwe vormen van collectief verhaal voorziet om in grensoverschrijdende retailverrichtingen klachten over financiële producten te beslechten; stelt voor om het effect van de systemen te analyseren die recentelijk op het niveau van de lidstaten ingevoerd zijn;

45.

wijst met nadruk op de noodzaak om de toegang tot financiële diensten voor alle belanghebbende partijen te vrijwaren; vraagt de aanbieders van financiële diensten daarom met klem om belangstellende consumenten op zijn minst een girorekening op basis van kredietverlening aan te bieden;

*

* *

46.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Centrale Bank, het Comité van Europese bankentoezichthouders, het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen en het Comité van Europese effectenregelgevers.


(1)  PB L 53 van 28.2.2003, blz. 8.

(2)  Aangenomen teksten: P6_TA(2008)0011.

(3)  Aangenomen teksten: P6_TA(2007)0615.

(4)  Aangenomen teksten: P6_TA(2007)0338.

(5)  PB C 303 E van 13.12.2006, blz. 110.

(6)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

(7)  Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).

(8)  PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.


Top