Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008XG1212(01)

    Richtsnoeren van de Europese Unie voor de toepassing van het concept leidende staat bij consulaire aangelegenheden

    PB C 317 van 12.12.2008, p. 6–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.12.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 317/6


    Richtsnoeren van de Europese Unie voor de toepassing van het concept leidende staat bij consulaire aangelegenheden

    (2008/C 317/06)

    Inleiding

    1.

    In aansluiting op de richtsnoeren van de Raad inzake de consulaire bescherming van EU-burgers in derde landen van 16 juni 2006 (voetnoot: document 10109/2/06 REV 2) en op het door het PVC goedgekeurde document 10715/07 strekken deze richtsnoeren tot uitvoering van de conclusies van de Raad (Algemene Zaken en Externe Betrekkingen) van 18 juni 2007, die beogen „de consulaire samenwerking tussen de lidstaten van de EU te intensiveren door toepassing van het concept leidende staat voor consulaire zaken”. In die conclusies staat het volgende: „In geval van een belangrijke consulaire crisis zal de leidende staat, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de bescherming van hun onderdanen, trachten ervoor te zorgen dat alle burgers van de Europese Unie bijstand krijgen en zal hij instaan voor de coördinatie tussen de lidstaten ter plekke.”

    2.

    Deze richtsnoeren maken deel uit van het kader waarmee invulling wordt gegeven aan de in artikel 20 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap neergelegde verplichting, alsmede aan de in artikel 20 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde samenwerkingstaken. Een lidstaat neemt vrijwillig de rol van leidende staat op zich, met de deelneming en actieve ondersteuning van alle andere lidstaten. In ieder geval dienen de andere EU-lidstaten de situatie van hun onderdanen ter plaatse te blijven volgen, inlichtingen en situatiebeoordelingen te delen en naar gelang van de behoefte versterkingen en aanvullende middelen te verstrekken.

    3.

    Conform het door het PVC goedgekeurde document 10715/07, zullen de lidstaten na de lopende proefperiode, die met name dient om nieuwe oefeningen te organiseren, op basis van de concrete ervaringen de mogelijkheid overwegen om dat kader met een juridisch besluit te formaliseren.

    4.

    Deze richtsnoeren beletten geenszins dat bijkomende initiatieven tot samenwerking of coördinatie worden ontplooid naar gelang de bijzondere situaties die zich kunnen voordoen bij een belangrijke crisis met consulaire gevolgen in een derde land.

    5.

    Deze richtsnoeren zijn niet juridisch bindend en zijn uitsluitend gericht tot de lidstaten, de Europese Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad. De richtsnoeren worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    1.   Vaststelling van de leidende staat

    1.1.

    Een lidstaat die in een derde land de taak van leidende staat op zich wil nemen, meldt dat via het COREU. Die wens wordt tijdens een vergadering in het kader van de coördinatie ter plaatse ter kennis gebracht van de missies en posten in het derde land.

    1.2.

    Indien twee lidstaten in een derde land de taak van leidende lidstaat gezamenlijk willen vervullen, melden zij dit samen via het COREU. Wanneer er meer dan een leidende staat is, worden de verantwoordelijkheden op passende wijze gedeeld en worden de coördinatieregelingen duidelijk omschreven.

    1.3.

    Tenzij een andere lidstaat binnen 30 dagen via het COREU bezwaar aantekent, wordt de betrokken lidstaat, totdat hij zich via het COREU afmeldt, in het derde land in kwestie als leidende staat aangewezen.

    1.4.

    Een lijst van derde landen waar een lidstaat de rol van leidende staat vervult, wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bijgehouden en aangepast zodra een lidstaat zich als leidende staat meldt, c.q. afmeldt. Deze lijst wordt gepubliceerd op de consulaire site van SITCEN en regelmatig aan de lidstaten toegezonden.

    1.5.

    Wanneer zich een belangrijke crisis met consulaire gevolgen voordoet in een derde land waar geen enkele lidstaat zich als leidende staat gemeld heeft, kunnen een of meer lidstaten die taak onmiddellijk op zich nemen middels een melding via het COREU of met andere passende middelen. De lidstaten kunnen het aanbod van een lidstaat om als leidende staat te fungeren overeenkomstig punt 2.2 afwijzen.

    2.   Taken van de leidende staat

    2.1.

    De leidende staat heeft de volgende taken:

    a)

    buiten crisissituaties coördineert de leidende staat, via zijn geaccrediteerde hoofd van de missie of post in het derde land en in samenwerking met de staat die ter plaatse het voorzitterschap van de Europese Unie vervult, de meest aangewezen paraatheidsmaatregelen. De leidende staat stelt een plan op voor de evacuatie van de in punt 3.1 bedoelde personen en informeert de vertegenwoordigingen van de lidstaten en de delegatie van de Commissie dienaangaande;

    b)

    wanneer zich een belangrijke crisis met consulaire gevolgen voordoet, is het de taak van de leidende staat de maatregelen uit te voeren om de in punt 3.1 bedoelde personen bij te staan. De leidende staat houdt de door de crisis getroffen lidstaten op de hoogte van de ontwikkelingen. Ter plaatse is het de taak van het hoofd van de missie of de post van de leidende staat om de samenwerking op het terrein te faciliteren tussen de lidstaten die extra middelen hebben ingezet aan personeel, financiën, uitrusting en teams voor medische bijstand overeenkomstig punt 5.2. Het hoofd van de missie of de post van de leidende staat wordt ook belast met het coördineren en leiden van het bijstaan, bijeenbrengen en, in voorkomend geval, evacueren van personen naar een veilige plaats, met de steun van de andere betrokken lidstaten.

    2.2.

    Wanneer de leidende staat het nodig acht de in punt 3.1 bedoelde personen te evacueren, informeert hij de betrokken lidstaten ter plaatse en in hun hoofdstad. De betrokken lidstaten informeren op hun beurt de leidende staat over hun nationale standpunt ten aanzien van de evacuatie en delen mee of ze al dan niet van de bijstand van de leidende staat gebruik wensen te maken. Wanneer de lidstaat de bijstand weigert, zorgt hij zelf voor de bescherming van zijn onderdanen en eventuele andere personen die voor zijn consulaire bijstand in aanmerking komen. Die onderdanen en voor consulaire bijstand in aanmerking komende personen komen, op grond van het non-discriminatiebeginsel, evenzeer in aanmerking voor bijstand van de leidende staat. De leidende staat is niet aansprakelijk voor de eventuele gevolgen van het besluit van een lidstaat om de bijstand van de leidende staat te weigeren.

    2.3.

    De voor evacuatie in aanmerking komen personen nemen vrijwillig aan de evacuatie deel. In geval van evacuatie eindigt de verantwoordelijkheid van de leidende staat bij aankomst van de evacués op de door de leidende staat aangewezen veilige plaats. Het behoort niet tot de taak van de leidende staat de evacués naar een andere dan de aangewezen veilige plaats te brengen.

    2.4.

    Wanneer de leidende staat, in tegenstelling tot andere lidstaten, evacuatie nog niet opportuun acht, moet hij de bijstandsmaatregelen van de andere lidstaten zo veel mogelijk steunen en coördineren.

    3.   Voor consulaire bijstand in aanmerking komende personen

    3.1.

    Eenieder die in aanmerking komt voor consulaire bijstand van zijn lidstaat kan de leidende staat om bijstand vragen.

    4.   Uitwisseling van informatie (1)

    4.1.

    Teneinde de leidende staat in staat te stellen zijn in punt 2.1 omschreven taak goed uit te voeren, verstrekken de lidstaten de informatie die voor het uitvoeren van die taak strikt noodzakelijk is (need-to-know) als omschreven in de bijlagen I, II en III van de richtsnoeren van 16 juni 2006.

    4.2.

    De leidende staat verbindt zich ertoe die informatie alleen te gebruiken voor de uitvoering van zijn taken als leidende staat.

    4.3.

    De geaccrediteerde hoofden van de missie of de post in het derde land geven die informatie volgens de gemeenschappelijke instructies ter plaatse door aan het hoofd van de missie of de post van de leidende staat.

    4.4

    Wanneer een lidstaat in het derde land geen geaccrediteerd hoofd van de missie of de post heeft benoemd, doet hij de nodige informatie volgens de gemeenschappelijke instructies toekomen aan de leidende staat.

    4.5.

    Wanneer een lidstaat de leidende staat geen of onvolledige informatie verstrekt, ondermijnt dit het vermogen van de leidende staat om zijn in punt 2.1 omschreven taak uit te voeren. In dat geval vervult de leidende staat zijn bijstandstaak op grond van de informatie waarover hij beschikt.

    5.   Bijdragen aan de missie van de leidende staat

    5.1.

    Indachtig het beginsel van de Europese solidariteit helpen de lidstaten, conform hun primaire verantwoordelijkheid voor de bescherming van hun onderdanen, de leidende staat zijn taak goed uit te voeren.

    5.2.

    Op die grondslag kan de leidende staat de andere lidstaten vragen bij een crisis vrijwillig logistieke en menselijke middelen ter beschikking te stellen. Vertegenwoordigers van de lidstaten kunnen de leidende staat ter plaatse ondersteunen in het kader van de nationale crisisteams. De leidende staat kan tevens gebruik maken van instrumenten als het communautair mechanisme voor civiele bescherming, de structuren voor crisisbeheersing van het secretariaat-generaal van de Raad en de logistieke steun van de plaatselijke delegatie van de Europese Commissie. De leidende staat en de betrokken delegatie van de Commissie spreken in de planningsfase af wat de rol van de Commissie is. Het personeel van de Commissie vervult geen consulaire taken.

    5.3.

    De leidende staat presenteert de lidstaten een financiële staat van zijn eigen uitgaven en de uitgaven van de in punt 5.2 bedoelde staten die een bijdrage leveren.

    5.4

    De leidende staat kan de lidstaten vragen de kosten te vergoeden die uit hoofde van zijn taak zijn gemaakt. Indien om vergoeding wordt gevraagd, dragen de lidstaten bij in de kosten die de leidende staat uit hoofde van zijn taak heeft gemaakt naar rato van het aantal mensen dat bijstand heeft gekregen. Op die bijdrage worden de in punt 5.2 bedoelde kosten in mindering gebracht die zij in voorkomend geval hebben gemaakt. De lidstaten kunnen hun kosten verhalen op de mensen die bijstand gekregen hebben, op basis van verbintenissen tot terugbetaling die de leidende staat tijdens de bijstandsoperatie heeft verkregen overeenkomstig Besluit 95/553/EG betreffende bescherming van de burgers van de Europese Unie door de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen.

    5.5.

    Indien degene die van de leidende staat bijstand gekregen heeft, een vergoeding verlangt voor schade die hij opgelopen heeft tijdens een bijstandsoperatie van de leidende staat, plegen de leidende staat en de lidstaat van de betrokkene overleg over eventuele aanvullende maatregelen overeenkomstig hun nationaal recht en interne procedures, alsmede het internationaal recht.

    6.   Informatieverspreiding

    6.1.

    De lidstaten nemen passende maatregelen om deze richtsnoeren ter kennis te brengen van eenieder die voor hun consulaire bijstand in aanmerking komt, met name via websites voor reisadviezen.


    (1)  Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die voor de toepassing van deze richtsnoeren worden verzameld en geregistreerd, gelden de toepasselijke EU-voorschriften, met name Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.


    Top