This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2007/247/20
Case C-371/07: Reference for a preliminary ruling from the Vestre Landsret (Denmark) lodged on 6 August 2007 — Danfoss A/S and AstraZeneca A/S v Skatteministeriet
Zaak C-371/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Vestre Landsret (Denemarken) op 3 augustus 2007 — Danfoss A/S en AstraZeneca A/S/Skatteministeriet
Zaak C-371/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Vestre Landsret (Denemarken) op 3 augustus 2007 — Danfoss A/S en AstraZeneca A/S/Skatteministeriet
PB C 247 van 20.10.2007, p. 16–17
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.10.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 247/16 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Vestre Landsret (Denemarken) op 3 augustus 2007 — Danfoss A/S en AstraZeneca A/S/Skatteministeriet
(Zaak C-371/07)
(2007/C 247/20)
Procestaal: Deens
Verwijzende rechter
Vestre Landsret
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Danfoss A/S en AstraZeneca A/S
Verwerende partij: Skatteministeriet
Prejudiciële vragen
1) |
Dient artikel 17, lid 6, tweede alinea, van de zesde btw-richtlijn (1) aldus te worden uitgelegd dat de weigering van een lidstaat om aftrek toe te staan van de belasting over de toegevoegde waarde op de inkoop voor het tijdens bijeenkomsten verstrekken van maaltijden aan zakenrelaties en personeel in een bedrijfskantine, afhankelijk is van de voorwaarde dat er vóór de inwerkingtreding van de richtlijn een nationale rechtsgrondslag voor de weigering van de genoemde aftrek moet zijn geweest en dat deze rechtsgrondslag in de praktijk door de belastingautoriteiten werd toegepast, in die zin dat het recht op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde op deze inkoop werd geweigerd? |
2) |
Is het voor de beantwoording van de eerste prejudiciële vraag van belang dat bedrijfskantines niet btw-plichtig waren volgens de geldende nationale wetgeving in de desbetreffende lidstaat vóór de uitvoering van de zesde btw-richtlijn in 1978, dat de nationale bepalingen inzake de beperking van de aftrekmogelijkheden niet werden gewijzigd bij de uitvoering van de zesde btw-richtlijn en dat uitsluitend ten gevolge van het feit dat bedrijfskantines bij de uitvoering van de zesde btw-richtlijn btw-plichtig werden, de bepaling inzake de aftrekbeperking een rol ging spelen voor dit type bedrijvigheid? |
3) |
Is er sprake van „handhaven” van een uitsluiting van het recht op aftrek in de zin van artikel 17, lid 6, tweede alinea, van de zesde btw-richtlijn, indien vanaf het tijdstip van uitvoering van de btw-richtlijn in 1978 tot en met 1999 recht op aftrek bestond voor genoemde uitgaven ten gevolge van een bestuurspraktijk als die beschreven in het hoofdgeding? |
4) |
Dient artikel 6, lid 2, sub a) en b), van de zesde btw-richtlijn aldus te worden uitgelegd dat de bepaling betrekking heeft op het door ondernemingen tijdens bijeenkomsten binnen het bedrijf verstrekken van maaltijden om niet aan zakenrelaties in de eigen kantine? |
5) |
Dient artikel 6, lid 2, sub a) en b), van de zesde btw-richtlijn aldus te worden uitgelegd dat de bepaling betrekking heeft op het door de onderneming tijdens bijeenkomsten binnen het bedrijf verstrekken van maaltijden om niet aan het personeel in de eigen kantine? |
(1) Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).