Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/247/07

    Zaak C-336/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Hannover (Duitsland) op 19 juli 2007 — Kabel Deutschland Vertrieb und Service GmbH & Co. KG/Niedersächsische Landesmedienanstalt für privaten Rundfunk

    PB C 247 van 20.10.2007, p. 5–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.10.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 247/5


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Hannover (Duitsland) op 19 juli 2007 — Kabel Deutschland Vertrieb und Service GmbH & Co. KG/Niedersächsische Landesmedienanstalt für privaten Rundfunk

    (Zaak C-336/07)

    (2007/C 247/07)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Verwaltungsgericht Hannover

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Kabel Deutschland Vertrieb und Service GmbH & Co. KG

    Verwerende partij: Niedersächsische Landesmedienanstalt für privaten Rundfunk

    In tegenwoordigheid van: Norddeutscher Rundfunk en 39 andere

    Prejudiciële vragen

    1)

    Is een bepaling als § 37, lid 1, van het Niedersächsische Mediengesetz verenigbaar met artikel 31, lid 1, van de Universeledienstrichtlijn 2002/22/EG, wanneer een kabelexploitant wordt gedwongen om op meer dan de helft van de in zijn netwerk beschikbare duurzaam analoog bruikbare kanalen programma's door te geven, die — weliswaar in de deelstaat Niedersachsen, maar niet het gehele gebied bestrijkend — reeds volgens de DVB-T-standaard via de ether worden uitgezonden?

    2)

    Is een bepaling als § 37, lid 1, van het Niedersächsische Mediengesetz verenigbaar met artikel 31, lid 1, van de Universeledienstrichtlijn 2002/22/EG, wanneer een kabelexploitant wordt gedwongen om ook televisieprogramma's via zijn analoge kabelnetwerk door te geven in de deelgebieden van de deelstaat waar de kabeleindgebruiker in ieder geval met behulp van een terrestrische antenne en een decoder in staat zou zijn om dezelfde televisieprogramma's ook via de ether volgens de DVB-T-standaard te ontvangen?

    3)

    Moeten onder „televisieomroepdiensten” in de zin van artikel 31, lid 1, eerste zin, van de Universeledienstrichtlijn 2002/22/EG ook aanbieders van mediadiensten onderscheidenlijk telemedia, bijvoorbeeld telewinkelen, worden begrepen?

    4)

    Is een bepaling als § 37, lid 2, van het Niedersächsische Mediengesetz verenigbaar met artikel 31, lid 1, van de Universeledienstrichtlijn 2002/22/EG, wanneer de nationale bevoegde autoriteiten in geval van kanalenschaarste een rangorde van kandidaten moeten vastleggen die leidt tot de volledige bezetting van de ter beschikking van de kabelexploitant staande kanalen?


    Top