EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/178/07

Gevoegde zaken C-7/05 tot en met C-9/05: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 8 juni 2006 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Saatgut-Treuhandverwaltungs GmbH/Ulrich Deppe, Hanne-Rose Deppe, Thomas Deppe, Matthias Deppe, Christine Urban (geboren Deppe) [C-7/05], Siegfried Hennings [C-8/05], Hartmut Lübbe [C-9/05] (Kweekproducten — Hoogte van billijke vergoeding die moet worden betaald aan houder van communautair kwekersrecht — Artikel 5, leden 2, 4 en 5, van verordening (EG) nr. 1768/95, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2605/98 — Begrip vergoeding die aanmerkelijk lager is dan bedrag dat in rekening wordt gebracht voor in licentie produceren van teeltmateriaal )

PB C 178 van 29.7.2006, p. 4–5 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

29.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 178/4


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 8 juni 2006 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Saatgut-Treuhandverwaltungs GmbH/Ulrich Deppe, Hanne-Rose Deppe, Thomas Deppe, Matthias Deppe, Christine Urban (geboren Deppe) [C-7/05], Siegfried Hennings [C-8/05], Hartmut Lübbe [C-9/05]

(Gevoegde zaken C-7/05 tot en met C-9/05) (1)

(Kweekproducten - Hoogte van billijke vergoeding die moet worden betaald aan houder van communautair kwekersrecht - Artikel 5, leden 2, 4 en 5, van verordening (EG) nr. 1768/95, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2605/98 - Begrip „vergoeding die aanmerkelijk lager is dan bedrag dat in rekening wordt gebracht voor in licentie produceren van teeltmateriaal”)

(2006/C 178/07)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Saatgut-Treuhandverwaltungs GmbH

Verweerders: Ulrich Deppe, Hanne-Rose Deppe, Thomas Deppe, Matthias Deppe, Christine Urban (geboren Deppe) (C-7/05), Siegfried Hennings (C-8/05), Hartmut Lübbe (C-9/05)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bundesgerichtshof — Uitlegging van artikel 5, leden 2, 4 en 5, van verordening (EG) nr. 1768/95 van de Commissie van 24 juli 1995 houdende vaststelling, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad inzake het communautaire kwekersrecht, van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste van landbouwers (PB L 173, blz. 14), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2605/98 van de Commissie van 3 december 1998 (PB L 328, blz. 6) — Hoogte van aan houder van communautair recht te betalen billijke vergoeding — Begrip niveau dat „aanmerkelijk lager” is dan het bedrag dat in rekening wordt gebracht voor het in licentie produceren van teeltmateriaal — Vergoeding van 80 % van de bedragen die voor genoemde productie zijn verschuldigd

Dictum

1)

Een forfaitaire vergoeding van 80 % van het bedrag dat in hetzelfde gebied in rekening wordt gebracht voor het in licentie produceren van teeltmateriaal van de laagste categorie van hetzelfde ras die voor officiële certificering in aanmerking komt, ingeval gebruik wordt gemaakt van de afwijking ten gunste van landbouwers waarin artikel 14, lid 3, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht voorziet, voldoet niet aan het vereiste dat deze vergoeding „aanmerkelijk lager” is dan het bedrag dat in rekening wordt gebracht voor het in licentie produceren van teeltmateriaal in de zin van artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 1768/95 van de Commissie van 24 juli 1995 houdende vaststelling, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van verordening nr. 2100/94, van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste van landbouwers, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2605/98 van de Commissie van 3 december 1998, onverminderd de beoordeling door de nationale rechter van de overige in het respectieve hoofdgeding relevante omstandigheden.

2)

De criteria voor het bepalen van de vergoeding van de houder van een communautair kwekersrecht zijn vastgesteld in artikel 5, leden 4 en 5, van verordening nr. 1768/95, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2605/98. Deze criteria hebben geen terugwerkende kracht, doch kunnen dienen als richtsnoer bij de berekening van deze vergoeding voor aanplantingen die vóór de inwerkingtreding van verordening nr. 2605/98 hebben plaatsgevonden.

3)

Het geheel van de parameters van een overeenkomst tussen de organisaties van houders en van landbouwers, zoals bedoeld in artikel 5, lid 4, van verordening nr. 1768/95, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2605/98, kan slechts als richtsnoer dienen wanneer deze overeenkomst ter kennis van de Commissie van de Europese Gemeenschappen is gebracht en in het Mededelingenblad van het Communautair Bureau voor plantenrassen is gepubliceerd, ook al is zij vóór de datum van inwerkingtreding van verordening nr. 2605/98 tot stand gekomen. Het in een dergelijke overeenkomst vastgestelde vergoedingstarief kan verschillen van het subsidiaire tarief van artikel 5, lid 5, van verordening nr. 1768/95, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2605/98.

4)

Wanneer geen overeenkomst tussen de organisaties van houders en van landbouwers van toepassing is, moet de vergoeding van de houder van een communautair kwekersrecht overeenkomstig artikel 5, lid 5, van verordening nr. 1768/95, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2605/98, worden bepaald op een onveranderlijk bedrag dat een bovengrens, noch een benedengrens vormt.


(1)  PB C 82 van 2.4.2005.


Top