EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006TN0066

Zaak T-66/06: Beroep ingesteld op 23 februari 2006 — JM Gesellschaft für industrielle Beteiligungen tegen Commissie

PB C 96 van 22.4.2006, p. 26–27 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

22.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 96/26


Beroep ingesteld op 23 februari 2006 — JM Gesellschaft für industrielle Beteiligungen tegen Commissie

(Zaak T-66/06)

(2006/C 96/44)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekster: JM Gesellschaft für industrielle Beteiligungen mbH & Co. KGaA (Worms, Duitsland) (vertegenwoordiger: H.-J. Hellmann, advocaat)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekster

nietig te verklaren de op 14 december 2005 aan verzoekster toegezonden beschikking van de Commissie van 30 november 2005 inzake een procedure op grond van artikel 81 EG (C(2005)4634 def. in zaak COMP/F/38.354 — Industriezakken), voorzover die beschikking haar betreft;

subsidiair, de haar hoofdelijk opgelegde geldboete te verlagen;

verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen de beschikking van de Commissie C(2005)4634 def. van 30 november 2005 in de zaak COMP/F/38.354 — Industriezakken. In de bestreden beschikking werd aan RKW AG Rheinische Kunststoffwerke (RKW) en verzoekster hoofdelijk een geldboete wegens schending van artikel 81 EG opgelegd. Zij zouden volgens de Commissie aan een complex van overeenkomsten en afgestemde feitelijke gedragingen in de sector industriezakken in België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Luxemburg en Nederland hebben deelgenomen.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster aan dat de bestreden beschikking het legaliteitsbeginsel schendt. Verweerster heeft zonder enige rechts- en machtigingsgrondslag bepaald dat verzoekster hoofdelijk aansprakelijk is met RKW.

Verzoekster stelt voorts dat de inbreuk van RKW aan haar werd toegerekend. De hiervoor door het Hof geformuleerde voorwaarden zijn niet vervuld. Voorts stelt verzoekster met betrekking tot de haar toegerekende inbreuk schending van het legaliteitsbeginsel, daar de geldboetepraktijk van de Commissie geen steun vindt in de machtigingsgrondslag van artikel 15, lid 2, van verordening nr. 17/1962. (1) In dit verband stelt verzoekster ook schending van het gelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel.

Voorts stelt verzoekster onjuiste toepassing van artikel 15, lid 2, van verordening nr. 17/1962 alsmede van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten. Met name de bewijsvoering en de beoordeling van de bewijzen met betrekking tot verzoekster vertonen gebreken. Bovendien is RKW met het oog op de bestaande beschikkingspraktijk onevenredig gestraft. Gezien de hoogte van het wegens de zwaarte van de inbreuk vastgestelde basisbedrag, klaagt verzoekster vanuit verschillende gezichtspunten over een ongelijke behandeling van RKW ten opzichte van de andere adressaten van de bestreden beschikking. Voorts stelt verzoekster rechtsfouten van de Commissie met het oog op de beoordeling van de duur van de inbreuk en de niet-inaanmerkingneming van verzachtende omstandigheden. Ten slotte voert verzoekster aan dat artikel 15, lid 2, van verordening nr. 17 ook wegens een onjuiste berekening van de geldboeten inzake RKW uit het oogpunt van de toepassing van de mededeling betreffende het niet opleggen of verminderen van geldboeten is geschonden.


(1)  EEG Raad: Verordening nr. 17: Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (PB nr. 13, van 21 februari 1962, blz. 204).


Top