Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/057/54

    Zaak T-485/04: Beroep, op 10 december 2004 ingesteld door Association Coopération des Bibliothèques de Bretagne (COBB) tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    PB C 57 van 5.3.2005, p. 32–32 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    5.3.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 57/32


    Beroep, op 10 december 2004 ingesteld door Association Coopération des Bibliothèques de Bretagne (COBB) tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-485/04)

    (2005/C 57/54)

    Procestaal: Frans

    Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 10 december 2004 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door de Association Coopération des Bibliothèques de Bretagne (COBB), gevestigd te Rennes (Frankrijk), vertegenwoordigd door Jean-Paul Martin, advocaat.

    Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

    de alinea met betrekking tot de COBB in beschikking nr. 1116 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 9 september 2003 nietig te verklaren.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Het onderhavige beroep is gericht tegen de beschikking van de Commissie waarbij het project „Réseau des périodiques de Bretagne, année 1999” waarvoor verzoekster subsidie uit de fondsen van het EFRO had aangevraagd, werd uitgesloten van de in het kader van het Doelstelling 5b-programma Bretagne 1994–1995 subsidiabele kosten.

    Verzoekster heeft om deze financiering verzocht in het kader van een programma voor plattelands- en kustontwikkeling, Morgane 2 genoemd, dat voor de regio Bretagne in werking is gesteld met betrekking tot de doelstelling 5b voor de periode 1994–1995. Dit programma vermeldt alle projecten die in aanmerking komen voor Europese financiering, waaronder project A 215, dat valt onder het voorrangsgebied A dat een mobilisatie van de arbeidsmarkt beoogt, en meer in het bijzonder onder maatregel 2, welke het concurrentievermogen van ondernemingen beoogt te bevorderen door de ontwikkeling van telewerken en de toegang tot telediensten.

    Het project „Réseau des périodiques en Bretagne” bestaat concreet uit het door middel van een netwerk van vestigingen creëren van een materiële en software-infrastructuur voor het beheer van een databank die bestaat uit tijdschriftartikelen en studies over Bretagne, teneinde via Internet hoogwaardige informatie over deze regio toegankelijk te maken voor alle besluitvormers (gekozenen, directeuren van ondernemingen etc.). Het gaat om een project dat de kwaliteit van de informatie en besluitvorming van de economische besluitvormers ondersteunt en verbetert teneinde de ondernemingen beter te doen concurreren.

    Pas na ondertekening van twee overeenkomsten waarbij subsidie werd toegekend, heeft de prefectuur van de regio verzoekster van de bestreden beslissing op de hoogte gesteld.

    Ter ondersteuning van haar vordering voert verzoekster drie middelen aan. Het eerste betreft een fout in de motivering, het tweede omvat argumenten betreffende de schending van het vertrouwensbeginsel en het derde betreft schending van de motiveringsverplichting.

    Concreet merkt verzoekster in dit verband het volgende op:

    In tegenstelling tot dat wat door verweerster wordt gesteld, bevindt haar zetel zich in een gebied dat voor subsidie in aanmerking komt, aangezien in het project 215, Axe A, geen enkele voorwaarde wordt gesteld met betrekking tot de zetel van de begunstigde en in casu het betrokken gebied de gehele zone 5b omvat, dat wil zeggen „het plattelands- en kustgebied” van Bretagne. Voorts vermeldt het project 215 afzonderlijk de „verenigingen en organisaties voor economische ontwikkeling”, wat aantoont dat de twee begrippen niet kunnen worden verward.

    De tussen verzoekster en de prefectuur op 31 december 2001 getekende overeenkomst waarbij subsidie werd toegekend, bevatte nauwkeurige waarborgen die bij verzoekster gerechtvaardigde, op het voortduren van het betrokken project gebaseerde verwachtingen hebben gewekt. Bovendien is aan verzoekster in maart 2002 daadwerkelijk een subsidie van de Europese Unie uitgekeerd ten bedrage van 10 976 euro in het kader van het Programma 5b.

    De toepasselijke communautaire regelgeving maakt nergens gewag van een mogelijkheid een subsidie in te trekken noch van een verzoek tot terugbetaling daarvan in het kader van het EFRO.

    De bestreden beschikking volstaat met een onvolledige verwijzing naar het door de Commission interministérielle de coordination des contrôles gemaakte voorbehoud en bevat geen uitvoerige en toereikende uitleg die de redenen waarom de Commissie van mening is geweest dat het betrokken project niet voor subsidie in aanmerking komt, begrijpelijk maakt.


    Top