Escolha as funcionalidades experimentais que pretende experimentar

Este documento é um excerto do sítio EUR-Lex

Documento C2005/057/08

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 20 januari 2005 in zaak C-302/02 (verzoek van het Oberste Gerichtshof om een prejudiciële beslissing): procedure ingeleid namens Nils Laurin Effing (Gezinsbijslagen — Door lidstaat aan minderjarige kinderen als voorschot uitgekeerde onderhoudsbijdrage — Kind van gedetineerde — Voorwaarden voor toekenning van bijdrage — Gedetineerde naar andere lidstaat overgebracht om aldaar zijn straf uit te zitten — Artikel 12 EG — Artikelen 3 en 13 van verordening (EEG) nr. 1408/71)

    PB C 57 van 5.3.2005, p. 5—5 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    5.3.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 57/5


    ARREST VAN HET HOF

    (Eerste kamer)

    van 20 januari 2005

    in zaak C-302/02 (verzoek van het Oberste Gerichtshof om een prejudiciële beslissing): procedure ingeleid namens Nils Laurin Effing (1)

    (Gezinsbijslagen - Door lidstaat aan minderjarige kinderen als voorschot uitgekeerde onderhoudsbijdrage - Kind van gedetineerde - Voorwaarden voor toekenning van bijdrage - Gedetineerde naar andere lidstaat overgebracht om aldaar zijn straf uit te zitten - Artikel 12 EG - Artikelen 3 en 13 van verordening (EEG) nr. 1408/71)

    (2005/C 57/08)

    Procestaal: Duits

    In zaak C-302/02, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) bij beslissing van 11 juli 2002, ingekomen bij het Hof op 26 augustus 2002, in de procedure ingeleid namens Nils Laurin Effing, heeft het Hof (Eerste kamer), samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, A. Rosas, K. Lenaerts, S. von Bahr en K. Schiemann (rapporteur), rechters; advocaat-generaal: J. Kokott; griffier: R. Grass, op 20 januari 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

    In omstandigheden als die van het hoofdgeding, waarin een werknemer in de zin van artikel 2, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1386/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2001, zich als gedetineerde heeft laten overbrengen naar de lidstaat van herkomst om aldaar de rest van zijn straf uit te zitten, is ter zake van de gezinsbijslagen de wetgeving van deze lidstaat overeenkomstig artikel 13, lid 2, van de verordening de toe te passen wetgeving. Noch de bepalingen van deze verordening, met name artikel 3 ervan, noch artikel 12 EG verzetten zich ertegen dat in een dergelijke situatie de wettelijke regeling van een lidstaat de toekenning van gezinsbijslagen als die voorzien in het österreichische Bundesgesetz über die Gewährung von Vorschüssen auf den Unterhalt von Kindern (Unterhaltsvorschussgesetz) (Oostenrijkse federale wet inzake de toekenning van voorschotten op het onderhoud van kinderen) aan de gezinsleden van een dergelijke gemeenschapsonderdaan afhankelijk stelt van de voorwaarde dat hij op het grondgebied van deze lidstaat gedetineerd blijft.


    (1)  PB C 305 van 7.12.2002.


    Início