Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/019/02

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 2 december 2004 in zaak C-41/02: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk der Nederlanden (Niet-nakoming — Artikelen 30 en 36 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikelen 28 EG en 30 EG) — Levensmiddelen waaraan vitamines of minerale zouten zijn toegevoegd — Nationale regeling die verhandeling daarvan afhankelijk stelt van bestaan van voedingskundige behoefte — Maatregelen van gelijke werking — Rechtvaardiging — Volksgezondheid — Evenredigheid)

    PB C 19 van 22.1.2005, p. 1–2 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    22.1.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 19/1


    ARREST VAN HET HOF

    (Derde kamer)

    van 2 december 2004

    in zaak C-41/02: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk der Nederlanden (1)

    (Niet-nakoming - Artikelen 30 en 36 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikelen 28 EG en 30 EG) - Levensmiddelen waaraan vitamines of minerale zouten zijn toegevoegd - Nationale regeling die verhandeling daarvan afhankelijk stelt van bestaan van voedingskundige behoefte - Maatregelen van gelijke werking - Rechtvaardiging - Volksgezondheid - Evenredigheid)

    (2005/C 19/02)

    Procestaal: Nederlands

    In zaak C-41/02, betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 13 februari 2002, Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigden: H. van Lier en H. M. H. Speyart) tegen Koninkrijk der Nederlanden (gemachtigden: H. G. Sevenster en S. Terstal), heeft het Hof (Derde kamer), samengesteld als volgt: A. Rosas, kamerpresident, A. Borg Barthet, J. P. Puissochet, J. Malenovský (rapporteur) en U. Lõhmus, rechters; advocaat-generaal: M. Poiares Maduro; griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier, op 2 december 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

    1)

    Door een bestuurlijke praktijk te hanteren volgens welke gewone levensmiddelen die zijn verrijkt met vitamine A (in de vorm van retinoïden), vitamine D, foliumzuur, seleen, koper of zink, en die in andere lidstaten rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel gebracht, in Nederland, wanneer zij geen substitutieproducten of gerestaureerde eet- of drinkwaren in de zin van artikel 1, lid 1, sub c en d, van het Warenwetbesluit Toevoeging microvoedingsstoffen aan levensmiddelen van 24 mei 1996 zijn, slechts in de handel mogen worden gebracht indien deze verrijking voorziet in een voedingskundige behoefte van de Nederlandse bevolking, zonder dat bovendien wordt nagegaan of deze levensmiddelen niet bestemd zijn als vervanging van reeds in de handel gebrachte levensmiddelen waarvoor de toevoeging van deze zelfde voedingsstoffen verplicht is, is het Koninkrijk der Nederlanden de krachtens artikel 30 van het EG-Verdrag (thans artikel 28 EG) op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

    2)

    Het Koninkrijk der Nederlanden wordt verwezen in de kosten.


    (1)  PB C 109 van 4.5.2002.


    Top