Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AE0658

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende een enkel kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass)” (COM(2003) 796 def.)

    PB C 117 van 30.4.2004, p. 12–14 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    30.4.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 117/12


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende een enkel kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass)”

    (COM(2003) 796 def.)

    (2004/C 117/05)

    De Raad heeft op 14 januari 2004 besloten, overeenkomstig de bepalingen van art. 149 van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het „Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende een enkel kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass)” (COM(2003) 796 def.).

    De gespecialiseerde afdeling „Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap”, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 6 april 2004 goedgekeurd. Rapporteur was de heer DANTIN.

    Het Comité heeft tijdens zijn 408e zitting op 28 en 29 april 2004 (vergadering van 28 april 2004) het volgende advies uitgebracht, dat met 93 stemmen vóór en geen stemmen tegen, bij 4 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Inleiding

    1.1

    Reeds in 1997 heeft de Commissie in haar „Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake de bevordering van Europese opleidingstrajecten en alternerende opleidingen, waaronder begrepen het leerlingwezen” ((COM(97) 572 def.) (1) erop gewezen dat bij de totstandbrenging van de interne markt en, meer in het algemeen, van een ruimte zonder grenzen, de mobiliteit van personen een steeds belangrijker aspect van het Europees burgerschap en een hulpmiddel voor interculturele en sociale integratie wordt.

    1.2

    Een gebrek aan transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties is, zowel vanuit onderwijs- als vanuit beroepsstandpunt, vaak beschouwd als een hindernis voor de mobiliteit en als een rem op de ontwikkeling van een flexibele arbeidsmarkt.

    1.3

    Om hierin verandering te brengen is de laatste jaren zowel op nationaal als op Europees niveau aan deze kwesties veel aandacht geschonken.

    1.3.1

    In de conclusies van het voorzitterschap van de in maart 2000 gehouden Europese Raad van Lissabon is een grotere transparantie van kwalificaties aangemerkt als een van de drie belangrijkste componenten van een beleid dat erop gericht is het aanbod van het onderwijs en de opleidingssystemen beter af te stemmen op de nieuwe behoeften van de kennismaatschappij wat het niveau en de kwaliteit van arbeid en levenslang leren betreft.

    1.3.2

    Twee jaar later heeft de Europese Raad van Barcelona zich met name tot doel gesteld de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels vóór 2010 tot een kwaliteitsreferentie op wereldniveau te maken. Daarbij riep hij specifiek op tot verdere actie om de transparantie van diploma's en kwalificaties met passende middelen te verzekeren.

    1.3.3

    Met het oog daarop bevatte de mededeling van de Commissie over een actieplan voor vaardigheden en mobiliteit (COM(2002)72 def.) een oproep tot toepassing en ontwikkeling van middelen ter ondersteuning van de transparantie en overdraagbaarheid van kwalificaties om de mobiliteit binnen en tussen de sectoren te vergemakkelijken. Voorts werd in de mededeling gepleit voor het opzetten van een Europese „one-stop” informatiesite over mobiliteit als onderdeel van een ruimer Europees netwerk voor de verstrekking aan het publiek van uitgebreide en gemakkelijk toegankelijke informatie over essentiële aspecten van arbeid, mobiliteit, leermogelijkheden en de transparantie van kwalificaties in Europa. Voorts riep de resolutie van de Raad van 3 juni 2002 inzake vaardigheden en mobiliteit op tot versterkte samenwerking, onder meer met het oog op de vaststelling van een kader voor transparantie en erkenning gebaseerd op de bestaande instrumenten.

    1.3.4

    Er is gestart met een versterkte samenwerking voor beroepsonderwijs en -opleiding. Dit proces is geïnspireerd op het „Bologna-proces” voor het hoger onderwijs en stoelt op twee beleidsdocumenten, de verklaring van Kopenhagen van 30 november 2002 en de resolutie van de Raad van 19 december 2002 over de bevordering van intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding.

    1.3.4.1

    De verklaring van Kopenhagen bevatte een expliciete oproep tot actie ter bevordering van de transparantie in beroepsonderwijs en -opleiding door de toepassing en stroomlijning van informatiehulpmiddelen en -netwerken, met name door bestaande instrumenten - zoals het Europees CV, aanvullingen op diploma's en certificaten, het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen en de Europass – onder te brengen in één enkel kader.

    1.4

    In het onderhavige voorstel voor een beschikking wordt dit ene kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties, zoals bepleit in voornoemde resolutie van de Raad van 19 december 2002, vastgesteld. Het voorziet tevens in passende uitvoerings- en ondersteuningsmaatregelen.

    2.   Algemene opmerkingen

    2.1

    Het Comité is over het algemeen ingenomen met de inhoud van het onderhavige voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad.

    2.1.1

    Het onderschrijft de idee dat een grotere transparantie op het gebied van kwalificaties en vaardigheden de mobiliteit in heel Europa met het oog op onderwijs en levenslang leren ten goede zal komen en tevens tot de ontwikkeling van kwaliteitsonderwijs en -opleidingen zal bijdragen. Ook zal daardoor de mobiliteit voor beroepsdoeleinden, zowel tussen landen als sectoren, worden vergemakkelijkt, en kan de persoonlijke ontwikkeling van de burgers aldus worden bevorderd.

    2.1.1.1

    Voorts wordt hiermee een bijdrage geleverd aan het werkgelegenheidsbeleid en de ontwikkeling van de werkgelegenheid en wordt de overdraagbaarheid van kwalificaties vergemakkelijkt. De maatregel geeft een extra dimensie aan de Europese ruimte voor opleiding, versterkt het Europees burgerschap en draagt tegelijkertijd bij aan de verdieping van de interne markt.

    2.2

    Het Comité stemt over het algemeen in met de praktische en concrete tenuitvoerlegging van de maatregel; het gaat erom dat een document wordt opgesteld waarin de vaardigheden en kwalificaties die iemand via basis- of voortgezette opleiding, of door werkervaring heeft verworven, worden beschreven en gecertifieerd.

    2.2.1

    In dit portfolio, dat één enkel kader vormt, zullen de volgende documenten worden opgenomen:

    het Europees Curriculum Vitae, dat door het CEDEFOP is uitgewerkt;

    het Europees taalportfolio, waarin de taalvaardigheden op uniforme wijze zijn beschreven;

    het diplomasupplement, waarin het opleidingstraject wordt beschreven en dat de erkenning van gelijkwaardige opleidingen en bijgevolg ook de mobiliteit moet vergemakkelijken;

    het certificaatsupplement, dat vergelijkbaar is met het diplomasupplement maar op beroepskwalificaties slaat;

    en ten slotte de Europass-beroepsopleidingen, waarop de naam van het onderhavige initiatief is geïnspireerd en waarin de vaardigheden worden beschreven die tijdens alternerende beroepsopleidingen in andere lidstaten zijn verworven. Laatstgenoemd document wordt voortaan „MobiliPass” genoemd.

    Aan deze documenten, die als „Europass-documenten” worden erkend, kunnen nog andere documenten worden toegevoegd, nadat zij door de Commissie in overleg met de nationale Europass-bureaus zijn goedgekeurd.

    2.3

    Het Comité is er ook voor te vinden dat elke lidstaat een nationaal Europass-bureau moet aanwijzen dat op nationaal niveau verantwoordelijk is voor de coördinatie van alle Europass-activiteiten en dat, indien nodig, in de plaats treedt van bestaande organen als bv. de huidige nationale contactpunten, die thans vergelijkbare activiteiten verrichten.

    2.3.1

    Deze bureaus kunnen worden beschouwd als echte „one-stop shops”, daar zij voor alle volgende kwesties verantwoordelijk zijn:

    in samenwerking met de desbetreffende nationale instanties de werkzaamheden betreffende het beschikbaar maken of uitreiken van Europass-documenten coördineren;

    het gebruik van de Europass, ook via diensten op internet, bevorderen;

    ervoor zorg dragen dat degelijke informatie en begeleiding inzake de Europass en zijn documenten voor eenieder beschikbaar is;

    eenieder voorzien van informatie en begeleiding over opleidingsmogelijkheden in heel Europa, over de structuur van onderwijs- en opleidingssystemen en andere aangelegenheden die verband houden met mobiliteit voor leerdoeleinden;

    de communautaire financiële steun voor alle met Europass samenhangende activiteiten op nationaal niveau beheren.

    2.3.2

    Het Comité is voorts erg ingenomen met de oprichting van een Europees netwerk van nationale Europass-bureaus dat door de Commissie wordt gecoördineerd. Een dergelijk netwerk zal de uitwisseling van informatie en goede praktijken tussen de lidstaten bevorderen en aldus bijdragen tot een verbetering van de kwaliteit en de doeltreffendheid van elk bureau.

    2.4

    Indien de bestaande middelen in een gecoördineerd kader worden geïntegreerd dat in elk land door één afzonderlijk orgaan – dat deel uitmaakt van een netwerk op Europees niveau - wordt bevorderd en begeleid en dat zowel op nationaal als Europees niveau wordt ondersteund door een degelijk informatiesysteem, wordt de toegang ertoe, alles welbeschouwd, vergemakkelijkt en worden een grotere samenhang en betere bekendheid ervan verzekerd. Een gecoördineerd pakket van documenten heeft immers een groter communicatie-effect dan een hele reeks losse documenten. Het is een paspoort om de kwalificaties en competenties van burgers in heel Europa beter te begrijpen en kenbaar te maken.

    2.5

    Het Comité stelt met genoegen vast dat de inhoud van de onderhavige beschikking aansluit bij het in februari 2002 door de sociale partners overeengekomen actiekader voor de levenslange ontwikkeling van competenties en kwalificaties. Naast de erkenning en validering van competenties en kwalificaties, die als prioritaire actiegebieden moeten worden aangemerkt, wezen de sociale partners in dit verband immers met klem op de noodzaak om de transparantie en de overdraagbaarheid te verbeteren, als een middel om de geografische en beroepsmobiliteit te vergemakkelijken en de doeltreffendheid van de arbeidsmarkt te vergroten.

    2.5.1

    Zoals in het document van de Commissie is aangegeven, hebben de sociale partners ten aanzien van deze beschikking een belangrijke rol te spelen en moeten ze bij de uitvoering ervan worden betrokken. Het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding waarin de sociale partners en de nationale autoriteiten van de lidstaten zijn vertegenwoordigd, moet regelmatig over de tenuitvoerlegging van de beschikking worden geïnformeerd.

    2.5.2

    Dit punt moet ook worden behandeld in het evaluatieverslag over de uitvoering van de beschikking dat de Commissie om de vier jaar bij het Europees Parlement en de Raad moet indienen.

    2.5.3

    Dit evaluatieverslag maakt integrerend deel uit van en is het logische vervolg op deze beschikking en de tenuitvoerlegging ervan. Het EESC wenst dan ook t.z.t. over dit verslag te worden geraadpleegd.

    3.   Bijzondere opmerkingen

    3.1

    Het voorstel voor een beschikking voorziet in de mogelijkheid om naast de communautaire instrumenten ook op transparantie gerichte documenten op te nemen die op nationaal of sectoraal niveau zijn opgesteld en na overleg met de nationale Europass-bureaus door de Commissie zijn goedgekeurd (zie par. 2.2).

    3.1.1

    Volgens het Comité zijn dit proces, de geldende criteria, de gehanteerde werkwijze en, algemeen, de elementen die in het portfolio kunnen worden opgenomen, onvoldoende duidelijk want gebrekkig gedefinieerd. Een en ander moet beter worden uitgelegd en „transparant” worden gemaakt.

    3.2.

    Het Comité onderstreept het belang dat moet worden gehecht aan de informatie- en communicatiecampagnes die zowel op Europees, nationaal als sectoraal niveau zullen worden gevoerd.

    3.2.1

    De maatregel is immers niet alleen voor jongeren die voor het eerst werk zoeken maar voor de gehele arbeidsmarkt van belang. Hij mag dan ook niet alleen in universitaire milieus worden bevorderd, maar moet terdege doordringen tot alle instanties die zich met werkgelegenheidsvraag en -aanbod bezighouden.

    3.2.2

    Om doeltreffend te zijn moet de promotiecampagne niet alleen duidelijk gespecifieerd zijn maar moet zij zich ook tot het brede publiek richten. Vandaar ook dat het van het grootste belang is dat alle onderdelen van de maatregel op internet worden uiteengezet en dat er een logo wordt gecreëerd om duidelijke zichtbaarheid en snelle herkenbaarheid te verzekeren.

    3.2.3

    De publicatie on line zal bijdragen tot doeltreffende netwerkvorming van de nationale Europass-bureaus en moet alle werkenden, met inbegrip van immigranten, onbelemmerd toegang tot de maatregel verschaffen. Het Comité is hierover zeer te spreken.

    3.2.4

    Hoewel de publicatie op internet van Europass II van doorslaggevend belang is om maximaal effect te sorteren, mag de communicatie op papier niet worden verwaarloosd wil men werkenden die internet niet kunnen gebruiken, niet uitsluiten.

    3.3

    Het Comité onderschrijft de uitbreiding van de mogelijke „Europass-beroepsopleidingen”. De vervanging van „Europass-beroepsopleidingen” door „MobiliPass” gaat gepaard met een wijziging van de inhoud, die voortaan niet alleen meer op alternerende opleidingen slaat. Er zal ook rekening worden gehouden met andere soorten opleiding als ERASMUS-uitwisselingen en, algemener, alle communautaire programma's op onderwijs- en opleidingsgebied. Zo zal er een vollediger beeld kunnen worden verkregen van de in het kader van de intracommunautaire mobiliteit verworven kennis.

    3.4

    Wat de financiering betreft, worden evenveel middelen uitgetrokken als voor de Europass-opleidingen van de vorige jaren, ondanks de uitbreiding van de maatregel en de uitbreiding van de Europese Unie tot 25 lidstaten. Alleen voor de jaren 2005 en 2006 werd een begroting vastgesteld, terwijl wordt gesteld dat „de kosten voor de jaren na 2006 niet veel hoger zullen zijn dan de kosten voor 2005 en 2006”.

    3.4.1

    Het Comité stelt voor om niet te wachten tot 2010, wanneer het evaluatieverslag aan het Europees Parlement en de Raad zal worden voorgelegd, maar reeds begin 2007 een financiële evaluatie te maken van de tweejarige toepassing van de maatregel, teneinde de begrotingen voor 2007 en de volgende jaren op basis daarvan vast te stellen.

    4.   Conclusies

    4.1

    Het Comité is over het algemeen ingenomen met het onderhavige voorstel.

    4.2

    Wat zowel de beginselen als de toepassing ervan betreft, sluit de voorgestelde maatregel op coherente wijze aan bij en vormt hij het logische vervolg op een reeks richtsnoeren en besluiten die zijn genomen door de Europese Raden van Lissabon en Barcelona, en zijn opgenomen in de Verklaring van Kopenhagen van november 2002.

    4.3

    Grotere transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties zal de mobiliteit in heel Europa voor beroeps- maar ook voor onderwijs- en opleidingsdoeleinden vergemakkelijken.

    4.4

    Hiermee wordt ook een bijdrage geleverd aan het werkgelegenheidsbeleid en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. De maatregel geeft een extra dimensie aan de Europese ruimte voor onderwijs, opleiding en leerlingwezen, versterkt het Europees burgerschap en draagt tegelijkertijd ook bij aan de verdieping van de interne markt.

    4.5

    Het Comité stemt in met de oprichting in iedere lidstaat van een nationaal Europass-bureau dat als een echte „one-stop shop” op dit gebied kan worden beschouwd.

    4.6

    De sociale partners moeten bij de tenuitvoerlegging van de maatregel worden betrokken.

    4.7

    Het onderhavige voorstel voor een beschikking zou aan precisie winnen als duidelijk zou worden aangegeven welke werkwijze en criteria moeten worden gehanteerd om te bepalen welke op nationaal of sectoraal niveau ontwikkelde instrumenten in het Europass II-portfolio kunnen worden opgenomen.

    4.8

    Het Comité onderstreept dat informatie- en communicatiecampagnes en de publicatie op internet van alle onderdelen van de maatregel van groot belang zijn voor het welslagen van het initiatief.

    4.9

    Het EESC stelt voor dat na twee jaar van toepassing van de maatregel een financiële evaluatie wordt gemaakt.

    Brussel, 28 april 2004

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    R. BRIESCH


    (1)  ESC-advies 635/98 van 29 april 1998 – rapporteur: de heer DANTIN (PB C 214 van 10 juli 1998).


    Top