EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/106/47

Zaak C-111/04: P Hogere voorziening, op 3 maart 2004 (faxbericht van 25 februari 2004) ingesteld door Adriatica di Navigazioni SpA tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vijfde kamer) van 11 december 2003 in zaak T-61/99, Adriatica di Navigazioni SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 106 van 30.4.2004, p. 27–28 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/27


Hogere voorziening, op 3 maart 2004 (faxbericht van 25 februari 2004) ingesteld door Adriatica di Navigazioni SpA tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vijfde kamer) van 11 december 2003 in zaak T-61/99, Adriatica di Navigazioni SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-111/04 P)

(2004/C 106/47)

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 3 maart 2004 hogere voorziening ingesteld door Adriatica di Navigazioni SpA, vertegenwoordigd door Mario Siragusa en Francesca Maria Moretti, advocaten, tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vijfde kamer) van 11 december 2003 in zaak T-61/99, Adriatica di Navigazioni SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Rekwirante concludeert dat het het Hof behage:

1 —

het arrest te vernietigen voorzover het uitsluit dat de onjuiste omschrijving van de relevante markt voor Adriatica negatieve gevolgen heeft gehad, en te erkennen dat de onderneming zonder motivering ten laste is gelegd dat zij heeft deelgenomen aan een inbreuk die zij niet heeft begaan, aangezien de inbreuk betrekking heeft op een route waarop zij niet actief is;

2 —

het arrest te vernietigen voorzover het argument is afgewezen dat het geheel van de gedragingen van Adriatica na de vergadering van 24 november 1993 bewijst dat zij zich heeft gedistantieerd en bijgevolg geen verantwoordelijkheid draagt voor de mededingingsregeling waartoe tijdens die vergadering is besloten.

3 —

zo het sub 2 vermelde argument wordt aanvaard, het arrest te vernietigen voorzover het de duur bevestigt van de door Adriatica begane overtreding en de gestelde inbreukperiode te verminderen;

4 —

zo het sub 1 vermelde argument wordt aanvaard, de geldboete die het Gerecht Adriatica heeft opgelegd, te verlagen;

5 —

zo de sub 1, 2 en 3 vermelde argumenten worden aanvaard, de aan Adriatica opgelegde geldboete te verlagen wegens de geringere zwaarte en de kortere duur van de door haar begane inbreuk;

6 —

subsidiair, en tevens onafhankelijk van de aanvaarding van de andere argumenten, het arrest te vernietigen voorzover het Gerecht de verlaging van de geldboete van Adriatica onjuist heeft berekend, en de geldboete te verlagen;

7 —

de Commissie in de kosten te verwijzen, in eerste en laatste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Schending van artikel 81 EG en onjuiste toepassing van de wet bij de beoordeling van de gevolgen voor Adriatica van de onjuiste omschrijving door de Commissie van de relevante markt;

Schending van artikel 81 EG en onjuiste toepassing van de wet bij de beoordeling van het bewijs van distantie van de inbreuk door Adriatica;

Schending van artikel 81 EG en van artikel 19 van verordening nr. 4056/86 (1) bij de vaststelling van de duur en de zwaarte van de aan Adriatica toe te schrijven overtreding;

Subsidiair, schending van artikel 81 EG en van artikel 19 van verordening 4056/86 en ontoereikende motivering bij de bepaling van de aan Adriatica op te leggen geldboete.


(1)  PB L 378 van 31/12/1986, blz. 4.


Top