EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/106/19

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 1 april 2004 in zaak C-237/02 (verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing): Freiburger Kommunalbauten GmbH Baugesellschaft & Co. KG tegen Ludger Hofstetter, Ulrike Hofstetter (Richtlijn 93/13/EEG — Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten — Overeenkomst inzake bouw en levering van parkeerplaats — Omkering van volgorde van nakoming van contractuele verplichtingen op grond van aanvullende bepalingen van nationaal recht — Beding dat consument verplicht prijs te betalen voordat verkoper zijn verplichtingen is nagekomen — Verplichting van verkoper garantie te verschaffen)

PB C 106 van 30.4.2004, p. 12–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/12


ARREST VAN HET HOF

(Vijfde kamer)

van 1 april 2004

in zaak C-237/02 (verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing): Freiburger Kommunalbauten GmbH Baugesellschaft & Co. KG tegen Ludger Hofstetter, Ulrike Hofstetter (1)

(Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Overeenkomst inzake bouw en levering van parkeerplaats - Omkering van volgorde van nakoming van contractuele verplichtingen op grond van aanvullende bepalingen van nationaal recht - Beding dat consument verplicht prijs te betalen voordat verkoper zijn verplichtingen is nagekomen - Verplichting van verkoper garantie te verschaffen)

(2004/C 106/19)

Procestaal: Duits

In zaak C-237/02, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundesgerichtshof (Duitsland), in het aldaar aanhangig geding tussen Freiburger Kommunalbauten GmbH Baugesellschaft & Co. KG en Ludger Hofstetter, Ulrike Hofstetter, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29), heeft het Hof (Vijfde kamer), samengesteld als volgt: P. Jann (rapporteur), waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, C. W. A. Timmermans, A. Rosas, A. La Pergola en S. von Bahr, rechters, advocaat-generaal: L. A. Geelhoed, griffier: R. Grass, op 1 april 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of een contractueel beding als het beding dat in het hoofdgeding aan de orde is, aan de criteria voldoet om als oneerlijk in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, te worden aangemerkt.


(1)  PB C 202 van 24.8.2002.


Top