EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/104E/02

NOTULEN
Dinsdag, 20 april 2004

PB C 104E van 30.4.2004, p. 26–411 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 104/26


NOTULEN

(2004/C 104 E/02)

VERLOOP VAN DE VERGADERING

VOORZITTER: Giorgos DIMITRAKOPOULOS

Ondervoorzitter

1.   Opening van de vergadering

De vergadering wordt om 09.00 uur geopend.

2.   Samenstelling Parlement

De bevoegde Spaanse autoriteiten hebben kennis gegeven van de benoeming van Luis Marco Aguiriano Nalda tot lid van het Parlement, in de plaats van María Rodríguez Ramos, met ingang van 19 april 2004.

De Voorzitter verwijst naar het bepaalde in artikel 7, lid 5, van het Reglement.

3.   Samenstelling commissies en delegaties

Op verzoek van de PSE-Fractie bekrachtigt het Parlement de benoeming van:

M. Luis Marco Aguiriano Nalda tot lid van de

Commissie BUDG en

de Delegatie voor de betrekkingen met de Volksrepubliek China.

4.   Besluit inzake het verzoek om urgentverklaring

Verzoek om urgentverklaring:

Initiatief van de Italiaanse Republiek tot aanneming van een besluit van de Raad inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten van twee of meer lidstaten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven — (12025/2003 — C5-0440/2003 en 14205/2003 — C5-0582/2003 — 2003/0821(CNS)) — Commissie vrijheden en rechten van de burgers, justitie en binnenlandse zaken

Het woord wordt gevoerd door Martine Roure, namens de PSE-Fractie, over het verzoek.

Het verzoek om urgentverklaring wordt verworpen.

*

* *

Het woord wordt gevoerd door Jens-Peter Bonde die, terugkomend op zijn woorden van gisteravond (punt 24 van de notulen van 19.04.2004) over het feit dat de motie van wantrouwen tegen de Commissie in verband met Eurostat het vereiste aantal handtekeningen had gekregen, vraagt hoe de procedure nu verder zal verlopen (De Voorzitter antwoordt dat de bevoegde diensten het exacte aantal handtekeningen controleren en dat het Parlement vervolgens op de hoogte zal worden gehouden).

5.   Veiligheid op zee (debat)

Verslag over de verbetering van de veiligheid op zee [2003/2235(INI)] — Tijdelijke commissie voor de verbetering van de veiligheid op zee.

Rapporteur: Dirk Sterckx (A5-0257/2004)

Herman Vermeer (ter vervanging van de rapporteur) leidt het verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Loyola de Palacio (vice-voorzitter van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Daniel Varela Suanzes-Carpegna, namens de PPE-DE-Fractie, Gilles Savary, namens de PSE-Fractie, Astrid Thors, namens de ELDR-Fractie, María Luisa Bergaz Conesa, namens de GUE/NGL-Fractie, Camilo Nogueira Román, namens de Verts/ALE-Fractie, Alain Esclopé, namens de EDD-Fractie, Dominique F.C. Souchet, niet-ingeschrevene, Françoise Grossetête, Rosa Miguélez Ramos en Sylviane H. Ainardi.

VOORZITTER: Gérard ONESTA

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Josu Ortuondo Larrea, Koldo Gorostiaga Atxalandabaso, Georg Jarzembowski, Emmanouil Mastorakis, Konstantinos Hatzidakis, Jan Marinus Wiersma, Manuel Pérez Álvarez, Juan de Dios Izquierdo Collado, Peter Pex, Bernard Poignant, Brigitte Langenhagen, Wilhelm Ernst Piecyk, John Walls Cushnahan, Jan Dhaene, Loyola de Palacio en Koldo Gorostiaga Atxalandabaso over deze woorden.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 10.28 van de notulen van 21 april 2004.

6.   In rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen *** I (debat)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen [COM(2003) 448 — C5-0351/2003 — 2003/0175(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme.

Rapporteur: Luigi Cocilovo (A5-0220/2004)

Het woord wordt gevoerd door Loyola de Palacio (vice-voorzitter van de Commissie).

Luigi Cocilovo leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Manuel António dos Santos (rapporteur voor advies van de Commissie ECON) en Georg Jarzembowski, namens de PPE-DE-Fractie.

VOORZITTER: Alonso José PUERTA

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Ulrich Stockmann, namens de PSE-Fractie, Paolo Costa, namens de ELDRFractie, Elisabeth Schroedter, namens de Verts/ALE-Fractie, Reinhard Rack, Johannes (Hannes) Swoboda, Herman Vermeer, Claude Turmes, Ari Vatanen, Ewa Hedkvist Petersen, Gilles Savary en Jan Dhaene.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 10.29.

7.   Sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoer *** I (debat)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumvoorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/15/EG en de Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 van de Raad betreffende sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoer [COM(2003) 628 — C5-0601/2003 — 2003/0255(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme.

Rapporteur: Helmuth Markov (A5-0216/2004) Rapporteur voor advies (art. 162 bis van het Reglement): Elisabeth Schroedter, Commissie EMPL

Het woord wordt gevoerd door Loyola de Palacio (vice-voorzitter van de Commissie).

Helmuth Markov leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Elisabeth Schroedter (rapporteur voor advies van de Commissie EMPL), Mathieu J.H. Grosch, namens de PPE-DE-Fractie, Emmanouil Mastorakis, namens de PSE-Fractie, Samuli Pohjamo, namens de ELDR-Fractie, Arlette Laguiller, namens de GUE/NGL-Fractie, en Rijk van Dam, namens de EDD-Fractie.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 10.30.

8.   Minimale veiligheidseisen voor tunnels *** II (debat)

Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake minimale veiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet [5238/1/2004 — C5-0118/2004 — 2002/0309(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme.

Rapporteur: Reinhard Rack (A5-0249/2004)

Reinhard Rack leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Loyola de Palacio (vice-voorzitter van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Giorgio Lisi, namens de PPE-DE-Fractie, en Johannes (Hannes) Swoboda, namens de PSE-Fractie.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 10.18.

VOORZITTER: Pat COX

Voorzitter

9.   Agenda

De Voorzitter legt de volgende verklaringen af:

1.

De Commissie RETT heeft verzocht de aanbeveling voor de tweede lezing Bradbourn over de ontwikkeling van een Trans-Europees vervoersnet (punt 30 van de agenda) morgen zonder debat in stemming te brengen.

De Voorzitter verklaart dat de termijn voor de indiening van amendementen bijgevolg wordt verschoven naar vandaag om 17.00 uur.

Het Parlement stemt in met het verzoek.

2.

De termijn voor de indiening van amendementen op het verslag Brok over de samenwerkingsovereenkomst EG/Pakistan (punt 67 van de agenda) wordt verlengd tot morgen om 10.00 uur.

3.

De motie van afkeuring jegens de Commissie vanwege haar rol in de Eurostat-affaire (B5-0189/2004) is door 65 leden ondertekend en zal dus aan de Commissie worden toegestuurd. De Voorzitter stelt voor het debat morgen om 21.00 uur te houden en om overeenkomstig artikel 34, lid 5 van het Reglement waarin wordt bepaald dat de stemming over een motie van afkeuring tenminste 48 uur na de opening van het debat plaatsvindt, de motie van afkeuring tijdens de vergaderperiode van mei 2004 in stemming te brengen.

Het woord wordt gevoerd door Enrique Barón Crespo, namens de PSE-Fractie, over dit laatste punt, Hans-Gert Poettering, namens de PPE-DE-Fractie, over de woorden van Enrique Barón Crespo, Jens-Peter Bonde, Mogens N.J. Camre en Daniel Marc Cohn-Bendit.

10.   Stemmingen

Nadere bijzonderheden betreffende de uitslagen van de stemmingen (amendementen, aparte stemmingen, stemmingen in onderdelen) zijn opgenomen in bijlage 1 bij de notulen.

10.1.   Nabuurschapsbeleid van de EU na de uitbreiding * (artikel 110 bis van het Reglement) (eindstemming)

Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 2000/24/EG met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie en het nieuwe nabuurschapsbeleid van de EU [COM(2003) 603 — C5-0501/2003 — 2003/0232(CNS)] — Begrotingscommissie.

Rapporteur: Reimer Böge (A5-0198/2004).

Het verslag is op 31 maart 2004 terugverwezen naar: de commissie (artikel 69, lid 2 van het Reglement) (punt 6.7 van de notulen van die dag)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 1)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2004)0278)

10.2.   Belasting op energieproducten en elektriciteit in Cyprus * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/96/EG waarbij Cyprus voor energieproducten en elektriciteit tijdelijk belastingverlagingen of -vrijstellingen mag toepassen [COM(2004) 185 — C5-0175/2004 — 2004/0067(CNS)] — Economische en Monetaire Commissie.

Rapporteur: Christa Randzio-Plath (A5-0264/2004)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 2)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE en ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2004)0279)

10.3.   Elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer *** II (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Aanbeveling voor de tweede lezing over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de algemene invoering en de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap [6277/1/2004 — C5-0163/2004 — 2003/0081(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme.

Rapporteur: Renate Sommer (A5-0246/2004).

(Gekwalificeerde meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 3)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD

Renate Sommer legt overeenkomstig artikel 110 bis, lid 4, van het Reglement een verklaring af.

Goedgekeurd (P5_TA(2004)0280)

10.4.   Communautair douanewetboek *** I (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek [COM(2003) 452 — C5-0345/2003 — 2003/0167(COD)] — Commissie juridische zaken en interne markt.

Rapporteur: Janelly Fourtou (A5-0255/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 4)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE, AMENDEMENTEN en ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2004)0281)

10.5.   Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart *** (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Aanbeveling over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Protocol tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (Eurocontrol) [5747/2004 — COM(2003) 555 — C5-0065/2004 — 2003/0214(AVC)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme.

Rapporteur: Christine De Veyrac (A5-0215/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 5)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Christine De Veyrac legt overeenkomstig artikel 110 bis, lid 4, van het Reglement een verklaring af.

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2004)0282)

10.6.   Klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten [COM(2003) 502 — C5-0442/2003 — 2003/0193(CNS)] — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Carmen Cerdeira Morterero (A5-0142/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 6)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2004)0283)

10.7.   Klein grensverkeer aan de tijdelijke buitengrenzen * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de tijdelijke buitengrenzen tussen de lidstaten [COM(2003) 502 — C5-0443/2003 — 2003/0194(CNS)] — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Stockton (A5-0141/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 7)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2004)0284)

10.8.   Migratiebeheersdiensten * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de totstandbrenging van een beveiligd, op internet gebaseerd informatie- en coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten [COM(2003) 727 — C5-0612/2003 — 2003/0284(CNS)] — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Ewa Klamt (A5-0145/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 8)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Ewa Klamt legt overeenkomstig artikel 110 bis, lid 4, van het Reglement een verklaring af.

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2004)0285)

10.9.   Plaats van levering van diensten * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten [COM(2003) 822 — C5-0026/2004 — 2003/0329(CNS)] — Economische en Monetaire Commissie.

Rapporteur: Othmar Karas (A5-0233/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 9)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2004)0286)

10.10.   Europees Ruimteagentschap * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het sluiten van de Kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimteagentschap [COM(2004) 85/2 — C5-0099/2004 — 2004/0028(CNS)] — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Guido Bodrato (A5-0222/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 10)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2004)0287)

10.11.   Visuminformatiesysteem * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het opzetten van het visuminformatiesysteem (VIS) [COM(2004) 99 — C5-0098/2004 — 2004/0029(CNS)] — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Carlos Coelho (A5-0262/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 11)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Verworpen bij één enkele stemming

Carlos Coelho, rapporteur, pleitte voor verwerping van het Commissievoostel. Loyola de Palacio (vice-voorzitter van de Commissie) verklaarde dat de Commissie haar voorstel handhaafde. De kwestie werd derhalve overeenkomstig artikel 68, lid 3 van het Reglement terugverwezen naar: de bevoegde commissie.

De rapporteur voerde het woord over deze terugverwijzing.

10.12.   Verplichting voor vervoerders om de passagiersgegevens door te geven * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het initiatief van het Koninkrijk Spanje met het oog op de aanneming van een richtlijn van de Raad betreffende de verplichting voor vervoerders om de passagiersgegevens door te geven [6620/2004 — C5-0111/2004 — 2003/0809(CNS)] — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Jorge Salvador Hernández Mollar (A5-0266/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 12)

INITIATIEF VAN HET KONINKRIJK SPANJE

Verworpen bij één enkele stemming

De kwestie werd overeenkomstig artikel 68, lid 3 van het Reglement terugverwezen naar: de bevoegde commissie.

10.13.   Europese Politieacademie * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag

1.

over het initiatief van Ierland met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 2000/820/JBZ tot oprichting van een Europese Politieacademie (EPA)

[15400/2003 — C5-0001/2004 — 2004/0801(CNS)]

2.

over het initiatief van het Verenigd Koninkrijk met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad houdende wijziging van Besluit 2000/820/JBZ tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA)

[5121/2004 — C5-0040/2004 — 2004/0802(CNS)] — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Martine Roure (A5-0140/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 13)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIES

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2004)0288) en P5_TA(2004)0289)

10.14.   Benoeming van een lid van ECB * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over de ontwerpaanbeveling van de Raad betreffende de benoeming van een lid van de directie van de Europese centrale bank (6315/2004 — C5-0176/2004 — 2004/0808(CNS)) — Economische en Monetaire Commissie.

Rapporteur: Christa Randzio-Plath (A5-0273/2004).

(geheime stemming overeenkomstig artikel 136, lid 1 van het Reglement)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 14)

VOORSTEL VOOR EEN BESLUIT

Christa Randzio-Plath legt overeenkomstig artikel 110 bis, lid 4, van het Reglement een verklaring af.

Aangenomen bij één enkele stemming (geheime stemming: 363 voor, 113 tegen, 52 onthoudingen) (P5_TA(2004)0290)

10.15.   Impact van de communautaire regelgeving en raadplegingsprocedures (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over de toetsing van de impact van de communautaire regelgeving en de raadplegingsprocedures [2003/2079(INI)] — Commissie juridische zaken en interne markt.

Rapporteur: Bert Doorn (A5-0221/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 15)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2004)0291)

10.16.   Gelijke kansen voor personen met een handicap (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Gelijke kansen voor personen met een handicap: een Europees actieplan [COM(2003) 650 — C5-0039/2004 — 2004/2004(INI)] — Commissie werkgelegenheid en sociale zaken.

Rapporteur: Mario Mantovani (A5-0263/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 16)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2004)0292)

10.17.   Coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels *** II (stemming)

Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels [15577/6/2003 — C5-0043/2004 — 1998/0360(COD)] — Commissie werkgelegenheid en sociale zaken.

Rapporteur: Jean Lambert (A5-0234/2004).

(Gekwalificeerde meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 17)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0293)

10.18.   Minimale veiligheidseisen voor tunnels *** II (stemming)

Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake minimale veiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet [5238/1/2004 — C5-0118/2004 — 2002/0309(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme.

Rapporteur: Reinhard Rack (A5-0249/2004).

(Gekwalificeerde meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 18)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD

Goedgekeurd (P5_TA(2004)0294)

10.19.   Luchtkwaliteit *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht [COM(2003) 423 — C5-0331/2003 — 2003/0164(COD)] — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Hans Kronberger (A5-0047/2004).

Het debat had plaats op 9 March 2004(Minutes of 19.03.2004, Item 19)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 19)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0295)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0296)

10.20.   Samenwerking inzake consumentenbescherming *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming („de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentbescherming”) [COM(2003) 443 — C5-0335/2003 — 2003/0162(COD)] — Commissie juridische zaken en interne markt.

Rapporteur: Evelyne Gebhardt (A5-0191/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 20)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0296)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0296)

10.21.   Consumentenkrediet *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet [COM(2002) 443 — C5-0420/2002 — 2002/0222(COD)] — Commissie juridische zaken en interne markt.

Rapporteur: Joachim Wuermeling (A5-0224/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 21)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0297)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0297)

Opmerkingen in het kader van de stemming:

Joachim Wuermeling, rapporteur, die voorstelde om bepaalde amendementen waarvoor een aparte stemming was voorzien, en bloc in stemming te brengen. Arlene McCarthy, namens de PSE-Fractie, stemde in met dit voorstel op voorwaarde dat amendementen 38, 39, 80, 102, 122, 127 en 128 nog steeds apart in stemming zouden worden gebracht. De Voorzitter wees erop dat de amendementn 38, 39 en 102 waren ingetrokken. De rapporteur gaf gevolg aan het verzoek van Arlene McCarthy.

Joachim Wuermeling diende een mondeling amendement in op amendement 178, waar echter geen rekening mee gehouden werd aangezien meer dan 32 leden zich hiertegen uitspraken.

Naar aanleiding van een opmerking van Arlene McCarthy over amendement 206, bevestigde de rapporteur dat dit amendement was komen te vervallen.

10.22.   Oneerlijke handelspraktijken *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende oneerlijke „business-to-consumer”-handelspraktijken op de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 84/450/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG (richtlijn oneerlijke handelspraktijken) [COM(2003) 356 — C5-0288/2003 — 2003/0134(COD)] — Commissie juridische zaken en interne markt.

Rapporteur: Fiorella Ghilardotti (A5-0188/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 22)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0298)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0298)

10.23.   Bestrijdingsmiddelenresiduen in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong [COM(2003) 117 — C5-0108/2003 — 2003/0052(COD)] — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Robert William Sturdy (A5-0260/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 23)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0299)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0299)

10.24.   Aardgasvoorziening *** I (stemming)

Verslag over wijziging van de rechtsgrondslag en de „algemene oriëntatie” van de Raad met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening [15769/2003 — C5-0027/2004 — 2002/0220(COD)] — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Peter Michael Mombaur (A5-0213/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 24)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0300)

10.25.   Toegang tot gastransmissienetten *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot gastransmissienetten [COM(2003) 741 — C5-0644/2003 — 2003/0302(COD)] — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Esko Olavi Seppänen (A5-0254/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 25)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0301)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0301)

Opmerkingen in het kader van de stemming:

Peter Michael Mombaur wees op een verschil tussen de Duitse en de Engelse versie van amendement 43 en verduidelijkte dat van de Engelse versie moest worden uitgegaan.

10.26.   Ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de Raad [COM(2003) 453 — C5-0369/2003 — 2003/0172(COD)] — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Astrid Thors (A5-0171/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 26)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0302)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0302)

10.27.   Handel in broeikasgasemissierechten *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van de richtlijn tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, met betrekking tot de projectmechanismen van het Protocol van Kyoto [COM(2003) 403 — C5-0355/2003 — 2003/0173(COD)] — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Alexander de Roo (A5-0154/2004)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 27)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0303)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0303)

10.28.   Batterijen en accu's *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu's, alsook gebruikte batterijen en accu's [COM(2003) 723 — C5-0563/2003 — 2003/0282(COD)] — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Johannes (Hans) Blokland (A5-0265/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 28)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0304)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0304)

10.29.   In rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen [COM(2003) 448 — C5-0351/2003 — 2003/0175(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme.

Rapporteur: Luigi Cocilovo (A5-0220/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 29)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0305)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0305)

Opmerkingen in het kader van de stemming:

Gilles Savary wees op een fout in de Franse versie van amendement 48.

10.30.   Sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoer *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumvoorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/15/EG en de Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 van de Raad betreffende sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoer [COM(2003) 628 — C5-0601/2003 — 2003/0255(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme.

Rapporteur: Helmuth Markov (A5-0216/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 30)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0306)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0306)

10.31.   Europees Vluchtelingenfonds (2005-2010) * (stemming)

Verslag over het voorstel voor een beschikking van de Raad tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2005-2010 [COM(2004) 102 — C5-0096/2004 — 2004/0032(CNS)] — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Gérard M.J. Deprez (A5-0267/2004)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 31)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2004)0307)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0307)

10.32.   Afvalpreventie en afvalrecycling (stemming)

Verslag over de mededeling van de Commissie: „Naar een thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling” [COM(2003) 301 — C5-0385/2003 — 2003/2145(INI)] — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Karl-Heinz Florenz (A5-0176/2004).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 32)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0308)

10.33.   Eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest (stemming)

Verslag over de mededeling van de Commissie over artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie: Eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest [COM(2003) 606 — C5-0594/2003 — 2003/2249(INI)] — Commissie constitutionele zaken.

Rapporteur: Johannes Voggenhuber (A5-0227/2004)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 33)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2004)0309)

*

* *

De punten waarover wegens tijdgebrek niet kon worden gestemd, zullen morgen in stemming worden gebracht.

11.   Stemverklaringen

Schriftelijke stemverklaringen:

De schriftelijke stemverklaringen in de zin van artikel 137, lid 3 van het Reglement zijn opgenomen in het volledig verslag van deze vergadering.

Mondelinge stemverklaringen:

Verslag de Roo — A5-0154/2004

Marialiese Flemming voor de Oostenrijkse leden van de PPE-DE-Fractie.

Verslag Cocilovo — A5-0220/2004

Michl Ebner

Verslag Voggenhuber — A5-0227/2004

Miquel Mayol i Raynal

Verslag Wuermeling — A5-0224/2004

Astrid Thors, Theresa Villiers

12.   Rectificaties stemgedrag

De volgende leden hebben hun stemgedrag als volgt gerectificeerd:

Verslag Wuermeling — A5-0224/2004

amendement 48

Vóór: Lone Dybkjær, Karin Riis-Jørgensen

amendement 173

Vóór: Othmar Karas

amendement 201

Vóór: Eurig Wyn

amendement 202

Vóór: Claude Turmes

Tegen: Dagmar Roth-Behrendt

Verslag Thors — A5-0171/2004

amendement 1

Vóór: Othmar Karas

Verslag Blokland — A5-0265/2004

amendement 23

Vóór: David Robert Bowe

Verslag Cocilovo — A5-0220/2004

amendement 53

Vóór: Christa Prets, Marialiese Flemming

Tegen: Alexander Radwan

amendement 54

Vóór: Marialiese Flemming

Tegen: Alexander Radwan

amendement 55

Tegen: Alexander Radwan

amendement 56

Vóór: Christa Prets

Tegen: Alexander Radwan

Onthoudingen: Hans-Peter Martin

amendement 48

Tegen: Alexander Radwan

Onthoudingen: Armonia Bordes

Verslag Markov — A5-0216/2004

amendement 52 en 58 (identiska)

Vóór: Pervenche Berès

Verslag Florenz — A5-0176/2004

amendement 11

Vóór: Armonia Bordes

Tegen: Rainer Wieland

amendement 15

Vóór: Jan Andersson, Göran Färm, Ewa Hedkvist Petersen, Hans Karlsson, Yvonne Sandberg-Fries, Maj Britt Theorin

amendement 20

Tegen: Linda McAvan, Claude Moraes, Othmar Karas

Leden die hebben verklaard niet aan de stemming te hebben deelgenomen:

Gerhard Hager was weliswaar aanwezig maar heeft niet deelgenomen aan de stemmingen.

Armonia Bordes en Arlette Laguiller waren weliswaar aanwezig maar hebben niet deelgenomen aan de stemming over het verslag Fourtou (A5-0255/2004) en over de amendementen 53, 54, 55 en 56 van het verslag Cocilovo (A5-0220/2004).

(De vergadering wordt om 14.15 uur onderbroken en om 15.10 uur hervat.)

13.   Toespraak van de heer Barnier

De Voorzitter verklaart met de President van Rwanda de tiende verjaardag van de genocide te hebben herdacht en verwelkomt de heer Barnier, voormalig lid van de Commissie, die minister van Buitenlandse Zaken in de Franse regering is geworden.

De heer Barnier houdt een toespraak waarin hij met name de Voorzitter van het Parlement bedankt en alle anderen met wie hij heeft samengewerkt in de tijd dat hij lid van de Commissie was.

Het woord wordt gevoerd door Giorgio Napolitano, voorzitter van de Commissie AFCO.

VOORZITTER: David W. MARTIN

Ondervoorzitter

14.   Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties)

Voor de hiernavolgende ontwerpresoluties zijn verzoeken om het houden van een debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat overeenkomstig artikel 50 van het Reglement ingediend:

I.   CUBA

Concepció Ferrer, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Bernd Posselt en Lennart Sacrédeus, namens de PPE-DE-Fractie, over de situatie van de mensenrechten in Cuba een jaar na de massale arrestatie van dissidenten (B5-0192/2004)

Cecilia Malmström en Bob van den Bos, namens de ELDR-Fractie, over de situatie van de mensenrechten in Cuba een jaar na de massale arrestatie van dissidenten (B5-0201/2004)

Alain Lipietz, Josu Ortuondo Larrea en Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie, over de situatie in Cuba een jaar na de massale arrestatie van dissidenten (B5-0204/2004)

Bastiaan Belder, namens de EDD-Fractie, over de situatie van de mensenrechten in Cuba een jaar na de massale arrestatie van dissidenten (B5-0207/2004)

Ana Miranda de Lage en Margrietus J. van den Berg, namens de PSE-Fractie, over Cuba (B5-0208/2004)

Luisa Morgantini, Pernille Frahm en Herman Schmid, namens de GUE/NGL-Fractie, over de situatie in Cuba (B5-0212/2004)

Luís Queiró en José Ribeiro e Castro, namens de UEN-Fractie, over Cuba (B5-0214/2004)

II.   PRODUCTIE VAN SPORTARTIKELEN VOOR DE OLYMPISCHE SPELEN

Stephen Hughes, Marie-Hélène Gillig, Anna Karamanou en Margrietus J. van den Berg, namens de PSEFractie, Jean Lambert, Theodorus J.J. Bouwman en Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie, Emmanouil Bakopoulos, Sylvia-Yvonne Kaufmann en Dimitrios Koulourianos, namens de GUE/NGL-Fractie, over de eerbiediging van de primaire arbeidswetgeving bij de productie van sportartikelen voor de Olympische Spelen (B5-0191/2004)

Anne Elisabet Jensen, namens de ELDR-Fractie, over de eerbiediging van de primaire arbeidswetgeving bij de productie van sportartikelen voor de Olympische Spelen (B5-0200/2004)

Bartho Pronk, namens de PPE-DE-Fractie, over de eerbiediging van de primaire arbeidswetgeving bij de productie van sportartikelen voor de Olympische Spelen (B5-0202/2004)

Brian Crowley, namens de UEN-Fractie, over de eerbiediging van de primaire arbeidswetgeving bij de productie van sportartikelen voor de Olympische Spelen (B5-0210/2004)

III.   NIGERIA

Niall Andrews, namens de UEN-Fractie, over het doden van Christenen in Nigeria (B5-0194/2004)

Charles Tannock, John Alexander Corrie, Lennart Sacrédeus en Bernd Posselt, over het doden van Christenen in Nigeria (B5-0203/2004)

Didier Rod, Marie Anne Isler Béguin en Nelly Maes, namens de Verts/ALE-Fractie, over de botsingen tussen groeperingen in Nigeria (B5-0205/2004)

Bastiaan Belder, namens de EDD-Fractie, over het doden van Christenen in Nigeria (B5-0206/2004)

Margrietus J. van den Berg, namens de PSE-Fractie, over Nigeria (B5-0209/2004)

Bob van den Bos, namens de ELDR-Fractie, over de situatie in Nigeria (B5-0211/2004)

Yasmine Boudjenah, namens de GUE/NGL-Fractie, over de botsingen tussen groeperingen in Nigeria (B5-0213/2004)

De spreektijd zal worden verdeeld overeenkomstig artikel 120 van het Reglement.

15.   Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering

De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd.

16.   Ingekomen stukken

De volgende stukken zijn ontvangen:

1)

parlementaire commissies

1.1)

verslagen:

Verslag over de gevolgen van de seksindustrie in de Europese Unie (2003/2107(INI)) — Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen.

Rapporteur: Marianne Eriksson (A5-0274/2004).

* Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan * (8108/99 — C5-0659/01 — 1998/0199(CNS)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid

Rapporteur: Elmar Brok (A5-0275/2004).

* Verslag over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/49/EG waarbij bepaalde lidstaten overgangsperioden mogen instellen voor de toepassing van een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (COM(2004) 243 — C5-0187/2004 — 2004/0076(CNS)) (Vereenvoudigde procedure — artikel 158, lid 1 van het Reglement) — Economische en Monetaire Commissie.

Rapporteur: Christa Randzio-Plath (A5-0276/2004).

* Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (COM(2004) 239 — C5-0188/2004 — 2004/0082(CNS)) — Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

Rapporteur: Marie-Thérèse Hermange (A5-0277/2004).

*** I Verslag over het voorstel voor een verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden [COM(2003) 639 — C5-0507/2003 — 2003/0250(COD)] — Commissie ontwikkelingssamenwerking.

Rapporteur: Fernando Fernández Martín (A5-0279/2004).

Verslag Aanbeveling van de Commissie inzake de actualisering 2004 van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap (voor de periode 2003-2005) [COM(2004) 238 — C5-0183/2004 — 2004/2020(INI)] — Economische en Monetaire Commissie.

Rapporteur: Christa Randzio-Plath (A5-0280/2004).

1.2)

aanbevelingen voor de tweede lezing:

*** II Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de beschikking van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Beschikking nr. 1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (5762/1/2004 — C5-0184/2004 — 2001/0229(COD)).- Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme

Rapporteur: Philip Charles Bradbourn (A5-0278/2004).

2)

leden

2.1)

schriftelijke verklaringen ter inschrijving in het register (artikel 51 van het Reglement)

Carmen Cerdeira Morterero, over de deelname van mensen met een handicap aan de Europese verkiezingen van 2004 (nr. 33/2004)

17.   Schriftelijke verklaringen (artikel 51 van het Reglement)

Schriftelijke verklaringen nrs. 2 en 3/2004 hebben niet het vereiste aantal handtekeningen gekregen en komen bijgevolg overeenkomstig het bepaalde in artikel 51, lid 5 van het Reglement te vervallen.

18.   Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013 (debat)

Verslag over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst: Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013 [COM(2004) 101 — C5-0089/2004 — 2004/2006(INI)] — Begrotingscommissie.

Rapporteur: Terence Wynn (A5-0268/2004)

Terence Wynn leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Dick Roche (fungerend voorzitter van de Raad).

Het woord wordt gevoerd door Michaele Schreyer (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Véronique De Keyser (rapporteur voor advies van de Commissie AFET), Jan Mulder (rapporteur voor advies van de Commissie CONT), Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (rapporteur voor advies van de Commissie AGRI), Brigitte Langenhagen (rapporteur voor advies van de Commissie PECH), Samuli Pohjamo (rapporteur voor advies van de Commissie RETT), Ulpu Iivari (rapporteur voor advies van de Commissie CULT), Nirj Deva (rapporteur voor advies van de Commissie DEVE), James E.M. Elles, namens de PPE-DE-Fractie, Bárbara Dührkop Dührkop, namens de PSE-Fractie, Kyösti Tapio Virrankoski, namens de ELDR-Fractie, Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie, en Liam Hyland, namens de UEN-Fractie.

VOORZITTER: José PACHECO PEREIRA

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Reimer Böge en Jutta D. Haug.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 7.17 van de notulen van 22 april 2004.

19.   Economische en sociale cohesie (Derde verslag) (debat)

Verslag over het Derde verslag over de economische en sociale cohesie [COM(2004) 107 — C5-0092/2004 — 2004/2005(INI) — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme.

Rapporteur: Konstantinos Hatzidakis (A5-0272/2004)

Konstantinos Hatzidakis leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Franz Fischler (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Myrsini Zorba (rapporteur voor advies van de Commissie ITRE), Elspeth Attwooll (rapporteur voor advies van de Commissie EMPL), Agnes Schierhuber (rapporteur voor advies van de Commissie AGRI), Marie-Hélène Gillig (rapporteur voor advies van de Commissie FEMM), José Javier Pomés Ruiz, namens de PPE-DE-Fractie, Juan de Dios Izquierdo Collado, namens de PSE-Fractie, Samuli Pohjamo, namens de ELDR-Fractie, Elisabeth Schroedter, namens de Verts/ALE-Fractie, Margie Sudre, Arlene McCarthy, Camilo Nogueira Román, Rolf Berend, Garrelt Duin, Juan Manuel Ferrández Lezaun, Emmanouil Mastorakis, Ewa Hedkvist Petersen, Catherine Guy-Quint en Franz Fischler.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 7.18 van de notulen van 22 april 2004.

20.   Begroting 2005: jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie (debat)

Verslag over Begroting 2005: jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie [2004/2001(BUD)] — Begrotingscommissie.

Rapporteur: Salvador Garriga Polledo (A5-0269/2004)

Salvador Garriga Polledo leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Michaele Schreyer (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra (rapporteur voor advies van de Commissie AFET), Paul Rübig (rapporteur voor advies van de Commissie ITRE), Bartho Pronk (rapporteur voor advies van de Commissie EMPL), María Esther Herranz García (rapporteur voor advies van de Commissie AGRI), Brigitte Langenhagen (rapporteur voor advies van de Commissie PECH), Catherine Guy-Quint (rapporteur voor advies van de Commissie RETT), Lissy Gröner (rapporteur voor advies van de Commissie FEMM), Markus Ferber, namens de PPE-DE-Fractie, Ralf Walter, namens de PSE-Fractie, Samuli Pohjamo, namens de ELDR-Fractie, Kathalijne Maria Buitenweg, namens de Verts/ALE-Fractie, en Franz Turchi, namens de UEN-Fractie.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 7.19 van de notulen van 22 april 2004.

21.   Raming van het Europees Parlement voor 2005 (debat)

Verslag over de raming van de inkomsten en de uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2005 [2004/2007(BUD)] — Begrotingscommissie.

Rapporteur: Wilfried Kuckelkorn (A5-0236/2004)

Wilfried Kuckelkorn leidt zijn verslag in.

VOORZITTER: Ingo FRIEDRICH

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Markus Ferber, namens de PPE-DE-Fractie.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 7.20 van de notulen van 22 april 2004.

22.   Eurostat — Kwijting 2002: Afdeling III (Commissie) — Kwijting 2002: 6e, 7e en 8e Europees Ontwikkelingsfonds — Kwijting 2002: afdelingen II, IV, V, VI, VII en VIII van de algemene begroting — Kwijting 2002: Afdeling I (Europees Parlement) — Kwijting 2002: gedecentraliseerde agentschappen — Kwijting 2002: EGKS (debat)

Verklaring van de Commissie: Eurostat

Verslag over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2002 (Commissie) [SEC(2003) 1104 — C5-0564/2003 — 2003/2210(DEC)] — Commissie begrotingscontrole.

Rapporteur: Juan José Bayona de Perogordo (A5-0200/2004)

Verslag over het verlenen van kwijting aan de Commissie voor het financieel beheer van het zesde, zevende en achtste Europees Ontwikkelingsfonds in het begrotingsjaar 2002 [COM(2003) 475 — C5-0496/2003 — 2003/2189(DEC)] — Commissie begrotingscontrole.

Rapporteur: Jonas Sjöstedt (A5-0183/2004)

Verslag over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2002

1.

Afdeling II, Raad

2.

Afdeling IV, Hof van Justitie

3.

Afdeling V, Rekenkamer

4.

Afdeling VI, Europees Economisch en Sociaal Comité

5.

Afdeling VII, Comité van de regio's

6.

Afdeling VIII, Europese Ombudsman

[I5-0034/2004 — C5-0088/2004 — 2003/2212(DEC), 2003/2213(DEC), 2003/2214(DEC), 2003/2215(DEC), 2003/2216(DEC), 2003/2217(DEC)] — Commissie begrotingscontrole.

Rapporteur: Gabriele Stauner (A5-0228/2004)

Verslag over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2002

Afdeling I — Europees Parlement [I5-0034/2004 — C5-0088/2004 — 2003/2211(DEC)] — Commissie begrotingscontrole.

Rapporteur: Michiel van Hulten (A5-0218/2004)

Verslag over het verlenen van kwijting voor het begrotingsjaar 2002 aan

1.

Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2002 [C5-0632/2003 — 2003/2242(DEC)]

2.

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk [C5-0636/2003 — 2003/2246(DEC)]

3.

Europees Milieuagentschap [C5-0635/2003 — 2003/2245(DEC)]

4.

Europees Bureau voor geneesmiddelenbeoordeling [C5-0638/2003 — 2003/2255(DEC)]

5.

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie [C5-0637-2003 — 2003/2247(DEC)]

6.

Cedefop [C5-0630/2003 — 2003/2240(DEC)]

7.

Eurojust [C5-0662/2003 — 2003/2256)]

8.

Europese Stichting voor opleiding [C5-0641/2003 — 2003/2259(DEC)]

9.

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden [C5-0631/2003 — 2003/2241(DEC)]

10.

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving [C5-0634/2003 — 2003/2244(DEC)]

11.

Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat [C5-0632/2003 — 2003/2243(DEC)] — Commissie begrotingscontrole.

Rapporteur: Jan Mulder (A5-0212/2004)

Verslag over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal voor het per 23 juli 2002 afgesloten begrotingsjaar [C5-0646/2003 — 2003/2218(DEC)] — Commissie begrotingscontrole.

Rapporteur: Heide Rühle (A5-0201/2004)

Franz Fischler (lid van de Commissie) legt de verklaring af.

Juan José Bayona de Perogordo leidt zijn verslag in (A5-0200/2004).

Jonas Sjöstedt leidt zijn verslag in (A5-0183/2004).

Gabriele Stauner leidt haar verslag in (A5-0228/2004).

Michiel van Hulten leidt zijn verslag in (A5-0218/2004).

(Aangezien het tijdstip voor de verklaring van de Commissie is aangebroken, wordt het debat thans onderbroken. Het zal om 21.00 uur worden voortgezet.)

23.   Agenda

Gezien de in de agenda aangebrachte wijzigingen (punt 14 van de notulen van 19.04.2004 en punt 9), en in overleg met de Raad en de Fracties, stelt de Voorzitter voor het vragenuur aan de Raad van de agenda van morgen te schrappen.

Het Parlement stemt daarmee in.

24.   Verzoek van Kroatië om toetreding tot de EU (mededeling van de Commissie)

Mededeling van de Commissie Advies van de Commissie over het verzoek van Kroatië om toetreding tot de EU

De Voorzitter verwelkomt een afvaardiging van Kroatië, waaronder de minister van Buitenlandse Zaken van dat land.

Christopher Patten en Günther Verheugen, leden van de Commissie, presenteren de mededeling.

Volgens de „catch the eye” procedure wordt het woord gevoerd door Olivier Dupuis, Sarah Ludford en Alexandros Baltas, voor het stellen van vragen welke Christopher Patten beantwoordt:

VOORZITTER: Alonso José PUERTA

Ondervoorzitter

Volgens dezelfde procedure wordt het woord gevoerd door Joost Lagendijk en Doris Pack, wier vragen door Günther Verheugen worden beantwoord, en vervolgens Miet Smet en Michl Ebner, wier vragen door Christopher Patten worden beantwoord.

Het punt wordt gesloten.

25.   Vragenuur (vragen aan de Commissie)

Het Parlement behandelt een reeks vragen aan de Commissie (B5-0071/2004).

Eerste deel

Vraag 25 van Michl Ebner: Liberalisatie van de stroommarkt — Concessies voor grootschalig omleiden van water voor het opwekken van stroom.

Loyola de Palacio (vice-voorzitter van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Michl Ebner en Carlos Lage.

Vraag 26 van Linda McAvan: Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO).

Stavros Dimas (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Linda McAvan en Philip Bushill-Matthews.

Vraag 27 van Carlos Lage: Sluiting van Europese fabrieken van het Bombardier-concern.

Stavros Dimas beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Carlos Lage, Regina Bastos, Ilda Figueiredo en Malcolm Harbour.

Het woord wordt gevoerd door Göran Färm, die vindt dat Michaele Schreyer geen antwoord heeft gegeven op zijn vraag (de Voorzitter neemt daar akte van).

Tweede deel

Vraag 28 van Ulla Margrethe Sandbæk: Follow-up modelprojecten en omzetting in meerjarenprogramma's.

Michaele Schreyer (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Glenys Kinnock (ter vervanging van de auteur).

Vraag 29 van Othmar Karas: Studie over de gevolgen van Bazel II voor het midden- en kleinbedrijf.

Frits Bolkestein (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Othmar Karas, Paul Rübig en Enric Morera Català.

Vraag 30 van Bill Newton Dunn: Diefstal van persoonlijke gegevens.

Frits Bolkestein beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Bill Newton Dunn en Reino Paasilinna.

Vraag 31 van Malcolm Harbour: Gambelli-arrest.

Frits Bolkestein beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Malcolm Harbour.

Vraag 32 van Reino Paasilinna: Mediaconcentratie.

Frits Bolkestein beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Reino Paasilinna.

Vraag 33 van Miguel Angel Martínez Martínez: Verzoek om verduidelijking van antwoorden van de Commissie betreffende Cuba.

Poul Nielson (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Miguel Angel Martínez Martínez, Efstratios Korakas en Nikolaos Chountis.

Vraag 34 van Patricia McKenna: IMF-programma's en de algemene EG-doelstelling van uitroeiing van armoede.

Poul Nielson beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Patricia McKenna.

De vragen die wegens tijdgebrek niet beantwoord zijn, zullen schriftelijk worden beantwoord.

Het vragenuur aan de Commissie wordt gesloten.

(De vergadering wordt om 20.10 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat.)

VOORZITTER: Gerhard SCHMID

Ondervoorzitter

26.   Eurostat — Kwijting 2002: Afdeling III (Commissie) — Kwijting 2002: 6e, 7e en 8e Europees Ontwikkelingsfonds — Kwijting 2002: afdelingen II, IV, V, VI, VII en VIII van de algemene begroting — Kwijting 2002: Afdeling I (Europees Parlement) — Kwijting 2002: gedecentraliseerde agentschappen — Kwijting 2002: EGKS (voortzetting van het debat)

Jan Mulder leidt zijn verslag in (A5-0212/2004).

Bart Staes (rapporteur suppléant) leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Michaele Schreyer (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Bartho Pronk (rapporteur voor advies van de Commissie EMPL), Miet Smet (rapporteur voor advies van de Commissie FEMM), Ursula Stenzel (rapporteur voor advies van de Commissie AFET), Ozan Ceyhun (rapporteur voor advies van de Commissie LIBE), Martin Callanan (rapporteur voor advies van de Commissie ENVI), Diemut R. Theato, namens de PPE-DE-Fractie, Helmut Kuhne, namens de PSE-Fractie, Ole B. Sørensen, namens de ELDR-Fractie, Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie, Mogens N.J. Camre, namens de UEN-Fractie, Graham H. Booth, namens de EDD-Fractie, Gianfranco Dell'Alba, niet-ingeschrevene, María Antonia Avilés Perea, Herbert Bösch, Rijk van Dam, Christopher Heaton-Harris, Paulo Casaca, Jens-Peter Bonde en Michaele Schreyer.

Ontwerpresoluties ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 2 van het Reglement, tot besluit van het debat:

Jens-Peter Bonde, namens de EDD-Fractie, over Eurostat (B5-0218/2004)

Heide Rühle en Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie, over Eurostat (B5-0219/2004)

Jan Mulder en Ole B. Sørensen, namens de ELDR-Fractie, over Eurostat (B5-0220/2004)

Freddy Blak, Jonas Sjöstedt en Luigi Vinci, namens de GUE/NGL-Fractie, over de follow-up van de kwestie Eurostat (B5-0222/2004)Freddy Blak, Jonas Sjöstedt en Luigi Vinci, namens de GUE/NGL-Fractie, over de follow-up van de kwestie Eurostat (B5-0222/2004)

Enrique Barón Crespo en Helmut Kuhne, namens de PSE-Fractie, over de maatregelen van de Commissie met betrekking tot EUROSTAT (B5-0223/2004)

James E.M. Elles, namens de PPE-DE-Fractie, over Eurostat (B5-0225/2004).

Het debat wordt gesloten.

Stemming: Kwijting: punten 10.20-10.23, 10.12 en 10.13 van de notulen van 21 april 2004 — Eurostat: punt 7.22 van de notulen van 22 april 2004.

27.   Overeenkomst EG/VS over PNR-gegevens * (debat)

Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en overdracht van PNR-gegevens door luchtvaartmaatschappijen aan het Bureau of Customs and Border Protection van het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid van de Verenigde Staten van Amerika [COM(2004) 190 — C5-0162/2004 — 2004/0064(CNS)] — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Johanna L.A. Boogerd-Quaak (A5-0271/2004)

Het woord wordt gevoerd door Christopher Patten (lid van de Commissie).

Johanna L.A. Boogerd-Quaak leidt haar verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Jorge Salvador Hernández Mollar, namens de PPE-DE-Fractie, Elena Ornella Paciotti, namens de PSE-Fractie, Graham R. Watson, namens de ELDR-Fractie, Kathalijne Maria Buitenweg, namens de Verts/ALE-Fractie, Marco Cappato, niet-ingeschrevene, Hubert Pirker, Anna Terrón i Cusí, Christopher Patten, voor een persoonlijk feit naar aanleiding van de woorden van Graham R. Watson, en Graham R. Watson, die zijn opmerking intrekt.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 10.17 van de notulen van 21 april 2004.

28.   Vrijheid van meningsuiting en informatie (debat)

Verslag over de risico's van schending in de Europese Unie en met name in Italië van de vrijheid van meningsuiting en informatie (artikel 11, lid 2 van het Handvest van de grondrechten) [2003/2237(INI)] — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Johanna L.A. Boogerd-Quaak (A5-0230/2004)

De Voorzitter deelt mee dat de UEN-Fractie een motie heeft ingediend met als doel deze beraadslaging niet-ontvankelijk te verklaren.

Het woord wordt gevoerd door José Ribeiro e Castro, namens de UEN-Fractie, die het verzoek toelicht (De Voorzitter verwijst naar artikel 143, lid 1 van het Reglement en verklaart dat deze motie niet ontvankelijk is omdat de voorgeschreven termijn voor de indiening ervan niet is gerespecteerd).

Johanna L.A. Boogerd-Quaak leidt haar verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Antonio Tajani, die zich beklaagt over een perscommuniqué waarin wordt verklaard dat de vrijheid van meningsuiting en informatie in Italië een van de hoofdthema's van deze vergaderperiode zou zijn.

Het woord wordt gevoerd door Christopher Patten (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Giuseppe Gargani (rapporteur voor advies van de Commissie JURI), Roy Perry (rapporteur voor advies van de Commissie CULT), Monica Frassoni (rapporteur voor advies van de Commissie AFCO), Giacomo Santini, namens de PPE-DE-Fractie, Elena Ornella Paciotti, namens de PSE-Fractie, Giorgio Calò, namens de ELDR-Fractie, Giuseppe Di Lello Finuoli, namens de GUE/NGL-Fractie, Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie, Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie, de Voorzitter en Pasqualina Napoletano, beiden over de woorden van Roberta Angelilli, Koenraad Dillen, niet-ingeschrevene, Anna Terrón i Cusí, Lucio Manisco, Enric Morera Català, Mariotto Segni, Mario Borghezio en Francesco Fiori.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 7.23 van de notulen van 22 april 2004.

29.   Afstempelen van reisdocumenten van onderdanen van derde landen * (debat)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad waarbij voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de verplichting wordt ingevoerd om in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten systematisch een stempel aan te brengen, en waarbij de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en het gemeenschappelijk handboek daartoe worden gewijzigd [COM(2003) 664 — C5-0580/2003 — 2003/0258(CNS)] — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Roberta Angelilli (A5-0229/2004)

Het woord wordt gevoerd door Christopher Patten (lid van de Commissie).

Roberta Angelilli leidt haar verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Marcelino Oreja Arburúa, namens de PPE-DE-Fractie.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 10.18 van de notulen van 21 april 2004.

30.   Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving * (debat)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (herschikking) [COM(2003) 808 — C5-0060/2004 — 2003/0311(CNS)] — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Ozan Ceyhun (A5-0248/2004)

Het woord wordt gevoerd door Christopher Patten (lid van de Commissie).

Ozan Ceyhun leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Minerva Melpomeni Malliori (rapporteur voor advies van de Commissie ENVI) en Arie M. Oostlander, namens de PPE-DE-Fractie.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 10.19 van de notulen van 21 april 2004.

31.   Agenda van de volgende vergadering

De agenda voor de vergadering van morgen is vastgesteld (PE 344.162/OJME).

32.   Sluiting van de vergadering

De vergadering wordt om 00.15 uur gesloten.

Julian Priestley

Secretaris-generaal

James L.C. Provan

Ondervoorzitter


PRESENTIELIJST

Ondertekend door:

Aaltonen, Abitbol, Adam, Aguiriano Nalda, Nuala Ahern, Ainardi, Almeida Garrett, Alyssandrakis, Andersen, Andersson, Andreasen, André-Léonard, Andrews, Andria, Angelilli, Aparicio Sánchez, Arvidsson, Atkins, Attwooll, Auroi, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Bakopoulos, Balfe, Baltas, Banotti, Barón Crespo, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Belder, Berend, Berès, van den Berg, Bergaz Conesa, Berger, Bernié, Berthu, Bertinotti, Beysen, Bigliardo, Blak, Blokland, Bodrato, Böge, Bösch, von Boetticher, Bonde, Bonino, Boogerd-Quaak, Booth, Bordes, Borghezio, van den Bos, Boselli, Boumediene-Thiery, Bouwman, Bowe, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Breyer, Brie, Brienza, Brok, Brunetta, Buitenweg, Bullmann, van den Burg, Bushill-Matthews, Busk, Butel, Callanan, Calò, Camisón Asensio, Campos, Camre, Cappato, Cardoso, Carlotti, Carnero González, Carraro, Casaca, Cashman, Caudron, Caullery, Cederschiöld, Cercas, Cerdeira Morterero, Cesaro, Ceyhun, Chichester, Chountis, Claeys, Clegg, Cocilovo, Coelho, Cohn-Bendit, Collins, Corbett, Corbey, Cornillet, Corrie, Paolo Costa, Raffaele Costa, Coûteaux, Cox, Crowley, Cushnahan, van Dam, Dary, Daul, Davies, De Clercq, Dehousse, De Keyser, Dell'Alba, Della Vedova, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Rossa, De Sarnez, Descamps, Désir, Deva, De Veyrac, Dhaene, Díez González, Di Lello Finuoli, Dillen, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Duff, Duhamel, Duin, Dupuis, Duthu, Dybkjær, Ebner, Echerer, El Khadraoui, Elles, Eriksson, Esclopé, Ettl, Jonathan Evans, Robert J.E. Evans, Färm, Farage, Fatuzzo, Fava, Ferber, Fernández Martín, Ferrández Lezaun, Ferreira, Ferrer, Ferri, Fiebiger, Figueiredo, Fiori, Fitzsimons, Flautre, Flemming, Flesch, Florenz, Ford, Foster, Fourtou, Frahm, Fraisse, Frassoni, Friedrich, Fruteau, Gahler, Gahrton, Galeote Quecedo, Garaud, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garot, Garriga Polledo, de Gaulle, Gawronski, Gebhardt, Gemelli, Ghilardotti, Gill, Gillig, Gil-Robles Gil-Delgado, Glante, Glase, Gobbo, Goebbels, Goepel, Görlach, Gollnisch, Gomolka, Goodwill, Gorostiaga Atxalandabaso, Gouveia, Graefe zu Baringdorf, Graça Moura, Gröner, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Guy-Quint, Hänsch, Hager, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Haug, Hazan, Heaton-Harris, Hedkvist Petersen, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Herzog, Hieronymi, Hoff, Honeyball, Hortefeux, Howitt, Hudghton, Hughes, Huhne, van Hulten, Hyland, Iivari, Ilgenfritz, Inglewood, Isler Béguin, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jackson, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Jensen, Jöns, Jonckheer, Jové Peres, Junker, Kaldi, Karamanou, Karas, Karlsson, Kastler, Katiforis, Kaufmann, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Keßler, Khanbhai, Kindermann, Glenys Kinnock, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korakas, Korhola, Koukiadis, Koulourianos, Krarup, Kratsa-Tsagaropoulou, Krehl, Kreissl-Dörfler, Krivine, Kuckelkorn, Kuhne, Kuntz, Lage, Lagendijk, Laguiller, Lalumière, Lamassoure, Lambert, Lang, Lange, Langen, Langenhagen, Lannoye, de La Perriere, Laschet, Lechner, Lehne, Leinen, Liese, Linkohr, Lisi, Lucas, Ludford, Lulling, Lund, Maat, Maaten, McAvan, McCarthy, McCartin, MacCormick, McKenna, McMillan-Scott, McNally, Maes, Malliori, Malmström, Manders, Manisco, Erika Mann, Thomas Mann, Mantovani, Marchiani, Marinho, Marinos, Markov, Marques, Marset Campos, Martens, David W. Martin, Hans-Peter Martin, Hugues Martin, Martínez Martínez, Mastella, Mastorakis, Mathieu, Matikainen-Kallström, Mauro, Hans-Peter Mayer, Xaver Mayer, Mayol i Raynal, Medina Ortega, Meijer, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Mennea, Menrad, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Modrow, Mombaur, Monsonís Domingo, Montfort, Moraes, Morera Català, Morgan, Morgantini, Morillon, Müller, Mulder, Murphy, Muscardini, Musotto, Mussa, Musumeci, Myller, Napoletano, Napolitano, Naranjo Escobar, Nassauer, Newton Dunn, Nicholson, Niebler, Nisticò, Nobilia, Nogueira Román, Nordmann, Ojeda Sanz, Olsson, Ó Neachtain, Onesta, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Ortuondo Larrea, O'Toole, Paasilinna, Pacheco Pereira, Paciotti, Pack, Pannella, Papayannakis, Parish, Pasqua, Pastorelli, Patakis, Patrie, Paulsen, Pérez Álvarez, Pérez Royo, Perry, Pesälä, Pex, Piecyk, Pirker, Piscarreta, Pittella, Plooij-van Gorsel, Podestà, Poettering, Pohjamo, Poignant, Pomés Ruiz, Poos, Posselt, Prets, Procacci, Pronk, Provan, Purvis, Queiró, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Randzio-Plath, Rapkay, Raschhofer, Raymond, Read, Redondo Jiménez, Ribeiro, Ribeiro e Castro, Riis-Jørgensen, Rocard, Rod, de Roo, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Rousseaux, Rovsing, Rübig, Rühle, Ruffolo, Rutelli, Sacconi, Sacrédeus, Saint-Josse, Sakellariou, Salafranca Sánchez-Neyra, Sandberg-Fries, Sandbæk, Sanders-ten Holte, Santer, Santini, dos Santos, Sartori, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scallon, Scapagnini, Scarbonchi, Schaffner, Scheele, Schierhuber, Schleicher, Gerhard Schmid, Herman Schmid, Olle Schmidt, Schmitt, Schnellhardt, Schörling, Jürgen Schröder, Schroedter, Schulz, Schwaiger, Segni, Seppänen, Simpson, Sjöstedt, Skinner, Smet, Soares, Sörensen, Sommer, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souchet, Souladakis, Sousa Pinto, Speroni, Staes, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stihler, Stirbois, Stockmann, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Swiebel, Swoboda, Sylla, Sørensen, Tajani, Tannock, Terrón i Cusí, Theato, Theorin, Thomas-Mauro, Thorning-Schmidt, Thors, Thyssen, Titford, Titley, Torres Marques, Trakatellis, Trentin, Tsatsos, Turchi, Turco, Turmes, Twinn, Uca, Väyrynen, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Vallvé, Van Hecke, Van Lancker, Van Orden, Varaut, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Veltroni, van Velzen, Vermeer, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Vila Abelló, Villiers, Virrankoski, Vlasto, Voggenhuber, Volcic, Wachtmeister, Wallis, Walter, Watson, Watts, Weiler, Wenzel-Perillo, Whitehead, Wieland, Wiersma, Wijkman, Wuermeling, Wuori, Wyn, Wynn, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimeray, Zimmerling, Zissener, Zorba, Zrihen

Waarnemers

A.Nagy, Azzopardi, Bagó, Bastys, Bauer, Berg, Bielan, Bonnici, Christoforou, Chronowski, Zbigniew Chrzanowski, Cybulski, de Marco, Demetriou, Drzęla, Ékes, Gałażewski, Germič, Golde, Genowefa Grabowska, Gruber, Heriban, Ilves, Jerzy Jaskiernia, Kamiński, Kāposts, Kelemen, Kiršteins, Kļaviņš, Kłopotek, Klukowski, Kósėné Kovács, Kriščiūnas, Daniel Kroupa, Kubica, Kubovič, Kuzmickas, Kvietkauskas, Laar, Landsbergis, Liberadzki, Libicki, Lisak, Lydeka, Macierewicz, Maldeikis, Mallotová, Matsakis, Őry, Palečková, Pęczak, Alojz Peterle, Pieniążek, Plokšto, Podgórski, Pospíšil, Protasiewicz, Pusz, Rutkowski, Savi, Siekierski, Šlesere, Smorawiński, Surján, Szabó, Tomczak, Vaculík, Vadai, Valys, George Varnava, Vastagh, Vella, Vėsaitė, Wittbrodt, Żenkiewicz, Žiak


BIJLAGE I

STEMMINGSUITSLAGEN

Afkortingen en tekens

+

aangenomen

-

verworpen

vervallen

Ing.

ingetrokken

HS (..., ..., ...)

hoofdelijke stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen)

ES (..., ..., ...)

elektronische stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen)

so

stemming in onderdelen

as

aparte stemming

am

amendement

CA

compromisamendement

DD

desbetreffend deel

S

amendement tot schrapping

=

gelijkluidende amendementen

§

paragraaf

art

artikel

overw

overweging

OR

ontwerpresolutie

GOR

gezamenlijke ontwerpresolutie

Geh. S

geheime stemming

1.   Nabuurschapsbeleid van de EU na de uitbreiding *

Verslag: BÖGE (A5-0198/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

2.   Belasting op energieproducten en elektriciteit in Cyprus

Verslag: RANDZIO-PLATH (A5-0264/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

3.   Elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer *** II

Verslag: SOMMER (A5-0246/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

goedkeuring zonder stemming

 

+

 

4.   Communautair douanewetboek *** I

Verslag: FOURTOU (A5-0255/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

HS

+

454, 7,51

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: eindstemming

5.   Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart ***

Verslag: DE VEYRAC (A5-0215/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

6.   Klein grensverkeer aan de tijdelijke buitengrenzen *

Verslag: CERDEIRA MORTERERO (A5-0142/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

7.   Klein grensverkeer aan de tijdelijke buitengrenzen *

Verslag: STOCKTON (A5-0141/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

8.   Migratiebeheersdiensten *

Verslag: KLAMT (A5-0145/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

9.   Plaats van levering van diensten *

Verslag: KARAS (A5-0233/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

10.   Europees Ruimteagentschap *

Verslag: BODRATO (A5-0222/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

11.   Visuminformatiesysteem *

Verslag: COELHO (A5-0262/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

voorstel van de Commissie

 

-

 

Daar het voorstel van de Commissie is verworpen en de Commissie geen voornemens is het voorstel in te trekken, wordt de kwestie naar de bevoegde commissie terugverwezen (art 68, lid 3 van het Reglement).

12.   Verplichting voor vervoerders om de passagiersgegevens door te geven *

2de verslag: HERNÁNDEZ MOLLAR (A5-0266/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

tekst van het initiatief

ES

-

225, 287, 11

De tekst van het initiatief is verworpen en de kwestie wordt terugverwezen naar: de bevoegde commissie (art 68, lid 3 van het Reglement).

13.   Europese Politieacademie *

Verslag: ROURE (A5-0140/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

14.   Benoeming van een lid van ECB

Verslag: RANDZIO-PLATH (A5-0273/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

Geh. S

+

363, 113, 52

geheime stemming (art 136, lid 1)

15.   Impact van de communautaire regelgeving en raadplegingsprocedures

Verslag: DOORN (A5-0221/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

HS

+

501, 1,23

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: eindstemming

16.   Gelijke kansen voor personen met een handicap

Verslag: MANTOVANI (A5-0263/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

17.   Coördinatie van de socialezekerheidsstelsels *** II

Aanbeveling voor de tweede lezing: LAMBERT (A5-0234/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-2

commissie

 

+

 

18.   Minimale veiligheidseisen voor tunnels *** II

Aanbeveling voor de tweede lezing: RACK (A5-0249/2004)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

goedkeuring zonder stemming

 

+

 

19.   Luchtkwaliteit *** I

Verslag: KRONBERGER (A5-0047/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

tekst in zijn geheel

bloc 1

3 fracties + Kronberger

 

+

 

bloc 2

commissie

 

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Amendement 61 is ingetrokken

blok 1 = 74 amendementen van 3 fracties en Hans Kronberger (amendementen 62 tot 135)

Blok 2 = 60 amendementen van de commissie ENVI (amendementen 1 en 60)

20.   Samenwerking inzake consumentenbescherming *** I

Verslag: GEBHARDT (A5-0191/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

tekst in zijn geheel

bloc 1

PSE

 

+

 

bloc 2

commissie

 

 

bloc 3

commissie

 

-

 

na art 21

59

PPE-DE

 

-

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

De amendementen 49 en 54 zijn geannuleerd.

Blok 1 = 35 amendementen van de PSE-fractie (amendementen 60 tot 94)

Blok 2 = 47 amendementen van JURI (amendementen 2, 4 tot 7, 9 tot 25, 29 tot 39, 41 tot 43, 45, 46, 48, 50 tot 53 en 55 tot 58)

Blok 3 = 9 amendementen van JURI (amendementen 1, 3, 8, 26 tot 28, 40 en 44)

21.   Consumentenkrediet *** I

2de verslag: WUERMELING (A5-0224/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-9

11-18

21

24-25

27-31

34

43

45-46

49-51

53

56-57

61

76

78

82-89

93

94

109-117

121

124

126

129-131

137

138

140

142

144

146-147

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

10, 19-20

commissie

as/ES

+

276, 233, 6

23, 26, 33, 37, 38, 39, 42, 44, 47, 54, 55, 59, 60, 62, 67, 69, 70, 71, 72, 74, 75, 77, 79

as/ES

+

275, 239, 2

102, 104, 105, 106, 107, 120

as/ES

+

285, 227, 2

132, 133, 134, 135, 139, 141, 143, 145, 148, 149, 150, 151, 152

 

+

 

22

as

-

 

 

80

 

as

-

 

 

122

 

as

-

 

 

123

 

as

+

 

 

125

 

as

+

 

 

127

 

as

-

 

 

128

 

as

-

 

art 1

167

PPE-DE

 

-

 

32

commissie

 

-

 

204

PSE

 

+

 

art 2, alinea a)

154

Verts/ALE

 

-

 

art 2, alinea d)

155

Verts/ALE

 

-

 

36

commissie

ES

-

221, 291, 1

166

PPE-DE

 

-

 

182

PSE

 

+

 

art 2, alinea g)

40

commissie

so

 

 

1

+

 

2

-

 

3

+

 

177

ELDR

 

 

art 2, alinea h)

183

PSE

ES

+

275, 240, 3

41

commissie

 

 

art 2, na alinea p)

156

Verts/ALE

 

-

 

176

ELDR

 

+

 

168

PPE-DE

 

 

35

commissie

 

 

art 3, § 2, inleidende formule

48 =

178 dd =

commissie

ELDR

HS

+

273, 242, 11

art 3, § 2, alinea a)

178 dd =

ELDR

HS

+

317, 203, 11

169

PPE-DE

 

 

58

commissie

 

 

art 3, § 2, alinea c)

52

commissie

 

-

 

184

PSE

 

+

 

art 3, § 2, alinea e)

185

PSE

 

+

 

art 4

63

commissie

 

-

 

157

Verts/ALE

 

-

 

186

PSE

 

-

 

187

PSE

 

+

 

art 5

64

commissie

 

+

 

206

PSE

HS

 

art 6

65

commissie

so

 

 

1

+

 

2

-

 

3

-

 

158dd

Verts/ALE

 

-

 

188

PSE

 

+

 

159

Verts/ALE

 

-

 

na art 6

179

ELDR

 

+

 

66

commissie

 

 

art 7

68

commissie

 

+

 

190

PSE

 

 

189

PSE

 

 

art 8, § 2

180

ELDR

 

+

 

73

commissie

 

 

art 10, § 2, alinea 1

81

commissie

 

+

 

191

PSE

 

 

art 11, § 1

164

PPE-DE

 

-

 

90

commissie

 

-

 

art 11, na § 2

170

PPE-DE

 

-

 

art 11, § 3

171

PPE-DE

 

-

 

192

PSE

 

+

 

art 11, na § 3

193

PSE

 

+

 

art 11, § 4

172

PPE-DE

 

-

 

art 12

91

commissie

 

-

 

194

PSE

 

+

 

195

PSE

 

+

 

196

PSE

 

+

 

197

PSE

 

+

 

198

PSE

 

+

 

art 13

199

PSE

 

+

 

153

commissie

 

 

art 14, § 3

92

commissie

ES

+

403, 86, 12

160

Verts/ALE

 

-

 

art 15

95

commissie

 

+

 

200

PSE

 

 

art 16, § 1

173

PPE-DE

HS

-

241, 272, 11

96

commissie

 

-

 

201

PSE

HS

+

276, 235, 18

art 16, § 2

202

PSE

HS

-

205, 312, 8

101

commissie

as

-

 

97

commissie

as

-

 

98

commissie

as

-

 

99

commissie

as

-

 

100

commissie

as

-

 

art 19, na § 2

165

PPE-DE

 

+

 

205

PSE

 

 

174

PPE-DE

 

-

 

108

commissie

 

+

 

art 22

175

PPE-DE

 

+

 

118

commissie

 

 

119

commissie

 

 

art 24, § 1, na alinea a)

161

Verts/ALE

 

+

 

art 28

136

commissie

 

+

 

163

Verts/ALE

 

 

162

Verts/ALE

 

+

 

na art 28

203

PSE

 

-

 

rechtsgrondslag:

181

PSE

 

+

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Amendement 103 betreft niet alle taalversies en is bijgevolg niet in stemming gebracht (zie artikel 140, lid 1, alinea d) van het Reglement.

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: am 177, 178, 173, 201, 202

Verzoeken om stemming in onderdelen

PPE-DE

am 40

1ste deel: inleidende formule t/m „in het kwetsbare gebied Alpen voor”

2de deel: streepje 1

3de deel: streepje 2

PSE, ELDR

am 65

1ste deel: tekst zonder de paragrafen 3 en 4 bis

2de deel: lid 3

3de deel: lid 4 bis

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 37, 38, 39, 102

PSE: am 10, 19, 20, 22, 23, 26, 33, 37, 42, 44, 47, 54, 55, 59, 60, 62, 67, 69, 70, 71, 72, 74, 75, 77, 79, 80, 104, 105, 106, 107, 120, 122, 123, 125, 127, 128, 132, 133, 134, 135, 139, 141, 143, 145, 148, 149, 150, 151, 152, 101

ELDR: am 90, 96, 97, 98, 99, 100, 101

22.   Oneerlijke handelspraktijken *** I

Verslag: GHILARDOTTI (A5-0188/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-9

13-15

19-20

22-29

32-34

36-37

39-40

43-55

60

62-70

72-88

90-92

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

10

commissie

as

+

 

11

commissie

as

-

 

16

commissie

as

-

 

35

commissie

as

-

 

38

commissie

as

-

 

41

commissie

as

-

 

42

commissie

as

-

 

56

commissie

as

-

 

57

commissie

as/ES

+

265, 236, 2

58

commissie

as

-

 

61

commissie

as

+

 

71

commissie

as

+

 

89

commissie

as/ES

+

271, 232, 1

93

commissie

as

-

 

94

commissie

as

+

 

art 2, alinea b)

12

commissie

 

-

 

107

PSE

 

+

 

art 2, alinea g)

17 + 18

commissie

 

+

 

104

PPE-DE

 

+

 

art 2, letter j)

21

commissie

 

+

 

108

PSE

 

+

 

art 4, § 1

95

EDD

 

-

 

art 4, na § 2

109

PSE

 

+

 

art 5, § 2, streepje 2

30 + 31

commissie

 

-

 

110

PPE-DE

 

+

 

art 9, alinea c)

111

PSE

 

+

 

59

commissie

 

+

 

art 10

103

PPE-DE

 

+

 

art 11

102

PPE-DE

 

-

 

101

PPE-DE

 

-

 

bijlage 1, „misleidende handelspraktijken”, punt (3)

99

PPE-DE

 

+

 

100

PPE-DE

 

-

 

bijlage 1, „misleidende handelspraktijken”, punt (4)

98

PPE-DE

 

-

 

bijlage 1, „misleidende handelspraktijken”, punt (7)

97

PPE-DE

 

+

 

bijlage 1, „agressieve handelspraktijken”, punt (4)

96

PPE-DE

 

-

 

88

commissie

 

+

 

rechtsgrondslag:

112

PSE

 

+

 

overw 5

105

PPE-DE

 

+

 

na overw 13

106

PSE

 

+

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

De amendementen 2/3, 4/5, 9/10, 17/18, 30/31, 43 t/m 45, 46/47, 64/65, 91/92 van de Commissie JURI zijn samengevoegd.

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 21, 61, 10, 71, 93, 94

PSE: am 11, 16, 35, 38, 41, 42, 56, 57, 58, 89

23.   Bestrijdingsmiddelenresiduen in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong *** I

Verslag: STURDY (A5-0260/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-5

7

11-20

22-25

29-30

32

34

37

39-40

42-48

50-54

56-61

63

65-66

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

8

commissie

as

-

 

10

commissie

as/ES

-

239, 272;1

21

commissie

as

+

 

26

commissie

as

+

 

27

commissie

as/ES

+

279, 230, 0

31

commissie

as

+

 

33

commissie

as

+

 

35

commissie

as/ES

-

237, 265, 6

36

commissie

as

+

 

38

commissie

as

+

 

41

commissie

as

-

 

55

commissie

as

-

 

62

commissie

as

+

 

64

commissie

so

 

 

1

+

 

2

-

 

3

-

 

art 3, § 5

71

Verts/ALE

 

-

 

art 6, § 1, alinea 2

75

PPE-DE

 

-

 

art 21

77

PPE-DE

 

-

 

na art 23

76

PPE-DE

 

-

 

art 24

78

PPE-DE

 

-

 

art 26

73

Verts/ALE

 

-

 

49

commissie

 

+

 

art 29

72

Verts/ALE

 

-

 

art 41

68

PSE

 

-

 

overw 12

74

PPE-DE

 

-

 

overw 13

6

commissie

 

+

 

69

PSE

 

 

na overw 19

67

PSE

 

-

 

overw 20

9S=70S=

commissie

Verts/ALE

 

+

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Amendement 28 betreft niet alle taalversies en is bijgevolg niet in stemming gebracht (zie artikel 140, lid 1, alinea d) van het Reglement).

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 21, 26, 27, 33, 35, 36, 41

ELDR: am 10, 35, 41, 55, 62, 64

PSE: am 8, 31, 38, 55

Verzoeken om stemming in onderdelen

PSE

am 64

1ste deel: gehele tekst behalve de woorden „moet hierover met de industrie worden onderhandeld” en „kosten die de industrie onnodig acht ... kunnen worden herzien”

2de deel: de woorden „moet hierover met de industrie worden onderhandeld”

3de deel: de woorden „Kosten die de industrie onnodig acht ... kunnen worden herzien”

24.   Aardgasvoorziening *** I

Verslag: MOMBAUR (A5-0213/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 2

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

§ 3

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

Stemming: ontwerpwetgevingsresolutie (geheel)

 

+

 

Verzoeken om aparte stemming

Verts/ALE: §§ 2, 3 (ontwerpwetgevingsresolutie)

25.   Toegang tot gastransmissienetten *** I

Verslag: SEPPÄNEN (A5-0254/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-5

7-27

29-42

commissie

 

+

 

art 1, § 1

43

PPE-DE

 

+

 

6

commissie

 

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Amendement 28 betreft niet alle taalversies en is bijgevolg niet in stemming gebracht (zie artikel 140, lid 1, alinea d) van het Reglement).

26.   Ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten *** I

Verslag: THORS (A5-0171/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

3-9

11

13-14

16-17

19-27

29-50

52-56

58-60

62-63

65

67-73

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

1

commissie

HS

+

437, 73, 11

2

commissie

as

+

 

10

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

12

commissie

so

 

 

1

+

 

2

-

 

15

commissie

as

+

 

51

commissie

as

+

 

57

commissie

so

 

 

1

+

 

2

-

 

64

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

66

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

art 7, § 2, alinea 2)

75

Verts/ALE

 

+

 

art 11, na § 1

76

Verts/ALE

 

+

 

na art 13

77

Verts/ALE

 

-

 

61

commissie

 

+

 

bijlage 1, na deel 2

78

Verts/ALE

HS

-

232, 273, 20

bijlage 5

74

PPE-DE

 

+

 

na overw 4

79

PPE-DE

 

+

 

na overw 6

18 =

80 =

commissie

PPE-DE

 

+

 

overw 20

81

PPE-DE

 

+

 

28

commissie

 

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PSE: am 1

Verts/ALE: am 78

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 1, 15, 28

ELDR: am 1, 2, 51

Verzoeken om stemming in onderdelen

PPE-DE

am 10

1ste deel: gehele tekst behalve de woorden „het Gemeenschapsbeleid inzake chemische stoffen”

2de deel: deze woorden

am 12

1ste deel: gehele tekst behalve de woorden „van stadsgebieden”

2de deel: deze woorden

am 57

1ste deel: gehele tekst behalve de woorden „van stadsgebieden”

2de deel: deze woorden

ELDR

am 64

1ste deel: gehele tekst behalve de woorden „conform de ... de controle-instanties”

2de deel: deze woorden

Verts/ALE

am 66

1ste deel: gehele tekst behalve de schrapping van lid 2 van de originele tekst

2de deel: de schrapping van lid 2

27.   Handel in broeikasgasemissierechten *** I

Verslag: DE ROO (A5-0154/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

tekst in zijn geheel

bloc 1

commissie + 7 fracties

 

+

 

bloc 2

commissie

 

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

De ELDR-Fracties ondertekende de amendementen 25 en 38 niet. Johannes Blokland heeft deze twee amendementen op persoonlijke titel ondertekend

Blok 1 (compromistekst) = 3 amendementen van ENVI (amendementen 11, 12 en 18) en 28 amendementen van de 7 fracties (amendementen 19 tot 46)

Blok 2 = 15 amendementen van de commissie ENVI (amendementen 1 tot 10, en 13 tot 17)

28.   Batterijen en accu's *** I

Verslag: BLOKLAND (A5-0265/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

4

6

10

14

16

18

20

24

29

37

39

43

46-47

50

52-53

63

65

67-68

71

73-75

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

2

commissie

as

+

 

5

commissie

as

+

 

7

commissie

as

+

 

8

commissie

as

+

 

9

commissie

so

 

 

1

+

2

+

11

commissie

as

+

 

12

commissie

as

+

 

19

commissie

as

+

 

21

commissie

as

+

 

25

commissie

as

+

 

26

commissie

as

+

 

27

commissie

as

+

 

45

commissie

as

+

 

51

commissie

as

+

 

54

commissie

as

+

 

55

commissie

as

+

 

57

commissie

as

+

 

58

commissie

as

+

 

59

commissie

as

+

 

60

commissie

as

+

 

61

commissie

as

+

 

62

commissie

as

+

 

64

commissie

as

+

 

69

commissie

as

+

 

77

commissie

as

+

 

79

commissie

as

+

 

80

commissie

as

+

 

81

commissie

as

+

 

art 3, punt 4

84/rev

EDD

 

-

 

15

commissie

ES

-

246, 267, 5

art 3, punt 6

85

EDD

 

+

 

17

commissie

 

 

art 3, punt 14

105

Verts/ALE

 

-

 

22

commissie

 

+

 

art 4

23

commissie

HS

+

290, 224, 11

83

PSE

 

 

82

commissie

so

 

 

1/HS

+

295, 209, 14

2/HS

-

198, 309, 11

art 5, na de alinea

106

Verts/ALE

 

-

 

92

PPE-DE

 

+

 

art 9, § 1, alinea a)

107

Verts/ALE

 

-

 

28

commissie

 

+

 

art 9, § 1, alinea b)

108

Verts/ALE

 

+

 

30

commissie

 

+

 

art 9, § 1, alinea c)

109

Verts/ALE

 

+

 

31

commissie

 

 

art 9, na § 2

110

Verts/ALE

ES

-

97, 421, 1

32

commissie

 

+

 

art 10

118S

EDD

HS

-

23, 499, 8

art 11

33

commissie

so

 

 

1/VE

-

243, 258, 3

2

-

 

3

+

 

93

PPE-DE

 

 

art 13

111/rev

Verts/ALE

 

-

 

34

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

art 14, § 1

86S

EDD

 

-

 

35

commissie

 

+

 

art 14, § 2

87S

EDD

 

-

 

36

commissie

 

+

 

art 15, § 1

94

PPE-DE

 

-

 

38

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

120

EDD

ES

+

267, 240, 3

95

PPE-DE

 

+

 

art 15, § 3

121

EDD

 

-

 

art 16, § 1

88

EDD

 

-

 

40

commissie

 

+

 

41

com

so

 

 

1

+

 

2

+

 

art 18

99

PPE-DE

 

+

 

42

commissie

 

 

art 19

100

PPE-DE

 

+

 

art 20

122

EDD

 

-

 

44

commissie

 

+

 

art 20, na § 2

112

Verts/ALE

 

+

 

art 22

123

EDD

 

-

 

48

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

art 23, § 1

124

EDD

 

-

 

49

commissie

 

+

 

art 23, § 2

97

PPE-DE

 

-

 

art 25, § 1, alinea e)

96

PPE-DE

 

-

 

art 25, § 2

113

Verts/ALE

 

-

 

56

commissie

 

+

 

art 29, § 1, alinea b)

66

commissie

 

+

 

98

PPE-DE

 

 

art 33

114

Verts/ALE

 

-

 

bijlage 1, tabel 2, na lijn 3

115

Verts/ALE

 

-

 

bijlage 1, tabel 2, lijn 5

116

Verts/ALE

 

-

 

72

commissie

 

+

 

bijlage 1, tabel 2, lijn 8

117

Verts/ALE

 

-

 

76

commissie

 

+

 

 

78

 

 

+

 

bijlage 2, § 2

125

PPE-DE

 

 

na bijlage 2

101

PPE-DE

 

+

 

overw 7

1

commissie

 

+

 

89

PPE-DE

 

 

overw 10

102

Verts/ALE

 

-

 

overw 11

103

Verts/ALE

 

+

 

3

commissie

 

 

overw 14

104

Verts/ALE

 

-

 

overw 21

90

PPE-DE

 

-

 

overw 24

91S=

PPE-DE

 

-

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

ES

+

283, 224, 15

Amendement 70 is geannuleerd

Amendement 119 is ingetrokken

Amendement 13 betreft niet alle taalversies en is bijgevolg niet in stemming gebracht (zie artikel 140, lid 1, alinea d) van het Reglement.

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: am 23, 82

EDD: am 118S

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 2, 5, 7, 8, 21, 25, 26, 27, 45, 51, 54, 55, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 69, 77, 79, 80, 81

Verts/ALE: am 11, 12, 41, 64

EDD am 9, 19

Verzoeken om stemming in onderdelen

PPE-DE

am 34

1ste deel: tekst zonder lid 2 bis

2de deel: lid 2

PSE + EDD

am 33

1ste deel: gehele tekst behalve de woorden „hele of onbehandelde”

2de deel: deze woorden

3de deel: alinea 2

Verts/ALE

am 9

1ste deel: tekst zonder de woorden „met betrekking tot ... van de batterijen”

2de deel: deze woorden

am 38

1ste deel: t/m „commerciële doeleinden”

2de deel: deze woorden

am 48

1ste deel:„De lidstaten treffen de ... batterijen en accu's”

2de deel:„De lidstaten ... zichzelf financieert”

am 82

1ste deel: tekst zonder streepje 8

2de deel: streepje 8

am 41

1ste deel:„11”

2de deel: de woorden „de behandeling en/of”

29.   In rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen *** I

Verslag: COCILOVO (A5-0220/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-9

11-12

14

18

20

22

24

26-27

32-34

38-39

42-43

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

16

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

17

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

25

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

35

commissie

as/ES

-

236, 278, 2

36

commissie

as

+

 

37

commissie

as

+

 

art 2, alinea a bis)

53

Verts/ALE

HS

-

103, 414, 6

21

commissie

 

+

 

art 7, § 9, alinea 1

54

Verts/ALE

HS

-

242, 267, 6

28dd

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

art 7, § 9, alinea 2

28dd

commissie

 

+

 

art 7, § 10, inleidende formule

55

Verts/ALE

HS

-

215, 298, 5

29dd

commissie

 

+

 

art 7, § 10, alinea's a) tot c)

29dd

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

art 7, na § 10

50

PSE

 

+

 

art 7, § 11

56

Verts/ALE

HS

-

101, 418, 1

30

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

art 9, § 2

48

PSE

HS

+

308, 208, 10

40

commissie

 

 

49

PSE

HS

 

na art 9

51

PSE

 

-

 

41

commissie

 

+

 

overw 5

10

commissie

 

+

 

44

PSE

 

 

overw 8

13

commissie

 

+

 

45

PSE

 

-

 

overw 9

15S

commissie

 

-

 

46

PSE

 

+

 

na overw 9

47

PSE

ES

-

234, 260, 3

na overw 15

52

PSE

ES

+

285, 219, 7

19

commissie

 

+

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

De amendementen 1 en 7 zijn samengevoegd.

De amendementen 23 en 31 betreffen niet alle taalversies en zijn bijgevolg niet in stemming gebracht (zie artikel 140, lid 1, alinea d) van het Reglement).

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PSE: am 44, 48, 49

Verts/ALE: am 53, 54, 55, 56

Verzoeken om stemming in onderdelen

PPE-DE

am 16

1ste deel: gehele tekst behalve de woorden „en de zones ... van de luchtkwaliteit”

2de deel: deze woorden

am 17

1ste deel: gehele tekst zonder het woord „volledige”

2de deel: dit woord

am 25

1ste deel: t/m „vervoerstak geboden diensten”

2de deel: rest

am 28

1ste deel: tekst zonder streepje 4

2de deel: streepje 4

am 29 dd (art 7, § 10, alinea's a) tot c))

1ste deel: gehele tekst behalve de streepjes a ter), b), en c bis)

2de deel: deze paragrafen

am 30

1ste deel: gehele tekst behalve de woorden „en de in artikel 8, lid 1 van Richtlijn 96/62/EG bedoelde zones”

2de deel: deze woorden

Verzoeken om aparte stemming

PSE: am 35

ELDR: am 25

Verts/ALE: am 35, 36, 37

M. Gilles Savary wees op een correctie die in de Franse versie van amendement 48 moet worden aangebracht, dat hoort te luiden: „Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel besluiten de lidstaten inzake het gebruik van inkomsten uit tolheffingen of gebruiksrechten voor weginfrastructuur”

30.   Sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoer *** I

Verslag: MARKOV (A5-0216/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1

5

7

11

13-16

20

22-25

27-29

31-35

37

39-40

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

3

commissie

as

+

 

6

commissie

as

+

 

12

commissie

as

+

 

18

commissie

as

+

 

19

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

21

commissie

as

+

 

26

commissie

as

+

 

30

commissie

as

+

 

36

commissie

as

+

 

41

commissie

as

+

 

42

commissie

as

+

 

43

commissie

as/ES

-

203, 292, 7

45

commissie

as/ES

-

218, 290, 2

46

commissie

as

-

 

47

commissie

as

-

 

48

commissie

as

-

 

49

commissie

as

-

 

art 2, na § 1

63

EDD

ES

+

264, 244, 4

art 2, § 2, alinea 1

51 =

57 =

Verts/ALE

GUE/NGL

 

-

 

17

commissie

ES

-

207, 258, 2

art 9, § 4, inleidende formule

64

EDD

 

-

 

art 9, § 4, alinea a)

52 =

58 =

Verts/ALE

GUE/NGL

HS

-

119, 392, 10

art 9, § 4, alinea b)

53 =

59 =

Verts/ALE

GUE/NGL

HS

-

114, 309, 11

art 9, § 4, alinea c)

54 =

60 =

Verts/ALE

GUE/NGL

HS

-

113, 391, 11

art 11, alinea 1

65

EDD

 

-

 

38

commissie

 

+

 

art 13, na § 3

55 =

61 =

Verts/ALE

GUE/NGL

HS

-

237, 271, 9

bijlage 1, deel A, na punt 7

66

EDD

 

+

 

bijlage 1, deel B, punt 3

67

EDD

 

-

 

bijlage 1, deel B, punt 5

68

EDD

HS

-

240, 278, 2

overw 4

4

commissie

ES

-

238, 267, 7

56 =

62 =

Verts/ALE

GUE/NGL

 

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

De amendementen 13/14 en 21/22 van RETT zijn samengevoegd.

Amendement 44 is geannuleerd

De amendementen 2, 8, 9, 10 en 50 betreffen niet alle taalversies en zijn bijgevolg niet in stemming gebracht (zie artikel 140, lid 1, alinea d) van het Reglement)

Verzoeken om hoofdelijke stemming

Verts/ALE: am 52/58, 53/59, 54/60

GUE/NGL: am 52/58, 53/59, 54/60, 55/61, 68

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 21, 42, 43, 47, 48, 49

PSE: am 12, 17, 18, 26, 36, 41-49

ELDR: am 3, 6, 30, 47, 48, 49

GUE/NGL: am 43, 45, 46, 47, 48, 67

Verzoeken om stemming in onderdelen

PSE, ELDR

am 19

1ste deel: t/m „bij de ondernemingen”

2de deel: rest

31.   Europees Vluchtelingenfonds (2005-2010) *

Verslag: DEPREZ (A5-0267/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-10

12-27

commissie

 

+

 

art 4

28

PSE

 

+

 

11

commissie

 

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

wetgevingsresolutie

§ 3

29

PPE-DE

 

-

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

32.   Afvalpreventie en afvalrecycling

Verslag: FLORENZ (A5-0176/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 2

30S

PPE-DE

 

-

 

§ 5

10

Verts/ALE

 

+

 

§ 8

11

Verts/ALE

HS

+

280, 220, 11

na § 8

12

Verts/ALE

HS

+

272, 221, 9

§ 9

31

PPE-DE

 

+

 

na § 9

13

Verts/ALE

HS

+

270, 233, 7

14

Verts/ALE

HS

+

481, 14, 15

§ 12

32

PPE-DE

 

-

 

§ 16

15

Verts/ALE

HS

+

343, 147, 16

§ 18

16

Verts/ALE

 

+

 

§ 19

33

PPE-DE

 

-

 

§ 20

34

PPE-DE

HS

+

392, 111, 10

§ 21

35

PPE-DE

 

-

 

na § 22

17

Verts/ALE

 

+

 

§ 23

18

Verts/ALE

 

+

 

§ 26

19

Verts/ALE

 

-

 

§ 29

20

Verts/ALE

HS

+

253, 244, 18

na § 29

21

Verts/ALE

so

 

 

1/HS

+

273, 223, 10

2/HS

-

234, 269, 5

§ 30

36S

PPE-DE

 

-

 

§ 31

37

PPE-DE

 

+

 

§ 32

38

PPE-DE

 

-

 

§ 34

22

Verts/ALE

 

-

 

§ 35

23

Verts/ALE

 

-

 

§ 40

4

EDD

 

-

 

39

PPE-DE +UEN

 

-

 

§ 41

5

EDD

 

-

 

overw D

24

PPE-DE

 

+

 

overw G

25

PPE-DE

 

+

 

6

Verts/ALE

 

 

overw I

26S

PPE-DE

 

-

 

overw L

27

PPE-DE

 

+

 

overw M

28

PPE-DE

 

+

 

overw O

7

Verts/ALE

 

+

 

overw P

29

PPE-DE

 

+

 

overw R

8

Verts/ALE

 

+

 

na overw.T

9

Verts/ALE

 

+

 

2

EDD

 

+

 

1

EDD

 

-

 

overw U

3

EDD

 

-

 

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

Verts/ALE: am 11, 12, 13, 14, 15, 20, 21, 34

Verzoeken om stemming in onderdelen

ELDR

am 21

1ste deel: tekst zonder het woord „volledig”

2de deel: dit woord

33.   Eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest

Verslag: VOGGENHUBER (A5-0227/2004)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 1

5

PPE-DE

 

-

 

§ 2

6S

PPE-DE

 

-

 

§ 3

7S

PPE-DE

 

-

 

2

GUE/NGL

 

-

 

§ 4

8S

PPE-DE

 

Ing.

 

§ 6

9

PPE-DE

ES

-

220, 231, 7

§ 7

10

PPE-DE

 

Ing.

 

§ 10

12S

PPE-DE

 

Ing.

 

11

PPE-DE

 

-

 

§ 11, alinea d)

13S

PPE-DE

 

Ing.

 

§ 12

14S

PPE-DE

 

Ing.

 

na overw D

3

PPE-DE

 

Ing.

 

overw E

4S

PPE-DE

 

Ing.

 

overw G

1

GUE/NGL

 

-

 

Stemming: resolutie (geheel)

HS

+

383, 30, 52

Verzoeken om hoofdelijke stemming

Verts/ALE: eindstemming

Diversen

De PPE-DE-Fractie heeft haar amendementen 3, 4, 8, 10, 12, 13 en 14 ingetrokken.


BIJLAGE II

UITSLAG VAN DE HOOFDELIJKE STEMMINGEN

1.   Verslag Fourtou A5-0255/2004

Resolutie

Voor: 454

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Coûteaux, van Dam, Kuntz

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Herzog, Jové Peres, Puerta, Sylla

NI: Beysen, Borghezio, Gobbo, Hager, de La Perriere, Martin Hans-Peter, Mennea, Raschhofer, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gawronski, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Matikainen-Kallström, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Scapagnini, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carraro, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Ortuondo Larrea, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 7

EDD: Andersen, Bonde, Booth, Farage, Sandbæk, Titford

UEN: Camre

Onthoudingen: 51

EDD: Bernié, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bertinotti, Blak, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Papayannakis, Patakis, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Uca

NI: Berthu, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, de Gaulle, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, Souchet, Turco

Verts/ALE: McKenna

2.   Verslag Randzio-Plath A5-0273/2004

Geheime stemming

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Booth, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Farage, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bertinotti, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Uca

NI: Berthu, Beysen, Bonino, Borghezio, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, de La Perriere, Martin Hans-Peter, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Turco, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Laschet, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Scapagnini, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carraro, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Bigliardo, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Ortuondo Larrea, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

3.   Verslag Doorn A5-0221/2004

Resolutie

Voor: 501

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, van Dam, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bertinotti, Blak, Brie, Caudron, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Papayannakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Uca

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Gobbo, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, de La Perriere, Martin Hans-Peter, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Elles, Evans Jonathan, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Scapagnini, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carraro, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Nogueira Román, Onesta, Ortuondo Larrea, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 1

UEN: Camre

Onthoudingen: 23

EDD: Abitbol, Booth, Coûteaux, Farage, Kuntz, Titford

GUE/NGL: Bordes, Krarup, Krivine, Laguiller

NI: Bonino, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Lang, Turco

PSE: Färm

4.   2de verslag Wuermeling A5-0224/2004

Amendementen 48 en 178

Voor: 273

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Coûteaux, van Dam, Kuntz

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Malmström, Manders, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Garaud, Gobbo, Hager, de La Perriere, Mennea, Souchet, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Scapagnini, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Lalumière

UEN: Andrews, Bigliardo, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Tegen: 242

EDD: Andersen, Bonde, Booth, Farage, Sandbæk, Titford

ELDR: Dybkjær, Maaten, Riis-Jørgensen

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Uca

NI: Claeys, Dillen, de Gaulle, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang

PSE: Adam, Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 11

EDD: Bernié, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

NI: Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Martin Hans-Peter, Turco

5.   2de verslag Wuermeling A5-0224/2004

Amendement 178 (a)

Voor: 317

EDD: Belder, Blokland, Coûteaux, van Dam, Kuntz

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Garaud, Gobbo, Gollnisch, Hager, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Scapagnini, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Dehousse

UEN: Andrews, Bigliardo, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 203

EDD: Abitbol, Andersen, Bonde, Sandbæk, Titford

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Uca

NI: Claeys, Dillen, de Gaulle, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, Martin Hans-Peter

PPE-DE: Doyle

PSE: Adam, Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

Verts/ALE: Breyer

Onthoudingen: 11

EDD: Bernié, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

NI: Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Turco

PSE: Rothley

6.   2de verslag Wuermeling A5-0224/2004

Amendement 173

Voor: 241

EDD: Abitbol, Coûteaux, Kuntz

NI: Berthu, Beysen, Garaud, de La Perriere, Souchet, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Duin, Glante, Görlach, Hänsch, Haug, Keßler, Kindermann, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lange, Leinen, Mann Erika, Marinho, Müller, Rapkay, Roth-Behrendt, Schmid Gerhard, Valenciano Martínez-Orozco

UEN: Andrews, Bigliardo, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Tegen: 272

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, van Dam, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Uca

NI: Borghezio, Claeys, Dillen, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, Martin Hans-Peter, Raschhofer, Speroni

PSE: Adam, Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Kinnock, Koukiadis, Kuhne, Lage, Lalumière, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Read, Rocard, Rothe, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 11

EDD: Booth, Farage, Titford

NI: Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Mennea, Turco

PSE: Bösch, Rothley

7.   2de verslag Wuermeling A5-0224/2004

Amendement 201

Voor: 276

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Uca

NI: Borghezio, Gobbo, Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer, Speroni

PPE-DE: Cesaro, Costa Raffaele, Gil-Robles Gil-Delgado, Wijkman

PSE: Adam, Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Kinnock, Koukiadis, Kuhne, Lage, Lalumière, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Read, Rocard, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Collins, Crowley

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Tegen: 235

EDD: Abitbol, Kuntz

ELDR: Monsonís Domingo

NI: Berthu, Beysen, Garaud, de La Perriere, Souchet, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Ceyhun, Duin, Glante, Görlach, Hänsch, Haug, Keßler, Kindermann, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lange, Leinen, Mann Erika, Müller, Rapkay, Roth-Behrendt

UEN: Bigliardo, Camre, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro

Onthoudingen: 18

EDD: Booth, Farage, Titford

NI: Bonino, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, de Gaulle, Gollnisch, Lang, Mennea, Turco

PSE: Bullmann

UEN: Muscardini, Nobilia, Turchi

8.   2de verslag Wuermeling A5-0224/2004

Amendement 202

Voor: 205

EDD: Abitbol, Andersen, Bernié, Bonde, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Uca

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter

PPE-DE: Friedrich

PSE: Adam, Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, Malliori, Marinho, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miranda de Lage, Müller, Myller, Napoletano, Napolitano, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Rocard, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schulz, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stockmann, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Wiersma, Zorba, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 312

EDD: Belder, Blokland, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Watson

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Raschhofer, Souchet, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Bowe, Cashman, Corbett, Evans Robert J.E., Ford, Gill, Hänsch, Honeyball, Howitt, Hughes, Kinnock, McAvan, McCarthy, McNally, Mann Erika, Martin David W., Miller, Moraes, Morgan, Murphy, O'Toole, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Roth-Behrendt, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Stihler, Swiebel, Titley, Whitehead, Wynn

UEN: Andrews, Bigliardo, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro

Onthoudingen: 8

NI: Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Mennea, Turco

UEN: Nobilia, Turchi

9.   Verslag Thors A5-0171/2004

Amendement 1

Voor: 437

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

ELDR: Dybkjær, Rutelli

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Caudron, Chountis, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Schmid Herman, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Uca

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, de La Perriere, Martin Hans-Peter, Raschhofer, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Fitzsimons

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 73

EDD: Abitbol, Bernié, Booth, Coûteaux, Esclopé, Farage, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

NI: Berthu, Beysen, Claeys, Dell'Alba, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Souchet

PPE-DE: Gawronski, Niebler, Schmitt, Suominen, Vatanen, van Velzen

UEN: Bigliardo, Camre, Collins, Marchiani, Muscardini, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 11

ELDR: Manders

NI: Bonino, Borghezio, Cappato, Della Vedova, Dupuis, Gobbo, Mennea, Speroni, Turco

UEN: Hyland

10.   Verslag Thors A5-0171/2004

Amendement 78

Voor: 232

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Uca

NI: Berthu, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Ferreira, Fruteau, Garot, Gebhardt, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 273

EDD: Abitbol, Bernié, Esclopé, Farage, Mathieu, Saint-Josse, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

NI: Beysen, Borghezio, Garaud, Gobbo, Gorostiaga Atxalandabaso, de La Perriere, Mennea, Speroni

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Fava, Ghilardotti, Napoletano, Paciotti, Sacconi, Trentin, Veltroni

UEN: Bigliardo, Marchiani, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 20

EDD: Coûteaux

ELDR: Dybkjær

NI: Bonino, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, de Gaulle, Gollnisch, Lang, Souchet, Turco, Varaut

PPE-DE: Schierhuber

UEN: Collins, Fitzsimons, Hyland, Muscardini

11.   Verslag Blockland A5-0265/2004

Amendement 23

Voor: 290

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Mulder, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PPE-DE: Averoff, Daul, Dimitrakopoulos, Hatzidakis, Kratsa-Tsagaropoulou, Marinos, Mastella, Smet, Trakatellis, Wijkman, Xarchakos, Zacharakis

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Bigliardo, Camre, Muscardini, Nobilia, Segni, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 224

EDD: Bernié, Coûteaux, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse

ELDR: Flesch, Vallvé

GUE/NGL: Ainardi

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Souchet, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Bowe, Hughes, Linkohr

UEN: Andrews, Collins, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Onthoudingen: 11

ELDR: Newton Dunn

NI: Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Mennea, Turco

PPE-DE: Florenz, Maat, Oomen-Ruijten

12.   Verslag Blockland A5-0265/2004

Amendement 82, 1ste deel

Voor: 295

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Mulder, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PPE-DE: Averoff, Dimitrakopoulos, Hatzidakis, Maat, Marinos, Oomen-Ruijten, Pex, Trakatellis, Wijkman, Xarchakos, Zacharakis

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Bigliardo, Camre, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Queiró, Segni, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Tegen: 209

EDD: Bernié, Coûteaux, Kuntz, Saint-Josse, Titford

NI: Berthu, Beysen, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Souchet, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Lisi, Lulling, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

UEN: Collins, Marchiani, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Onthoudingen: 14

EDD: Mathieu

ELDR: Newton Dunn

GUE/NGL: Ainardi

NI: Bonino, Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gobbo, Mennea, Speroni, Turco

PPE-DE: Florenz

13.   Verslag Blockland A5-0265/2004

Amendement 82, 2de deel

Voor: 198

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

PPE-DE: Averoff, Dimitrakopoulos, Hatzidakis, Oomen-Ruijten, Pex, Trakatellis, Wijkman, Xarchakos, Zacharakis

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Camre

Tegen: 309

EDD: Belder, Bernié, Blokland, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Titford

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Berthu, Beysen, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, de La Perriere, Martin Hans-Peter, Raschhofer, Souchet, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Kaldí, Karas, Kauppi, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 11

ELDR: Newton Dunn

NI: Bonino, Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gobbo, Mennea, Speroni, Turco

14.   Verslag Blockland A5-0265/2004

Amendement 118

Voor: 23

EDD: Andersen, Bonde, Coûteaux, Kuntz, Sandbæk, Titford

ELDR: Dybkjær

GUE/NGL: Krarup

NI: Berthu, Borghezio, Garaud, Gobbo, de La Perriere, Speroni, Varaut

UEN: Andrews, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Tegen: 499

EDD: Belder, Bernié, Blokland, van Dam, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Beysen, Claeys, Dillen, de Gaulle, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, Martin Hans-Peter, Mennea, Raschhofer, Souchet

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Bigliardo, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Segni, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 8

ELDR: Vallvé

NI: Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Turco

UEN: Hyland

15.   Verslag Cocilovo A5-0220/2004

Amendement 53

Voor: 103

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

ELDR: Van Hecke

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PPE-DE: Ebner, Karas, Rack, Radwan, Rübig, Schierhuber, Stenzel

PSE: Berger, Bösch, Dehousse, Dhaene, Dührkop Dührkop, El Khadraoui, Ettl, Scheele, Schulz, Swoboda, Vairinhos

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 414

EDD: Belder, Bernié, Blokland, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Watson

GUE/NGL: Blak

NI: Berthu, Beysen, Bonino, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Souchet, Turco, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rovsing, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, De Keyser, Désir, Díez González, Duhamel, Duin, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 6

GUE/NGL: Laguiller

NI: Borghezio, Gobbo, Mennea, Speroni

PPE-DE: Costa Raffaele

16.   Verslag Cocilovo A5-0220/2004

Amendement 54

Voor: 242

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PPE-DE: Ebner, Karas, Posselt, Rack, Radwan, Rübig, Schierhuber, Stenzel

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 267

EDD: Bernié, Coûteaux, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Titford

ELDR: André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Watson

NI: Berthu, Beysen, Bonino, Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Garaud, Gobbo, de La Perriere, Souchet, Speroni, Turco, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Elles, Fatuzzo, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rovsing, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 6

NI: Claeys, Dillen, de Gaulle, Gollnisch, Lang, Mennea

17.   Verslag Cocilovo A5-0220/2004

Amendement 55

Voor: 215

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PPE-DE: Ebner, Flemming, Karas, Posselt, Rack, Radwan, Rübig, Schierhuber, Stenzel

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Dehousse, De Keyser, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Lund, Malliori, Marinho, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miranda de Lage, Müller, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schulz, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stockmann, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 298

EDD: Bernié, Coûteaux, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Watson

NI: Berthu, Beysen, Bonino, Borghezio, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Souchet, Speroni, Turco, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rovsing, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Bowe, Cashman, Corbett, Désir, Evans Robert J.E., Gill, Honeyball, Howitt, Hughes, Kinnock, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Martin David W., Miller, Moraes, Morgan, Murphy, O'Toole, Read, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Stihler, Swiebel, Titley, Whitehead, Wynn

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Marchiani, Nobilia, Ribeiro e Castro, Segni, Turchi

Onthoudingen: 5

GUE/NGL: Blak

NI: Mennea

PSE: Pittella

UEN: Fitzsimons, Hyland

18.   Verslag Cocilovo A5-0220/2004

Amendement 56

Voor: 101

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

ELDR: Boogerd-Quaak

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PPE-DE: Ebner, Flemming, Karas, Rack, Rübig, Schierhuber, Stenzel

PSE: Berger, Bösch, Dehousse, Ettl, Lund, Marinho, Scheele, Swoboda, Vairinhos

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 418

EDD: Belder, Bernié, Blokland, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Watson

GUE/NGL: Blak

NI: Berthu, Beysen, Bonino, Borghezio, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Mennea, Souchet, Speroni, Turco, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Rovsing, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 1

ELDR: Dybkjær

19.   Verslag Cocilovo A5-0220/2004

Amendement 48

Voor: 308

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, van Dam, Kuntz, Saint-Josse, Sandbæk, Titford

ELDR: Attwooll, Boogerd-Quaak, Clegg, Davies, Duff, Dybkjær, Huhne, Ludford, Malmström, Manders, Paulsen, Plooij-van Gorsel, Procacci, Schmidt, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Borghezio, Gobbo, Gorostiaga Atxalandabaso, de La Perriere, Martin Hans-Peter, Raschhofer, Souchet, Speroni, Varaut

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Balfe, Bradbourn, Bushill-Matthews, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Deva, Dover, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Flemming, Foster, Grönfeldt Bergman, Grosch, Harbour, Helmer, Inglewood, Karas, Khanbhai, Kirkhope, Parish, Perry, Purvis, Rack, Rübig, Scallon, Schierhuber, Smet, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Sturdy, Tannock, Twinn, Van Orden, Villiers, Vlasto

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Bigliardo, Camre, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 208

EDD: Coûteaux

ELDR: Andreasen, André-Léonard, van den Bos, Busk, Calò, De Clercq, Flesch, Jensen, Maaten, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Pesälä, Pohjamo, Riis-Jørgensen, Rutelli, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski

GUE/NGL: Bordes

NI: Beysen, Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bremmer, Brienza, Brunetta, Camisón Asensio, Cardoso, Cesaro, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Doyle, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Florenz, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hatzidakis, Heaton-Harris, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Rovsing, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Sommer, Stauner, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Dehousse

UEN: Andrews, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Segni, Turchi

Onthoudingen: 10

EDD: Mathieu

GUE/NGL: Laguiller

NI: Berthu, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Lang, Mennea

20.   Verslag Markov A5-0216/2004

Amendementen 52 en 58

Voor: 119

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Borghezio, Gobbo, Gorostiaga Atxalandabaso, Raschhofer, Speroni

PPE-DE: Ebner, García-Orcoyen Tormo, Lechner, Liese, Mastella, Wijkman

PSE: Carlotti, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Duhamel, El Khadraoui, Ferreira, Fruteau, Garot, Gillig, Guy-Quint, Hazan, Lalumière, Lund, Marinho, Paasilinna, Pérez Royo, Poignant, Roure, Savary, Thorning-Schmidt, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 392

EDD: Belder, Blokland, Coûteaux, van Dam, Kuntz, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Watson

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Garaud, de La Perriere, Mennea, Turco, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lehne, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Corbey, Díez González, Dührkop Dührkop, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ford, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paciotti, Patrie, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 10

EDD: Bernié, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

NI: Claeys, Dillen, de Gaulle, Gollnisch, Lang

UEN: Camre

21.   Verslag Markov A5-0216/2004

Amendementen 53 en 59

Voor: 114

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Borghezio, Gobbo, Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer, Speroni

PSE: Berès, Carlotti, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Duhamel, El Khadraoui, Ferreira, Fruteau, Garot, Gillig, Guy-Quint, Hazan, Lalumière, Lund, Marinho, Paasilinna, Pérez Royo, Poignant, Rocard, Roure, Savary, Thorning-Schmidt, Vairinhos, Van Lancker, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 390

EDD: Belder, Blokland, Coûteaux, van Dam, Kuntz, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Watson

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Dupuis, de La Perriere, Mennea, Turco, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Campos, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Corbey, Díez González, Dührkop Dührkop, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ford, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paciotti, Patrie, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Valenciano Martínez-Orozco, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Turchi

Onthoudingen: 11

EDD: Bernié, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

NI: Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Lang

UEN: Camre

22.   Verslag Markov A5-0216/2004

Amendementen 54 en 60

Voor: 113

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Borghezio, Gobbo, Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer, Speroni

PSE: Berès, Carlotti, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Duhamel, El Khadraoui, Ferreira, Fruteau, Garot, Gillig, Guy-Quint, Hazan, Lalumière, Lund, Marinho, Patrie, Pérez Royo, Poignant, Rocard, Roure, Savary, Vairinhos, Van Lancker, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 391

EDD: Belder, Blokland, Coûteaux, van Dam, Kuntz, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Watson

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, de La Perriere, Mennea, Turco, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Kaldí, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Campos, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Corbey, Díez González, Dührkop Dührkop, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ford, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Valenciano Martínez-Orozco, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 11

EDD: Bernié, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

NI: Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Lang

UEN: Camre

23.   Verslag Markov A5-0216/2004

Amendementen 55 en 61

Voor: 237

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Raschhofer

PPE-DE: Bremmer, Maat

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 271

EDD: Belder, Blokland, Coûteaux, van Dam, Kuntz, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Flesch, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Watson

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Garaud, Gobbo, de La Perriere, Martin Hans-Peter, Mennea, Speroni, Turco, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 9

EDD: Bernié, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

ELDR: Dybkjær

NI: Claeys, Dillen, de Gaulle

UEN: Camre

24.   Verslag Markov A5-0216/2004

Amendement 68

Voor: 240

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk, Titford

GUE/NGL: Krarup

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Turco, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Marinho

UEN: Andrews, Bigliardo, Camre, Collins, Crowley, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Tegen: 278

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Borghezio, Della Vedova, Gobbo, Martin Hans-Peter, Speroni

PPE-DE: Atkins, Jeggle, Wieland, Wijkman

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Fitzsimons, Hyland, Marchiani

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 2

NI: Gorostiaga Atxalandabaso

Verts/ALE: Schörling

25.   Verslag Florenz A5-0176/2004

Amendement 11

Voor: 280

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Maaten, Malmström, Monsonís Domingo, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PPE-DE: De Veyrac, Goepel, Santini, Wijkman

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 220

EDD: Bernié, Coûteaux, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Titford

ELDR: van den Bos, Ludford, Mulder, Thors

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Gobbo, de La Perriere, Mennea, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

UEN: Bigliardo, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 11

ELDR: Manders

GUE/NGL: Alyssandrakis, Herzog, Korakas, Patakis

NI: Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Turco

26.   Verslag Florenz A5-0176/2004

Amendement 12

Voor: 272

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PPE-DE: De Veyrac, Wijkman

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 221

EDD: Bernié, Coûteaux, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse

ELDR: Plooij-van Gorsel

NI: Berthu, Beysen, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Mennea

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Goebbels

UEN: Bigliardo, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 9

ELDR: Manders

NI: Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gobbo, Speroni, Turco

27.   Verslag Florenz A5-0176/2004

Amendement 13

Voor: 270

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, Coûteaux, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Mulder, Newton Dunn, Paulsen, Pesälä, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PPE-DE: Koch, Wijkman

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Kindermann, Kinnock, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Fitzsimons

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 233

EDD: Bernié, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Titford

ELDR: Nordmann, Plooij-van Gorsel, Thors

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Mennea, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 7

ELDR: Manders

NI: Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Turco

28.   Verslag Florenz A5-0176/2004

Amendement 14

Voor: 481

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, Coûteaux, van Dam, Kuntz, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Newton Dunn, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Garaud, Gobbo, Gorostiaga Atxalandabaso, de La Perriere, Martin Hans-Peter, Raschhofer, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Maat, McCartin, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Bigliardo, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 14

EDD: Bernié, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse, Titford

PPE-DE: McMillan-Scott, Mastella, Suominen

PSE: Goebbels

UEN: Marchiani, Muscardini, Nobilia, Segni, Turchi

Onthoudingen: 15

ELDR: Mulder, Nordmann, Thors

NI: Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, de Gaulle, Gollnisch, Lang, Mennea, Turco

PPE-DE: Xarchakos

29.   Verslag Florenz A5-0176/2004

Amendement 15

Voor: 343

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, Coûteaux, van Dam, Kuntz, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Berthu, Beysen, Garaud, Gorostiaga Atxalandabaso, de La Perriere, Martin Hans-Peter, Raschhofer, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Sturdy, Sudre, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Dehousse, Dhaene, El Khadraoui, Ford, Lund, Napoletano, Piecyk, Thorning-Schmidt, Vairinhos

UEN: Andrews, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 147

EDD: Bernié, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse, Titford

NI: Mennea

PPE-DE: Mastella

PSE: Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, De Keyser, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Marchiani, Muscardini, Nobilia, Segni

Onthoudingen: 16

ELDR: Mulder

NI: Bonino, Borghezio, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Lang, Speroni, Turco

PPE-DE: Xarchakos

30.   Verslag Florenz A5-0176/2004

Amendement 34

Voor: 392

EDD: Bernié, Coûteaux, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Titford

ELDR: Nordmann, Plooij-van Gorsel

GUE/NGL: Bakopoulos, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Jové Peres, Krarup, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Sjöstedt, Sylla

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Mennea, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Tegen: 111

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Monsonís Domingo, Newton Dunn, Paulsen, Pesälä, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Schröder Ilka, Seppänen

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PPE-DE: Bremmer

PSE: Bowe, De Keyser, Dhaene, El Khadraoui, Lund, Vairinhos

UEN: Marchiani

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 10

ELDR: Manders, Mulder

GUE/NGL: Herzog

NI: Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Turco

PPE-DE: Wijkman

31.   Verslag Florenz A5-0176/2004

Amendement 20

Voor: 253

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, Coûteaux, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Monsonís Domingo, Newton Dunn, Paulsen, Pesälä, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Virrankoski

GUE/NGL: Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PPE-DE: Andria, Sacrédeus, Wijkman, Xarchakos

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gillig, Glante, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, Malliori, Marinho, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Camre, Segni, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 244

EDD: Bernié, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Titford

ELDR: Nordmann, Plooij-van Gorsel

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Gobbo, de La Perriere, Mennea, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Cashman, Evans Robert J.E., Ford, Gill, Goebbels, Honeyball, Howitt, Hughes, Kinnock, McCarthy, McNally, Martin David W., Miller, Morgan, Murphy, O'Toole, Read, Simpson, Skinner, Stihler, Titley, Whitehead, Wynn

UEN: Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ribeiro e Castro, Turchi

Onthoudingen: 18

ELDR: Manders, Mulder, Rousseaux, Vermeer

GUE/NGL: Herzog

NI: Bonino, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Lang, Turco

PSE: Bowe

32.   Verslag Florenz A5-0176/2004

Amendement 21, 1ste deel

Voor: 273

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, Coûteaux, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Monsonís Domingo, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Virrankoski

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Borghezio, Gobbo, Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer, Speroni

PPE-DE: Florenz, Wijkman, Xarchakos

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lage, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 223

EDD: Bernié, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Titford

ELDR: Plooij-van Gorsel

NI: Berthu, Beysen, Claeys, Dillen, de Gaulle, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Mennea, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Bowe

UEN: Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 10

ELDR: Manders, Mulder

NI: Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Garaud, Turco

UEN: Camre

33.   Verslag Florenz A5-0176/2004

Amendement 21, 2de deel

Voor: 234

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Brie, Caudron, Chountis, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Ribeiro, Scarbonchi, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Raschhofer

PPE-DE: Wijkman, Xarchakos

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lucas, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 269

EDD: Belder, Bernié, Blokland, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Mennea, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Bremmer, Brienza, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Jeggle, Kaldí, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vila Abelló, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Goebbels

UEN: Andrews, Collins, Crowley, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 5

NI: Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Turco

34.   Verslag Voggenhuber A5/0227/2004

Resolutie

Voor: 383

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Malmström, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Rousseaux, Rutelli, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Brie, Caudron, Di Lello Finuoli, Fiebiger, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Puerta

NI: Beysen, Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Martin Hans-Peter, Mennea, Raschhofer, Turco

PPE-DE: Andria, Arvidsson, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Böge, Bourlanges, Bremmer, Brunetta, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cesaro, Coelho, Cushnahan, Daul, Dell'Utri, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Dimitrakopoulos, Doorn, Doyle, Ebner, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Flemming, Fourtou, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Jackson, Jeggle, Kaldí, Karas, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Knolle, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marinos, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pastorelli, Pérez Álvarez, Pex, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Sartori, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vila Abelló, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zappalà

PSE: Aguiriano Nalda, Andersson, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Dhaene, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuckelkorn, Lage, Lalumière, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Soares, Soriano Gil, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Veltroni, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Crowley, Fitzsimons, Queiró

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Duthu, Echerer, Evans Jillian, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, MacCormick, Maes, Morera i Catalá, Nogueira Román, Onesta, Rod, Rühle, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 30

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

GUE/NGL: Seppänen

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, Gobbo, de La Perriere, Speroni

PPE-DE: Almeida Garrett, Fiori, Jarzembowski, Mastella, Mauro, Wuermeling

UEN: Andrews, Marchiani, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Onthoudingen: 52

GUE/NGL: Alyssandrakis, Bordes, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Korakas, Krarup, Krivine, Laguiller, Patakis, Ribeiro, Schmid Herman, Schröder Ilka, Sjöstedt, Sylla

PPE-DE: Atkins, von Boetticher, Bradbourn, Bushill-Matthews, Corrie, Deva, Dover, Elles, Evans Jonathan, Ferber, Foster, Friedrich, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Inglewood, Kastler, Khanbhai, Koch, Konrad, Mantovani, Montfort, Parish, Perry, Purvis, Schierhuber, Stevenson, Sturdy, Tannock, Twinn, Van Orden, Villiers

UEN: Camre, Hyland, Turchi

Verts/ALE: Mayol i Raynal


AANGENOMEN TEKSTEN

 

P5_TA(2004)0278

Nieuw nabuurschapsbeleid van de EU *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 2000/24/EG met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie en het nieuwe nabuurschapsbeleid van de EU (COM(2003) 603 — C5-0501/2003 — 2003/0232(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 603) (1),

gelet op artikel 308 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0501/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid en de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0198/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement op 31 maart 2004 (2);

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer hij voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(2)  P5_TA(2004)0230.

P5_TA(2004)0279

Belasting op energieproducten en elektriciteit in Cyprus *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/96/EG waarbij Cyprus voor energieproducten en elektriciteit tijdelijk belastingverlagingen of -vrijstellingen mag toepassen (COM(2004) 185 — C5-0175/2004 — 2004/0067(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2004) 185) (1),

gelet op artikel 93 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0175/2004),

gelet op de artikelen 67 en 158, lid 1 van zijn Reglement,

onder verwijzing naar zijn standpunt van 30 maart 2004 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/96/EG teneinde bepaalde lidstaten toe te staan om tijdelijk vrijstellingen of verlagingen van de belastingniveaus toe te passen voor energieproducten en elektriciteit (2),

gezien het verslag van de Economische en Monetaire Commissie (A5-0264/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

3.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

4.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(2)  P5_TA(2004)0200.

P5_TA(2004)0280

Elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer *** II

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap (6277/1/2004 — C5-0163/2004 — 2003/0081(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (6277/1/2004 — C5-0163/2004) (1),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 132) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 78 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5-0246/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt;

2.

constateert dat het besluit is vastgesteld overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 254, lid 1 van het EG-Verdrag te ondertekenen;

4.

verzoekt zijn secretaris-generaal in het kader van zijn bevoegdheden het besluit te ondertekenen en samen met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(2)  Aangenomen teksten van 18.12.2003, P5_TA(2003)0594.

P5_TA(2004)0281

Communautair douanewetboek *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (COM(2003) 452 — C5-0345/2003 — 2003/0167(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 452) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en de artikelen 26, 95, 133 en 135 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0345/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt en het advies van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0255/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0167

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 april 2004 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2004 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op de artikelen 26, 95, 133 en 135,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 (5), zijn de regels vastgelegd voor de douanebehandeling van goederen die worden ingevoerd of zullen worden uitgevoerd .

(2)

Het is noodzakelijk om bij douanecontroles voor een vergelijkbaar beschermingsniveau te zorgen voor goederen die naar de Gemeenschap worden gebracht. Om dit doel te bereiken is het noodzakelijk de douanecontroles in de Gemeenschap op een vergelijkbaar niveau te brengen en erop te letten dat zij op geharmoniseerde wijze door de lidstaten worden verricht , die primair verantwoordelijk zijn voor de toepassing van deze controles. Dergelijke controles moeten gebaseerd zijn op gezamenlijk overeengekomen normen en risicocriteria met betrekking tot de selectie van goederen en ondernemers, teneinde risico's voor de Gemeenschap , haar burgers en haar handelspartners zoveel mogelijk te beperken. De lidstaten en de Commissie moeten derhalve een EU-kader voor risicobeheer creëren ter ondersteuning van een gemeenschappelijke benadering, zodat de prioriteitenstelling effectief en de middelenallocatie efficiënt gebeuren, teneinde een juist evenwicht te handhaven tussen douanecontroles enerzijds en facilitering van de legale handel anderzijds. Een dergelijk kader moet ook in gemeenschappelijke criteria en geharmoniseerde verplichtingen voor toegelaten ondernemers voorzien en garanderen dat dergelijke criteria en verplichtingen op geharmoniseerde wijze worden toegepast. De vaststelling van een kader voor risicobeheer dat gemeenschappelijk is voor alle lidstaten, mag de lidstaten niet verhinderen steekproefcontroles op goederen te verrichten.

(3)

Op risicoanalyse gebaseerde informatie over import- en exportgoederen moet onderling worden gedeeld tussen de bevoegde diensten van de lidstaten en de Commissie. Te dien einde moet een gemeenschappelijk en veilig systeem worden opgezet, zodat de bevoegde autoriteiten deze gegevens tijdig en effectief kunnen opvragen, doorzenden en uitwisselen. Dergelijke gegevens mogen ook met derde landen worden gedeeld indien een internationale overeenkomst daarin voorziet.

(4)

Er dient te worden verduidelijkt onder welke omstandigheden informatie die door ondernemers aan de douane werd verstrekt, mag worden meegedeeld aan andere autoriteiten in dezelfde lidstaat, aan andere lidstaten, aan de Commissie, of aan autoriteiten in derde landen. Daartoe moet expliciet worden aangegeven dat Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6), en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen en organen van de Gemeenschap en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7) van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten en door andere autoriteiten die gegevens ontvangen op grond van het communautair douanewetboek.

(5)

Teneinde passende op risicoanalyse gebaseerde controles te kunnen verrichten, dient voorafgaande verstrekking van informatie over aankomst of vertrek verplicht te worden gesteld voor alle goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, behalve voor goederen die over zee of door de lucht worden vervoerd zonder dat er in dit douanegebied een tussenstop wordt gemaakt. Dergelijke informatie , die doorgaans door de internationale vervoerders wordt verstrekt, moet beschikbaar zijn voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten. Er kunnen verschillende termijnen en regels worden vastgesteld afhankelijk van het soort goederen of vervoer , voor toegelaten ondernemers of in gevallen waarin internationale overeenkomsten voorzien in bijzondere veiligheidsregelingen . Deze verplichting moet ook worden ingevoerd voor goederen die een vrije zone worden binnengebracht of verlaten teneinde veiligheidslacunes te voorkomen. Controles in verband met veiligheidsaangelegenheden moeten normaliter worden uitgevoerd bij de douanekantoren van binnenkomst van de Gemeenschap, terwijl controles in verband met de inning van heffingen of soortgelijke doeleinden normaliter moeten worden uitgevoerd bij de in het binnenland gelegen douanekantoren van invoer.

(6)

Verordening (EEG) nr. 2913/92 moet dienovereenkomstig worden aangepast,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2913/92 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

De volgende punten worden ingevoegd:

4 bis)

„douanekantoor van binnenkomst”: het douanekantoor waar goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht onverwijld naartoe moeten en waar zij aan passende op risicoanalyse gebaseerde controles onderworpen worden;

4 ter)

„douanekantoor van invoer”: het douanekantoor waar de formaliteiten worden vervuld om in het douanegebied van de Gemeenschap binnengebrachte goederen een douanebestemming te geven;

4 quater)

„douanekantoor van uitvoer”: het douanekantoor waar de formaliteiten worden vervuld om aan goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten een douanebestemming te geven;

4 quinquies)

„douanekantoor van uitgang”: het douanekantoor waar goederen moeten worden aangebracht voordat zij het douanegebied van de Gemeenschap verlaten en waar zij aan douanecontroles worden onderworpen die verband houden met de uitgangsformaliteiten;

b)

Punt 14 wordt vervangen door:

„(14)

„douanecontroles”: specifieke handelingen die worden verricht door de douaneautoriteiten, met het oog op de correcte toepassing van de douanevoorschriften en andere wetgeving betreffende binnenkomst, uitgang, doorvoer, overbrenging en eindgebruik van goederen die worden vervoerd tussen het douanegebied van de Gemeenschap en derde landen en betreffende de aanwezigheid van goederen die niet de status van communautaire goederen hebben; dergelijke handelingen zijn onder meer verificatie van goederen, controle op de aangiftegegevens en de aanwezigheid en de echtheid van elektronische of papieren documenten, onderzoek van de boekhouding van ondernemingen en onderzoek van andere bescheiden, controle van vervoermiddelen, controle van bagage en andere goederen die personen bij of op zich dragen, en het verrichten van administratief onderzoek en andere vergelijkbare handelingen ;”

c)

De volgende punten worden toegevoegd:

„(25)

„risico”: de waarschijnlijkheid dat zich een gebeurtenis voordoet in verband met het internationale verkeer van goederen die worden vervoerd tussen het douanegebied van de Gemeenschap en derde landen en de aanwezigheid van goederen die niet de status van communautaire goederen hebben, die:

de correcte toepassing van communautaire of nationale maatregelen belemmert, of

de financiële belangen van de Gemeenschap en haar lidstaten schaadt, of

een bedreiging vormt voor de communautaire veiligheid en zekerheid, de volksgezondheid, het milieu of de consumenten ;

(26)

„risicobeheer”: het systematisch in kaart brengen en ten uitvoer leggen van alle maatregelen die vereist zijn om de blootstelling aan risico's te beperken. Dit omvat activiteiten zoals het verzamelen van data en informatie, het analyseren en evalueren van risico's, het voorschrijven en nemen van actie, en het regelmatig toezien op en herzien van het proces en de resultaten ervan, op basis van internationale, communautaire en nationale bronnen en strategieën .”

2.

Het volgende nieuwe hoofdstuk 1 bis en een nieuw artikel 5 bis worden ingevoegd:

Hoofdstuk 1 bis

Toegelaten ondernemers

Artikel 5 bis

1.     De douaneautoriteiten verlenen, indien nodig na overleg met andere bevoegde autoriteiten, op basis van de in lid 2 bedoelde criteria de status van toegelaten ondernemer aan in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde ondernemers die een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor faciliteiten met betrekking tot beveiligings- en veiligheidsgerelateerde douanecontroles of voor vereenvoudigde procedures waarin de douaneregelingen anderszins voorzien.

Behoudens gevallen waarin de faciliteit of vereenvoudigde procedure overeenkomstig de douanewetgeving tot één of meer lidstaten beperkt is, wordt de status van toegelaten ondernemer op basis van de in lid 2 bedoelde criteria door de douanediensten van alle lidstaten erkend.

2.     De criteria voor de erkenning van toegelaten ondernemers omvatten:

een passende staat van dienst op het gebied van de naleving van douaneverplichtingen;

een deugdelijke handelsadministratie en, in voorkomende geval, vervoersbescheiden, die passende douanecontroles mogelijk maken; en

passende beveiligings- en veiligheidsnormen.

Volgens de procedure van het Comité worden bepaald:

de voorschriften voor de verlening van vergunningen en het toestaan van faciliteiten of vereenvoudigde procedures overeenkomstig lid 1;

de voorschriften waarin is bepaald welke douaneautoriteit bevoegd is voor het verlenen van een toelating;

de voorschriften voor overleg met en het verstrekken van informatie aan andere douaneautoriteiten;

de voorschriften krachtens welke een verlening van faciliteiten met betrekking tot beveiligingsen veiligheidsgerelateerde douanecontroles in uitzonderlijke omstandigheden door een douaneautoriteit kan worden opgeschort;

de voorwaarden waaronder de status van toegelaten ondernemer kan worden ingetrokken; en

de voorwaarden waaronder van de eis dat men in de Gemeenschap gevestigd moet zijn, voor specifieke categorieën toegelaten ondernemers kan worden afgeweken vooral rekening houdend met internationale overeenkomsten.

3.

Artikel 13 wordt vervangen door :

Artikel 13

1.     De douaneautoriteiten kunnen onder de overeenkomstig de geldende bepalingen vastgestelde voorwaarden alle controlemaatregelen nemen die zij nodig achten om te zorgen voor de correcte toepassing van de douanewetgeving en van andere geldende wetgeving betreffende de internationale bewegingen van goederen in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en derde landen en betreffende de aanwezigheid van goederen die niet de status van communautaire goederen hebben. Douanecontroles die ertoe strekken de correcte toepassing van de communautaire wetgeving te garanderen, kunnen in een derde land worden verricht, voorzover een internationale overeenkomst daarin voorziet.

2.     Douanecontroles die geen steekproefcontroles zijn, moeten gebaseerd zijn op een door middel van geïnformatiseerde gegevensverwerkingstechnieken uitgevoerde risicoanalyse, die ertoe strekt de risico's in kaart te brengen en te kwantificeren alsmede de nodige maatregelen te ontwikkelen om de risico's te evalueren, op basis van criteria die op nationaal, communautair en, indien beschikbaar, op internationaal niveau zijn ontwikkeld.

In de toepassingsverordening worden een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer, gemeenschappelijke criteria en prioritaire controlegebieden vastgesteld. De lidstaten zetten in samenwerking met de Commissie een elektronisch systeem op om uitvoering te geven aan het risicobeheer.

3.     Indien controles door andere autoriteiten dan douaneautoriteiten worden uitgevoerd, worden deze verricht in nauwe samenwerking met de douaneautoriteiten, indien mogelijk op dezelfde tijd en plaats.

4.     In het kader van de controles waarin dit artikel voorziet, mogen douane- en andere bevoegde autoriteiten, zoals veterinaire en politieautoriteiten, onderling gegevens doorgeven die zij hebben ontvangen in het kader van de internationale bewegingen van goederen die worden vervoerd tussen het douanegebied van de Gemeenschap en derde landen en in verband met de aanwezigheid van goederen die niet de status van communautaire goederen hebben. Zij mogen deze gegevens ook aan de douaneautoriteiten van de lidstaten en de Commissie meedelen indien dit voor de juiste toepassing van de desbetreffende wetgeving vereist is, om de veiligheid van burgers en ondernemingen te beschermen dan wel onregelmatigheden op te sporen of te voorkomen. Het doorgeven van vertrouwelijke gegevens aan de douanediensten en andere overheidsdiensten (b.v. veiligheidsdiensten) van derde landen is uitsluitend toegestaan in het kader van een internationale overeenkomst, mits de vigerende databeschermingsbepalingen, met name die van Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 worden geëerbiedigd.

4.

Artikel 15 wordt vervangen door:

„Artikel 15

Alle inlichtingen van vertrouwelijke aard of die als vertrouwelijk zijn verstrekt, vallen onder het beroepsgeheim en worden door de bevoegde autoriteiten niet bekendgemaakt zonder uitdrukkelijke toestemming van de persoon of de autoriteit die deze inlichtingen heeft verstrekt. Het doorgeven van inlichtingen is evenwel toegestaan voorzover de bevoegde autoriteiten daartoe overeenkomstig de geldende bepalingen, met name in het kader van gerechtelijke procedures, gehouden zijn. De bekendmaking of doorgifte van informatie geschiedt met volledige inachtneming van de vigerende bepalingen inzake bescherming van gegevens en met name Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001.

5.

In artikel 16 worden de woorden „controle door de douaneautoriteiten” vervangen door het woord „douanecontroles”.

6.

In hoofdstuk I van Titel III (Het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap) worden de volgende artikelen ingevoegd:

„Artikel 36 bis

1.    Van goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, wordt een summiere aangifte gedaan, behalve wanneer de goederen uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied worden vervoerd zonder dat er een tussenstop wordt gemaakt.

2.    De summiere aangifte wordt ingediend bij het douanekantoor van binnenkomst.

De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de summiere aangifte bij een ander douanekantoor geschiedt, mits dit kantoor de benodigde gegevens onmiddellijk elektronisch doorgeeft of beschikbaar stelt aan het douanekantoor van binnenkomst.

De douaneautoriteiten kunnen toestaan de indiening van een summiere aangifte te vervangen door het indienen van een kennisgeving en het verlenen van toegang tot de gegevens van de summiere aangifte op het elektronische bedrijfssysteem van de aangever.

3.    De summiere aangifte wordt in beginsel ingediend voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht.

4.   Volgens de procedure van het Comité worden bepaald:

de termijn waarbinnen de summiere aangifte moet wordt ingediend voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap kunnen worden binnengebracht;

de voorschriften voor uitzonderingen op en veranderingen in bovengenoemde termijn; en

de voorwaarden waarop ontheffing kan worden verleend van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte,

zulks op grond van specifieke omstandigheden en met betrekking tot bepaalde goederenbewegingen, wijzen van vervoer of ondernemers of indien uit hoofde van internationale overeenkomsten inzake de veiligheid specifieke regelingen gelden.

Artikel 36 ter

1.     Volgens de procedure van het Comité worden voor de summiere aangifte een gemeenschappelijke reeks gegevens en een gemeenschappelijk formaat vastgesteld die, hoofdzakelijk om redenen van beveiliging en veiligheid, de gegevens bevatten die nodig zijn voor een risicoanalyse en behoorlijke douanecontroles en waarbij, indien passend, internationale normen en handelsgebruiken in acht worden genomen.

2.   De summiere aangifte wordt ingediend met gebruikmaking van een dataverwerkingstechniek . Er mag gebruik worden gemaakt van handels-, haven- of vervoersgegevens, mits deze de noodzakelijke gegevens omvatten. In uitzonderlijke omstandigheden mogen de douaneautoriteiten summiere aangiften op papier aanvaarden , mits zij hetzelfde niveau van risicobeheer toepassen als bij ingediende summiere aangiften met gebruikmaking van een dataverwerkingstechniek.

3.   De summiere aangifte wordt ingediend door de persoon die de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap binnenbrengt of die zich belast met het vervoer van de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap.

4.     Onverminderd de verplichtingen van de in lid 3 bedoelde persoon kan de summiere aangifte worden ingediend door:

a)

de persoon in wiens naam de in lid 3 bedoelde persoon handelt, of

b)

elke persoon die in staat is de goederen bij de bevoegde douaneautoriteiten aan te brengen of te doen aanbrengen; of

c)

een vertegenwoordiger van een van de in lid 3 of in dit lid, onder a) en b) bedoelde personen.

5.     Aan de in lid 3 of lid 4 bedoelde persoon wordt op diens verzoek toegestaan een of meer van de gegevens in de summiere aangifte te wijzigen nadat deze bij de douaneautoriteiten is ingediend. Wijziging is echter niet meer mogelijk nadat de douaneautoriteiten:

a)

de aangever in kennis hebben gesteld van hun voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen; of

b)

hebben geconstateerd dat de betrokken gegevens onjuist zijn; of

c)

de goederen overeenkomstig de douanevoorschriften hebben vrijgegeven.

Artikel 36 quater

1.     Het douanekantoor van binnenkomst kan ontheffing van indiening van een summiere aangifte verlenen met betrekking tot goederen waarvoor, voor het verstrijken van de in artikel 36 bis, leden 3 en 4 bedoelde termijn, een douaneaangifte is ingediend. In dit geval dient de douaneaangifte ten minste de noodzakelijke gegevens te bevatten en heeft, totdat eerstgenoemde overeenkomstig artikel 63 wordt geaccepteerd, de status van een summiere aangifte.

2.     De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de douaneaangifte bij een ander douanekantoor van invoer dan het douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap geschiedt, mits de benodigde gegevens onmiddellijk elektronisch worden doorgegeven aan of beschikbaar zijn voor het douanekantoor van binnenkomst.

3.     Indien de douaneaangifte niet met gebruikmaking van een dataverwerkingstechniek wordt ingediend, passen de douaneautoriteiten op de gegevens hetzelfde niveau van risicobeheer toe als bij summiere aangiften in elektronische vorm.

7.

In de artikelen 37, lid 1 en 38, lid 3 worden de woorden „controle door de douaneautoriteiten” vervangen door het woord „douanecontroles”.

8.

Artikel 38, lid 5 wordt vervangen door:

5.     De leden 1 tot en met 4 en de artikelen 36 bis tot en met 36 quater en 39 tot en met 53 zijn niet van toepassing op goederen die het douanegebied van de Gemeenschap tijdelijk hebben verlaten op een traject over zee of door de lucht tussen twee punten in dat gebied, mits het vervoer rechtstreeks en via een geregelde lijnvlucht- of lijnvaartdienst zonder tussenstop buiten het douanegebied van de Gemeenschap plaatsvindt.

9.

Artikel 40 wordt vervangen door:

„Artikel 40

Goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen, worden bij de douane aangebracht door de persoon die ze aldaar heeft binnengebracht of, in voorkomend geval, door de persoon die zich met het vervoer van de goederen belast nadat deze zijn binnengekomen, behalve wanneer de goederen uitsluitend door het luchtruim of de territoriale wateren van het douanegebied worden vervoerd zonder dat een tussenstop wordt gemaakt. De persoon die de goederen aanbrengt, verwijst naar de eerder voor deze goederen ingediende summiere aangifte of douaneaangifte.

10.

Het opschrift van Titel III, hoofdstuk 3, wordt vervangen door „Lossing van bij de douane aangebrachte goederen”.

11.

De artikelen 43 tot en met 45 worden geschrapt.

12.

Artikel 170, lid 2 wordt vervangen door:

„2   Bij de douane dienen die goederen te worden aangebracht en douaneformaliteiten dienen voor die goederen te worden vervuld:

a)

die onder een douaneregeling zijn geplaatst welke door de binnenkomst van deze goederen in een vrije zone of een vrij entrepot wordt beëindigd; het aanbrengen is evenwel niet nodig indien in het kader van de betrokken douaneregeling vrijstelling van de verplichting tot het aanbrengen van de goederen wordt verleend;

b)

die in een vrije zone of een vrij entrepot zijn geplaatst op basis van een beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer;

c)

die onder de in artikel 166, onder b) bedoelde maatregelen vallen;

d)

die rechtstreeks van buiten het douanegebied van de Gemeenschap een vrije zone of een vrij entrepot binnenkomen .”

13.

Artikel 176, lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Bij overlading van goederen binnen een vrije zone dienen de op de goederen betrekking hebbende bescheiden ter beschikking van de douaneautoriteiten te worden gehouden. De opslag van goederen voor korte tijd, die inherent is aan deze overlading, wordt beschouwd als onderdeel van de overlading.

Voor goederen die rechtstreeks van buiten het douanegebied van de Gemeenschap een vrije zone worden binnengebracht dan wel vanuit een vrije zone rechtstreeks het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, moet een summiere aangifte worden ingediend overeenkomstig de artikelen 36 bis tot en met 36 quater.

14.

Artikel 181 wordt vervangen door:

„Artikel 181

De douaneautoriteiten vergewissen zich ervan dat, wanneer goederen vanuit een vrije zone of een vrij entrepot het douanegebied van de Gemeenschap zullen verlaten , de geldende bepalingen inzake de uitvoer , passieve veredeling, wederuitvoer , opschortende procedures of de interne doorvoerprocedure alsmede de bepalingen van Titel V worden nageleefd.”

15.

In artikel 182, lid 3, eerste zin worden de woorden „van de wederuitvoer of” geschrapt.

16.

In Titel V (Goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten) wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 182 bis

1.     Van goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, wordt een douaneaangifte gedaan of, wanneer een douaneaangifte niet vereist is, een summiere aangifte , behalve wanneer de goederen uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd zonder dat er een tussenstop wordt gemaakt .

2.    Volgens de procedure van het Comité worden bepaald:

de termijn waarbinnen de douaneaangifte dan wel een summiere aangifte bij het douanekantoor van uitvoer moet worden ingediend voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap kunnen verlaten;

de voorschriften voor uitzonderingen op en veranderingen in bovengenoemde termijn en de voorwaarden waaronder ontheffing kan worden verleend van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte; en

de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder voor goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, geen douaneaangifte of summiere aangifte is vereist,

zulks op grond van specifieke omstandigheden en met betrekking tot bepaalde goederenbewegingen, wijzen van vervoer of ondernemers of indien uit hoofde van internationale overeenkomsten inzake de veiligheid specifieke regelingen gelden .”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5 bis, lid 2, artikel 13, lid 2, tweede alinea, artikel 36 bis, lid 4, artikel 36 ter, lid 1 en artikel 182 bis, lid 2 zijn van toepassing op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Alle andere bepalingen zijn van toepassing zodra de krachtens de bovenstaande artikelen vastgestelde uitvoeringsbepalingen in werking zijn getreden. Elektronische aangifte en geïnformatiseerde systemen voor de uitvoering van risicobeheer en voor de elektronische uitwisseling van gegevens tussen douanekantoren van binnenkomst, invoer, uitvoer en uitgang, als bedoeld in de artikelen 13, 36 bis, 36 ter en 36 quater, worden uiterlijk drie jaar na de datum waarop deze bepalingen van toepassing worden, ingevoerd.

Uiterlijk twee jaar na de toepassing van deze bepalingen beoordeelt de Commissie verzoeken van de lidstaten om opschorting van de in de vorige alinea vermelde datum voor de invoering van elektronische aangifte en geautomatiseerde systemen voor het uitvoeren van risicobeheer en voor de elektronische uitwisseling van gegevens tussen douanekantoren. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad een verslag voor en stelt zo nodig een wijziging voor van de datum zoals vermeld in de tweede zin van de derde alinea.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C ...

(2)  PB C ...

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(4)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(5)  PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17 .

(6)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

P5_TA(2004)0282

Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart ***

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Protocol betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (Eurocontrol) (5747/2004 — COM(2003) 555 — C5-0065/2004 — 2003/0214(AVC))

(Instemmingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2003) 555) (1),

gezien het Protocol betreffende de toetreding (5747/2004),

gezien het verzoek van de Raad om instemming overeenkomstig artikel 300, lid 3, tweede alinea juncto artikel 80, lid 2 van het EG-Verdrag (C5-0065/2004),

gelet op de artikelen 86 en 97, lid 7 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5-0215/2004),

1.

stemt in met de sluiting van de overeenkomst;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2004)0283

Klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten (COM(2003) 502 — C5-0442/2003 — 2003/0193(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie (COM(2003) 502) (1),

gelet op artikel 62 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 67 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0442/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0142/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Artikel 2, lid 2 bis (nieuw)

 

2 bis. Deze verordening doet geen afbreuk aan de bepalingen van de Slotakte van de Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 met betrekking tot de steden Ceuta en Melilla.

Amendement 2

Artikel 3, letter h)

h)

„grensarbeiders”: onderdanen van derde landen die verblijven in het grensgebied van een aangrenzend derde land, die tewerkgesteld zijn in het grensgebied van een aangrenzende lidstaat en die iedere dag of ten minste een maal per week terugkeren naar het grensgebied van het aangrenzend land.

h)

„grensarbeiders”: onderdanen van derde landen die verblijven in het grensgebied van een aangrenzend derde land, die tewerkgesteld zijn in het grensgebied van een aangrenzende lidstaat en die in het kader van hun economische activiteit met regelmaat, iedere dag of ten minste een maal in de veertien dagen, terugkeren naar het grensgebied van het aangrenzend land.

Amendement 3

Artikel 6, inleidende formule

De documenten aan de hand waarvan de niet-visumplichtige grensbewoners de landbuitengrens van aan aangrenzende lidstaat kunnen overschrijden in het kader van het klein grensverkeer, kunnen zijn:

De documenten aan de hand waarvan de niet-visumplichtige grensbewoners de landbuitengrens van aan aangrenzende lidstaat kunnen overschrijden in het kader van het klein grensverkeer, zijn:

Amendement 4

Artikel 6, letter a)

a)

een identiteitskaart waarin de verblijfplaats in het grensgebied wordt gespecificeerd. Indien deze laatste voorwaarde niet in acht is genomen kan de grensbewoners worden gevraagd om naast het reisdocument ook een verblijfsvergunning in hun bezit te hebben;

a)

een identiteitskaart waarin de verblijfplaats in het grensgebied wordt gespecificeerd. Indien deze laatste voorwaarde niet in acht is genomen wordt de grensbewoners gevraagd om naast het reisdocument ook een verblijfsvergunning in hun bezit te hebben;

Amendement 5

Artikel 6, letter b)

b)

een speciale vergunning voor grensoverschrijding, afgegeven door de staat van verblijf.

Schrappen.

Amendement 13

Artikel 7, alinea 1

Met het oog op deze verordening kunnen niet-visumplichtige grensbewoners gedurende ten hoogste zeven opeenvolgende dagen in het grensgebied van een aangrenzende lidstaat verblijven. De totale duur van hun achtereenvolgende bezoeken in die lidstaat mag niet meer bedragen dan drie maanden per halfjaarlijkse periode.

Met het oog op deze verordening kunnen niet-visumplichtige grensbewoners gedurende ten hoogste veertien opeenvolgende dagen in het grensgebied van een aangrenzende lidstaat verblijven. De totale duur van hun achtereenvolgende bezoeken in die lidstaat mag niet meer bedragen dan drie maanden per halfjaarlijkse periode.

Amendement 6

Artikel 7, alinea 2 bis (nieuw)

 

De autoriteiten van de lidstaten kunnen documenten voor het klein grensverkeer intrekken wanneer de betrokkene de nationale wetgeving of de bepalingen van deze verordening in ernstige mate overtreedt.

Amendement 7

Artikel 9, alinea 2

De territoriale geldigheid van het visum blijft beperkt tot het grensgebied van de afgevende lidstaat.

De territoriale geldigheid van het visum blijft beperkt tot het grensgebied van de afgevende lidstaat. De lidstaten mogen afwijken van de territoriale geldigheid van 50 km voor het visum, indien dit gerechtvaardigd is en door buurlanden wordt aanvaard.

Amendement 8

Artikel 9, alinea 3

Aan de hand van het visum kan de houder de landbuitengrens van de afgevende lidstaat frequent overschrijden en gedurende ten hoogste zeven opeenvolgende dagen in het grensgebied van die lidstaat kunnen verblijven. De totale duur van de achtereenvolgende verblijven mag niet meer bedragen dan drie maanden per halfjaarlijkse periode.

Aan de hand van het visum kan de houder de landbuitengrens van de afgevende lidstaat frequent overschrijden en gedurende ten hoogste veertien opeenvolgende dagen in het grensgebied van die lidstaat kunnen verblijven. De totale duur van de achtereenvolgende verblijven mag niet meer bedragen dan drie maanden per halfjaarlijkse periode. Een gunstiger behandeling geldt voor grensarbeiders, scholieren, studenten, personen die een beroepsopleiding of een niet-betaalde opleiding volgen, of die vrijwilligerswerk doen.

Amendement 9

Artikel 15

De in de artikelen 7 en 9 vastgestelde termijnen zijn niet van toepassing op grensarbeiders.

De in de artikelen 7 en 9 vastgestelde termijnen zijn niet van toepassing op grensarbeiders, scholieren, studenten, personen die een beroepsopleiding of een niet-betaalde opleiding volgen, of die vrijwilligerswerk doen .

Amendement 10

Artikel 16, titel

In- en uitreisstempels

In- en uitreiscontrole

Amendement 11

Artikel 16

Op de reisdocumenten van grensbewoners die de buitengrens van een lidstaat in het kader van het klein grensverkeer overschrijden, worden geen in- en uitreisstempels aangebracht.

Het overschrijden van de grens wordt met elektronische of magnetische middelen gecontroleerd om de inachtneming van de toegestane verblijfsduur te garanderen. Bij gebrek aan dergelijke middelen en tot de installatie ervan worden op de reisdocumenten van grensbewoners die de buitengrens van een lidstaat in het kader van het klein grensverkeer overschrijden, in- en uitreisstempels aangebracht.

Amendement 12

Artikel 18, letter c)

c)

de grensbewoners de mogelijkheid bieden hun grens te overschrijden buiten de toegestane grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden.

Schrappen.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2004)0284

Klein grensverkeer aan de tijdelijke buitengrenzen *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor van verordening van de Raad tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de tijdelijke buitengrenzen tussen de lidstaten (COM(2003) 502 — C5-0443/2003 — 2003/0194(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie (COM(2003) 502) (1),

gelet op artikel 62, lid 2 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 67 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0443/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0141/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Artikel 5, lid 2, inleidende formule

De in lid 1 bedoelde overeenkomsten mogen bepalingen bevatten voor de vergemakkelijking van de grensoverschrijding waarbij de lidstaten:

De in lid 1 bedoelde overeenkomsten bevatten bepalingen voor de vergemakkelijking van de grensoverschrijding waarbij de lidstaten:

Amendement 2

Artikel 5, lid 2, letter c)

c)

de grensbewoners de mogelijkheid bieden hun grens te overschrijden buiten de toegestane grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden.

Schrappen.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2004)0285

Migratiebeheersdiensten *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de totstandbrenging van een beveiligd, op internet gebaseerd informatie- en coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten (COM(2003) 727 — C5-0612/2003 — 2003/0284(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 727) (1),

gelet op artikel 66 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 67 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0612/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0145/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Overweging 6 bis (nieuw)

 

(6 bis) Met het oog op zijn vak- en detailkennis dient Europol te worden betrokken bij het op internet gebaseerde informatie- en coördinatienetwerk. De Commissie zou uiterlijk één jaar na het van kracht worden van deze beschikking een voorstel met deze doelstelling moeten indienen.

Amendement 2

Artikel 1

Bij deze beschikking wordt een beveiligd, op internet gebaseerd informatie- en coördinatienetwerk voor de uitwisseling van gegevens betreffende onregelmatige migratie, illegale binnenkomst en immigratie en de terugkeer van illegaal in de EU verblijvende personen tot stand gebracht.

Bij deze beschikking wordt een beveiligd, op internet gebaseerd informatie- en coördinatienetwerk tot stand gebracht voor de uitwisseling van gegevens betreffende onregelmatige migratie, netwerken van mensensmokkelaars en netwerken voor de exploitatie van arbeid door illegale immigranten, illegale binnenkomst en immigratie en de terugkeer van illegaal in de EU verblijvende personen tot stand gebracht.

Amendement 3

Artikel 2, lid 1

1. De Commissie ontwikkelt en beheert het netwerk; zij beslist over de structuur , de inhoud en de categorieën gegevens die voor uitwisseling in aanmerking komen.

1. De Commissie ontwikkelt en beheert het netwerk; zij beslist over de structuur en de categorieën gegevens die voor uitwisseling in aanmerking komen.

Amendement 4

Artikel 2, lid 2, inleidende formulering

2. De informatie-uitwisseling omvat tenminste het volgende:

2. De informatie-uitwisseling omvat het volgende:

Amendement 5

Artikel 2, lid 2, punt d)

d) terugkeer en daarmee verwante onderwerpen.

d)

terugkeer en daarmee verwante onderwerpen , in het bijzonder gevallen waar de met de terugzending belaste autoriteiten de waardigheid en fysieke integriteit van uitgezette personen niet hebben geëerbiedigd .

Amendement 6

Artikel 5, lid 2 bis (nieuw)

 

2 bis. Er wordt voorzien in een procedure om de bezitter van de informatie in staat te stellen regelmatig de aan het netwerk verstrekte informatie te corrigeren of te actualiseren.

Amendement 7

Artikel 5, lid 4

4. Onverminderd lid 3, neemt de Commissie aanvullende veiligheidsmaatregelen in overeenstemming met de in artikel 6, lid 2, vermelde procedure.

4. Voor zover de door de lidstaten getroffen veiligheidsmaatregelen niet voldoende zijn om de in lid 3 genoemde doelstellingen te verwezenlijken, neemt de Commissie aanvullende veiligheidsmaatregelen in overeenstemming met de in artikel 6, lid 2, vermelde procedure.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2004)0286

Plaats van levering van diensten *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten (COM(2003) 822 — C5-0026/2004 — 2003/0329(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 822) (1),

gelet op artikel 93 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0026/2004),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Economische en Monetaire Commissie (A5-0233/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

3.

wenst dat de overlegprocedure als bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring van 4 maart 1975 wordt ingeleid ingeval de Raad voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2004)0287

Europees Ruimteagentschap *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het sluiten van de Kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimteagentschap (COM(2004) 85/2 — C5-0099/2004 — 2004/0028(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2004) 85/2) (1),

gelet op de artikelen 170, 300, lid 2, eerste alinea en artikel 300, lid 3, eerste alinea en artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0099/2004),

onder verwijzing naar zijn resoluties van 9 oktober 2003 over het Groenboek inzake het Europees ruimtevaartbeleid (2) en van 29 januari 2004 over het actieplan voor de uitvoering van het Europese ruimtevaartbeleid (3),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0222/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel;

2.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

3.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

4.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(2)  P5_TA(2003)0427.

(3)  P5_TA-PROV(2004)0054.

P5_TA(2004)0288

Europese Politieacademie *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het initiatief van Ierland met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 2000/820/JBZ tot oprichting van een Europese Politieacademie (EPA) (15400/2003 — C5-0001/2004 — 2004/0801(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het initiatief van Ierland (15400/2003) (1),

gelet op de artikelen 30, lid 1, onder c) en 34, lid 2, onder c) van het EU-Verdrag,

gelet op artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0001/2004),

gelet op artikel 106, artikel 67 en artikel 61, lid 4 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0140/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het initiatief van Ierland, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Raad de tekst van het initiatief dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het initiatief van Ierland,

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regering van Ierland.

DOOR IERLAND VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

ARTIKEL 1, PUNT 2, LETTER B)

Artikel 5, lid 4, letter f) (Besluit 2000/820/JAI)

f)

de beloning van de leden van het secretariaat en/of de vergoeding van de onkosten van de lidstaat/lidstaten die zorgt/zorgen voor de beloning van de leden van het secretariaat, naar rato van de bijdragen van de lidstaten.

f)

de beloning van de leden van het secretariaat of de vergoeding van de onkosten van de lidstaat/lidstaten die zorgt/zorgen voor de beloning van de leden van het secretariaat, naar rato van de bijdragen van de lidstaten.


(1)  PB C 1 van 6.1.2004, blz. 8.

P5_TA(2004)0289

Europese Politieacademie *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het initiatief van het Verenigd Koninkrijk met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad houdende wijziging van Besluit 2000/820/JBZ tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA)(5121/2004 — C5-0040/2004 — 2004/0802(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het initiatief van het Verenigd Koninkrijk (5121/2004 (1)),

gelet op de artikelen 30, lid 1, onder c) en 34, lid 2, onder c) van het EU-Verdrag,

gelet op artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0040/2004),

gelet op artikel 106, artikel 67 en artikel 61, lid 4 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0140/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het initiatief van het Verenigd Koninkrijk, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Raad de tekst van het initiatief dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het initiatief van het Verenigd Koninkrijk;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regering van het Verenigd Koninkrijk.

DOOR IERLAND VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 2

ARTIKEL 1, PUNT 2

Artikel 4, lid 1, alinea 1 (Besluit 2000/820/JAI)

1. De raad van bestuur richt een permanent secretariaat op dat de EPA bijstaat in haar administratieve taken die noodzakelijk zijn voor haar werking en voor de uitvoering van het jaarprogramma en, in voorkomend geval, van de aanvullende programma's en initiatieven. Dit secretariaat kan bij één van de nationale politieacademies worden ondergebracht.

1. De raad van bestuur richt een permanent secretariaat op dat de EPA bijstaat in haar administratieve taken die noodzakelijk zijn voor haar werking en voor de uitvoering van het jaarprogramma en, in voorkomend geval, van de aanvullende programma's en initiatieven. Dit secretariaat heeft zijn vestigingsplaats in Bramshill .

Amendement 3

ARTIKEL 1, PUNT 2

Artikel 4, lid 1, alinea 2 (Besluit 2000/820/JAI)

De bepalingen betreffende de huisvesting van de EPA in het Verenigd Koninkrijk en met betrekking tot de voorzieningen die het Verenigd Koninkrijk moet treffen, alsmede de bijzondere regels die in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn op de leden van de organen van de EPA, op de directeur en op de personeelsleden en hun familieleden, worden vastgelegd in een zetelovereenkomst tussen de EPA en het Verenigd Koninkrijk, die gesloten wordt nadat de raad van bestuur deze met eenparigheid van stemmen heeft goedgekeurd.

De bepalingen betreffende de huisvesting van de EPA in Bramshill en met betrekking tot de voorzieningen die het Verenigd Koninkrijk moet treffen, alsmede de bijzondere regels die in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn op de leden van de organen van de EPA, op de directeur en op de personeelsleden en hun familieleden, worden vastgelegd in een zetelovereenkomst tussen de EPA en het Verenigd Koninkrijk, die gesloten wordt nadat de raad van bestuur deze met eenparigheid van stemmen heeft goedgekeurd.


(1)  PB C 20 van 24.1.2004, blz. 18.

P5_TA(2004)0290

Benoeming van een lid van de ECB *

Besluit van het Europees Parlement over de ontwerpaanbeveling van de Raad betreffende de benoeming van de heer José Manuel González-Páramo tot lid van de directie van de Europese Centrale Bank (6315/2004 — C5-0176/2004 — 2004/0808(CNS))

Het Europees Parlement,

gezien de aanbeveling van de Raad van 30 maart 2004 (6315/2004),

gelet op artikel 112, lid 2, onder b) van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0176/2004),

gelet op artikel 36 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Economische en Monetaire Commissie (A5-0273/2004),

1.

brengt positief advies uit inzake de benoeming van de heer José Manuel González-Páramo tot lid van de directie van de Europese Centrale Bank;

2.

verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de voorzitter van de Raad voor doorzending aan de regeringen van de lidstaten.

P5_TA(2004)0291

Impact van de communautaire regelgeving en raadplegingsprocedures

Resolutie van het Europees Parlement over de toetsing van de impact van de communautaire regelgeving en de raadplegingsprocedures (2003/2079(INI))

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie van 5 juni 2002 over effectbeoordeling (COM(2002) 276),

gezien de mededeling van de Commissie van 5 juni 2002„Het Actieplan vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving” (COM(2002) 278),

gezien het interinstitutioneel akkoord van 16 december 2003 over betere regelgeving gesloten tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (1),

gelet op artikel 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0221/2004),

A.

overwegende dat vereenvoudiging en verbetering van regelgeving achteraf veel kostbaarder en ingewikkelder is dan vooraf de gevolgen van regelgeving duidelijk in kaart te brengen en daarmee rekening te houden bij de opstelling van regelgeving,

B.

overwegende dat ook een effectieve democratische controle alleen maar mogelijk is wanneer het Parlement beschikt over voldoende informatie over de gevolgen van wetgeving voor sociale, economische en milieuaspecten,

C.

overwegende dat de wetgevende teksten en de toelichting veelal wel informatie geven over de beoogde politieke doelstellingen, maar geen inzicht geven in de kosten die samenhangen met de uitvoering en toepassing van wetgeving; dat dit inzicht een besparing kan opleveren van miljarden euro's aan kosten die bedrijven en burgers moeten maken om aan de wettelijke informatieverplichtingen aan overheden, uitvoeringsinstanties en derden te voldoen, de zogenaamde administratieve lasten; dat terugdringen van administratieve lasten een belangrijke bijdrage betekent aan de werkgelegenheid in Europa en de Lissabon-doelstellingen,

D.

overwegende dat het bovengenoemde interinstitutioneel akkoord een belangrijke rol toekent aan de effectentoetsing om te komen tot een verbetering van de kwaliteit van regelgeving, en dat het akkoord met name op dit punt een nadere invulling behoeft,

E.

overwegende dat bij een effectbeoordeling niet alleen kwantitatieve factoren, zoals de kosten van de maatregelen, moeten worden onderzocht, maar ook kwalitatieve factoren in acht moeten worden genomen, zoals de noodzaak van de maatregelen, de sociale vereisten en de gevolgen voor de veiligheid, gezondheid of persoonlijke ontwikkeling van de mens,

1.

stelt vast dat de tot nu toe gehanteerde methodiek van de „fiches d'impact” geen informatie opleverde die behulpzaam was bij het beoordelen van de gevolgen en de kosten van voorgenomen communautaire regelgeving; begroet daarom het initiatief van de Commissie om over te gaan tot een stelselmatige effectentoetsing van nieuwe regelgeving;

2.

definieert een effectbeoordeling als het kort en bondig in kaart brengen van de gevolgen voor sociale, economische en milieuaspecten, alsmede het in kaart brengen van de beleidsalternatieven die de wetgever tegen deze achtergrond ter beschikking staan;

3.

benadrukt dat een effectentoetsing een hulpmiddel is te komen tot betere regelgeving; is van mening dat een effectentoetsing op geen enkele manier een substituut is voor het democratisch besluitvormingsproces; constateert verder dat de ervaring in de landen waar een effectentoetsing wordt uitgevoerd, leert dat een effectentoetsing leidt tot kwalitatief betere wetgeving en een vereenvoudiging van de controle door het parlement;

4.

stelt voor een effectbeoordeling uit te laten voeren op initiatieven die de Commissie in haar jaarlijkse beleidsstrategie of in haar werkprogramma presenteert en op amendementen van het Europees Parlement en de Europese Raad die een substantiële uitwerking zullen hebben op sociale, economische en milieuaspecten;

5.

stelt daartoe de volgende procedure voor:

a)

ieder regelgevingsvoorstel van de Commissie dient te worden vergezeld van een globale schatting van de kosten van de regelgeving voor sociale, economische en milieuaspecten. Deze schatting wordt opgesteld door de verantwoordelijke ambtenaren, in samenspraak met een rechtstreeks onder de voorzitter van de Commissie ressorterende audit;

b)

deze globale schatting van de kosten wordt door de audit gecontroleerd;

c)

de Commissie, de Raad en het Parlement bepalen in het kader van de uitwerking van het bovengenoemde interinstitutioneel akkoord een kostendrempel waarboven een uitgebreide effectentoetsing dient te worden uitgevoerd;

d)

indien is vastgesteld dat een regelgevingsvoorstel de vastgestelde kostendrempel overschrijdt, toetsen de verantwoordelijke ambtenaren in de Commissie de voorgestelde regelgeving op de gevolgen voor sociale, economische en milieuaspecten, alsmede de beleidsalternatieven die de wetgever tegen deze achtergrond ter beschikking staan. Dit proces moet worden gecontroleerd door de audit; de resultaten van dit onderzoek worden bij het wetgevend voorstel vermeld;

e)

de resultaten van kostenramingen en effectentoetsingen worden bij het voorstel gevoegd en gepubliceerd op één centraal, voor iedereen toegankelijk punt;

f)

de Commissie doet het Parlement alleen voorstellen toekomen die zijn vergezeld van een kostenraming en een effectbeoordeling;

g)

amendementen van het Europees Parlement die gevolgen zullen hebben voor de sociale, economische en milieuaspecten worden voor een kostenraming voorgelegd aan een audit die wordt opgericht met de toereikende middelen waarover het Parlement kan beschikken. Indien blijkt dat het amendement de onder c) bedoelde kostendrempel overschrijdt, voert de audit een effectbeoordeling uit op het amendement. De resultaten van de kostenraming en de effectbeoordeling worden ter beschikking gesteld van de verantwoordelijke parlementaire commissie en tevens gepubliceerd op het onder e) bedoelde punt;

h)

de Raad volgt een vergelijkbare procedure, zoals beschreven onder g), en brengt een audit onder bij het Raadssecretariaat;

6.

wijst erop dat de voorgestelde procedure overeenkomt met de praktijkervaring in landen waar al sinds geruime tijd effectbeoordelingen worden toegepast;

7.

wijst er verder op dat een communautaire effectentoetsing alleen maar zin heeft wanneer Commissie, Raad en Parlement volgens dezelfde systematiek en met dezelfde maatstaven werken; nodigt daarom Commissie en Raad uit tot een voorzetting van het interinstitutioneel overleg teneinde dit jaar nog overeenstemming te bereiken over de in paragraaf 5 voorgestelde procedure;

8.

verzoekt de Commissie en de Raad om, met het doel de kosten van het systeem van effectbeoordelingen te beperken, samen met het Parlement gemeenschappelijke criteria op te stellen voor de kwantificering van de kosten die met de wetgevingsvoorstellen gepaard gaan, zowel in de Unie in haar geheel als binnen elke lidstaat;

9.

heeft kennis genomen van de bovengenoemde mededeling van de Commissie over het „actieplan”; stelt met tevredenheid vast dat de Commissie werk maakt van de vereenvoudiging van communautaire wetgeving; spreekt de hoop uit dat de door de Commissie ondervonden problemen in de toekomst kunnen worden verholpen; benadrukt dat vereenvoudiging achteraf had kunnen worden vermeden door de consequente toepassing van een deugdelijke effectentoetsing vooraf;

10.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

P5_TA(2004)0292

Gelijke kansen voor personen met een handicap

Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's — Gelijke kansen voor personen met een handicap: een Europees actieplan (COM(2003) 650 — C5-0039/2004 — 2004/2004(INI))

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie (COM(2003) 650),

gezien de mededelingen van de Commissie over gelijke kansen voor personen met een handicap — Een nieuwe strategie van de Europese Gemeenschap inzake gehandicapten (COM(1996) 406) en „Naar een Europa zonder drempels voor mensen met een functiebeperking” (COM(2000) 284),

gelet op artikel 13 van het Verdrag van Amsterdam en de aan de Slotakte van dit Verdrag gehechte Verklaring nr. 22,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 21 en 26,

gezien Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor de gelijke behandeling in arbeid en beroep (1),

gezien zijn resoluties van 11 april 1997 over gelijke kansen voor personen met een handicap (2), van 18 november 1998 over gebarentaal (3), van 15 december 1998 over de evaluatie van het derde communautair actieprogramma ten behoeve van gehandicapten (HELIOS II) (4), van 4 april 2001 over de mededeling van de Commissie „Naar een Europa zonder drempels voor mensen met een functiebeperking” (5), van 15 november 2001 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het Europees Jaar van de Gehandicapten 2003 (6), van 3 september 2003 over de ondersteuning van een wettelijk bindend instrument van de Verenigde Naties voor de bevordering en de bescherming van de rechten en de waardigheid van de personen met een handicap (7) en van 9 maart 2004 over de situatie van vrouwen van minderheidsgroepen in de Europese Unie (8);

gezien de resoluties van de Raad van 20 december 1996 over gelijke kansen voor personen met een handicap (9) en van 17 juni 1999 over gelijke kansen op werk voor mensen met een handicap (10), van 6 februari 2003 over e-toegankelijkheid — verbeteren van de toegang van mensen met een functiebeperking tot de kennismaatschappij (11), van 5 mei 2003 over gelijke kansen in onderwijs en opleiding voor leerlingen en studenten met een functiebeperking (12) en 6 mei 2003 over de toegankelijkheid van de culturele infrastructuur en van culturele activiteiten voor mensen met een handicap (13), van 15 juli 2003 over de bevordering van de tewerkstelling en de sociale integratie van personen met een handicap (14), en gezien de conclusies van de Raad van 2 en 3 juni 2003 over de bestrijding van stigmatisering en discriminatie in verband met geestesziekten en de conclusies van de Raad van 2 december 2003 over de bevordering van gelijke kansen voor personen met een handicap,

gezien het Eurobarometer-onderzoek 54.2 over de houding van de Europeanen ten aanzien van handicaps en het Eurostat-verslag over tewerkstelling van personen met een handicap in Europa 2002,

gezien de Standaardregels van de Verenigde Naties inzake gelijke kansen voor personen met een handicap,

gezien het Verdrag inzake de rechten van het kind van de Verenigde Naties van 1989 en zijn vier basiswaarden non-discriminatie, belangen van het kind als eerste overweging, recht op leven en op ontwikkeling, recht op een eigen mening en participatie, die als onderling verbonden en ondeelbaar moeten worden beschouwd,

gezien de Verklaring van Madrid „niet-discriminatie + positieve actie = sociale inclusie”, die werd aangenomen door 600 vertegenwoordigers van gehandicaptenorganisaties uit heel Europa tijdens de door het Spaans voorzitterschap van de Europese Unie georganiseerde conferentie,

gezien de bemoedigende resultaten van het „Corporate Partnership Programme”, waarmee een nauwere samenwerking werd bevorderd tussen bedrijfsleven en gehandicapten bij de toegang tot producten, diensten en werk,

gezien de resolutie „Na het Europees jaar van de Gehandicapten: een visie voor de toekomst” en het manifest voor de verkiezingen van het Europees Parlement in 2004, aangenomen tijdens de bijeenkomst van het Europees Parlement van de Gehandicapten op 10 en 11 november 2003, dat werd georganiseerd door de bevoegde commissie van het Europees Parlement, in samenwerking met het European Disability Forum,

gezien de verklaring die door de XIIIde Latijns-Amerikaanse Top van staatshoofden en regeringsleiders te Santa Cruz de la Sierra (Bolivia) op 14-15 november 2003 is aangenomen en waarin het jaar 2004 wordt uitgeroepen tot het Latijns-Amerikaanse Jaar van de gehandicapten,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 december 2003 inzake verzoekschrift 842/2001 over de gevolgen van verschillen in behandeling van MS-patiënten in de Europese Unie (15),

gezien het onderzoek dat de Europese Ombudsman bij de Commissie heeft ingesteld naar de integratie van personen met een handicap en met name naar de maatregelen die de Commissie heeft getroffen ter bestrijding van discriminatie van gehandicapten in hun betrekkingen met de instelling,

gezien het Besluit 2003/578/EG van de Raad van 22 juli 2003 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (16) en de Aanbeveling 2003/579/EG van de Raad van 22 juli 2003 over de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (17),

gezien de conclusies van de Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000,

gezien de door Cristiana Muscardini ingediende ontwerpresolutie over manieren om het voor gehandicapten in Europa makkelijker te maken om te reizen (B5-0061/2004),

gelet op artikel 47, lid 2 en artikel 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen (A5-0263/2004),

A.

overwegende dat er in de uitgebreide EU 50 miljoen personen met een handicap zullen leven en dat hun functiebeperkingen een sterk heterogeen karakter vertonen,

B.

overwegende dat niet-discriminatie en bevordering van de mensenrechten in het middelpunt moeten staan van de in artikel 13 van het Verdrag en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde strategie van de EU ten behoeve van de personen met een handicap,

C.

overwegende dat de Europese Ombudsman het initiatief heeft genomen tot een onderzoek naar de maatregelen die de Commissie heeft getroffen ter bestrijding van discriminatie van gehandicapten in hun betrekkingen met de instelling,

D.

overwegende dat een handicap niet moet worden gezien vanuit een medische maar vanuit een sociale invalshoek, d.w.z. dat gehandicapten als burgers met gelijke rechten moeten worden erkend,

E.

overwegende dat een effectief beleid ten aanzien van de gehandicaptenproblematiek gebaseerd moet zijn op de universele waarden inzake eerbiediging van de rechten en gelijke kansen en van de waardigheid van alle burgers, waaraan alle democratische politieke krachten een positieve bijdrage moeten leveren,

F.

overwegende dat vrouwen met een handicap vaak geconfronteerd worden met meerdere vormen van discriminatie,

1.

betuigt zijn voldoening over de toenemende bewustwording op het Europese en nationale vlak ten aanzien van niet-discriminatie en eerbiediging van de mensenrechten van personen met een handicap en ten aanzien van de ontwikkeling van partnerschappen tussen gehandicaptenverenigingen en deelnemers aan het politieke, economische, sociale en culturele leven, mede naar aanleiding van de initiatieven die zijn ontwikkeld tijdens het Europees Jaar van de gehandicapten 2003; is van mening dat de behaalde positieve resultaten die daarbij zijn bereikt deel moeten gaan uitmaken van het beleid van de Europese Unie en moeten worden bekrachtigd door middel van passende beleids- en wetgevingsinitiatieven;

2.

verwelkomt de mededeling van de Commissie over de follow-up van het Europees Jaar van de gehandicapten 2003, en met name de vaststelling door de Commissie van een Europees actieplan voor gehandicapten; betreurt het evenwel dat in dit actieplan al te zeer en te eenzijdig de nadruk ligt op werkgelegenheids-en onderwijsaspecten, gezien het feit dat gehandicapten zich pas werkelijk gelijk behandeld en bij de samenleving betrokken kunnen voelen wanneer aandacht wordt besteed aan alle terreinen van bedrijvigheid; is van mening dat in de mededeling moet worden aangedrongen op consolidering van de behaalde resultaten, zodat een stevige grondslag kan worden gelegd voor de toekomst; betreurt het dat de mededeling van de Commissie geen geïntegreerd genderperspectief bevat, noch een afzonderlijk hoofdstuk over genderspecifiek gehandicaptenbeleid; verzoekt de Commissie om in de achtereenvolgende fasen van haar actieplan ook het genderaspect en specifieke informatie over gehandicapte vrouwen op te nemen; verzoekt respectievelijk de Raad, de Commissie en de lidstaten om het gelijkekansenprincipe in alle beleidsmaatregelen ten behoeve van personen met een handicap op te nemen;

3.

betreurt het ontbreken van wetgevingsvoorstellen in het actieplan, en met name van een zich tot alle bevoegdheidsterreinen van de EU uitstrekkende richtlijn ter bestrijding van discriminatie op grond van een handicap — die erop gericht moet zijn alle hinderpalen die participatie van gehandicapten aan het gemeenschapsleven nog in de weg staan, definitief op te ruimen en gehandicapten in staat te stellen hun burgerschap volledig uit te oefenen — en zulks in weerwil van het feit dat het Europees Parlement daar herhaaldelijk om heeft verzocht en het Italiaans voorzitterschap van de EU een debat op gang heeft gebracht over de richtlijn tegen discriminatie; wijst op de toezegging van de Commissie om met een dergelijke richtlijn te komen;

4.

betreurt dat in de voorstellen van het actieplan geen aandacht is besteed aan de noodzaak bijzondere steun te verlenen aan gehandicaptenorganisaties in de toetredingslanden, teneinde hen bij te staan in het overgangsproces dat met de toetreding gepaard gaat;

5.

verzoekt de Commissie in haar binnenkort uit te brengen groenboek over de toekomstige strategie voor niet-discriminatie en in de nieuwe agenda voor het sociaal beleid een tijdschema op te nemen voor de indiening van een richtlijn ter bestrijding van discriminatie op grond van een handicap op de niet onder Richtlijn 2000/78/EG vallende terreinen; verzoekt de EU en de lidstaten naar geslacht gespecificeerde statistieken op te stellen over de situatie van gehandicapten, en is van mening dat moet worden onderzocht of de in de lidstaten bestaande gehandicaptenwetgeving op enigerlei vlak discriminerend is ten aanzien van gehandicapte vrouwen en meisjes;

6.

verzoekt de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan, Richtlijn 2000/78/EG zo spoedig mogelijk volledig in nationale wetgeving om te zetten, de personen voor wie deze richtlijn bestemd is hiervan op de hoogte te stellen en opleidingsvoorzieningen te treffen voor degenen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van deze richtlijn, met inbegrip van rechters; is ingenomen met het voornemen van de Commissie om sancties in te stellen op eventuele niet-omzetting van de richtlijn in nationale wetgeving;

7.

is van mening dat het toekomstig verdrag tot instelling van een Grondwet voor Europa, met inachtneming van het op het solidariteitsbeginsel geïnspireerd Sociaal Europa, moet voorzien in krachtiger maatregelen ter bestrijding van discriminatie en ter bevordering van de eerbiediging van mensenrechten en gelijke kansen voor personen met een handicap, met name degenen die sterk van anderen afhankelijk zijn en/of niet zelf hun belangen kunnen behartigen; verzoekt de lidstaten bij de vaststelling van wetgevingsmaatregelen ter bestrijding van discriminatie meer gebruik te maken van gekwalificeerde meerderheidsstemmingen en van de medebeslissingsprocedure;

8.

bevestigt nogmaals zijn steun voor een VN-verdrag inzake de mensenrechten van gehandicapten, en verzoekt de lidstaten zich actief in te zetten voor een dergelijk verdrag, uitgaande van het verslag van het Europees Parlement, teneinde te waarborgen dat gehandicapten hun mensenrechten ten volle kunnen uitoefenen;

9.

wijst erop dat gehandicapte vrouwen het slachtoffer zijn geweest van ernstige schendingen van hun grondrechten — waaronder het recht op zelfbeschikking — aangezien hen hun seksuele en reproductieve rechten werden ontzegd; verzoekt de Commissie en de lidstaten krachtige maatregelen te nemen tegen alle vormen van geweld jegens gehandicapte vrouwen en meisjes; verzoekt de Commissie om in het kader van het Daphne-programma speciale aandacht te schenken aan de bestrijding van geweld jegens gehandicapte vrouwen en maatregelen te treffen ter ondervanging van het gebrek aan informatie in het algemeen en ter vergemakkelijking van de toegang van gehandicapte vrouwen tot de seksuele en reproductieve gezondheidszorg; verzoekt de lidstaten wetgeving in te voeren ter bescherming van de rechten van gehandicapte vrouwen in geval van seksueel misbruik en geweld en maatregelen te nemen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking om meisjes en vrouwen te beschermen tegen genitale verminking, die volgens het Actieplatform van de VN-Vrouwenconferentie moet worden beschouwd als een misdaad;

10.

onderstreept het belang van een tweejaarlijks verslag over gehandicapten, als instrument voor de bevordering van de bewustwording omtrent de situatie in de lidstaten van de Europese Unie en ter bevordering van goede praktijken; is van mening dat de bijdragen van de lidstaten gebaseerd moeten zijn op gemeenschappelijke richtsnoeren, teneinde prestatieverplichtingen te kunnen hanteren, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan de situatie van gehandicapten in de toetredingslanden; bevestigt nogmaals het belang van actieve betrokkenheid van de nationale en Europese gehandicaptenorganisaties bij het besluitvormingsproces;

11.

verzoekt de Commissie om de twee jaar een verslag over de situatie van gehandicapten voor te leggen aan het Europees Parlement, de Raad, het Comité voor de sociale bescherming en het Comité voor de werkgelegenheid; verzoekt de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid de behandeling van dit verslag op zijn agenda te zetten;

12.

is ingenomen met de inspanningen die de Commissie onderneemt om een werkdocument te presenteren over de toepassing van de Europese werkgelegenheidsstrategie op personen met een handicap; verzoekt de Commissie eveneens concrete aanbevelingen te doen aan de lidstaten en deze op te nemen in het volgende gezamenlijk werkgelegenheidsverslag;

13.

verzoekt de lidstaten en de Commissie gevolg te geven aan de conclusies van de Raad van 2 december 2003 inzake gelijke kansen voor personen met een handicap, met name voor wat betreft de noodzaak in het tweejaarlijks verslag 2005 bijzondere aandacht te besteden aan de bevordering van de levenskwaliteit van gehandicapten die sterk van anderen afhankelijk zijn en/of niet zelf hun belangen kunnen behartigen en hun familieleden, en aan kwalitatief verantwoorde dienstverlening waarmee de autonomie van personen met een handicap en de eerbiediging van hun rechten kunnen worden bevorderd;

14.

is van mening dat in het kader van de toekomstige ESF-verordening specifieke activiteiten moeten worden bevorderd op het gebied van handicaps en dat daarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan personen die sterk van anderen afhankelijk zijn en/of niet zelf hun belangen kunnen behartigen, aan de bevordering van kwalitatief verantwoorde opleidingen en revalidatie en dat tevens de gehandicaptenproblematiek een eigen plaats moet krijgen in de nagestreefde doelstellingen; verzoekt de Commissie voorts in de structuurfondsregelingen met betrekking tot de financiering van infrastructuur- of bouwprojecten de verplichting van toegankelijkheid voor gehandicapten op te nemen, en in de via het Europees Sociaal Fonds gefinancierde opleidingsmodules ook opleidingen op te nemen op het gebied van de nieuwe informatie- en telecommunicatietechnologieën;

15.

juicht het toe dat het actieplan van de Commissie ook maatregelen omvat om de toegang tot informatietechnologie en tot de bebouwde omgeving te verbeteren, alsook de verbintenis om in het communautair beleid ten aanzien van de bebouwde omgeving het beginsel te integreren dat „vormgeving een zaak is voor iedereen”; is niettemin van mening dat er een ambitieuzere strategie moet worden ontwikkeld om tastbare resultaten te bereiken; dringt erop aan dat de aanbevelingen in het deskundigenverslag van de EU inzake „Toegankelijkheid voor iedereen” onverwijld ten uitvoer worden gelegd, inclusief de opneming van verplichte toegankelijkheidsnormen in de bouwproductenrichtlijn; dringt er derhalve tevens op aan dat de door de EU te treffen maatregelen gepaard gaan met een adequaat wetgevingskader, dat gemeenschappelijke voorschriften bevat voor de toegankelijkheid van goederen, diensten en infrastructuur en vergezeld gaat van stimulansen voor het bedrijfsleven en de bevordering van partnerschappen tussen de particuliere en de overheidssector;

16.

maakt er voorts op attent dat technologische hulpmiddelen de zelfstandigheid van gehandicapten weliswaar in belangrijke mate helpen bevorderen, maar dat zij voor veel gehandicapten veel te duur zijn; bovendien zijn dergelijke apparaten in veel gevallen nauwelijks verkrijgbaar en moeilijk te onderhouden en te repareren; brengt in herinnering dat het Handynet-programma er niet in is geslaagd in de reële behoeften van gehandicapten te voorzien en onderstreept dat de EU haar beleid specifieker moet richten op bevordering van het beginsel dat vormgeving een zaak is voor iedereen;

17.

is ingenomen met de uitvaardiging van voorschriften voor de toegankelijkheid van diensten, producten en leveranties in het kader van de recentelijk door het Europees Parlement en de Raad aangenomen nieuwe richtlijnen betreffende overheidsopdrachten; verzoekt de Commissie richtsnoeren uit te werken en voor te leggen aan de overheidsinstanties en lokale autoriteiten, teneinde de volledige toepassing daarvan te kunnen garanderen;

18.

is verheugd over het voorstel van de Commissie met betrekking tot de uitwisseling van goede praktijken en de opsporing van de factoren die leiden tot het welslagen of mislukken van de volledige integratie van gehandicapten in opvoeding, onderwijs en opleiding; stelt voor, een werkgroep in te stellen bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en van gehandicaptenorganisaties, deskundigen op het gebied van opvoeding, onderwijs en opleiding, vertegenwoordigers van de sociale partners, producenten van nieuwe technologieën en andere betrokkenen;

19.

wijst op het belang van het door het Europees Parlement in de begroting-2004 opgenomen proefproject voor de follow-up van het Europees Jaar van de gehandicapten 2003, teneinde integratie van de gehandicaptenproblematiek in de verschillende Europese beleidsvormen en de opzet van partnerschappen tussen gehandicaptenorganisaties en deelnemers aan het economisch, sociaal en cultureel leven en de media te bevorderen; verzoekt de Commissie met ingang van de begroting-2005 een voorstel te doen voor een specifiek actieprogramma;

20.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen van de lidstaten.


(1)  PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.

(2)  PB C 132 van 28.4.1997, blz. 313.

(3)  PB C 379 van 7.12.1998, blz. 66.

(4)  PB C 98 van 9.4.1999, blz. 35.

(5)  PB C 21 E van 24.1.2002, blz. 246.

(6)  PB C 140 E van 13.6.2002, blz. 599.

(7)  P5_TA(2003)0370.

(8)  P5_TA(2004)0153.

(9)  PB C 12 van 13.1.1997, blz. 1.

(10)  PB C 186 van 2.7.1999, blz. 3.

(11)  PB C 39 van 18.2.2003, blz. 5.

(12)  PB C 134 van 7.6.2003, blz. 6.

(13)  PB C 134 van 7.6.2003, blz. 7.

(14)  PB C 175 van 24.7.2003, blz. 1.

(15)  P5_TA(2003)0601.

(16)  PB L 197 van 5.8.2003, blz. 13.

(17)  PB L 197 van 5.8.2003, blz. 22.

P5_TA(2004)0293

Socialezekerheidsstelsels *** II

Wetgevingsresolutie betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (15577/6/2003 — C5-0043/2004 — 1998/0360(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (15577/6/2003 — C5-0043/2004) (1),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(1998) 779) (3),

gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2003) 596) (4),

gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 80 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A5-0234/2004),

1.

wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 79 E van 30.3.2004, blz. 15.

(2)  Aangenomen teksten van 3.9.2003, P5_TA(2003)0365.

(3)  PB C 38 van 12.2.1999, blz. 10.

(4)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC2-COD(1998)0360

Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 20 april 2004 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 42 en 308,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van de sociale partners en de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers, (1) (gewijzigd voorstel).

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité, (2)

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De voorschriften ter coördinatie van de nationale socialezekerheidsstelsels behoren tot de regelingen betreffende het vrije verkeer van personen en moeten bijdragen aan de verhoging van de levensstandaard en de verbetering van de arbeidsomstandigheden.

(2)

In het Verdrag zijn geen andere bevoegdheden opgenomen dan die waarin artikel 308 voorziet om passende maatregelen te nemen op het gebied van de sociale zekerheid voor anders dan in loondienst werkende personen.

(3)

Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (4) is diverse keren gewijzigd en bijgewerkt, om rekening te houden met de ontwikkelingen op communautair niveau, waaronder de uitspraken van het Hof van Justitie, en daarnaast met de wijzigingen in de nationale wetgevingen; mede als gevolg daarvan zijn de coördinatievoorschriften van de Gemeenschap complex en lang geworden; het is derhalve essentieel deze voorschriften te vervangen, en tegelijk te moderniseren en te vereenvoudigen, om de doelstelling van het vrije verkeer van personen te bereiken.

(4)

Het is noodzakelijk dat de eigen kenmerken van de nationale socialezekerheidswetgevingen worden gerespecteerd en er enkel een coördinatiemethode wordt uitgewerkt.

(5)

Het is noodzakelijk, dat in het kader van deze coördinatie wordt gegarandeerd dat alle betrokkenen binnen de Gemeenschap krachtens de verschillende nationale wetgevingen gelijke behandeling genieten.

(6)

De nauwe band tussen de socialezekerheidswetgeving en de contractuele bepalingen die deze wetgeving aanvullen of vervangen, en die door een besluit van de overheid verplicht zijn gemaakt dan wel een ruimere werkingssfeer hebben gekregen, kan ten aanzien van de toepassing van die contractuele bepalingen een soortgelijke bescherming noodzakelijk maken als die welke door de verordening wordt geboden. Als eerste stap in die richting zouden de ervaringen kunnen worden geëvalueerd van de lidstaten die van dergelijke regelingen kennis hebben gegeven.

(7)

Gezien de grote verschillen tussen de nationale wetgevingen voor wat betreft de personele werkingssfeer verdient het de voorkeur uit te gaan van het beginsel dat deze verordening van toepassing is op personen die onderdaan van een lidstaat zijn, staatlozen en vluchtelingen die op het grondgebied van een lidstaat verblijven, en op wie de socialezekerheidswetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en hun nabestaanden.

(8)

Het algemene beginsel van gelijke behandeling is bijzonder belangrijk voor werknemers die niet in de lidstaat wonen waar zij werken, waaronder grensarbeiders.

(9)

Het Hof van Justitie heeft meermalen advies gegeven over de mogelijkheid van gelijke behandeling van uitkeringen, inkomsten en feiten. Dit beginsel moet uitdrukkelijk worden aangenomen en nader ontwikkeld, waarbij de inhoud en de geest van rechterlijke vonnissen in acht moet worden genomen.

(10)

Het beginsel dat bepaalde feiten of gebeurtenissen die zich op het grondgebied van een andere lidstaat voordoen, worden behandeld alsof zij zich hebben voorgedaan op het grondgebied van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, mag evenwel geen invloed hebben op het beginsel dat tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst, of van wonen die zijn vervuld op grond van de wetgeving van een andere lidstaat, worden samengeteld met de tijdvakken die zijn vervuld op grond van de wetgeving van de bevoegde lidstaat. Op grond van de wetgeving van in een andere lidstaat vervulde tijdvakken mogen derhalve alleen in aanmerking worden genomen door toepassing van het beginsel van samentelling van tijdvakken, etc.

(11)

De gelijkstelling van feiten of gebeurtenissen die zich in een lidstaat voordoen kan in geen geval tot gevolg hebben dat een andere lidstaat bevoegd is, of dat diens wetgeving van toepassing wordt.

(12)

Ten behoeve van de evenredigheid moet ervoor worden gezorgd dat het beginsel van gelijkstelling van feiten of gebeurtenissen niet tot objectief ongerechtvaardigde resultaten leidt, noch tot samenloop van prestaties van dezelfde aard tijdens hetzelfde tijdvak.

(13)

De coördinatievoorschriften moeten garanderen dat personen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, alsmede hun rechthebbenden en nabestaanden de verworven en in wording zijnde rechten en voordelen behouden.

(14)

Deze doeleinden moeten met name bereikt worden door het samentellen van alle tijdvakken die door de verschillende nationale wetgevingen in aanmerking worden genomen voor het verkrijgen en behouden van het recht op prestaties en voor de berekening daarvan, alsmede door het verlenen van prestaties aan de verschillende onder de verordening vallende categorieën van personen.

(15)

Het is noodzakelijk dat personen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen aan de wetgeving van een enkele lidstaat onderworpen zijn, om de samenloop van toepasbare nationale wetgevingen en de verwikkelingen die daaruit ontstaan, te vermijden.

(16)

Het is binnen de Gemeenschap in principe niet gerechtvaardigd dat socialezekerheidsrechten afhankelijk gesteld worden van de woonplaats van de betrokkene; in specifieke gevallen, met name voor bijzondere prestaties die verband houden met de economische en sociale omstandigheden van de betrokkene, zou echter diens woonplaats in aanmerking genomen kunnen worden.

(17)

Om gelijke behandeling van alle personen die op het grondgebied van een lidstaat werken zo goed mogelijk te garanderen, dient als algemene regel de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene zijn werkzaamheden, al dan niet in loondienst, verricht als toepasselijke wetgeving te worden aangewezen.

(18)

In specifieke situaties die een ander toepassingscriterium rechtvaardigen, is het nodig van deze algemene regel af te wijken.

(19)

In sommige gevallen kunnen de moeder of de vader aanspraak maken op moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, en aangezien uitkeringen aan de vader verschillen van ouderschapsuitkeringen en gelijkgesteld kunnen worden met moederschapsuitkeringen stricto sensu — aangezien zij worden uitgekeerd tijdens de eerste levensmaanden van een pasgeborene — is het opportuun voor moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen een gezamenlijke regeling te treffen.

(20)

Wat betreft prestaties bij ziekte en uitkeringen bij moederschap of daarmee gelijkgesteld vaderschap, is het noodzakelijk aan verzekerden en hun gezinsleden die in een andere dan de bevoegde lidstaat wonen of verblijven, bescherming te garanderen.

(21)

Bepalingen met betrekking tot prestaties bijziekte en uitkeringen bij moederschap of daarmee gelijkgesteld vaderschap zijn opgesteld in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie; de bepalingen inzake toestemming vooraf zijn verbeterd, rekening houdend met de desbetreffende uitspraken van het Hof van Justitie.

(22)

De specifieke situatie van de aanvragers van en rechthebbenden op pensioenen en hun gezinsleden maakt aangepaste ziekteverzekeringsbepalingen noodzakelijk.

(23)

Gezien de verschillen tussen de diverse nationale stelsels, wordt het passend geacht dat de lidstaten er, indien mogelijk, voor zorgen dat gezinsleden van grensarbeiders geneeskundige behandeling kunnen krijgen in de lidstaat waar laatstgenoemden hun werkzaamheden verrichten.

(24)

Het is noodzakelijk specifieke bepalingen vast te stellen ter voorkoming van samenloop van verstrekkingen en uitkeringen bij ziekte van dezelfde aard als die welke worden bestreken door de arresten van het Hof van Justitie in de zaken C-215/99, Jauch en C-160/96, Molenaar, voorzover die verstrekkingen en uitkeringen hetzelfde risico dekken.

(25)

Wat betreft prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten is het belangrijk om de situatie te regelen van personen die wonen of verblijven in een andere dan de bevoegde lidstaat, teneinde hun een bescherming te garanderen.

(26)

Voor uitkeringen bij invaliditeit moet een coördinatiemethode worden uitgewerkt waarbij rekening wordt gehouden met de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen, met name ten aanzien van de vaststelling van de invaliditeit en de toeneming daarvan.

(27)

Het is noodzakelijk, dat voor de toekenning van uitkeringen bij ouderdom en aan nabestaanden een methode wordt uitgewerkt voor de gevallen waarin de betrokkene onderworpen was aan de wetgeving van één of meer lidstaten.

(28)

Er moet een volgens de samentellings- en proratiseringsmethode berekend en door het Gemeenschapsrecht gegarandeerd pensioenbedrag worden vastgesteld, indien de toepassing van de nationale wetgeving alleen, met inbegrip van de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking, minder gunstig is dan de toepassing van de hiervoor bedoelde methode.

(29)

Ter bescherming van de migrerende werknemers en hun nabestaanden tegen een te strikte toepassing van de nationale voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking, moeten in de verordening bepalingen worden opgenomen op grond waarvan de toepassing van deze nationale voorschriften aan strenge voorwaarden wordt onderworpen.

(30)

Zoals steeds is bevestigd door het Hof van Justitie, wordt de Raad niet bevoegd geacht voorschriften vast te stellen waarbij een beperking wordt opgelegd op de samenloop van twee of meer in verschillende lidstaten opgebouwde pensioenen, door een verlaging van het bedrag van een pensioen dat uitsluitend volgens de nationale wetgeving is opgebouwd.

(31)

Volgens het Hof van Justitie is het aan de nationale wetgever om dergelijke voorschriften vast te stellen, met dien verstande dat het tot de bevoegdheden van de communautaire wetgever behoort de grenzen vast te stellen waarbinnen de nationale voorschriften betreffende verlaging, opschorting of intrekking moeten worden toegepast.

(32)

Teneinde de mobiliteit van werknemers te bevorderen, is het met name aangewezen om het zoeken naar werk in de verschillende lidstaten te vergemakkelijken; het is derhalve nodig tot de een volledigere en effectievere coördinatie tussen de regelingen inzake werkloosheidsverzekering en de diensten voor arbeidsvoorziening van alle lidstaten te komen.

(33)

De wettelijke stelsels voor vervroegde uittreding moeten in het toepassingsgebied van deze verordening worden opgenomen, zodat de gelijke behandeling en de mogelijkheid tot export van de uitkeringen bij vervroegde uittreding, evenals de toekenning van gezinsbijslagen, en ziektekostenverstrekkingen aan de betrokkenen worden gewaarborgd overeenkomstig de bepalingen van deze verordening; aangezien de wettelijke stelsels voor vervroegde uittreding slechts in een zeer beperkt aantal lidstaten bestaan, is het evenwel raadzaam om de regel van de samentelling van de tijdvakken uit te sluiten voor het verkrijgen van het recht op deze uitkeringen.

(34)

Gelet op het feit dat gezinsbijslagen een zeer ruim bereik hebben, en bescherming bieden bij zowel meer klassieke als specifieke situaties, en dat over die laatste arresten bestaan van het Hof van Justitie (in de gevoegde zaken C-245/94 en C-312/94, Ingrid Hoever en in zaak C-275/96, Anne Kuusijärvi, dient voor alle gezinsbijslagen in een regeling te worden voorzien.

(35)

Teneinde een niet-gerechtvaardigde samenloop van uitkeringen te vermijden, is het nodig voorrangsregels vast te leggen voor de gevallen van samenloop van rechten op gezinsbijslagen op grond van de wetgeving van de bevoegde lidstaat en op grond van de wetgeving van de lidstaat waar de gezinsleden wonen.

(36)

Voorschotten op onderhoudsbijdragen zijn voorschotten die uitgekeerd worden als een ouder niet kan voldoen aan de uit het familierecht voortvloeiende verplichting om zijn eigen kind te onderhouden. Derhalve moeten die voorschotten niet beschouwd worden als rechtstreekse bijdragen uit collectieve middelen ten behoeve van gezinnen. Vanwege die kenmerken moeten de coördinatieregels niet op onderhoudsbijdragen worden toegepast.

(37)

Zoals het Hof van Justitie herhaaldelijk heeft gesteld, dienen voorschriften die afwijken van het beginsel van de exporteerbaarheid van socialezekerheidsprestaties strikt te worden uitgelegd. Dat betekent dat ze alleen van toepassing kunnen zijn op prestaties die aan de gespecificeerde voorwaarden voldoen. Daaruit volgt dat hoofdstuk 9 van titel III van deze verordening alleen van toepassing kan zijn op prestaties van bijzondere aard die niet op premie- of bijdragebetaling berusten en zijn vermeld in bijlage X bij deze verordening.

(38)

Het is noodzakelijk een Administratieve Commissie op te richten, die samengesteld is uit een regeringsvertegenwoordiger van elk van de lidstaten, en die met name tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van deze verordening, te behandelen en de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen.

(39)

In verband met ontwikkeling en het gebruik van gegevensverwerkingsdiensten voor gegevensuitwisseling is het nodig gebleken om een technische commissie op te richten die onder de bevoegdheid van de Administratieve Commissie valt en die specifieke bevoegdheden heeft op het gebied van de gegevensverwerking.

(40)

Het gebruik van gegevensverwerkingsdiensten voor de gegevensuitwisseling tussen de organen vereist bepalingen die waarborgen dat de op elektronische wijze uitgewisselde of afgegeven documenten op dezelfde wijze worden geaccepteerd als papieren documenten. Deze uitwisseling vindt plaats met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking en het vrije verkeer van persoonsgegevens.

(41)

Het is noodzakelijk dat bijzondere bepalingen worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met de specifieke kenmerken van de nationale wetgevingen, teneinde de toepassing van de coördinatievoorschriften te vergemakkelijken.

(42)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, uitgaande van de veronderstelling dat de verordening tot alle Europese onderdanen wordt uitgebreid en met het oog op het vinden van een oplossing waarbij rekening wordt gehouden met eventuele beperkingen in verband met de bijzondere kenmerken van op de woonplaats gebaseerde stelsels, werd een bijzondere afwijking middels de toevoeging van een bijlage XI — „DENEMARKEN”, beperkt tot recht op een socialezekerheidspensioen, uitsluitend voor de nieuwe categorie niet-actieve personen waartoe deze verordening is uitgebreid, passend geacht vanwege de bijzondere kenmerken van het Deense stelsel en gezien het feit dat die pensioenen volgens de vigerende Deense wetgeving (Pensioenwet) exporteerbaar zijn na een verblijf van tien jaar.

(43)

Overeenkomstig het beginsel van gelijke behandeling wordt een bijzondere afwijking middels de toevoeging van een bijlage XI — „FINLAND”, beperkt tot op de woonplaats gebaseerde nationale pensioenen, passend geacht vanwege de bijzondere kenmerken van de Finse wetgeving inzake sociale zekerheid, die ertoe strekt te waarborgen dat het bedrag van het nationale pensioen niet lager is dan het bedrag van het nationale pensioen waarvan de berekening stoelt op de hypothese dat alle, in enige lidstaat vervulde, tijdvakken van verzekering in Finland zouden zijn vervuld.

(44)

Hoewel bij de invoering van een nieuwe verordening, Verordening (EEG) nr. 1408/71 moet worden ingetrokken, is het ter wille van de rechtszekerheid noodzakelijk dat Verordening (EEG) nr. 1408/71 van kracht blijft en dat de rechtsgevolgen ervan gehandhaafd blijven voor bepaalde communautaire besluiten en overeenkomsten waarbij de Europese Gemeenschap partij is.

(45)

Aangezien de doelstelling van het voorgenomen optreden, namelijk coördinerende maatregelen om te waarborgen dat het recht van vrij verkeer van personen daadwerkelijk kan worden uitgeoefend, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang en de gevolgen van dit optreden, beter op communautair niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen treffen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel van dat artikel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen noodzakelijk is voor het bereiken van deze doelstelling,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening:

a)

worden onder „werkzaamheden in loondienst” verstaan werkzaamheden of daarmee gelijkgestelde situaties die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat waar die werkzaamheden worden verricht, of waar die gelijkgestelde situaties zich voordoen;

b)

worden onder „werkzaamheden anders dan in loondienst” verstaan werkzaamheden of daarmee gelijkgestelde situaties die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat waar die werkzaamheden worden verricht, of waar die gelijkgestelde situaties zich voordoen;

c)

wordt onder „verzekerde”, ten aanzien van de onder titel III, hoofdstukken 1 en 3, vallende takken van sociale zekerheid, verstaan iedere persoon die voldoet aan de voorwaarden die voor het recht op prestaties worden gesteld door de wetgeving van de uit hoofde van titel II bevoegde lidstaat, met inachtneming van de bepalingen van deze verordening;

d)

wordt onder „ambtenaar” verstaan de persoon die door de lidstaat waaronder de dienst waarbij hij werkzaam is, ressorteert, wordt beschouwd als ambtenaar of daarmee gelijkgestelde persoon;

e)

wordt onder „bijzonder stelsel voor ambtenaren” verstaan elk stelsel van sociale zekerheid dat verschilt van het algemeen stelsel van sociale zekerheid dat van toepassing is op werknemers in de betreffende lidstaat en waaraan alle, of bepaalde categorieën van, ambtenaren rechtstreeks onderworpen zijn;

f)

wordt onder „grensarbeider” verstaan eenieder die werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat maar die woont in een andere lidstaat, waarnaar hij in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert;

g)

heeft de term „vluchteling” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 juli 1951 te Genève ondertekende Verdrag betreffende de status van vluchtelingen;

h)

heeft de term „staatloze” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 september 1954 te New York ondertekende Verdrag betreffende de status van staatlozen;

i)

wordt onder „gezinslid” verstaan:

1)

i)

een ieder die als gezinslid wordt aangemerkt of erkend of als huisgenoot wordt aangeduid door de wetgeving krachtens welke de prestaties worden verleend;

ii)

wat betreft verstrekkingen overeenkomstig titel III, hoofdstuk 1 inzake prestaties bij ziekte, en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, een ieder die als gezinslid wordt aangemerkt of erkend dan wel als huisgenoot wordt aangemerkt krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont.

2)

Indien in de krachtens onderdeel 1 toepasselijke wetgeving van een lidstaat geen onderscheid wordt gemaakt tussen gezinsleden en de overige personen op wie deze wetgeving van toepassing is, worden de echtgeno(o)t(e), de minderjarige kinderen en de meerderjarige kinderen die recht op onderhoud hebben, als gezinsleden beschouwd.

3)

Indien een persoon volgens de onderdelen 1 en 2 toepasselijke wetgeving slechts als gezinslid of huisgenoot wordt beschouwd wanneer hij bij de verzekerde of de gepensioneerde inwoont, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan indien de betrokkene in hoofdzaak op kosten van de verzekerde of de gepensioneerde wordt onderhouden;

j)

wordt onder „woonplaats” verstaan de plaats waar een persoon pleegt te wonen;

k)

wordt onder „verblijfplaats” verstaan de tijdelijke verblijfplaats;

l)

wordt ten aanzien van elke lidstaat onder „wetgeving” verstaan de wetten, regelingen, statutaire bepalingen en alle andere uitvoeringsmaatregelen die betrekking hebben op de in artikel 3, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid;

Contractuele bepalingen vallen niet onder deze term. Wel blijft de term gelden voor contractuele bepalingen die een verzekeringsplicht instellen die is afgeleid van de in de eerste zin bedoelde wetten of regelingen die bij een besluit van het bevoegde overheidsorgaan algemeen verbindend zijn verklaard, dan wel een ruimere werkingssfeer hebben gekregen, mits de betrokken lidstaat een verklaring in die zin opstelt waarvan hij de voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Raad van de Europese Unie in kennis stelt. Deze verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie;

m)

wordt ten aanzien van elke lidstaat onder „bevoegde autoriteit” verstaan de minister of ministers, dan wel een andere, vergelijkbare autoriteit, onder wie in de gehele betrokken staat of in een deel daarvan de regelingen inzake sociale zekerheid ressorteren;

n)

wordt onder „Administratieve Commissie” verstaan de commissie bedoeld in artikel 71;

o)

wordt onder „Toepassingsverordening” verstaan de verordening bedoeld in artikel 89;

p)

wordt ten aanzien van elke lidstaat onder „orgaan” verstaan het lichaam dat of de autoriteit die belast is met de uitvoering van de gehele wetgeving of een deel daarvan;

q)

wordt onder „bevoegd orgaan” verstaan:

i)

het orgaan waarbij de betrokkene is verzekerd op het tijdstip waarop hij om prestaties verzoekt, of

ii)

het orgaan ten opzichte waarvan de betrokkene aanspraak op prestaties heeft of zou hebben, indien hij of een of meer van zijn gezinsleden zouden wonen in de lidstaat waar dit orgaan zich bevindt, of

iii)

het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen orgaan, of

iv)

indien het een regeling betreft inzake de verplichtingen van de werkgever ten aanzien van de in artikel 3, lid 1, bedoelde prestaties, de werkgever of de betrokken verzekeraar, dan wel bij ontstentenis van dezen, het lichaam dat of de autoriteit die door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat is aangewezen;

r)

worden onder „orgaan van de woonplaats” en „orgaan van de verblijfplaats” verstaan, het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene woont, bevoegd is de prestaties te verlenen, respectievelijk het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene verblijft, bevoegd is de prestaties te verlenen, volgens de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een zodanig orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen orgaan;

s)

wordt onder „bevoegde lidstaat” verstaan de lidstaat waar het bevoegde orgaan zich bevindt;

t)

worden onder „tijdvakken van verzekering” verstaan de tijdvakken van premie- of bijdragebetaling, van werkzaamheden in loondienst of van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden, die als tijdvakken van verzekering worden omschreven of aangemerkt op grond van de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij door die wetgeving als gelijkgesteld met tijdvakken van verzekering zijn erkend;

u)

worden onder „tijdvakken van werkzaamheden in loondienst” en „tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden” verstaan de tijdvakken die als zodanig worden omschreven of aangemerkt op grond van de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij door die wetgeving als gelijkgesteld met tijdvakken van werkzaamheden in loondienst of met tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden zijn erkend;

v)

worden onder „tijdvakken van wonen” verstaan de tijdvakken die als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld;

w)

omvat de term „pensioen” tevens renten, als afkoopsom uitgekeerde bedragen die in de plaats daarvan kunnen treden en terugstortingen van premies of bijdragen, alsmede, behoudens het bepaalde in titel III, verhogingen in verband met aanpassing aan het loon- of prijsniveau of aanvullende uitkeringen;

x)

worden onder „uitkeringen bij vervroegde uittreding” verstaan: alle uitkeringen, met uitzondering van een werkloosheidsuitkering en een vervroegde ouderdomsuitkering, die vanaf een bepaalde leeftijd worden verstrekt aan de werknemer die zijn beroepsactiviteiten heeft verminderd, beëindigd of opgeschort, tot de leeftijd waarop hij recht heeft op een ouderdomspensioen of een vervroegd ouderdomspensioen en waaraan niet de voorwaarde verbonden is dat de rechthebbende zich ter beschikking stelt van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de bevoegde lidstaat; onder een „vervroegde ouderdomsprestatie” wordt verstaan een prestatie die wordt verstrekt voordat de leeftijd is bereikt die normaliter geldt voor het recht op pensioen en die bij het bereiken van die leeftijd wordt doorbetaald of door een andere ouderdomsprestatie wordt vervangen;

y)

wordt onder „overlijdensuitkering” verstaan een bedrag ineens dat bij overlijden wordt uitgekeerd, met uitzondering van de onder w) bedoelde bedragen die als afkoopsom worden uitgekeerd;

z)

worden onder „gezinsbijslagen” verstaan alle verstrekkingen en uitkeringen ter tegemoetkoming van de gezinslasten, met uitzondering van voorschotten op onderhoudsbijdragen, en de in bijlage I vermelde bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie.

Artikel 2

Personele werkingssfeer

1.   Deze verordening is van toepassing op onderdanen van een lidstaat, staatlozen en vluchtelingen, die in een van de lidstaten wonen, en op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en hun nabestaanden.

2.   Tevens is deze verordening van toepassing op de nabestaanden van de personen op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is geweest, ongeacht de nationaliteit van die personen, indien hun nabestaanden onderdanen van één van de lidstaten, staatlozen of vluchtelingen zijn die in één van de lidstaten wonen.

Artikel 3

Materiële werkingssfeer

1.   Deze verordening is van toepassing op alle wetgeving betreffende de volgende takken van sociale zekerheid:

a)

prestaties bij ziekte;

b)

moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen;

c)

uitkeringen bij invaliditeit;

d)

uitkeringen bij ouderdom;

e)

uitkeringen aan nabestaanden;

f)

prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten;

g)

uitkeringen bij overlijden;

h)

uitkeringen bij werkloosheid;

i)

uitkeringen bij vervroegde uittreding;

j)

gezinsbijslagen.

2.   Tenzij in bijlage XI anders is bepaald, is deze verordening van toepassing op de algemene en bijzondere stelsels van sociale zekerheid, al dan niet op premie- of bijdragebetaling berustend, alsmede op de stelsels betreffende de verplichtingen van een werkgever of een reder.

3.   Deze verordening is tevens van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties, als bedoeld in artikel 70.

4.   Titel III laat de wettelijke voorschriften van een lidstaat met betrekking tot de verplichtingen van de reder onverlet.

5.   Deze verordening is niet van toepassing op sociale en medische bijstand en evenmin op de regelingen betreffende prestaties aan slachtoffers van oorlogshandelingen of de gevolgen daarvan.

Artikel 4

Gelijke behandeling

Tenzij in deze verordening anders is bepaald hebben personen op wie de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn, de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de wetgeving van elke lidstaat onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat.

Artikel 5

Gelijkstelling van prestaties, inkomsten, feiten en gebeurtenissen

Tenzij in deze verordening anders is bepaald en rekening houdend met de bijzondere uitvoeringsbepalingen, geldt het volgende:

a)

indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat bepaalde rechtsgevolgen toekent aan socialezekerheidsprestaties of andere inkomsten, zijn de betreffende bepalingen van die wetgeving ook van toepassing op gelijkgestelde prestaties die krachtens de wetgeving van een andere lidstaat toegekend zijn alsmede op de inkomsten die in een andere lidstaat verworven zijn;

b)

indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat rechtsgevolgen toekent aan bepaalde feiten of gebeurtenissen, houdt die lidstaat rekening met soortgelijke feiten of gebeurtenissen die zich in een andere lidstaat voordoen alsof zij zich op het eigen grondgebied hebben voorgedaan.

Artikel 6

Samentelling van tijdvakken

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, houdt het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving

het verkrijgen, het behoud, de duur of het herstel van het recht op prestaties,

de toepassing van een wetgeving, of

de toegang tot of de ontheffing van de verplichte, vrijwillig voortgezette of vrijwillige verzekering,

afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, voorzover nodig, rekening met de overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, alsof die tijdvakken overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld.

Artikel 7

Opheffing van de regels inzake de woonplaats

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, kunnen de uitkeringen verschuldigd op grond van de wetgeving van een of meer lidstaten of op grond van deze verordening, niet worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende of de leden van zijn gezin in een andere lidstaat wonen dan die waar zich het orgaan bevindt dat deze uitkering verschuldigd is.

Artikel 8

Verhouding tussen deze verordening en andere coördinatie-instrumenten

1.   Deze verordening treedt, binnen haar werkingssfeer, in de plaats van verdragen inzake sociale zekerheid die tussen de lidstaten van toepassing zijn. Niettemin blijven bepaalde bepalingen van verdragen die lidstaten vóór deze verordening van toepassing wordt, hebben gesloten, van toepassing, wanneer zij gunstiger zijn voor de rechthebbenden of indien zij voortvloeien uit specifieke historische omstandigheden en een in de tijd beperkt effect hebben. Om van kracht te blijven moeten die bepalingen in bijlage II worden vermeld. Indien het op objectieve gronden eventueel mogelijk is enkele van deze bepalingen uit te breiden tot alle personen waarop de verordening van toepassing is, dan wordt dit aangegeven.

2.   Twee of meer lidstaten kunnen zo nodig onderlinge verdragen sluiten die berusten op de beginselen van deze verordening en die in overeenstemming zijn met de geest ervan.

Artikel 9

Verklaringen van de lidstaten over de werkingssfeer van deze verordening

1.   De lidstaten stellen de Commissie schriftelijk in kennis van verklaringen als bedoeld in artikel 1, onder l), van wetgeving en regelingen als bedoeld in artikel 3, van verdragen als bedoeld in artikel 8, lid 2, en van minimumprestaties als bedoeld in artikel 58 en van inhoudelijke wijzigingen die later worden aangebracht. De datum van inwerkingtreding van de betrokken wetten en regelingen of, in het geval van de in artikel 1, onder l), bedoelde verklaringen, de datum met ingang waarvan deze verordening van toepassing is op de in de verklaringen van de lidstaten genoemde regelingen, worden in de kennisgevingen vermeld.

2.   Deze kennisgevingen worden jaarlijks aan de Commissie verstrekt en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 10

Voorkoming van samenloop van prestaties

Tenzij anders bepaald, kan krachtens deze verordening geen recht worden verkregen of behouden op verscheidene prestaties van dezelfde aard die betrekking hebben op eenzelfde tijdvak van verplichte verzekering.

TITEL II

VASTSTELLING VAN DE TOEPASSELIJKE WETGEVING

Artikel 11

Algemene regels

1.   Degenen op wie deze verordening van toepassing is, zijn slechts aan de wetgeving van één lidstaat onderworpen. Welke die wetgeving is, wordt overeenkomstig deze titel vastgesteld.

2.   Voor de toepassing van deze titel worden de personen die een uitkering ontvangen omdat of als gevolg van het feit dat zij een werkzaamheid uitvoeren in loondienst of een werkzaamheid anders dan in loondienst, beschouwd als personen die die werkzaamheid verrichten. Deze regel geldt niet voor uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of aan nabestaanden, prestaties in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten, of prestaties bij ziekte voor behandeling voor onbepaalde tijd.

3.   Behoudens de artikelen 12 tot en met 16:

a)

geldt voor degene die werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat;

b)

geldt voor ambtenaren de wetgeving van de lidstaat waaronder de dienst waarbij zij werkzaam zijn, ressorteert;

c)

geldt voor degene die een werkloosheidsuitkering ontvangt overeenkomstig artikel 65 volgens de wetgeving van de lidstaat van zijn woonplaats, de wetgeving van die lidstaat;

d)

geldt voor degene die wordt opgeroepen of opnieuw wordt opgeroepen voor militaire dienst of vervangende burgerdienst in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat;

e)

geldt voor eenieder op wie de bepalingen van de onderdelen a) tot en met d) niet van toepassing zijn, de wetgeving van de lidstaat van zijn woonplaats, onverminderd andere bepalingen van deze verordening die hem prestaties garanderen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten.

4.   Voor de toepassing van deze titel worden al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden die normaliter plaatsvinden aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart, beschouwd als werkzaamheden die worden verricht in die lidstaat. Niettemin geldt voor degene die werkzaamheden in loondienst verricht aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart en voor die werkzaamheden wordt betaald door een onderneming of een persoon die zijn zetel of domicilie in een andere lidstaat heeft, de wetgeving van laatstgenoemde lidstaat, indien hij zijn woonplaats in die lidstaat heeft. De onderneming of de persoon die het loon betaalt, wordt voor de toepassing van genoemde wetgeving als werkgever aangemerkt.

Artikel 12

Bijzondere regels

1.   Degene die werkzaamheden in loondienst verricht in een lidstaat voor rekening van een werkgever die daar zijn werkzaamheden normaliter verricht, en die door deze werkgever wordt gedetacheerd om voor zijn rekening werkzaamheden in een andere lidstaat te verrichten, blijft onderworpen aan de wetgeving van de eerstbedoelde lidstaat, mits de te verwachten duur van die werkzaamheden niet meer dan vierentwintig maanden bedraagt en de betrokkene niet wordt uitgezonden om een ander te vervangen.

2.   Op degene die in een lidstaat werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten en werkzaamheden van gelijke aard in een andere lidstaat gaat verrichten, blijft de wetgeving van eerstbedoelde lidstaat van toepassing, mits de te verwachten duur van die werkzaamheden niet meer dan vierentwintig maanden bedraagt.

Artikel 13

Verrichten van werkzaamheden in twee of meer lidstaten

1.   Op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten, is van toepassing:

a)

de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij op dit grondgebied een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht of indien hij werkzaam is bij verschillende ondernemingen of werkgevers die hun zetel of domicilie hebben op het grondgebied van verschillende lidstaten, of

b)

de wetgeving van de lidstaat waar de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij hij voornamelijk werkzaam is zich bevindt, indien hij geen substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht in de lidstaat waar hij woont.

2.   Op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, is van toepassing:

a)

de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij aldaar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht; of

b)

de wetgeving van de lidstaat waar zich het centrum van belangen van zijn werkzaamheden bevindt, indien hij niet woont in een van de lidstaten waar hij een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht.

3.   Op degene die in verschillende lidstaten werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waar hij werkzaamheden in loondienst verricht of, indien hij dergelijke werkzaamheden verricht in twee of meer lidstaten, de overeenkomstig lid 1 vastgestelde wetgeving.

4.   Op degene die werkzaam is als ambtenaar in een lidstaat en al dan niet in loondienst een werkzaamheid verricht in een of meer andere lidstaten is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waaronder de dienst ressorteert waarbij hij werkzaam is.

5.   De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde personen worden voor de toepassing van de overeenkomstig deze bepalingen vastgestelde wetgeving beschouwd alsof zij de bedoelde werkzaamheden volledig verrichtten in de betrokken lidstaat en daar al hun inkomsten verkregen.

Artikel 14

Vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering

1.   De artikelen 11 tot en met 13 zijn niet van toepassing op vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, tenzij voor één van de in artikel 3, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid in een lidstaat slechts een stelsel van vrijwillige verzekering bestaat.

2.   Wanneer de betrokkene krachtens de wetgeving van een lidstaat in die lidstaat verplicht verzekerd is, kan hij in een andere lidstaat niet deelnemen aan een stelsel van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering. In alle overige gevallen waar voor een bepaalde tak van sociale zekerheid de keuze bestaat tussen verschillende stelsels van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, wordt de betrokkene alleen toegelaten tot het stelsel dat hij heeft gekozen.

3.   Wat invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen betreft, kan de betrokkene evenwel worden toegelaten tot de vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering van een lidstaat, zelfs indien hij verplicht verzekerd is krachtens de wetgeving van een andere lidstaat, voor zover hij op een bepaald ogenblik tijdens zijn loopbaan onderworpen is geweest aan de wetgeving van de eerstbedoelde lidstaat op grond van of ten gevolge van een al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheid, wanneer deze gelijktijdige aansluiting krachtens de wetgeving van de eerste lidstaat uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt toegelaten.

4.   Indien krachtens de wetgeving van een lidstaat het recht op een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering afhankelijk is van het wonen van de verzekerde in die lidstaat, geldt de gelijkstelling van het wonen in een andere lidstaat overeenkomstig artikel 5, onder b), alleen voor personen die ooit onderworpen zijn geweest aan de wetgeving van de eerste lidstaat omdat zij daar al dan niet in loondienst een werkzaamheid hebben verricht.

Artikel 15

Bijzondere regels inzake de hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen

De hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen mogen met betrekking tot andere bepalingen dan die betreffende de gezinsbijslagen, die worden verstrekt krachtens de op hen toepasselijke regeling, kiezen tussen toepassing van de wetgeving van de lidstaat waar zij werkzaam zijn, en toepassing van de wetgeving van de lidstaat waaraan zij het laatst onderworpen waren of van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn. Dit keuzerecht, dat slechts eenmaal mag worden uitgeoefend, wordt op de dag van hun indiensttreding van kracht.

Artikel 16

Uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15

1.   Twee of meer lidstaten, de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten of de door deze autoriteiten aangewezen instellingen kunnen in onderlinge overeenstemming in het belang van bepaalde personen of groepen personen, uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15 vaststellen.

2.   Degene die recht heeft op een pensioen krachtens de wetgevingen van een of meer lidstaten en die in een andere lidstaat woont, kan op zijn verzoek worden vrijgesteld van de toepassing van de wetgeving van deze laatste lidstaat mits hij niet op grond van de verrichting van een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, aan deze wetgeving is onderworpen.

TITEL III

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VERSCHILLENDE CATEGORIEËN UITKERINGEN

HOOFDSTUK 1

PRESTATIES BIJ ZIEKTE, EN MOEDERSCHAPS- EN DAARMEE GELIJKGESTELDE VADERSCHAPSUITKERINGEN

AFDELING 1

VERZEKERDEN EN HUN GEZINSLEDEN, MET UITZONDERING VAN GERECHTIGDEN EN HUN GEZINSLEDEN

Artikel 17

Woonplaats in een andere dan de bevoegde lidstaat

Een verzekerde en zijn gezinsleden die in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat wonen, hebben in de lidstaat van hun woonplaats recht op verstrekkingen die voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend door het orgaan van de woonplaats, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof zij krachtens die wetgeving verzekerd waren.

Artikel 18

Verblijf in de bevoegde lidstaat terwijl de woonplaats in een andere lidstaat ligt — Bijzondere regels voor gezinsleden van grensarbeiders

1.   Tenzij anders is bepaald in lid 2, kunnen de in artikel 17 bedoelde verzekerden en hun gezinsleden de verstrekkingen eveneens tijdens een verblijf in de bevoegde lidstaat verkrijgen. De verstrekkingen worden verleend door en voor rekening van het bevoegde orgaan, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkene in die lidstaat woonde.

2.   De gezinsleden van een grensarbeider hebben tijdens hun verblijf in de bevoegde lidstaat recht op de verstrekkingen, tenzij de bevoegde lidstaat wordt vermeld in bijlage III. In dat geval hebben de gezinsleden van een grensarbeider onder de in artikel 19, lid 1, bepaalde voorwaarden recht op verstrekkingen in de bevoegde lidstaat.

Artikel 19

Verblijf buiten de bevoegde staat

1.   Tenzij anders is bepaald in lid 2, hebben een verzekerde en zijn gezinsleden die verblijven in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat, recht op de verstrekkingen welke tijdens het verblijf medisch noodzakelijk worden, met inachtneming van de aard van de verstrekkingen en de verwachte duur van het verblijf. De verstrekkingen worden voor rekening van het bevoegde orgaan verstrekt door het orgaan van de verblijfplaats, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkenen krachtens die wetgeving verzekerd waren.

2.   De Administratieve Commissie stelt een lijst op van de verstrekkingen die om praktische redenen tijdens een verblijf in een andere lidstaat worden verstrekt op voorwaarde dat dit vooraf is overeengekomen tussen de betrokkene en het orgaan dat de zorg verstrekt.

Artikel 20

Reizen met het oogmerk verstrekkingen te ontvangen buiten de woonstaat (of lidstaat van de woonplaats)

1.   Tenzij in deze verordening anders is bepaald, moet een verzekerde die naar een andere lidstaat reist met het oogmerk gedurende zijn verblijf verstrekkingen te ontvangen, daarvoor toestemming van het bevoegde orgaan vragen.

2.   Een verzekerde die van het bevoegde orgaan toestemming heeft gekregen om zich naar een andere lidstaat te begeven met het oogmerk om daar een voor zijn gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan, heeft recht op verstrekkingen die voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend door het orgaan van de verblijfplaats, volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof hij krachtens die wetgeving verzekerd was. De toestemming mag niet worden geweigerd wanneer de desbetreffende behandeling behoort tot de prestaties waarin de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont, voorziet, en die behandeling hem, gelet op zijn gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop, in laatstbedoelde lidstaat niet kan worden gegeven binnen een termijn die medisch verantwoord is.

3.   De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van een verzekerde.

4.   Indien de gezinsleden van een verzekerde wonen in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de verzekerde woont, en die andere lidstaat heeft gekozen voor vergoeding op basis van vaste bedragen, worden de kosten van de in lid 2 bedoelde verstrekkingen gedragen door het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden. In dat geval wordt voor de toepassing van lid 1 het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden als het bevoegde orgaan beschouwd.

Artikel 21

Uitkeringen

1.   Een verzekerde en zijn gezinsleden die in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat wonen of verblijven, hebben recht op uitkeringen van het bevoegde orgaan overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving. In overleg tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de woon- of verblijfplaats kunnen deze uitkeringen echter door het orgaan van de woon- of verblijfplaats voor rekening van het bevoegde orgaan worden verstrekt volgens de wetgeving van de bevoegde lidstaat.

2.   Het bevoegde orgaan van een lidstaat wiens wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen gemiddelde inkomsten dan wel een gemiddelde premie of bijdrage als grondslag wordt genomen, stelt deze gemiddelde inkomsten of deze gemiddelde premie of bijdrage uitsluitend vast op basis van de inkomsten die genoten zijn of de premies of bijdragen die zijn toegepast gedurende de krachtens bedoelde wetgeving vervulde tijdvakken.

3.   Het bevoegde orgaan van een lidstaat wiens wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van vaste inkomsten, houdt uitsluitend rekening met deze vaste inkomsten of in voorkomend geval met het gemiddelde van de vaste inkomsten die betrekking hebben op de krachtens bedoelde wetgeving vervulde tijdvakken.

4.   De leden 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing in de gevallen waarin er in de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving een bepaalde referentieperiode is vastgesteld en deze periode in het betrokken geval volledig of gedeeltelijk overeenstemt met de tijdvakken welke de betrokkene krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten heeft vervuld.

Artikel 22

Aanvragers van pensioenen

1.   Een verzekerde die wegens het indienen van een pensioenaanvraag of tijdens de behandeling daarvan niet langer recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de laatstelijk bevoegde lidstaat, blijft het recht op verstrekkingen behouden krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont, indien de aanvrager van het pensioen wat betreft verzekering voldoet aan de voorwaarden in de wetgeving van de in lid 2 bedoelde lidstaat. Het recht op verstrekkingen in de lidstaat van de woonplaats geldt tevens voor de gezinsleden van de pensioenaanvrager.

2.   De kosten voor verstrekkingen zijn voor rekening van het orgaan van de lidstaat die overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 25 in geval van toekenning van het pensioen bevoegd zou worden.

AFDELING 2

PENSIOENGERECHTIGDEN EN HUN GEZINSLEDEN

Artikel 23

Recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats

Degene die een pensioen of pensioenen ontvangt krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, waaronder de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont, en die recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving in de lidstaat van de woonplaats, ontvangt net als zijn gezinsleden deze verstrekkingen van het orgaan van de woonplaats en voor rekening van dit orgaan alsof de betrokkene een pensioengerechtigde is aan wie alleen pensioen verschuldigd is krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats.

Artikel 24

Geen recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats

1.   Degene die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten en geen recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, ontvangt desalniettemin verstrekkingen voor zichzelf en zijn gezinsleden voorzover hij hierop recht zou hebben krachtens de wetgeving van de lidstaat, of van minstens een van de lidstaten die voor zijn pensioenen bevoegd is, indien hij in die lidstaat zou wonen. De verstrekkingen worden voor rekening van het in lid 2 bedoelde orgaan verstrekt door het orgaan van de woonplaats alsof de betrokkene recht had op pensioen en verstrekkingen krachtens de wetgeving van die lidstaat.

2.   In de gevallen als bedoeld in lid 1 wordt op grond van de volgende regels bepaald welk orgaan de kosten voor verstrekkingen voor zijn rekening dient te nemen:

a)

ingeval de pensioengerechtigde enkel recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van één lidstaat, neemt het bevoegde orgaan van deze lidstaat de kosten voor zijn rekening;

b)

ingeval de pensioengerechtigde recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, zijn de kosten voor rekening van het bevoegde orgaan van de lidstaat onder wiens wetgeving de betrokkene het langst heeft geressorteerd; indien de toepassing van deze regel ertoe zou leiden dat verscheidene organen de kosten voor hun rekening dienen te nemen, dan komen de kosten voor rekening van het orgaan dat de wetgeving toepast waaraan de pensioengerechtigde laatstelijk onderworpen is geweest.

Artikel 25

Pensioenen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten dan de lidstaat van de woonplaats in gevallen waarin er een recht op verstrekkingen in de lidstaat van de woonplaats

Ingeval degene die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten, woont in een lidstaat waarvan de wetgeving voor het recht op verstrekkingen geen voorwaarden stelt inzake verzekering of inzake het al dan niet in loondienst verrichten van werkzaamheden, en waarvan de betrokkene geen enkel pensioen ontvangt, komen de kosten voor verstrekkingen voor de betrokkene en zijn gezinsleden voor rekening van het krachtens de regels van artikel 24, lid 2, aangewezen orgaan van een van de lidstaten die bevoegd zijn voor zijn pensioenen, voorzover genoemde pensioengerechtigde en zijn gezinsleden recht zouden hebben op deze verstrekkingen indien zij zouden wonen in die lidstaat.

Artikel 26

Gezinsleden die in een andere lidstaat wonen dan die waar de pensioengerechtigde woont

Gezinsleden van een persoon die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten, hebben, mits zij in een andere lidstaat wonen dan de pensioengerechtigde, recht op verstrekkingen van het orgaan van hun woonplaats, overeenkomstig de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wetgeving, voorzover de pensioengerechtigde recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een lidstaat. De kosten zijn voor rekening van het bevoegde orgaan dat verantwoordelijk is voor de aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats verleende verstrekkingen.

Artikel 27

Verblijf van de pensioengerechtigde en zijn gezinsleden in een andere lidstaat dan die waar zij wonen — Verblijf in de bevoegde lidstaat — Toestemming voor een passende behandeling buiten de lidstaat van woonplaats

1.   Artikel 19 is van overeenkomstige toepassing op degene die pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten en die recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een van de lidstaten die hem zijn pensioen verstrekt, of op zijn gezinsleden, wanneer zij verblijven in een andere lidstaat dan die waar zij wonen.

2.   Artikel 18, lid 1, is van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 genoemde personen wanneer zij verblijven in de lidstaat waar zich het bevoegde orgaan bevindt dat verantwoordelijk is voor de kosten van de aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats verleende verstrekkingen, en genoemde lidstaat hiervoor heeft gekozen en is opgenomen in de lijst in bijlage IV.

3.   Artikel 20 is van overeenkomstige toepassing op een pensioengerechtigde en zijn gezinsleden wanneer zij verblijven in een andere lidstaat dan die waar zij wonen, met het oogmerk om aldaar een voor hun gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan,.

4.   Tenzij anders is bepaald in lid 5, zijn de kosten van de verstrekkingen overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 voor rekening van het bevoegde orgaan dat verantwoordelijk is voor de kosten van de aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats verleende verstrekkingen.

5.   De kosten van de in lid 3 bedoelde verstrekkingen zijn voor rekening van het orgaan van de woonplaats van de pensioengerechtigde of zijn gezinsleden, indien die personen wonen in een lidstaat die heeft gekozen voor vergoeding op basis van vaste bedragen. In die gevallen wordt voor de toepassing van lid 3 het orgaan van de woonplaats van de pensioengerechtigde of van zijn gezinsleden als het bevoegde orgaan beschouwd.

Artikel 28

Bijzondere voorschriften voor gepensioneerde grensarbeiders

1.   Een grensarbeider die met pensioen gaat, heeft in geval van ziekte recht op verdere verstrekkingen in de lidstaat waar hij laatstelijk werkzaamheden al dan niet in loondienst heeft verricht, indien het gaat om de voortzetting van een behandeling die is begonnen op het grondgebied van die lidstaat. Onder „voortzetting van een behandeling” wordt verstaan dat een ziektegeval verder wordt onderzocht, gediagnosticeerd en behandeld.

2.   Een pensioengerechtigde die in de laatste vijf jaar voor de ingangsdatum van een ouderdoms- of invaliditeitspensioen ten minste twee jaar als grensarbeider werkzaamheden al dan niet in loondienst heeft verricht, heeft recht op verstrekkingen in de lidstaat waar hij deze activiteiten als grensarbeider heeft verricht, indien deze lidstaat en de lidstaat waar zich het bevoegde orgaan bevindt dat verantwoordelijk is voor de kosten van de aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats verleende verstrekkingen, daarvoor hebben gekozen en beide zijn opgenomen in de lijst in Bijlage V.

3.   Lid 2 is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van een vroegere grensarbeider of op zijn nabestaanden, indien zij in de in lid 2 bedoelde periodes recht hadden op verstrekkingen op grond van artikel 18, lid 2, zulks ook indien de grensarbeider voor de pensionering overleden is, mits hij gedurende twee van de laatste vijf jaar voor zijn overlijden als grensarbeider werkzaamheden al dan niet in loondienst heeft verricht.

4.   De leden 2 en 3 zijn van toepassing totdat de betrokkene ten gevolge van de verrichting van een werkzaamheid in loondienst of als zelfstandige, onder de wetgeving van een lidstaat komt te vallen.

5.   De kosten van verstrekkingen overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 zijn voor rekening van het bevoegde orgaan dat verantwoordelijk is voor de kosten van de verstrekkingen die aan de pensioengerechtigde of aan zijn nabestaanden in hun respectieve lidstaat van hun woonplaats worden verleend.

Artikel 29

Uitkeringen voor pensioengerechtigden

1.   Uitkeringen worden aan degene die een pensioen krachtens de wetgeving van één of meer lidstaten ontvangt, uitbetaald door het bevoegde orgaan van de lidstaat waar zich het bevoegde orgaan bevindt dat verantwoordelijk is voor de kosten van verstrekkingen die aan de pensioengerechtigde in de lidstaat van zijn woonplaats worden verleend. Artikel 21 is van overeenkomstige toepassing.

2.   Lid 1 is ook van toepassing op de gezinsleden van een pensioengerechtigde.

Artikel 30

Premies of bijdragen ten laste van de pensioengerechtigden

1.   Het orgaan van een lidstaat dat krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving belast is met het inhouden van de premies of bijdragen ter dekking van prestaties bij ziekte en van moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, kan slechts deze premies of bijdragen, welke worden berekend overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving, heffen en innen voorzover de kosten voor de verstrekkingen die moeten worden verleend krachtens de artikelen 23 tot en met 26, worden gedragen door een orgaan van genoemde lidstaat.

2.   Wanneer een pensioengerechtigde, in de in artikel 25 bedoelde gevallen, krachtens de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, premies of bijdragen, of soortgelijke inhoudingen verschuldigd is voor het verkrijgen van prestaties bijziekte en van moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, zijn deze niet invorderbaar uit hoofde van zijn woonplaats aldaar.

AFDELING 3

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 31

Algemene bepaling

De artikelen 23 tot en met 30 zijn niet van toepassing op een pensioengerechtigde of zijn gezinsleden die op grond van de wetgeving van een lidstaat wegens het verrichten van werkzaamheden al dan niet in loondienst recht hebben op prestaties. In dat geval wordt de betrokkene voor de toepassing van dit hoofdstuk behandeld overeenkomstig de artikelen 17t/m 21.

Artikel 32

Het recht op verstrekkingen: Prioriteitsbepaling — Bijzondere voorschriften voor recht voor gezinsleden op prestaties in de lidstaat van de woonplaats

1.   Een zelfstandig recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een lidstaat of krachtens dit hoofdstuk heeft de voorrang boven een afgeleid recht op prestaties voor gezinsleden. Een afgeleid recht op verstrekkingen heeft evenwel voorrang boven zelfstandige rechten indien het zelfstandige recht in de lidstaat van de woonplaats rechtstreeks en alleen berust op het feit dat de betrokkene in deze lidstaat woont.

2.   Indien de gezinsleden van een verzekerde wonen in een lidstaat waarvan de wetgeving voor het recht op verstrekkingen geen voorwaarden stelt inzake verzekering of het verrichten van werkzaamheden al dan niet in loondienst, worden verstrekkingen verleend voor rekening van het bevoegde orgaan in de lidstaat waar zij wonen, op voorwaarde dat de echtgenoot of degene die voor de kinderen van de verzekerde zorgt, werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in deze lidstaat dan wel uit deze lidstaat een pensioen ontvangt krachtens het verrichten van werkzaamheden al dan niet in loondienst.

Artikel 33

Belangrijke verstrekkingen

1.   Een verzekerde wiens recht op een prothese, op hulpmiddelen van grotere omvang of op andere belangrijke verstrekkingen ten behoeve van zichzelf of van een van zijn gezinsleden door het orgaan van een lidstaat is erkend voordat hij verzekerd was krachtens de door het orgaan van een andere lidstaat toegepaste wetgeving, krijgt deze verstrekkingen voor rekening van eerstbedoeld orgaan, ook indien zij pas worden toegekend nadat hij reeds verzekerd is krachtens de door het tweede orgaan toegepaste wetgeving.

2.   De Administratieve Commissie stelt de lijst op van verstrekkingen waarop lid 1 van toepassing is.

Artikel 34

Samenloop van prestaties bij langdurige zorg

1.   Indien een begunstigde van een uitkering voor langdurige zorg die moet worden behandeld als een ziekteprestatie en die derhalve wordt verstrekt door de lidstaat die bevoegd is ten aanzien van de uitkeringen krachtens artikel 21 of artikel 29, tegelijk uit hoofde van dit hoofdstuk aanspraak kan maken op verstrekkingen voor hetzelfde doel van het orgaan van de woon- of verblijfplaats in een andere lidstaat, en een orgaan in eerstbedoelde lidstaat tevens krachtens artikel 35 de kosten van genoemde verstrekkingen moet terugbetalen, is de in artikel 10 ter vervatte algemene bepaling ter voorkoming van samenloopvan prestaties van toepassing, behoudens uitsluitend de volgende beperking: indien de betrokkene aanspraak maakt op de verstrekking en die ontvangt, wordt het bedrag van de uitkering verminderd met het bedrag van de verstrekking waarop aanspraak is gemaakt of zou kunnen worden gemaakt bij het orgaan van de eerstbedoelde lidstaat dat de kosten moet terugbetalen.

2.   De Administratieve Commissie stelt een lijst op van de uitkeringen en de verstrekkingen waarop lid 1 van toepassing is.

3.   Twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten kunnen besluiten tot afwijkende of aanvullende maatregelen, die voor de betrokkenen niet minder gunstig mogen zijn dan de beginselen van lid 1.

Artikel 35

Vergoedingen tussen organen onderling

1.   De krachtens dit hoofdstuk door het orgaan van een lidstaat voor rekening van het orgaan van een andere lidstaat verleende verstrekkingen worden onderling volledig vergoed.

2.   De in lid 1 bedoelde vergoedingen worden vastgesteld en uitbetaald op de wijze die is geregeld in de toepassingsverordening, hetzij op basis van documenten betreffende de werkelijk gemaakte kosten, of op basis van vaste bedragen voor lidstaten met zodanige juridische of administratieve structuren dat toepassing van vergoeding op grond van werkelijk gemaakte kosten niet passend is.

3.   Twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten kunnen andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.

HOOFDSTUK 2

PRESTATIES BIJ ARBEIDSONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN

Artikel 36

Recht op verstrekkingen en uitkeringen

1.   Onverminderd gunstiger bepalingen van lid 2 zijn artikel 17, artikel 18, lid 1, artikel 19, lid 1, en artikel 20, lid 1, tevens van toepassing op prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten.

2.   Een persoon die door een arbeidsongeval of beroepsziekte is getroffen en die in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat woont of verblijft, heeft recht op bijzondere verstrekkingen overeenkomstig het stelsel voor arbeidsongevallen en beroepsziekten, welke voor rekening van het bevoegde orgaan door het orgaan van de woon- of verblijfplaats worden verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof de betrokkene krachtens die wetgeving verzekerd was.

3.   Artikel 21 is tevens van toepassing op prestaties die onder dit hoofdstuk vallen.

Artikel 37

Kosten voor het vervoer

1.   Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving voorziet in het dragen van de kosten van vervoer van een persoon die door een arbeidsongeval of een beroepsziekte is getroffen, naar zijn woonplaats of naar een ziekenhuis, neemt de kosten van vervoer van deze persoon naar een overeenkomstige plaats in een andere lidstaat, waar de betrokkene woont, voor zijn rekening, mits het orgaan vooraf toestemming tot dit vervoer heeft verleend, waarbij het naar behoren rekening houdt met de daarvoor geldende redenen. Ten aanzien van grensarbeiders is die toestemming niet vereist.

2.   Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving voorziet in het dragen van de kosten van vervoer naar de begraafplaats van het stoffelijk overschot van een persoon die is overleden bij een arbeidsongeval, neemt de kosten van vervoer naar een overeenkomstige plaats in een andere lidstaat, waar de persoon op het tijdstip van het ongeval woonde, voor zijn rekening volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.

Artikel 38

Prestaties wegens een beroepsziekte ontstaan door werkzaamheden in verschillende lidstaten

Indien een persoon die door een beroepsziekte is getroffen, onder de wetgeving van twee of meer lidstaten zodanige werkzaamheden heeft verricht dat deze ziekte daardoor kan zijn ontstaan, worden de prestaties waarop de betrokkene of zijn nabestaanden aanspraak kunnen maken, uitsluitend toegekend op grond van de wetgeving aan welker voorwaarden de betrokkene laatstelijk heeft voldaan.

Artikel 39

Verergering van een beroepsziekte

Ingeval een beroepsziekte waarvoor de getroffene op grond van de wetgeving van een lidstaat prestaties ontvangen heeft of ontvangt, verergert, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a)

indien de betrokkene niet, sedert hij prestaties ontvangt, onder de wetgeving van een andere lidstaat werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht die de betreffende beroepsziekte kunnen veroorzaken of verergeren, dient het bevoegde orgaan van de eerste lidstaat de kosten van de prestaties voor zijn rekening te nemen volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de verergering;

b)

indien de betrokkene wel, sedert hij prestaties ontvangt, onder de wetgeving van een andere lidstaat dergelijke werkzaamheden heeft verricht, dient het bevoegde orgaan van de eerste lidstaat de kosten van de prestaties voor zijn rekening te nemen volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, waarbij het geen rekening houdt met de verergering. Het bevoegde orgaan van de tweede lidstaat kent de betrokkene een aanvulling toe, ter hoogte van het verschil tussen het bedrag van de prestaties die na de verergering verschuldigd zijn en het bedrag van de prestaties die vóór de verergering op grond van de door dit orgaan toegepaste wetgeving verschuldigd zouden zijn geweest, indien de betreffende beroepsziekte zich onder de wetgeving van deze lidstaat had voorgedaan;

c)

de wettelijke voorschriften van een lidstaat inzake vermindering, schorsing of intrekking mogen niet worden toegepast ten aanzien van personen die prestaties ontvangen welke overeenkomstig onderdeel b) door de organen van twee lidstaten worden verstrekt.

Artikel 40

Regels in verband met bijzonderheden van bepaalde wetgevingen

1.   Indien in de lidstaat waar de betrokkene woont of verblijft, geen verzekering tegen arbeidsongevallen of beroepsziekten bestaat, of indien een dergelijke verzekering wel bestaat doch niet voorziet in een orgaan dat belast is met het verlenen van verstrekkingen, worden deze verstrekkingen verleend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats dat met het verlenen van verstrekkingen in geval van ziekte belast is.

2.   Indien in de bevoegde staat geen verzekering bestaat tegen arbeidsongevallen of beroepsziekten, is het bepaalde in dit hoofdstuk betreffende verstrekkingen niettemin van toepassing op een persoon die aanspraak kan maken op prestaties bij ziekte, en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat indien de betrokkene getroffen wordt door een arbeidsongeval of aan een beroepsziekte lijdt, terwijl hij in een andere lidstaat woont of verblijft. De kosten worden gedragen door het orgaan dat bevoegd is voor de verstrekkingen, overeenkomstig de wetgeving van de bevoegde lidstaat.

3.   Artikel 5 geldt voor het bevoegde orgaan van een lidstaat voor wat betreft de gelijkstelling van arbeidsongevallen of beroepsziekten die later op grond van de wetgeving van een andere lidstaat zijn ontstaan of geconstateerd bij de vaststelling van de mate van ongeschiktheid, het recht op prestaties of de hoogte daarvan, mits

a)

er ten aanzien van een arbeidsongeval dat of een beroepsziekte die vroeger is ontstaan of geconstateerd geen vergoeding is toegekend krachtens de wetgeving die het orgaan toepast, en

b)

er op grond van de wetgeving van de andere lidstaat waaronder het betrokken arbeidsongeval of de betrokken beroepsziekte is ontstaan of geconstateerd, geen vergoeding is toegekend ten aanzien van een arbeidsongeval dat of een beroepsziekte die later ontstaan of geconstateerd is.

Artikel 41

Vergoedingen tussen organen onderling

1.   Artikel 35 is ook van toepassing op prestaties die onder dit hoofdstuk vallen, wanneer vergoeding op basis van de werkelijke kosten geschiedt.

2.   Twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten kunnen andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.

HOOFDSTUK 3

UITKERINGEN BIJ OVERLIJDEN

Artikel 42

Recht op uitkeringen ingeval het overlijden in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat plaatsvindt, of ingeval de rechthebbende in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat woont

1.   Indien een verzekerde of een van zijn gezinsleden op het grondgebied van een andere lidstaat dan van de bevoegde lidstaat overlijdt, wordt het overlijden geacht te hebben plaatsgevonden in laatstbedoelde staat.

2.   Het bevoegde orgaan is verplicht de uitkeringen bij overlijden welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving verschuldigd zijn, toe te kennen, zelfs indien de rechthebbende in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat woont.

3.   De leden 1 en 2 zijn eveneens van toepassing indien het overlijden het gevolg is van een arbeidsongeval of een beroepsziekte.

Artikel 43

Het verlenen van uitkeringen bij overlijden van een pensioengerechtigde

1.   Bij overlijden van een rechthebbende op pensioen, hem verschuldigd krachtens de wetgeving van één lidstaat, of op pensioen, hem verschuldigd krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, terwijl hij woonde in een andere lidstaat dan die van het orgaan dat verantwoordelijk is voor de kosten van de op grond van de artikelen 24 en 25 verleende verstrekkingen, worden de uitkeringen bij overlijden welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving verschuldigd zijn, voor rekening van dat orgaan verstrekt alsof de pensioengerechtigde op het tijdstip van zijn overlijden woonde in de lidstaat waar dit orgaan zich bevindt.

2.   Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van een pensioengerechtigde.

HOOFDSTUK 4

UITKERINGEN BIJ INVALIDITEIT

Artikel 44

Personen die uitsluitend onderworpen zijn aan A-wetgevingen

1.   Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „A-wetgeving” verstaan elke wetgeving volgens welke het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering of wonen en die door de bevoegde lidstaat uitdrukkelijk vermeld is in bijlage VI, en wordt onder „B-wetgeving”, elke andere wetgeving verstaan.

2.   De persoon die achtereenvolgens of afwisselend aan de wetgevingen van twee of meer lidstaten onderworpen is geweest en die uitsluitend onder A-wetgevingen tijdvakken van verzekering of wonen heeft vervuld, heeft alleen recht op uitkeringen van het orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing was op het tijdstip van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid, met invaliditeit als gevolg, met inachtneming, in voorkomend geval, van artikel 45, en hij ontvangt de betrokken uitkeringen overeenkomstig die wetgeving.

3.   De betrokkene die geen recht heeft op uitkeringen overeenkomstig lid 2, ontvangt de uitkeringen waarop hij krachtens de wetgeving van een andere lidstaat nog recht heeft, met inachtneming, in voorkomend geval, van artikel 45.

4.   Indien de wetgeving als bedoeld in de leden 2 of 3 voorziet in bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking ingeval van samenloop met andere inkomsten of met uitkeringen van een verschillende aard in de zin van artikel 53, lid 2, zijn de bepalingen van de artikelen 53, lid 3, en 55, lid 3, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 45

Bijzondere bepalingen inzake samentelling van tijdvakken

Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering of wonen, past indien nodig artikel 51, lid 1, overeenkomstig toe.

Artikel 46

Personen die onderworpen zijn aan hetzij uitsluitend B-wetgevingen, hetzij A- en B-wetgevingen

1.   De persoon die achtereenvolgens of afwisselend onderworpen is geweest aan de wetgevingen van twee of meer lidstaten waarvan er ten minste één niet van het type A is, heeft recht op uitkeringen op grond van hoofdstuk 5, dat van overeenkomstige toepassing is, met inachtneming van lid 3.

2.   Indien de betrokkene evenwel eerder onderworpen is geweest aan een B-wetgeving en vervolgens getroffen wordt door arbeidsongeschiktheid, met daaropvolgende invaliditeit, terwijl hij onderworpen is aan een A-wetgeving, ontvangt hij uitkeringen overeenkomstig artikel 44, op voorwaarde dat hij:

voldoet aan de uitsluitend bij die wetgeving of andere wetgevingen van hetzelfde type vastgestelde voorwaarden, met inachtneming van, in voorkomend geval, artikel 45, zonder dat echter een beroep behoeft te worden gedaan op tijdvakken van verzekering of wonen welke vervuld zijn onder een B-wetgeving, en

geen enkel recht doet gelden op ouderdomsuitkeringen, met inachtneming van artikel 50, lid 1.

3.   De door het orgaan van een lidstaat genomen beslissing omtrent de mate van invaliditeit van de betrokkene is bindend voor het orgaan van iedere andere betrokken lidstaat, mits in bijlage VII is vermeld dat de voorwaarden van de wetgevingen van deze lidstaten met betrekking tot de mate van invaliditeit met elkaar overeenstemmen.

Artikel 47

Verergering van invaliditeit

1.   Ingeval de invaliditeit van een persoon die uitkeringen op grond van de wetgeving van een of meer lidstaten geniet, toeneemt, zijn de volgende bepalingen van toepassing, rekening houdende met de toeneming van de invaliditeit:

a)

de uitkeringen worden toegekend in overeenstemming met hoofdstuk 5, dat van overeenkomstige toepassing is;

b)

als de betrokkene echter onderworpen geweest is aan twee of meer A-wetgevingen en er sinds de toekenning van de prestaties geen wetgeving van een andere lidstaat op hem van toepassing is geweest, worden de prestaties echter toegekend overeenkomstig artikel 44, lid 2.

2.   Indien het totale bedrag van de op grond van lid 1 verschuldigde uitkering of uitkeringen minder bedraagt dan het bedrag van de uitkering welke de betrokkene genoot voor rekening van het orgaan dat de uitkeringen voordien verschuldigd was, is bedoeld orgaan verplicht hem een aanvulling gelijk aan het verschil tussen bedoelde bedragen te verlenen.

3.   Indien de betrokkene geen recht op uitkering heeft voor rekening van een orgaan van een andere lidstaat, is het bevoegde orgaan van de voorheen bevoegde lidstaat verplicht de uitkeringen toe te kennen overeenkomstig de door het orgaan toegepaste wetgeving, daarbij in voorkomend geval rekening houdend met de verergering en met artikel 45.

Artikel 48

Omzetting van invaliditeitsuitkeringen in ouderdomsuitkeringen

1.   Invaliditeitsuitkeringen worden in voorkomend geval omgezet in ouderdomsuitkeringen overeenkomstig de voorwaarden van de wetgeving of wetgevingen op grond waarvan zij zijn toegekend en met inachtneming van hoofdstuk 5.

2.   Indien een persoon die invaliditeitsuitkeringen ontvangt op grond van artikel 50 aanspraak kan maken op ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten, blijft elk orgaan dat invaliditeitsuitkeringen verschuldigd is krachtens de wetgeving van de lidstaat, aan die persoon de invaliditeitsuitkeringen verstrekken waarop de betrokkene krachtens de door het betrokken orgaan toegepaste wetgeving recht heeft en wel tot het tijdstip waarop lid 1 door dit orgaan kan worden toegepast of, anders, zolang de betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor het ontvangen van die uitkeringen.

3.   Indien de krachtens de wetgeving van een lidstaat overeenkomstig artikel 44 toegekende invaliditeitsuitkeringen worden omgezet in ouderdomsuitkeringen en de betrokkene nog niet voldoet aan de bij de wetgeving van een of meer andere lidstaten gestelde voorwaarden voor het recht op deze uitkeringen, ontvangt de betrokkene met ingang van de dag van de omzetting invaliditeitsuitkeringen van laatstgenoemde lidstaat of lidstaten.

De toekenning van deze invaliditeitsuitkeringen valt onder hoofdstuk 5 alsof dit hoofdstuk van toepassing was op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met de daaropvolgende invaliditeit ontstond, tot het tijdstip waarop de betrokkene voldoet aan de bij de betrokken nationale wetgeving of wetgevingen gestelde voorwaarden voor het recht op ouderdomsuitkeringen, of, indien niet in een dergelijke omzetting is voorzien, zolang hij recht heeft op invaliditeitsuitkeringen krachtens die betrokken wetgeving of wetgevingen.

4.   De krachtens artikel 44 vastgestelde invaliditeitsuitkeringen worden overeenkomstig hoofdstuk 5 opnieuw berekend, zodra de rechthebbende voldoet aan de bij een B-wetgeving gestelde voorwaarden voor het recht op invaliditeitsuitkeringen dan wel ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een andere lidstaat ontvangt.

Artikel 49

Bijzondere bepalingen betreffende ambtenaren

De artikelen 6 en 44, 46, 47, 48 en artikel 60, leden 2 en 3, zijn van overeenkomstige toepassing op personen die onderworpen zijn aan een bijzonder stelsel voor ambtenaren.

HOOFDSTUK 5

OUDERDOMS- EN NABESTAANDENPENSIOENEN

Artikel 50

Algemene bepalingen

1.   Alle bevoegde organen stellen het recht op uitkeringvast op grond van alle wetgevingen van de lidstaten die op de betrokkene van toepassing zijn geweest, indien een daartoe strekkend verzoek is ingediend, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk verzoekt om uitstel van de toekenning van de ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten.

2.   Indien de betrokkene op een bepaald tijdstip niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden van alle wetgevingen van de lidstaten die op hem van toepassing zijn geweest, houden de organen die de wetgeving toepassen aan welker voorwaarden wel is voldaan, bij de berekening overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder a) of b), geen rekening met de tijdvakken die zijn vervuld onder de wetgevingen aan welker voorwaarden niet of niet meer is voldaan, als dat resulteert in een lager bedrag aan uitkering.

3.   Lid 2 wordt dienovereenkomstig toegepast voorzover de betrokkene uitdrukkelijk verzocht heeft om uitstel van de toekenning van een of meer ouderdomsuitkeringen.

4.   Een nieuwe berekening wordt ambtshalve uitgevoerd zodra aan de in de andere wetgevingen gestelde voorwaarden is voldaan of indien de betrokkene verzoekt om toekenning van een ouderdomsuitkering welke op grond vanlid 1 is uitgesteld, tenzij met de tijdvakken die onder andere wetgevingen zijn vervuld reeds rekening wordt gehouden overeenkomstig de leden 2 of 3.

Artikel 51

Bijzondere bepalingen inzake samentelling van tijdvakken van verzekering of van wonen met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkering

1.   Indien de wetgeving van een lidstaat de toekenning van bepaalde uitkeringenafhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend zijn vervuld in specifieke al dan niet in loondienst of in een beroep verrichte werkzaamheden waarvoor een bijzonder stelsel geldt dat op personen wordt toegepast die al dan niet in loondienst die specifieke werkzaamheden verrichten, houdt het bevoegde orgaan van die lidstaat alleen rekening met de tijdvakken welke vervuld zijn onder de wetgeving van een andere lidstaat in het kader van een overeenkomstig stelsel of bij gebreke daarvan, in hetzelfde beroep of, in voorkomend geval, van dezelfde al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden.

Indien de betrokkene, met inachtneming van de aldus vervulde tijdvakken, niet voldoet aan de voorwaarden om de betrokken uitkeringente ontvangen krachtens een bijzonder stelsel, worden deze in aanmerking genomen bij de toekenning van de uitkeringen volgens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, het stelsel dat, naar gelang van het geval, van toepassing is op arbeiders, respectievelijk bedienden, op voorwaarde dat de betrokkene aan een van die stelsels onderworpen is geweest.

2.   Tijdvakken van verzekering die zijn vervuld krachtens een bijzonder stelsel van een lidstaat, worden in aanmerking genomenbij de toekenning van uitkeringen krachtens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, het stelsel dat, naar gelang van het geval, van toepassing is op arbeiders respectievelijk bedienden van een andere lidstaat, op voorwaarde dat de betrokkene bij een van deze stelsels aangesloten is geweest, zelfs indien de betrokken tijdvakken in laatstgenoemde lidstaat reeds krachtens een bijzonder stelsel in aanmerking zijn genomen.

3.   Indien de wetgeving van een lidstaat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringenafhankelijk stelt van de voorwaarde dat de betrokkene verzekerd is op het tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld indien de betrokkene krachtens de wetgeving van de andere lidstaat verzekerd is, volgens de in bijlage XI vermelde procedures voor elke betrokken lidstaat.

Artikel 52

Toekenning van uitkeringen

1.   Het bevoegde orgaan berekent het bedrag van de verschuldigde uitkering:

a)

krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving alleen als uitsluitend op grond van de nationale wetgeving is voldaan aan de voorwaarden die recht geven op een uitkering (autonoom pensioen);

b)

door eerst een theoretisch bedrag en vervolgens het werkelijke bedrag (uitkering pro rata) als volgt te berekenen:

i)

het theoretische bedrag van de uitkering is gelijk aan de uitkering waarop de betrokkene aanspraak zou kunnen maken indien alle tijdvakken van verzekering en/of wonen, welke krachtens de wetgevingen van de andere lidstaten vervuld zijn, zouden zijn vervuld overeenkomstig de wetgeving die het orgaan op de datum van vaststelling van de uitkering toepast. Indien het bedrag van de uitkering volgens deze wetgeving onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken, wordt dit bedrag beschouwd als het theoretische bedrag;

ii)

vervolgens stelt het bevoegde orgaan het werkelijke bedrag van de pro-ratauitkering vast door op het theoretische bedrag het verhoudingsgetal van de duur van de tijdvakken van verzekering en/of van wonen, welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, en van de totale duur van de tijdvakken van verzekering en van wonen welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgevingen van alle betrokken lidstaten zijn vervuld.

2.   In voorkomend geval past het bevoegde orgaan op het overeenkomstig lid 1, onder a) en b), berekende bedrag alle bepalingen toe inzake vermindering, schorsing of intrekking van de wetgeving krachtens welke deze uitkering wordt toegekend, binnen de grenzen van de artikelen 53 tot en met 55.

3.   De betrokkene is gerechtigd om van het bevoegde orgaan van elke lidstaat het hoogste uitkeringsbedrag te ontvangen dat overeenkomstig het bepaalde in lid 1, onder a) en b), berekend is.

4.   Indien de berekening overeenkomstig lid 1, onder a), in één bepaalde lidstaat altijd als resultaat heeft dat het autonoom pensioen gelijk is aan of hoger is dan de overeenkomstig lid 1, onder b), berekende pro rata-uitkering, kan het bevoegde orgaan onder de in de uitvoeringsverordening vastgestelde voorwaarden van de berekening pro rata afzien. Dergelijke situaties worden gespecificeerd in bijlage VIII.

Artikel 53

Anticumulatiebepalingen

1.   Samenloopvan invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen die worden berekend of toegekend op basis van tijdvakken van verzekering en/of wonen welke door eenzelfde persoon zijn vervuld, wordt beschouwd als samenloopvan uitkeringen van dezelfde aard.

2.   Samenloop van uitkeringen die in de zin van lid 1 niet als uitkeringen van dezelfde aard kunnen worden aangemerkt, wordt beschouwd als samenloop van uitkeringen van verschillende aard.

3.   De volgende bepalingen zijn van toepassing op in de wetgeving van een lidstaat opgenomen anticumulatiebepalingen in geval van samenloopvan een invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenprestatie met een prestatie van dezelfde aard, een prestatie van een andere aard of andere inkomsten:

a)

het bevoegde orgaan houdt alleen rekening met de in een andere lidstaat verworven uitkeringen of inkomsten indien de door het orgaan toegepaste wetgeving bepaalt dat met in het buitenland verkregen uitkeringen of inkomsten rekening wordt gehouden;

b)

het bevoegde orgaan houdt rekening met het door een andere lidstaat te betalen bedrag aan uitkeringenvóór aftrek van belastingen, socialezekerheidspremies en andere inhoudingen, tenzij de door het orgaan toegepaste wetgeving bepaalt dat de anticumulatievoorschriften na die inhoudingen moeten worden toegepast, volgens de voorwaarden en procedures van de toepassingsverordening;

c)

het bevoegde orgaan houdt geen rekening met het bedrag van de krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verkregen uitkeringen die worden toegekend op basis van een vrijwillige verzekering of vrijwillig voortgezette verzekering;

d)

indien een enkele lidstaat anticumulatiebepalingen toepast, omdat de betrokkene hetzij uitkeringen van dezelfde of van verschillende aard ontvangt overeenkomstig de wetgeving van andere lidstaten, hetzij inkomsten ontvangt die zijn verworven in een andere lidstaat, kan de verschuldigde uitkeringalleen worden verminderd ter hoogte van het bedrag van dergelijke uitkeringen of dergelijke inkomsten.

Artikel 54

Bijzondere bepalingen inzake samenloopvan prestaties van dezelfde aard

1.   In geval van samenloopvan uitkeringenvan dezelfde aard die verschuldigd zijn krachtens de wetgeving van twee of meer lidstaten, worden de anticumulatievoorschriften waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet, niet toegepast op een pro rata-uitkering.

2.   De anticumulatievoorschriften zijn alleen op een onafhankelijke prestatie van toepassing indien het een uitkering betreft

a)

waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de tijdvakken van verzekering of wonen,

of

b)

waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum, voorzover die samenvalt:

i)

met een uitkeringvan hetzelfde type, tenzij twee of meer lidstaten een overeenkomst hebben gesloten om te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meer dan één keer wordt meegerekend, of

ii)

met een uitkering als bedoeld onder a).

De onder a) en b) bedoelde uitkeringenen overeenkomsten zijn vermeld in bijlage IX.

Artikel 55

Samenloop van een of meer uitkeringenvan verschillende aard

1.   Indien het voor het ontvangen van uitkeringen van verschillende aard of andere inkomsten vereist is dat de in de wetgeving van de betrokken lidstaten vastgelegde anticumulatiebepalingen worden toegepast op:

a)

twee of meer onafhankelijke uitkeringen, delen de bevoegde organen de bedragen van de uitkering of uitkeringen of andere inkomsten, voorzover in aanmerking genomen, door het aantal uitkeringen dat aan die anticumulatiebepalingen is onderworpen;

de toepassing van deze bepaling mag er evenwel niet toe leiden dat de betrokkene zijn status van gepensioneerde wordt ontnomen voor de toepassing van de andere hoofdstukken van titel III, volgens de voorwaarden en procedures van de toepassingsverordening;

b)

een of meer pro rata-uitkeringen, houden de bevoegde organen rekening met de uitkering of de uitkeringen of andere inkomsten en alle elementen die zijn vastgesteld voor de toepassing van de anticumulatiebepalingen, zulks op basis van de verhouding tussen de tijdvakken van verzekering en/of wonen, waarmee rekening is gehouden met artikel 52, lid 1, onder b), ii) ofwel

c)

een of meer onafhankelijke uitkeringenen op een of meer pro rata-uitkeringen, passen de bevoegde organen onderdeel a) dienovereenkomstig toe wat betreft de onafhankelijke uitkeringen, en onderdeel b) wat betreft de pro rata-uitkeringen.

2.   Het bevoegde orgaan gaat niet over tot de deling van onafhankelijke uitkeringen indien de door het orgaan toegepaste wetgeving voorziet in het in aanmerking nemen van uitkeringenvan verschillende aard en/of andere inkomsten, alsmede van alle andere elementen voor de berekening van een deel van het bedrag, dat wordt berekend op basis van de verhouding tussen de tijdvakken van verzekering en/of wonen als bedoeld in artikel 52, lid 1, onder b), ii).

3.   Bovengenoemde bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing indien de wetgeving van een of meer lidstaten bepaalt dat geen recht op uitkering bestaat indien de betrokkene een uitkeringvan verschillende aard krachtens de wetgeving van een andere lidstaat, of andere inkomsten ontvangt.

Artikel 56

Aanvullende bepalingen voor de berekening van de uitkeringen

1.   De berekening van het in artikel 52, lid 1, onder b), bedoelde theoretische bedrag en pro rata bedrag vindt als volgt plaats:

a)

indien de totale duur van de tijdvakken van verzekering en/of wonen welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgevingen van alle betrokken lidstaten zijn vervuld, langer is dan de maximumduur welke de wetgeving van één van deze lidstaten voor het recht op een volledige prestatie vereist, houdt het bevoegde orgaan van deze lidstaat rekening met deze maximumduur in plaats van met de totale duur van bedoelde tijdvakken. Deze wijze van berekening mag niet tot gevolg hebben dat dit orgaan een uitkering verschuldigd is welke hoger is dan de volledige uitkering volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving; het vorengaande geldt niet voor uitkeringen waarvan het bedrag niet afhankelijk is van de duur van de verzekering;

b)

de wijze waarop samenvallende tijdvakken in aanmerking worden genomen, wordt in de toepassingsverordening geregeld;

c)

indien de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van gemiddelde, pro rata, vaste of toegerekende inkomsten, bijdragen of premies, grondslagen voor premies of bijdragen, verhogingen, verdiensten, andere bedragen of een combinatie daarvan, wordt door het bevoegde orgaan:

i)

de berekeningsgrondslag van de uitkeringenuitsluitend bepaald aan de hand van de verzekeringstijdvakken die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld;

ii)

het bedrag dat op basis van de tijdvakken van verzekering en/of wonen die krachtens de wetgeving van de andere lidstaten zijn vervuld, bepaald aan de hand van dezelfde elementen, als die welke worden bepaald of geconstateerd over de tijdvakken van verzekering die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld,

overeenkomstig de procedures die voor de betrokken lidstaat in bijlage XI zijn vastgelegd.

2.   De voorschriften van de wetgeving van een lidstaat inzake de aanpassing van de voor de berekening van de uitkeringen in aanmerking genomen elementen aan het loon- of prijsniveau zijn, in voorkomend geval, van toepassing op de elementen waarmee het bevoegde orgaan van die lidstaat op grond van de krachtens de wetgevingen van andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen overeenkomstig lid 1 rekening heeft gehouden.

Artikel 57

Tijdvakken van verzekering of van wonen van minder dan één jaar

1.   Niettegenstaande artikel 52, lid 1, onder b), is het orgaan van een lidstaat niet verplicht uitkeringen toe te kennen met betrekking tot tijdvakken die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld en die in aanmerking dienen te worden genomenbij het intreden van de verzekerde gebeurtenis, indien

de totale duur van deze tijdvakken minder dan een jaar bedraagt

en

uitsluitend rekening houdende met deze tijdvakken geen recht op uitkeringen krachtens die wetgeving bestaat.

Voor de toepassing van dit artikel, wordt onder „tijdvakken” verstaan alle tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst, of van wonen die recht geven op een uitkering of de betrokken uitkering rechtstreeks verhogen.

2.   Voor de toepassing van artikel 52, lid 1, onder b), punt i), houdt het bevoegde orgaan van elk van de betrokken lidstaten rekening met de in lid 1 bedoelde tijdvakken.

3.   Ingeval toepassing van lid 1 ertoe zou leiden dat alle organen van de betrokken lidstaten van hun verplichtingen worden ontheven, worden de uitkeringenuitsluitend toegekend krachtens de wetgeving van de laatste van die lidstaten aan de voorwaarden waarvan is voldaan, alsof alle vervulde tijdvakken van verzekering en van wonen waarmee overeenkomstig artikel 6 en artikel 51, leden 1 en 2, rekening wordt gehouden, krachtens de wetgeving van deze lidstaat waren vervuld.

Artikel 58

Toekenning van een aanvulling

1.   Degene die uitkeringen geniet waarop dit hoofdstuk van toepassing is, mag in de lidstaat waar hij woont en krachtens welke wetgeving hem een uitkering verschuldigd is, geen lagere uitkering ontvangen dan de minimumuitkering welke door de betrokken wetgeving is vastgesteld voor een tijdvak van verzekering of wonen dat gelijk is aan de gezamenlijke tijdvakken welke overeenkomstig dit hoofdstuk in aanmerking zijn genomen.

2.   Het bevoegde orgaan van de lidstaat betaalt de betrokkene, gedurende de tijd dat hij op het grondgebied van deze staat woont, een aanvullend bedrag uit dat gelijk is aan het verschil tussen de som van de krachtens dit hoofdstuk verschuldigde uitkeringenen het bedrag van de minimumuitkering.

Artikel 59

Herberekening en aanpassing van de uitkeringen

1.   Indien de wijze van vaststelling of de regels voor de berekening van de uitkeringen krachtens de wetgeving van een lidstaat worden gewijzigd, of indien een relevante wijziging plaatsvindt in de persoonlijke situatie van de betrokkene die krachtens die wetgeving zou leiden tot een aanpassing van het bedrag van de uitkering, vindt een herberekening plaats overeenkomstig artikel 52.

2.   Indien echter de prestaties van de betrokken lidstaten door stijging van de kosten van levensonderhoud, schommelingen van het niveau van inkomsten of andere redenen voor aanpassing, met een bepaald percentage of een vast bedrag worden gewijzigd, wordt dit percentage of bedrag rechtstreeks in de overeenkomstig artikel 52 vastgestelde uitkeringen verwerkt, zonder dat een herberekening behoeft plaats te vinden.

Artikel 60

Bijzondere bepalingen voor ambtenaren

1.   Artikel 6, artikel 50, artikel 51, lid 3, en de artikelen 52 tot en met 59 zijn van overeenkomstige toepassing op personen die onderworpen zijn aan een bijzonder stelsel voor ambtenaren.

2.   Indien evenwel de wetgeving van een lidstaat het verkrijgen, het vaststellen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties krachtens een bijzonder stelsel voor ambtenaren afhankelijk stelt van de voorwaarde dat alle tijdvakken van verzekering zijn vervuld in het kader van een of meer bijzondere stelsels voor ambtenaren in die lidstaat of van de voorwaarde dat zij door de wetgeving van die lidstaat met dergelijke tijdvakken gelijkgesteld worden, neemt het bevoegde orgaan van de betrokken lidstaat uitsluitend de tijdvakken in aanmerking die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving kunnen worden erkend.

Indien, nadat de aldus vervulde tijdvakken in aanmerking zijn genomen, de betrokkene niet voldoet aan de voor het recht op genoemde prestaties gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van prestaties volgens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders respectievelijk bedienden.

3.   Indien de prestaties overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat op grond van een bijzonder stelsel voor ambtenaren worden berekend op basis van het laatste salaris of de laatste salarissen die tijdens een referentietijdvak werden ontvangen, neemt het bevoegde orgaan van die lidstaat bij de berekening alleen de naar behoren geherwaardeerde salarissen in aanmerking die werden ontvangen gedurende het tijdvak of de tijdvakken waarin de betrokkene onder die wetgeving viel.

HOOFDSTUK 6

WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN

Artikel 61

Specifieke regels voor de samentelling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst

1.   Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving het verkrijgen, het behoud, het herstel of de duur van het recht op uitkeringafhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst, houdt, voorzover nodig, rekening met de krachtens de wetgeving van elke andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst, alsof deze tijdvakken overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving waren vervuld.

Wanneer echter de toepasselijke wetgeving het recht op uitkeringafhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, worden de krachtens de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst slechts in aanmerking genomen op voorwaarde dat deze tijdvakken als tijdvakken van verzekering aangemerkt zouden zijn als zij overeenkomstig de toepasselijke wetgeving waren vervuld.

2.   Behoudens in de in artikel 65, lid 5, onder a), bedoelde gevallen, wordt de toepassing van lid 1 afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene laatstelijk, overeenkomstig de wetgeving op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd, het volgende heeft vervuld:

tijdvakken van verzekering, indien deze wetgeving tijdvakken van verzekering vereist;

tijdvakken van werkzaamheden in loondienst, indien deze wetgeving tijdvakken van werkzaamheden in loondienst vereist;

tijdvakken van werkzaamheden anders dan in loondienst, indien deze wetgeving tijdvakken van werkzaamheden anders dan in loondienst vereist.

Artikel 62

Berekening van de uitkering

1.   Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkering wordt uitgegaan van het vroegere loon of beroepsinkomen, houdt uitsluitend rekening met het loon of het beroepsinkomen dat betrokkene heeft genoten voor de laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, die hij onder die wetgeving heeft verricht.

2.   Het in lid 1 bepaalde geldt ook indien de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving voorziet in een specifieke referentieperiode voor de vaststelling van het loon dat als basis dient voor de berekening van de uitkeringen alsmede indien de betrokkene gedurende de gehele periode of een gedeelte ervan onder de wetgeving van een andere lidstaat viel.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 houdt het orgaan van de woonplaats voor de in artikel 65, lid 5, onder a), bedoelde grensarbeiders rekening met het loon of het beroepsinkomen dat de betrokkene heeft genoten in de lidstaat aan de wetgeving waaraan hij tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, onderworpen was, overeenkomstig de toepassingsverordening.

Artikel 63

Bijzondere bepalingen voor de opheffing van de bepalingen inzake de woonplaats

Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt artikel 7 slechts in de gevallen bedoeld in de artikelen 64 en 65 en binnen de daarin vermelde limieten.

Artikel 64

Werklozen die zich naar het grondgebied van een andere lidstaat begeven

1.   De volledig werkloze die voldoet aan de bij de wetgeving van de bevoegde lidstaat gestelde voorwaarden om recht te hebben op uitkeringen die zich naar een andere lidstaat begeeft om daar werk te zoeken, behoudt het recht op werkloosheidsuitkering onder de hieronder aangegeven voorwaarden en beperkingen:

a)

vóór vertrek dient de werkloze gedurende ten minste vier weken na de aanvang van zijn werkloosheid als werkzoekende ingeschreven te zijn geweest en ter beschikking van de diensten voor arbeidsvoorziening van de bevoegde lidstaat te zijn gebleven. De bevoegde diensten of organen kunnen hem evenwel toestemming geven vóór het verstrijken van deze termijn te vertrekken;

b)

de werkloze dient zich als werkzoekende in te schrijven bij de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar hij heen is gegaan, zich te onderwerpen aan de daar georganiseerde controle en zich aan de voorwaarden krachtens de wetgeving van die lidstaat te houden. Deze voorwaarde wordt als vervuld beschouwd voor het tijdvak dat aan de inschrijving voorafgaat, indien de inschrijving plaatsvindt binnen zeven dagen na de datum waarop hij niet meer ter beschikking stond van de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat die hij heeft verlaten. In uitzonderingsgevallen kunnen de bevoegde diensten of organen deze termijn verlengen;

c)

het recht op uitkering wordt gehandhaafd gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf de datum waarop de werkloze niet langer ter beschikking stond van de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat die hij heeft verlaten, zonder dat de totale duur waarover uitkering wordt verleend, de totale duur mag overschrijden waarover hij krachtens de wetgeving van bedoelde lidstaat recht op uitkeringheeft. De periode van drie maanden kan door de bevoegde dienst of het bevoegde orgaan tot maximaal zes maanden worden verlengd.

d)

de uitkering wordt door en voor rekening van het bevoegde orgaan verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.

2.   Indien de betrokkene bij of vóór het verstrijken van het tijdvak waarover hij krachtens lid 1, onder c), recht op uitkeringheeft, naar de bevoegde lidstaat terugkeert, behoudt hij het recht op uitkeringovereenkomstig de wetgeving van deze lidstaat; hij verliest elk recht op uitkering krachtens de wetgeving van de bevoegde lidstaat, indien hij niet bij of vóór het verstrijken van dit tijdvak naar deze staat terugkeert, behoudens gunstiger bepalingen in die wetgeving. In uitzonderingsgevallen kunnen de bevoegde diensten of organen de betrokken persoon toestaan op een latere datum terug te keren met behoud van zijn recht op uitkering.

3.   Behoudens gunstiger wetgeving van de bevoegde lidstaat, bedraagt het totale tijdvak tussen twee tijdvakken van arbeid waarin het recht op uitkeringen op grond van lid 1 wordt gehandhaafd ten hoogste drie maanden. Deze periode kan door de bevoegde diensten of het bevoegde orgaan tot maximaal zes maanden worden verlengd.

4.   De wijze van uitwisseling van informatie, samenwerking en wederzijdse bijstandverlening tussen de organen en diensten van de bevoegde lidstaat en die van de lidstaat waarheen de betrokkene zich begeeft om werk te zoeken, wordt vastgesteld in de toepassingsverordening.

Artikel 65

Werklozen die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden in een andere dan de bevoegde lidstaat woonden

1.   De gedeeltelijke of door onvoorziene omstandighedenwerkloos geraakte werkloze die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde, moet zich ter beschikking van zijn werkgever of van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de bevoegde lidstaat stellen. Hij heeft recht op uitkering volgens de wetgeving van de bevoegde lidstaat alsof hij in die lidstaat woonde. Deze uitkering wordt door het orgaan van de bevoegde lidstaat verleend.

2.   De volledig werkloze, die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde en in die lidstaat blijft wonen of ernaar terugkeert, stelt zich ter beschikking van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat waar hij woont. Onverminderd de toepassing van artikel 64 mag een volledig werkloze zich daarnaast ter beschikking stellen van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat waar hij zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht.

Een werkloze die geen grensarbeider is en die niet terugkeert naar de lidstaat van zijn woonplaats, stelt zich ter beschikking te stellen van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen was.

3.   De in lid 2, eerste zin, bedoelde werkloze registreert zich als werkzoekende bij de bevoegde diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar hij woont, wordt onderworpen aan de daar georganiseerde controles, en houdt zich aan de door de wetgeving van die lidstaat gestelde voorwaarden. Indien hij zich tevens als werkzoekende wenst in te registreren in de lidstaat waar hij zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht, voldoet hij volledig aan de in die lidstaat geldende verplichtingen.

4.   De uitvoering van lid 2, tweede zin, en van lid 3, tweede zin, alsmede de regelingen voor de uitwisseling van informatie, de samenwerking en wederzijdse bijstandverlening tussen de organen en diensten van de lidstaat van de woonplaats en de lidstaat waar de betrokkene het laatst werkzaamheden heeft verricht, worden vastgesteld in de toepassingsverordening.

5.

a)

De in lid 2, eerste en tweede zin, bedoelde werkloze heeft recht op uitkering volgens de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, alsof hij tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst aan die wetgeving onderworpen was. Deze prestaties worden verleend door het orgaan van de woonplaats.

b)

Een werknemer die geen grensarbeider is, en aan wie uitkering is verleend voor rekening van het bevoegde orgaan van de lidstaat aan welks wetgeving hij het laatst onderworpen was, heeft echter bij zijn terugkeer naar de lidstaat van de woonplaats, eerst recht op uitkering overeenkomstig artikel 64, waarbij het recht op uitkering krachtens onderdeel a) geschorst wordt, zolang hij recht op uitkering heeft krachtens de wetgeving waaraan hij het laatst onderworpen was.

6.   De door het orgaan van de woonplaats verleende uitkeringen krachtens lid 5 blijven ten laste van dit orgaan. Onverminderd lid 7 vergoedt het bevoegde orgaan van de lidstaat aan welks wetgeving de betrokkene het laatst onderworpen was, echter het orgaan van de woonplaats volledig voor de uitkeringen die gedurende ten hoogste de eerste drie maanden door laatstgenoemd orgaan zijn verstrekt. De vergoeding over dit tijdvak, mag niet hoger zijn dan de werkloosheidsuitkeringen krachtens de wetgeving van de bevoegde lidstaat. In het in lid 5, onder b), bedoelde geval wordt het tijdvak waarin er uitkeringen uit hoofde van artikel 64 worden verleend, afgetrokken van het in de tweede zin van dit lid bedoelde tijdvak. De bijzonderheden betreffende de vergoeding worden vastgesteld in de toepassingsverordening.

7.   Het in lid 6 bedoelde tijdvak van vergoeding wordt evenwel op vijf maanden gebracht wanneer de betrokkene tijdens de voorafgaande 24 maanden gedurende tijdvakken van ten minste 12 maanden al dan niet in loondienst heeft gewerkt in de lidstaten aan welks wetgeving hij het laatst onderworpen was, indien die tijdvakken in aanmerking komen voor de vaststelling van het recht op werkloosheidsuitkering.

8.   Voor de toepassing van de leden 6 en 7 kunnen twee of meer lidstaten of hun bevoegde autoriteiten andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.

HOOFDSTUK 7

UITKERINGEN BIJ VERVROEGDE UITTREDING

Artikel 66

Uitkeringen

Indien de toepasselijke wetgeving het recht op uitkeringen bij vervroegde uittreding afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst, is artikel 6 niet van toepassing.

HOOFDSTUK 8

GEZINSUITKERINGEN

Artikel 67

Gezinsleden die in een andere lidstaat wonen

Een persoon heeftrecht op gezinsbijslag overeenkomstig de wetgeving van de bevoegde lidstaat, ook voor de gezinsleden die in een andere lidstaat wonen, alsof deze in eerstbedoelde lidstaat woonden. Een pensioengerechtigde heeft echter recht op gezinsbijslag overeenkomstig de wetgeving van de lidstaten die bevoegd zijn voor zijn pensioen.

Artikel 68

Prioriteitsregels bij samenloop

1.   Indien gedurende hetzelfde tijdvak en voor dezelfde gezinsleden in uitkeringen is voorzien op grond van de wetgeving van meer dan een lidstaat, zijn de volgende prioriteitsregels van toepassing:

a)

Indien door meer dan een lidstaat uitkeringen verschuldigd zijn op verschillende gronden, is de volgorde van prioriteit de volgende: eerst de rechten verkregen op grond van werkzaamheden, al dan niet in loondienst, vervolgens de rechten verkregen op grond van een pensioen, en tenslotte de rechten op grond van de woonplaats;

b)

Indien door meer dan een lidstaat uitkeringen verschuldigd zijn op dezelfde grond, wordt de volgorde van prioriteit vastgesteld op basis van de volgende subsidiaire criteria:

i)

indien het gaat om rechten die verkregen zijn op grond van werkzaamheden, al dan niet in loondienst: de woonplaats van de kinderen, mits er dergelijke werkzaamheden worden verricht, en subsidiair, in voorkomend geval, het hoogste bedrag aan uitkeringen waarin de betrokken wetgevingen voorzien. In dat laatste geval worden de kosten van de uitkeringen verdeeld volgens in de toepassingsverordening bepaalde criteria;

ii)

indien het gaat om rechten die verkregen zijn op grond van een pensioen: de woonplaats van de kinderen, mits op grond van deze wetgeving een pensioen moet worden uitgekeerd, en subsidiair, in voorkomend geval, het langste onder de betrokken wetgevingen vervulde tijdvak van verzekering of verblijf;

iii)

indien het gaat om rechten die verkregen zijn op grond van de woonplaats: de woonplaats van de kinderen.

2.   Bij samenloopvan rechten worden de gezinsuitkeringen toegekend overeenkomstig de wetgeving die volgens lid 1 als prioritair is aangemerkt. De rechten op gezinsuitkeringen die verschuldigd zijn op grond van de andere betrokken wetgeving of wetgevingen, worden geschorst ter hoogte van het bedrag dat bij de wetgeving van de eerste lidstaat is vastgesteld en, zo nodig, wordt het deel dat dit bedrag overschrijdt uitbetaald in de vorm van een aanvullende toeslag. Als het recht op de uitkering in kwestie alleen gebaseerd is op de woonplaats, hoeft deze aanvullende toeslag echter niet te worden uitgekeerd voor kinderen die in een andere lidstaat wonen.

3.   Indien er uit hoofde van artikel 67 een aanvraag om gezinsuitkeringen wordt ingediend bij het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving toepasselijk is, maarniet op grond van het prioritair recht overeenkomstig de leden 1 en 2.

a)

zendt dat orgaan de aanvraag onverwijld door naar het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving prioritair van toepassing is; het stelt de betrokkene daarvan in kennis en betaalt, onverminderd de bepalingen van de toepassingsverordening betreffende de voorlopige toekenning van uitkeringen, zo nodig, de in lid 2 genoemde aanvullende toeslaguit;

b)

neemt het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving prioritair van toepassing is, de aanvraag in behandeling alsof het rechtstreeks bij dat orgaan was ingediend; de datum waarop de aanvraag bij het eerste orgaan is ingediend, wordt beschouwd als de datum waarop de aanvraag bij het prioritaire orgaan is ingediend.

Artikel 69

Aanvullende bepalingen

1.   Indien er aan de op grond van de artikelen 67 en 68 aangewezen wetgeving geen enkel recht wordt ontleend op aanvullende of speciale gezinsuitkeringen voor wezen, worden deze uitkeringen, bovenop de andere op grond van de wetgeving van de hiervoor genoemde lidstaat verkregen gezinsuitkeringen, automatisch verleend krachtens de wetgeving van de lidstaat waaraan de overleden werknemer het langst onderworpen is geweest, voorzover het recht aan de bovengenoemde wetgeving werd ontleend. Indien aan deze wetgeving geen enkel recht werd ontleend, worden de voorwaarden voor het verwerven van een dergelijk recht krachtens de wetgeving van de overige betrokken lidstaten getoetst en worden de uitkeringen toegekend, en wel in afdalende volgorde volgens de duur van de krachtens de wettelijke regelingen van deze lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen.

2.   De uitkeringen die in de vorm van pensioenen of van aanvullende pensioenen worden uitgekeerd, worden toegekend en berekend overeenkomstig hoofdstuk 5.

HOOFDSTUK 9

BIJZONDERE, NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE PRESTATIES

Artikel 70

Algemene bepaling

1.   Dit artikel is van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties waarop wetgeving van toepassing is die, wegens haar personele werkingssfeer, doelstellingen en/of de voorwaarden voor het ingaan van een recht, kenmerken heeft van zowel de in artikel 3, lid 1 bedoelde socialezekerheidswetgeving als van de bijstand.

2.   Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties” verstaan prestaties die:

a)

bedoeld zijn:

i)

voor de extra, aanvullende of bijkomende dekking van de gebeurtenissen in de in artikel 3, lid 1, vermelde takken van de sociale zekerheid en om de betrokken personen een minimum voor levensonderhoud te garanderen in verhouding tot de economische en sociale situatie van de betrokken lidstaat; of

ii)

om uitsluitend personen met een handicap een bijzondere bescherming te bieden, die nauw aansluit bij hun sociale omstandigheden in de betrokken lidstaat,

en

b)

uitsluitend worden gefinancierd door de verplichte belastingen ter dekking van de algemene openbare uitgaven en waarvoor de voorwaarden voor de toekenning en berekening niet afhankelijk zijn van de betaling van enige premie of bijdrage door de betrokkene. Prestaties ter aanvulling van op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties mogen evenwel niet alleen om die reden als op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties worden beschouwd,

en

c)

opgenomen zijn in bijlage X.

3.   Artikel 7 en de andere hoofdstukken van titel III zijn niet van toepassing op de in lid 2 van dit artikel bedoelde prestaties.

4.   De in lid 2 bedoelde uitkeringen zullen uitsluitend worden toegekend door de lidstaat waarin de betreffende persoon woont, overeenkomstig de wetgeving van deze staat. Deze prestaties worden verstrekt door, en voor rekening van, het orgaan van de woonplaats.

TITEL IV

ADMINISTRATIEVE COMMISSIE EN RAADGEVEND COMITÉ

Artikel 71

Samenstelling en werkwijze van de Administratieve Commissie

1.   De Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, hierna „Administratieve Commissie” genoemd, die bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen is ingesteld, is samengesteld uit een regeringsvertegenwoordiger van elk van de lidstaten, die eventueel door technische adviseurs wordt bijgestaan. Een vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen neemt als adviseur deel aan de vergaderingen van de Administratieve Commissie.

2.   De statuten van de Administratieve Commissie worden door haar leden in onderlinge overeenstemming opgesteld.

De besluiten inzake de in artikel 72, onder a), bedoelde vraagstukken van interpretatieve aard worden aangenomen overeenkomstig de in het Verdrag neergelegde stemvoorschriften en er wordt de nodige bekendheid aan gegeven.

3.   Het secretariaat van de Administratieve Commissie wordt waargenomen door de diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 72

Taken van de Administratieve Commissie

De Administratieve Commissie heeft tot taak:

a)

alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van deze verordening, van de toepassingsverordening en van enige overeenkomst of regeling die in het kader daarvan tot stand zal komen, te behandelen, onverminderd het recht van de betrokken autoriteiten, organen en personen om gebruik te maken van de rechtsmiddelen, en zich te wenden tot de rechterlijke instanties, bedoeld bij de wetgevingen van de lidstaten, bij deze verordening en bij het Verdrag;

b)

de uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht te vergemakkelijken, met name door de uitwisseling van ervaringen en goede administratieve praktijken te bevorderen;

c)

de samenwerking tussen de lidstaten en hun organen op het gebied van de sociale zekerheid te bevorderen en verder te ontwikkelen teneinde met name in te spelen op de bijzondere vraagstukken in verband met bepaalde categorieën personen; op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid de verwezenlijking van activiteiten op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen;

d)

een zo ruim mogelijke toepassing van de nieuwe technologieën te bevorderen om het vrije verkeer van personen te vergemakkelijken, met name door de procedures voor de gegevensuitwisseling te moderniseren en de informatiestroom tussen de organen, rekening houdend met de stand van de ontwikkeling van de gegevensverwerking in elke lidstaat, geschikt te maken voor elektronische uitwisseling; de Administratieve Commissie stelt de gemeenschappelijke voorschriften voor de infrastructuur van de elektronische gegevensverwerking vast, in het bijzonder de voorschriften in verband met de beveiliging en het gebruik van de standaards, en zij stelt de voorschriften vast voor de werking van het gemeenschappelijk gedeelte van deze voorzieningen;

e)

alle overige werkzaamheden te verrichten die tot haar bevoegdheid behoren krachtens deze verordening en de toepassingsverordening of krachtens enige overeenkomst of regeling die in het kader daarvan tot stand zal komen;

f)

aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen alle voorstellen op het gebied van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels te doen teneinde het acquis communautaire te verbeteren en te moderniseren door de uitwerking van latere verordeningen of met behulp van andere door het Verdrag voorziene instrumenten;

g)

vast te stellen met welke gegevens rekening moet worden gehouden bij het opmaken van de rekeningen betreffende de lasten welke de organen van de lidstaten krachtens deze verordening moeten dragen, en de jaarlijkse afrekening tussen deze organen op te stellen op basis van een verslag van de in artikel 74 bedoelde rekencommissie.

Artikel 73

Technische Commissie voor de gegevensverwerking

1.   Bij de Administratieve Commissie wordt een Technische Commissie voor de gegevensverwerking opgericht, hierna „Technische Commissie” genoemd. De Technische Commissie doet aan de Administratieve Commissie voorstellen voor de gemeenschappelijke voorschriften voor de infrastructuur voor het beheer van de elektronische gegevensverwerkingsdiensten, in het bijzonder de voorschriften in verband met de beveiliging en het gebruik van de normen; zij stelt verslagen op en brengt een met redenen omkleed advies uit op basis waarvan de Administratieve Commissie de in artikel 72, onder d), bedoelde beslissingen neemt. De Administratieve Commissie stelt de samenstelling en de regels voor de werkwijze van de Technische Commissie vast.

2.   Te dien einde heeft de Technische Commissie tot taak:

a)

de relevante technische documentatie te verzamelen en de voor de vervulling van haar taken noodzakelijke studies en werkzaamheden te verrichten;

b)

de in lid 1 bedoelde verslagen en met redenen omklede adviezen aan de Administratieve Commissie voor te leggen;

c)

alle andere werkzaamheden en studies uit te voeren inzake vraagstukken die de Administratieve Commissie haar voorlegt;

d)

leiding te geven aan communautaire proefprojecten voor het gebruik van elektronische gegevensverwerkingsdiensten en, voor het communautaire gedeelte, van de operationele systemen van het gebruik van die diensten.

Artikel 74

Rekencommissie

1.   Er wordt bij de Administratieve Commissie een Rekencommissie ingesteld. De samenstelling en de regels voor de werkwijze van deze commissie worden vastgesteld door de Administratieve Commissie.

De Rekencommissie heeft tot taak:

a)

de controle te verrichten op de methode voor het bepalen en berekenen van de jaarlijkse gemiddelde kosten die door de lidstaten worden ingediend;

b)

de nodige gegevens te verzamelen en de berekeningen te maken die nodig zijn om jaarlijks de stand op te maken van de vorderingen van elke lidstaat;

c)

periodiek verslag uit te brengen aan de Administratieve Commissie over het resultaat van de toepassing van de onderhavige verordening en de toepassingsverordening, met name op financieel vlak;

d)

de gegevens en de verslagen te verstrekken die de Administratieve Commissie nodig heeft om de besluiten krachtens artikel 72, onder g), te kunnen nemen;

e)

de Administratieve Commissie alle dienstige voorstellen te doen, inclusief over deze verordening, met betrekking tot de onderdelen a), b) en c);

f)

alle werkzaamheden, studies of taken te verrichten inzake vraagstukken die de Administratieve Commissie haar voorlegt.

Artikel 75

Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

1.   Er wordt een Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels ingesteld, hierna „Raadgevend Comité” genoemd, dat voor elk van de lidstaten is samengesteld uit

a)

een vertegenwoordiger van de regering;

b)

een vertegenwoordiger van de werknemersorganisaties;

c)

een vertegenwoordiger van de werkgeversorganisaties.

Voor elk van de hierboven genoemde categorieën wordt één plaatsvervangend lid per lidstaat benoemd.

De leden en de plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité worden benoemd door de Raad. Het Raadgevend Comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Het Raadgevend Comité stelt zijn reglement van orde vast.

2.   Het Raadgevend Comité is gemachtigd om, op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, van de Administratieve Commissie of uit eigen beweging:

a)

vraagstukken van algemene of principiële aard en problemen welke rijzen bij de toepassing van de communautaire bepalingen inzake de coördinatie van sociale zekerheidssystemen, met name in verband met bepaalde categorieën personen, te onderzoeken;

b)

ten behoeve van de Administratieve Commissie ter zake adviezen uit te brengen alsmede voorstellen te doen voor een eventuele herziening van die bepalingen.

TITEL V

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 76

Samenwerking

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten verstrekken elkaar alle inlichtingen met betrekking tot:

a)

de ter uitvoering van deze verordening getroffen maatregelen;

b)

de wijzigingen in hun wetgeving die van invloed kunnen zijn op de uitvoering van deze verordening.

2.   Bij de toepassing van deze verordening zijn de autoriteiten en organen van de lidstaten elkaar behulpzaam als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving. De wederzijdse administratieve bijstand van genoemde autoriteiten en organen is in principekosteloos. De Administratieve Commissie bepaalt evenwel de aard van de te vergoeden uitgaven en de drempels waarboven een vergoeding moet plaatsvinden.

3.   Voor de toepassing van deze verordening kunnen de autoriteiten en de organen van de lidstaten zich rechtstreeks met elkaar en met de belanghebbende personen of hun gemachtigden in verbinding stellen.

4.   De organen en de personen die onder deze verordening vallen, zijn met het oog op de goede toepassing van deze verordening verplicht elkaar inlichtingen te verstrekken en samen te werken.

De organen reageren, overeenkomstig het beginsel van goed bestuur, binnen een redelijke termijn op alle aanvragen en verstrekken de betrokkenen daartoe alle informatie die nodig is om de hun door deze verordening verleende rechten uit te oefenen.

De betrokkenen moeten de organen van de bevoegde lidstaat en van de lidstaat van de woonplaats zo spoedig mogelijk in kennis stellen van iedere verandering in hun persoonlijke of gezinssituatie die gevolgen heeft voor hun rechten op de prestaties waarin deze verordening voorziet.

5.   Indien niet voldaan wordt aan de informatieplicht als bedoeld in lid 4, derde alinea, kunnen overeenkomstig het nationaal recht evenredige maatregelen worden getroffen. Deze maatregelen zijn gelijkwaardig aan de maatregelen die in soortgelijke onder de nationale rechtsorde vallende situaties van toepassing zijn en mogen in de praktijk de uitoefening van de door deze verordening aan de betrokkenen verleende rechten niet onmogelijk of buitengewoon moeilijk maken.

6.   Als zich bij de uitleg en de toepassing van deze verordening moeilijkheden voordoen die de rechten van onder de Verordening vallende personen in gevaar kunnen brengen, neemt het orgaan van de bevoegde lidstaat of van de lidstaatvan de woonplaats, contact op met het orgaan of de organen van de andere betrokken lidstaat of lidstaten. Als er binnen een redelijke termijn geen oplossing wordt gevonden, kunnen de betrokken autoriteiten de Administratieve Commissie inschakelen.

7.   De autoriteiten, organen en rechterlijke instanties van een lidstaat mogen verzoekschriften of andere documenten die hun toegezonden worden, niet afwijzen op grond van het feit dat zij zijn opgesteld in een officiële taal van een andere lidstaat, die als een officiële taal van de instellingen van de Gemeenschap is erkend overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag.

Artikel 77

Bescherming van persoonsgegevens

1.   Indien de autoriteiten of organen van een lidstaat op grond van deze verordening of van de toepassingsverordening persoonsgegevens aan de autoriteiten of organen van een andere lidstaat mededelen, is deze mededeling onderworpen aan de wettelijke bepalingen inzake gegevensbescherming van de lidstaat die de gegevens verstrekt. Voor iedere mededeling van de autoriteit of het orgaan van de lidstaat die de gegevens heeft ontvangen, alsmede voor de opslag, wijziging en vernietiging van de gegevens door die lidstaat, gelden de wettelijke bepalingen inzake gegevensbescherming van de lidstaat die de gegevens ontvangt.

2.   De verzending van de voor de toepassing van deze verordening en de toepassingsverordening noodzakelijke gegevens van een lidstaat naar een andere lidstaat dient te gebeuren met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

Artikel 78

Elektronische gegevensverwerking

1.   De lidstaten maken steeds meer gebruik van de nieuwe technologieën voor de uitwisseling van, de toegang tot en de behandeling van de voor de toepassing van deze verordening en de toepassingsverordening noodzakelijke gegevens. De Commissie steunt activiteiten van gemeenschappelijk belang zodra de lidstaten deze diensten voor elektronische gegevensverwerking hebben ingevoerd.

2.   Elke lidstaat is met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens verantwoordelijk voor het beheer van zijn eigen gedeelte van de diensten voor elektronische gegevensverwerking.

3.   Een elektronisch document dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en de toepassingsverordening door een orgaan is verstuurd of uitgebracht, mag vanaf het moment dat het ontvangende orgaan heeft verklaard elektronische documenten te kunnen ontvangen door geen enkele autoriteit of door geen enkel orgaan van een andere lidstaat geweigerd worden op grond van het feit dat dit document langs elektronische weg werd ontvangen. Het reproduceren en opslaan van deze documenten wordt geacht een juiste en nauwkeurige weergave te leveren van het originele document of van de informatie waarop dat betrekking heeft, tenzij het tegendeel is bewezen.

4.   Een elektronisch document wordt als geldig beschouwd als het computersysteem waarin dit document is opgeslagen de noodzakelijke beveiligingen bevat tegen wijziging of openbaarmaking van, of toegang van onbevoegden tot de opgeslagen gegevens. Te allen tijde is het mogelijk de opgeslagen gegevens in een rechtstreeks leesbare vorm om te zetten. Bij de overdracht van een elektronisch document van het ene socialezekerheidsorgaan naar het andere worden passende beveiligingsmaatregelen genomen in overeenstemming met de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

Artikel 79

Financiering van activiteiten op het gebied van de sociale zekerheid

In het kader van deze verordening en van de toepassingsverordening kan de Commissie van de Europese Gemeenschappen de volgende activiteitengeheel of gedeeltelijk financieren:

a)

activiteiten ter verbetering van de informatie-uitwisseling tussen de autoriteiten en organen voor de sociale zekerheid van de lidstaten, met name van elektronische gegevensuitwisseling;

b)

alle andere activiteiten die ten doel hebben om, met behulp van de meest geschikte middelen, informatie aan de onder deze verordening vallende personen en hun vertegenwoordigers te verstrekken over de rechten en plichten die uit deze verordening voortvloeien.

Artikel 80

Vrijstelling

1.   Iedere vrijstelling of verlaging van belastingen, retributies, zegelrechten, griffie- of registratierechten waarin bij de wetgeving van een lidstaat is voorzien voor bescheiden of documenten die ter uitvoering van de wetgeving van deze staat dienen te worden overgelegd, geldt eveneens voor overeenkomstige bescheiden of documenten die ter uitvoering van de wetgeving van een andere lidstaat of van deze verordening dienen te worden overgelegd.

2.   Alle akten, documenten of bescheiden van welke aard dan ook die voor de toepassing van deze verordening dienen te worden overgelegd, zijn vrijgesteld van legalisatie door diplomatieke of consulaire autoriteiten.

Artikel 81

Aanvragen, verklaringen of beroepschriften

Aanvragen, verklaringen of beroepschriften die ter uitvoering van de wetgeving van een lidstaat binnen een bepaalde termijn moeten worden ingediend bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van die lidstaat, zijn ontvankelijk indien zij binnen dezelfde termijn bij een overeenkomstige autoriteit, orgaan of rechterlijke instantie van een andere lidstaat worden ingediend. In dat geval zal de autoriteit, het orgaan of de rechterlijke instantie waarop aldus een beroep wordt gedaan, deze aanvragen, verklaringen of beroepschriften onverwijld doen toekomen aan de bevoegde autoriteit, het bevoegde orgaan of de bevoegde rechterlijke instantie van eerstbedoelde lidstaat, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten. De datum waarop die aanvragen, verklaringen of beroepschriften bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van de andere lidstaat zijn ingediend, wordt beschouwd als de datum waarop deze zijn ingediend bij de autoriteiten, het orgaan of de rechterlijke instantie die bevoegd is hiervan kennis te nemen.

Artikel 82

Geneeskundige onderzoeken

Bij de wetgeving van een lidstaat voorziene geneeskundige onderzoeken kunnen op verzoek van het bevoegde orgaan in een andere lidstaat worden verricht door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de aanvrager van of de rechthebbende op prestaties, op de wijze als bepaald bij de toepassingsverordening of op een tussen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten overeengekomen wijze.

Artikel 83

Toepassing van wetgevingen

De bijzonderheden voor de toepassing van de wetgevingen van bepaalde lidstaten staan in bijlage XI.

Artikel 84

Inning van premies of bijdragen en terugvordering van prestaties

1.   Premies of bijdragen die aan een orgaan van een lidstaat verschuldigd zijn, en prestaties die ten onrechte door een orgaan van een lidstaat zijn verleend, kunnen in een andere lidstaat worden geïnd, respectievelijk teruggevorderd, volgens de procedures en met de waarborgen en voorrechten die van toepassing zijn op de inning van premies of bijdragen die verschuldigd zijn aan, en de terugvordering van prestaties die ten onrechte zijn verleend door, het overeenkomstige orgaan van laatstbedoelde lidstaat.

2.   Voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen van rechterlijke en overheidsinstanties betreffende de inning van premies of bijdragen, renten en alle andere kosten of de terugvordering van krachtens de wetgeving van een lidstaat ten onrechte verleende prestaties, worden op verzoek van het bevoegde orgaan in een andere lidstaat erkend en ten uitvoer gelegd binnen de grenzen en volgens de procedures waarin de wetgeving voorziet en volgens alle andere procedures die van toepassing zijn op gelijkaardige beslissingen van die lidstaat. Deze beslissingen worden door het bevoegde orgaan uitvoerbaar in die lidstaat verklaard voor zover de wetgeving en alle andere procedures van die lidstaat dit vereisen.

3.   In geval van gedwongen tenuitvoerlegging, faillissement of akkoord genieten de vorderingen van het orgaan van een lidstaat in een andere lidstaat dezelfde voorrechten als die welke de wetgeving van laatstbedoelde lidstaat toekent aan vorderingen van dezelfde aard.

4.   De wijze van toepassing van dit artikel, inclusief de te vergoeden kosten, wordt geregeld bij de toepassingsverordening of, voor zover nodig en bij wijze van aanvulling, door middel van overeenkomsten tussen lidstaten.

Artikel 85

Rechten van de organen

1.   Indien prestaties worden genoten krachtens de wetgeving van een lidstaat naar aanleiding van schade die voortvloeit uit een in een andere lidstaat voorgevallen gebeurtenis, worden de eventuele rechten die het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten opzichte van een derde die verplicht is de schade te vergoeden als volgt geregeld:

a)

indien het orgaan dat de prestaties verschuldigd is krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving in de rechten treedt die de rechthebbende ten opzichte van die derde heeft, erkent elke lidstaat die subrogatie;

b)

indien het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, een onmiddellijk recht ten opzichte van de derde heeft, erkent elke lidstaat dat recht;

2.   indien prestaties worden genoten krachtens de wetgeving van een lidstaat naar aanleiding van schade die voortvloeit uit een in een andere lidstaat voorgevallen gebeurtenis, gelden de in genoemde wetgeving voorkomende bepalingen die aangeven in welke gevallen de werkgevers of de bij hen werkzaam zijnde werknemers zijn ontheven van de aansprakelijkheid naar burgerlijk recht ten opzichte van de rechthebbende op prestaties of het bevoegde orgaan.

Lid 1 is eveneens van toepassing op de eventuele rechten die het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten opzichte van werkgevers of de bij deze werkgevers werkzaam zijnde werknemers, in de gevallen waarin zij niet van hun aansprakelijkheid zijn ontheven.

3.   Indien twee of meer lidstaten of de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten overeenkomstig artikel 35, lid 3, en/of artikel 41, lid 2, een overeenkomst hebben gesloten waarbij van vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen wordt afgezien, of indien de vergoeding niet afhangt van het bedrag van de daadwerkelijk verrichte prestaties, worden de eventuele rechten ten opzichte van een aansprakelijke derde als volgt geregeld:

a)

indien het orgaan van een lidstaat van de woon- of verblijfplaats prestaties verleent aan een persoon voor schade die op het grondgebied van die lidstaat is ontstaan, oefent bedoeld orgaan overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving het recht van subrogatie of rechtstreekse vordering uit jegens de schadeplichtige derde;

b)

voor de toepassing van het bepaalde onder a) wordt:

i)

de rechthebbende op prestaties geacht te zijn aangesloten bij het orgaan van de woon- of verblijfplaats, en

ii)

bedoeld orgaan aangemerkt als het orgaan dat de prestaties verschuldigd is;

c)

de leden 1 en 2 blijven van toepassing ten aanzien van prestaties die niet vallen onder de overeenkomst waarbij wederzijds van vergoeding wordt afgezien, of waarvoor de vergoeding niet afhangt van het bedrag van de daadwerkelijk verrichte prestaties.

Artikel 86

Bilaterale overeenkomsten

Wat betreft de betrekkingen tussen Luxemburg enerzijds, en Frankrijk, Duitsland en België anderzijds, wordt de toepassing en de duur van het in artikel 65, lid 7, bedoelde tijdvak afhankelijk gesteld van de sluiting van bilaterale overeenkomsten.

TITEL VI

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 87

Overgangsbepalingen

1.   Aan deze verordening kan geen enkel recht worden ontleend voor het tijdvak dat aan de datum van haar toepassing voorafgaat.

2.   Voor de vaststelling van de aan deze verordening te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering, alsmede eventueel met elk tijdvak van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, dat krachtens de wetgeving van de betrokken lidstaat de datum van haar toepassing in deze lidstaat is vervuld.

3.   Onverminderd lid 1 ontstaat krachtens deze verordening ook dan een recht, indien dit recht in verband staat met een gebeurtenis die vóór de datum van haar toepassing in de betrokken lidstaat heeft plaatsgevonden.

4.   Elke prestatie die in verband met de nationaliteit van de betrokkene dan wel met diens woonplaats niet is toegekend dan wel is geschorst, wordt op verzoek van de betrokkene toegekend of hervat met ingang van de datum van toepassing van deze verordening in de betrokken lidstaat, mits de vroeger toegekende rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.

5.   De rechten van de betrokkene wier pensioen vóór de datum van toepassing van deze verordening in een lidstaat werd toegekend, kunnen op verzoek van de betrokkene worden herzien met inachtneming van deze verordening.

6.   Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek binnen twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening in een lidstaat wordt ingediend, worden de aan deze verordening te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de wetgeving van enige lidstaat met betrekking tot het verval of de verjaring van rechten op de betrokkenen kan worden toegepast.

7.   Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek na afloop van de termijn van twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening in de betrokken lidstaat wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, verkregen, tenzij gunstiger bepalingen van de wetgeving van enig lidstaat van toepassing zijn.

8.   Indien een persoon op grond van deze verordening is onderworpen aan de wetgeving van een andere lidstaat dan die waaraan die persoon krachtens Titel II van Verordening (EEG) nr. 1408/71 onderworpen is, blijft de betrokkene onderworpen aan deze wetgeving zolang de desbetreffende situatie voortduurt, tenzij hij een aanvraag indient om onderworpen te worden aan de wetgeving die krachtens deze verordening van toepassing is. Indien de aanvraag binnen een termijn van drie maanden vanaf de toepassingsdatum van deze verordening wordt ingediend bij het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving krachtens deze verordening van toepassing is, is deze wetgeving op betrokkene van toepassing vanaf de toepassingsdatum van deze verordening. Indien de aanvraag wordt ingediend nadat deze termijn verstreken is, is genoemde wetgeving op betrokkene van toepassing vanaf de eerste dag van de volgende maand.

9.   Artikel 55 van deze verordening is uitsluitend van toepassing op pensioenen waarop artikel 46 quater van Verordening (EEG) nr. 1408/71 op de toepassingsdatum van deze verordening niet van toepassing is.

10.   Artikel 65, lid 2, tweede zin, en lid 3, tweede zin, is uiterlijk twee jaar na de toepassingsdatum van deze verordening in Luxemburg van toepassing.

11.   De lidstaten zien erop toe dat passende informatie wordt verstrekt met betrekking tot de wijzigingen in de rechten en plichten die worden ingevoerd bij deze verordening en de toepassingsverordening.

Artikel 88

Bijwerking van de bijlagen

De bijlagen van deze verordening zullen regelmatig worden herzien.

Artikel 89

Toepassingsverordening

De wijze van toepassing van deze verordening wordt bij een latere verordening vastgesteld.

Artikel 90

Intrekkingen

1.   Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad wordt met ingang van de toepassingsdatum van deze verordening ingetrokken.

Verordening (EEG) nr. 1408/71 blijft evenwel van kracht en de rechtsgevolgen ervan worden gehandhaafd voor:

a)

Verordening (EG) nr. 859/2003 van de Raad van 14 mei 2003 tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen (5), zulks zolang genoemde verordening niet wordt ingetrokken of gewijzigd;

b)

Verordening (EEG) nr. 1661/85 van 13 juni 1985 van de Raad van 13 juni 1985 tot vaststelling van de technische aanpassingen van de communautaire regelingen op het gebied van de sociale zekerheid van migrerende werknemers met betrekking tot Groenland (6), zulks zolang genoemde verordening niet wordt ingetrokken of gewijzigd;

c)

de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (7), de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (8) alsmede andere overeenkomsten die een verwijzing bevatten naar Verordening (EEG) nr. 1408/71, zulks zolang genoemde overeenkomsten niet worden gewijzigd als gevolg van deze verordening.

2.   Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 1408/71 in Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (9), moeten worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 91

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de toepassingsverordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C 38 van 12.2.1999, blz. 10 en PB C ...

(2)  PB C 75 van 15.03.2000, blz. 29.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 3 september 2003 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt). Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 26 januari 2004 (PB C 79 E van 30.3.2004, blz. 15) en standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(4)  PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1386/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 187 van 10.7.2001, blz. 1).

(5)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 1.

(6)  PB L 160 van 20.6.1985, blz. 7.

(7)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 1.

(8)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 6. Overeenkomst zoals laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 2/2003 van het Gemengd Comité EU-Zwitserland (PB L 187 van 26.7.2003, blz. 55).

(9)  PB L 209 van 25.7.1998, blz. 46.

BIJLAGE I

VOORSCHOTTEN OP ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN, BIJZONDERE UITKERINGEN BIJ GEBOORTE OF ADOPTIE

(artikel 1, lid 4, onder z)

I.   Voorschotten op onderhoudsverplichtingen

A.

BELGIË

Voorschotten op onderhoudsgelden als bedoeld in de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën.

B.

DENEMARKEN

Voorschotbetaling voor kinderalimentatie uit hoofde van de Wet betreffende prestaties voor kinderen.

Voorschotbetaling voor kinderalimentatie geconsolideerd door Wet nr. 765 van 11 september 2002.

C.

DUITSLAND

Voorschotten op de onderhoudsverplichtingen uit hoofde van de Duitse wet inzake voorschotten op onderhoudsverplichtingen (Unterhaltungsvorschussgesetz) van 23 juli 1979

D.

FRANKRIJK

Gezinssteuntoelage voor een kind van wie een van de ouders of beide ouders in gebreke blijven of niet in staat zijn hun onderhoudsverplichtingen te voldoen of de door een rechter opgelegde onderhoudsbetalingen te verrichten.

E.

OOSTENRIJK

Voorschotten op de onderhoudsverplichtingen uit hoofde van de Wet inzake voorschotten op onderhoudsverplichtingen voor kinderen (Unterhaltungsvorschussgesetz 1985-UVG)

F.

PORTUGAL

Voorschotten op onderhoudsverplichtingen (Wet nr. 75/98, 19 november ter waarborging van de alimentatie voor minderjarigen)

G.

FINLAND

Onderhoudsverplichting overeenkomstig de Wet ter waarborging van de alimentatie voor kinderen (671/1998).

H.

ZWEDEN

Onderhoudsverplichting uit hoofde van de Wet inzake de onderhoudssteun (1996:1030).

II.   Bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie

A.

BELGIË

Geboorte- en adoptietoelage

B.

SPANJE

Eenmalige geboortetoelage

C.

FRANKRIJK

Geboorte- of adoptietoelage van de prestaties bij geboorte en bij adoptie („prestations d'accueil au jeune enfant” (PAJE))

D.

LUXEMBURG

Zwangerschapstoelagen

Geboortetoelagen

E.

FINLAND

Moederschapspakket, de uitkering ineens bij bevalling en de uitkering ineens ter vergoeding van de kosten van internationale adoptie op grond van de Wet inzake de uitkering bij bevalling.

BIJLAGE II

BEPALINGEN VAN BILATERALE VERDRAGEN DIE VAN TOEPASSING BLIJVEN EN DIE, NAARGELANG HET GEVAL, BEPERKT ZIJN TOT DE PERSONEN DIE ONDER DEZE BILATERALE BEPALINGEN VALLEN

(artikel 8, lid 1)

De inhoud van deze bijlage zal zo spoedig mogelijk en uiterlijk vóór de in artikel 91 vermelde datum van toepassing van deze verordening overeenkomstig het Verdrag door het Europees Parlement en de Raad worden vastgesteld.

BIJLAGE III

BEPERKING VAN HET RECHT OP VERSTREKKINGEN VAN GEZINSLEDEN VAN EEN GRENSARBEIDER

(artikel 18, lid 2)

DENEMARKEN

SPANJE

IERLAND

NEDERLAND

FINLAND

ZWEDEN

VERENIGD KONINKRIJK

BIJLAGE IV

MEER RECHTEN VOOR PENSIOENGERECHTIGDEN DIE NAAR DE BEVOEGDE LIDSTAAT TERUGKEREN

(artikel 27, lid 2)

BELGIË

DUITSLAND

GRIEKENLAND

SPANJE

FRANKRIJK

ITALIË

LUXEMBURG

OOSTENRIJK

ZWEDEN

BIJLAGE V

MEER RECHTEN VOOR VOORMALIGE GRENSARBEIDERS DIE TERUGKEREN NAAR HET LAND WAAR ZIJ TEVOREN AL DAN NIET IN LOONDIENST GRENSARBEIDER ZIJN GEWEEST (ALLEEN VAN TOEPASSING INDIEN DE LIDSTAAT WAAR ZICH HET BEVOEGDE ORGAAN BEVINDT DAT VERANTWOORDELIJK IS VOOR DE KOSTEN VAN DE AAN DE PENSIOENGERECHTIGDE IN DE LIDSTAAT VAN ZIJN WOONPLAATS VERLEENDE VERSTREKKINGEN, IS VERMELD)

(artikel 28, lid 2).

BELGIË

DUITSLAND

SPANJE

FRANKRIJK

LUXEMBURG

OOSTENRIJK

PORTUGAL

BIJLAGE VI

VASTSTELLING VAN A-WETGEVING DIE VAN DE BIJZONDERE COÖRDINATIE ZOU MOETEN PROFITEREN

(artikel 44, lid 1)

A.

GRIEKENLAND

De wettelijke regeling betreffende het verzekeringsstelsel voor de landouw (OGA), uit hoofde van Wet nr. 4169/1961.

B.

IERLAND

Deel II, hoofdstuk 15 van de gecodificeerde wet van 1993 op de sociale zekerheid en de sociale diensten (Social Welfare (Consolidation) Act, 1993).

C.

FINLAND

Invaliditeitspensioenen overeenkomstig de nationale pensioenwet van 8 juni 1956, uitgekeerd krachtens de overgangsregeling van de nationale pensioenwet (547/93).

Nationale pensioenen voor personen die gehandicapt zijn geboren of op jonge leeftijd gehandicapt zijn geworden (Nationale pensioenwet 574/93).

D.

ZWEDEN

„Sjukersättning och aktivitetsersättning” (inkomensgerelateerde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor personen boven de 30 jaar, resp. voor personen van 19-30 jaar) (Wet 1962:381 zoals gewijzigd door Wet 2001:489).

E.

VERENIGD KONINKRIJK

a)

Groot-Brittannië

De artikelen 30A, lid 5, 40, 41 en 68 van de Wet inzake de socialezekerheidsbijdragen en -prestaties (Social Security Contributions and Benefits Act) van 1992.

b)

Noord-Ierland

De artikelen 30 A, lid 5, 40, 41 en 68 van de Wet inzake de socialezekerheidsbijdragen en -prestaties voor Noord-Ierland (Contributions and Benefits Act (Northern Ireland) Act) van 1992.

BIJLAGE VII

OVEREENSTEMMING TUSSEN DE WETTELIJKE REGELINGEN VAN DE LIDSTATEN INZAKE DE VOORWAARDEN OMTRENT DE MATE VAN INVALIDITEIT

(Artikel 46, lid 3 van de verordening)

BELGIË

Lidstaten

Regelingen, toegepast door de organen der lidstaten die de beslissing ter erkenning van de mate van invaliditeit hebben genomen

Regelingen, toegepast door de Belgische organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is

Algemene regeling

Regeling voor mijnwerkers

Regeling voor zeelieden

DOSZ (Dienst voor overzeese sociale zekerheid)

Algemene invaliditeit

Beroepsinvaliditeit

FRANKRIJK

1. Algemene regeling:

 

 

 

 

 

groep III

(hulpbehoevendheid)

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— groep II

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— groep I

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

2. Regeling voor de landbouw

 

 

 

 

 

algehele algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

twee derde algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— hulpbehoevendheid

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

3. Regeling voor mijnwerkers

 

 

 

 

 

gedeeltelijke algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— hulpbehoevendheid

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— beroepsinvaliditeit

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

4. Regeling voor zeelieden

 

 

 

 

 

— algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— hulpbehoevendheid

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— beroepsinvaliditeit

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

ITALIË

1. Algemene regeling

 

 

 

 

 

— invaliditeit van arbeiders

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

invaliditeit van bedienden

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

2. Zeelieden

 

 

 

 

 

ongeschiktheid voor de scheepvaart

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

LUXEMBURG (1)

Invaliditeit van arbeiders

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Invaliditeit van bedienden

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

FRANKRIJK

Lidstaten

Regelingen, toegepast door de organen der lidstaten die de beslissing ter erkenning van de mate van invaliditeit hebben genomen

Regelingen, toegepast door de Franse organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is

Algemene regeling

Regeling voor de landbouw

Regeling voor de mijnen

Regeling voor zeelieden

Groep I

Groep II

Groep III (hulp-behoe-vend-heid)

Invaliditeit twee derde

Algehele invaliditeit

Hulpbehoevendheid

Algemene invaliditeit twee derde

Hulpbehoevendheid

Beroepsinvaliditeit

Algemene invaliditeit twee derde

Algehele beroepsinvaliditeit

Hulpbehoevendheid

BELGIË

1. Algemene regeling

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

2. Regeling voor mijnwerkers

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- gedeeltelijke algemene invaliditeit

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

- beroepsinvaliditeit

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming (2)

 

 

 

3. Regeling voor zeelieden

Overeenstemming (1)

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming (1)

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming (2)

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

ITALIË

1. Algemene regeling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- invaliditeit van arbeiders

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

- invaliditeit van bedienden

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

2. Regeling voor zeelieden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

-

Ongeschiktheid voor de scheepvaart

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

LUXEMBURG (4)

Invaliditeit van arbeiders

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Invaliditeit van bedienden

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

ITALIË

Lidstaten

Regelingen, toegepast door de organen der lidstaten die de beslissing ter erkenning van de mate van invaliditeit hebben genomen

Regelingen, toegepast door de Italiaanse organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is

Algemene regeling

Zeelieden — Ongeschiktheid voor de scheepvaart

Arbeiders

Bedienden

BELGIË

1. Algemene regeling

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

2. Regeling voor mijnwerkers

 

 

 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— beroepsinvaliditeit

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

3. Regeling voor zeelieden

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

FRANKRIJK

1. Algemene regeling

 

 

 

— Groep III (hulpbehoevendheid)

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— Groep II

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— Groep I

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

2. Regeling voor de landbouw

 

 

 

— algehele algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— hulpbehoevendheid

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

3. Regeling voor mijnwerkers

 

 

 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— hulpbehoevendheid

Overeenstemming

Overeenstemming

Geen overeenstemming

— beroepsinvaliditeit

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

4. Regeling voor zeelieden

 

 

 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

— hulpbehoevendheid

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

— beroepsinvaliditeit

 

 

 

LUXEMBURG (5)

Lidstaten

Regelingen, toegepast door de organen der lidstaten die de beslissing ter erkenning van de mate van invaliditeit hebben genomen

Regelingen, toegepast door de Luxemburgse organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is

Invaliditeit van arbeiders

Invaliditeit van bedienden

BELGIË

1. Algemene regeling

Overeenstemming

Overeenstemming

2. Regeling voor mijnwerkers

 

 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

— beroepsinvaliditeit

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming

3. Regeling voor zeelieden

Overeenstemming (6)

Geen overeenstemming (6)

FRANKRIJK

1. Algemene regeling:

 

 

— Groep III (hulpbehoevendheid)

Overeenstemming

Overeenstemming

— Groep II

Overeenstemming

Overeenstemming

— Groep I

Overeenstemming

Overeenstemming

2. Regeling voor de landbouw

 

 

— algehele algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

— twee derde algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

— hulpbehoevendheid

Overeenstemming

Overeenstemming

3. Regeling voor mijnwerkers

 

 

— twee derde algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

— hulpbehoevendheid

Overeenstemming

Overeenstemming

— algehele algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

4. Regeling voor zeelieden

 

 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

Overeenstemming

Overeenstemming

— hulpbehoevendheid

Overeenstemming

Overeenstemming

— beroepsinvaliditeit

Geen overeenstemming

Geen overeenstemming


(1)  De gegevens over de overeenstemming tussen Luxemburg enerzijds en Frankrijk en België anderzijds, zullen aan een technisch heronderzoek worden onderworpen, waarbij rekening zal worden gehouden met wijzigingen van de nationale Luxemburgse wetgeving.

(2)  Voor zover de door het Belgische orgaan erkende invaliditeit algemeen is.

(3)  Alleen wanneer het Belgische orgaan de ongeschiktheid voor boven- en ondergrondse arbeid heeft erkend.

(4)  De gegevens over de overeenstemming tussen Luxemburg enerzijds en Frankrijk en België anderzijds, zullen aan een technisch heronderzoek worden onderworpen, waarbij rekening zal worden gehouden met wijzigingen van de nationale Luxemburgse wetgeving.

(5)  De gegevens over de overeenstemming tussen Luxemburg enerzijds en Frankrijk en België anderzijds, zullen aan een technisch heronderzoek worden onderworpen, waarbij rekening zal worden gehouden met wijzigingen van de nationale Luxemburgse wetgeving.

(6)  Voorzover de door het Belgische orgaan erkende invaliditeit algemeen is.

BIJLAGE VIII

GEVALLEN WAARIN DE ONAFHANKELIJKE PRESTATIE EVEN HOOG OF HOGER IS DAN DE PRESTATIE PRO RATA

(artikel 52, lid 4)

A.

DENEMARKEN

Alle aanvragen om pensioenen als bedoeld in de wet op het sociaal pensioen, met uitzondering van de in bijlage IX vermelde pensioenen.

B.

FRANKRIJK

Alle aanvragen voor ouderdoms- of nabestaandenpensioenen als bedoeld in de stelsels voor aanvullende ouderdomspensioenen voor werknemers of zelfstandigen, met uitzondering van aanvragen voor ouderdoms- of nabestaandenpensioenen zoals bedoeld in de regeling voor aanvullende pensioenen voor burgerluchtvaartpersoneel.

C.

IERLAND

Alle aanvragen om bejaardenpensioenen, (op bijdrage- of premiebetaling berustende) ouderdomspensioenen, weduwepensioenen en (op bijdrage of premiebetaling berustende) weduwnaarspensioenen

D.

NEDERLAND

Alle aanvragen om ouderdomspensioenen krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW).

E.

PORTUGAL

Alle aanvragen om invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenpensioenen, met uitzondering van de gevallen waarin het totale aantal verzekeringstijdvakken die krachtens de wetgeving van meer dan een lidstaat zijn vervuld, 21 kalenderjaren of meer bedragen, de nationale tijdvakken van verzekering 20 jaar of minder bedragen en de berekening is gebaseerd op artikel 11 van Wetsdecreet nr. 35/2002 van 19 februari, dat de regels voor de vaststelling van het pensioenbedrag bevat. In deze gevallen kan, door de toepassing van gunstiger parameters voor de vorming van de pensioenen, het resultaat van de pro-rata-berekening hoger uitvallen dan dat van de onafhankelijke berekening.

F.

ZWEDEN

Inkomensgerelateerde ouderdomspensioenen (Wet 1998:674), inkomensgerelateerde nabestaandenpensioenen in de vorm van een aanpassingspensioen en pensioentoeslag voor kinderen wanneer het overlijden voor 1 januari 2003 plaatsvond en het weduwepensioen (Wet 2000:461 en Wet 2000:462).

G.

VERENIGD KONINKRIJK

Alle aanvragen om rust- en weduwepensioenen en uitkeringen bij overlijden op grond van titel III, hoofdstuk 5, van de verordening, met uitzondering van de aanvragen waarvoor:

a)

tijdens een belastingjaar aanvangende op of na 6 april 1975:

i)

de betrokkene krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk en een andere lidstaat tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen heeft vervuld, en

ii)

één (of meer) onder i) bedoelde belastingjaren niet beschouwd wordt (worden) als een rechtverstrekkend jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk;

b)

de krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk vóór 5 juli 1948 vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking zouden worden genomen om artikel 47, lid 1, onder b), toe te passen, door rekening te houden met tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen die vervuld zijn krachtens de wetgeving van een andere lidstaat.

BIJLAGE IX

PRESTATIES EN OVEREENKOMSTEN WAARBIJ ARTIKEL 49 KAN WORDEN TOEGEPAST

I.

Prestaties als bedoeld in artikel 54, lid 2, onder a), van de verordening waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen

A.

BELGIË

Uitkeringen krachtens de algemene invaliditeitsregeling, de bijzondere invaliditeitsregeling voor mijnwerkers en de bijzondere regeling voor zeelieden ter koopvaardij.

Uitkeringen krachtens de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.

Uitkeringen in verband met invaliditeit krachtens het overzeese socialezekerheidsstelsel en de invaliditeitsregeling van gewezen werknemers van Belgisch Kongo en Rwanda-Oeroendi.

B.

DENEMARKEN

Het volledige Deense nationale ouderdomspensioen, verworven na tien jaar wonen door personen aan wie uiterlijk vanaf 1 oktober 1989 een pensioen wordt toegekend.

C.

GRIEKENLAND

Uitkeringen krachtens Wet nr. 4169/1961 — bepalingen betreffende het verzekeringsstelsel voor de landbouw (OGA)

D.

SPANJE

De Spaanse nabestaandenpensioenen, toegekend krachtens de algemene en bijzondere stelsels, met uitzondering van het bijzondere stelsel voor ambtenaren.

E.

FRANKRIJK

Invaliditeitspensioen krachtens het algemene socialezekerheidsstelsel of krachtens het stelsel voor werknemers in de landbouw.

Het invalide-, weduwen of -weduwnaarspensioen van het Franse algemene socialezekerheidsstelsel of van het stelsel voor werknemers in de landbouw, wanneer dit wordt berekend op basis van een invaliditeitspensioen van de overleden echtgenoot, vastgesteld op grond van artikel 47, lid 1, onder a).

F.

IERLAND

Invaliditeitspensioen van het type A.

G.

NEDERLAND

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966, zoals gewijzigd.

Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) van 24 april 1997, zoals gewijzigd.

Algemene Nabestaandenwet (ANW) van 21 december 1995.

H.

FINLAND

Nationale pensioenen voor personen die gehandicapt zijn geboren of op jonge leeftijd gehandicapt zijn geworden (nationale pensioenwet (547/93)).

Nationale pensioenen overeenkomstig de nationale pensioenwet van 8 juni 1956, uitgekeerd krachtens de overgangsregeling van de nationale pensioenwet (547/93).

Het aanvullende bedrag van het pensioen voor kinderen, in overeenstemming met de wet op het nabestaandenpensioen van 17 januari 1969.

I.

ZWEDEN

Inkomensgerelateerde nabestaandenpensioen in de vorm van een pensioentoeslag voor kinderen en een aanpassingspensioen wanneer het overlijden plaatsvond op 1 januari 2003 of later en de overledene was geboren in 1938 of later (Wet 2000:461).

II.

Uitkeringen als bedoeld in artikel 54, lid 2, onder b), waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum

A.

DUITSLAND

De Duitse invaliditeits- en nabestaandenpensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een aanvullend tijdvak („Zurechnungszeit”).

De Duitse ouderdomspensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een reeds verworven fictief tijdvak.

B.

SPANJE

De rustpensioenen of pensioenen bij blijvende arbeidsongeschiktheid (invaliditeit) krachtens het bijzondere stelsel voor ambtenaren die zijn verschuldigd krachtens Titel I van de Wet op de staatspensioengerechtigden, indien de begunstigde op het tijdstip van de intreding van de verzekerde gebeurtenis een ambtenaar in actieve dienst was of een daarmee gelijkgesteld persoon; overlijdens- en nabestaandenpensioenen (weduwen-/weduwnaarspensioen, wezenpensioen en ouderpensioen) die verschuldigd zijn krachtens Titel I van de geconsolideerde tekst van de Wet op de staatspensioengerechtigden, indien de begunstigde op het tijdstip van overlijden een ambtenaar in actieve dienst was of een daarmee gelijkgesteld persoon.

C.

ITALIË

De Italiaanse pensioenen bij algehele arbeidsongeschiktheid (inabilità).

D.

LUXEMBURG

De Luxemburgse invaliditeits- en nabestaandenpensioenen.

E.

FINLAND

Het Finse werknemerspensioen waarvoor rekening wordt gehouden met toekomstige tijdvakken overeenkomstig de nationale wettelijke regeling.

F.

ZWEDEN

„Sjukersättnung och aktivitetsersätning” (arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor personen boven de 30 jaar respectievelijk voor personen van 19-30 jaar) in de vorm van een gegarandeerde uitkering (Wet 1962: 381).

Nabestaandenpensioen berekend op basis van fictieve tijdvakken van verzekering (Wet 2000: 461 en Wet 2000: 462).

Ouderdomspensioenen in de vorm van een gegarandeerd pensioen berekend op basis van eerder meegetelde fictieve tijdvakken (Wet 1998:702).

III.

Overeenkomsten als bedoeld in artikel 54, lid 2, onder b), i), van de verordening teneinde te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meermaals in aanmerking wordt genomen

Het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 28 april 1997 tussen de Republiek Finland en de Bondsrepubliek Duitsland.

Het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 10 november 2000 tussen de Republiek Finland en het Groothertogdom Luxemburg.

Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 15 juni 1992.

BIJLAGE X

BIJZONDERE, NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE PRESTATIES

(Artikel 70, lid 2, onder c)

De inhoud van deze bijlage zal zo spoedig mogelijk en uiterlijk voor de in artikel 91 vermelde datum van toepassing van deze verordening overeenkomstig het Verdrag door het Europees Parlement en de Raad worden vastgesteld.

BIJLAGE XI

BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN DE LIDSTATEN

(artikelen 51, lid 3; 56, lid 1 en 83)

De inhoud van deze bijlage zal zo spoedig mogelijk en uiterlijk voor de in artikel 91 vermelde datum van toepassing van deze verordening overeenkomstig het Verdrag door het Europees Parlement en de Raad worden vastgesteld.

P5_TA(2004)0294

Minimale veiligheidseisen voor tunnels *** II

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het Trans-Europese wegennet (5238/1/2004 — C5-0118/2004 — 2002/0309(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (5238/1/2004 — C5-0118/2004) (1),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 769) (3),

gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2004) 147) (4),

gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 78 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5-0249/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt;

2.

constateert dat het besluit is vastgesteld overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 254, lid 1 van het EG-Verdrag te ondertekenen;

4.

verzoekt zijn secretaris-generaal in het kader van zijn bevoegdheden het besluit te ondertekenen en samen met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(2)  Aangenomen teksten van 9.10.2003, P5_TA(2003)0425.

(3)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(4)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2004)0295

Luchtkwaliteit *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht (COM(2003) 423 — C5-0331/2003 — 2003/0164(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 423) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 175, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0331/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0047/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0164

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 april 2004 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2004/.../EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité  (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig de beginselen van artikel 175, lid 3, van het Verdrag is in het Zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap, vastgesteld bij Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en van de Raad (4), bepaald dat een verontreinigingsgraad moet worden bereikt die de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens, waaronder met name de gezondheid van kwetsbare bevolkingsgroepen, en het milieu in zijn geheel zo beperkt mogelijk houdt, dat de monitoring en beoordeling van luchtkwaliteit, met inbegrip van de depositie van verontreinigende stoffen, moet worden verbeterd en dat de bevolking moet worden voorgelicht.

(2)

Artikel 4, lid 1, van Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 betreffende beoordeling en beheer van luchtkwaliteit (5), bepaalt dat de Commissie voorstellen zal indienen voor het reguleren van de verontreinigende stoffen zoals vermeld in bijlage I bij die richtlijn, rekening houdend met de bepalingen zoals vervat in de leden 3 en 4 van dat artikel.

(3)

Wetenschappelijk bewijsmateriaal toont aan dat arseen, cadmium, nikkel en bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstoffen genotoxische carcinogenen voor de mens zijn en dat er geen drempel kan worden vastgesteld waaronder deze stoffen geen risico voor de gezondheid van de mens vormen. Concentraties in de lucht en deposities van deze stoffen hebben gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu. In bepaalde gebieden is het niet mogelijk om luchtconcentraties van arseen, cadmium, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen te bereiken die geen aanmerkelijk risico voor de gezondheid van de mens vormen, omdat zulks economisch niet haalbaar is.

(4)

Om de schadelijke gevolgen van door de lucht getransporteerd arseen, cadmium en nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen voor de menselijke gezondheid, waaronder met name de gezondheid van kwetsbare bevolkingsgroepen, en voor het milieu in zijn geheel zo beperkt mogelijk te houden, worden streefwaarden bepaald, die in de mate van het mogelijke moeten worden bereikt. Benzo(a)pyreen dient te gebruikt als marker voor het carcinogene risico van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht.

(5)

De streefwaarden zouden geen maatregelen vereisen die onevenredige kosten met zich meebrengen. Voor industriële installaties zouden de streefwaarden geen maatregelen vereisen die verder gaan dan de toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT), zoals krachtens Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (6) vereist is, en zouden deze met name niet leiden tot de sluiting van installaties. Zij zouden de lidstaten echter wel verplichten tot het nemen van alle kosteneffectieve bestrijdingsmaatregelen in de relevante sectoren.

(6)

De streefwaarden van deze richtlijn mogen in het bijzonder niet worden beschouwd als milieukwaliteitsnormen als omschreven in artikel 2, lid 7 van Richtlijn 96/61/EG, waarvoor overeenkomstig artikel 10 van voornoemde richtlijn strengere voorwaarden gelden dan die welke door toepassing van de beste beschikbare technieken haalbaar zijn.

(7)

Overeenkomstig artikel 176 van het Verdrag kunnen de lidstaten verdergaande beschermingsmaatregelen met betrekking tot arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen handhaven of treffen, mits deze verenigbaar zijn met het Verdrag en aan de Commissie kenbaar worden gemaakt.

(8)

Waar de concentraties bepaalde beoordelingsdrempels overschrijden, is monitoring van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen verplicht. Bijkomende beoordelingsmiddelen kunnen het vereiste aantal bemonsteringspunten voor vaste metingen reduceren. Daarnaast dient monitoring van achtergrondconcentraties in de lucht en van depositie plaats te vinden.

(9)

Kwik is een voor de menselijke gezondheid en het milieu zeer gevaarlijke stof. Het is overal in het milieu aanwezig en in de vorm van methylkwik kan het zich in organismen opstapelen en zich in het bijzonder concentreren in organismen die zich hoger in de voedselketen bevinden. In de atmosfeer vrijgekomen kwik kan over lange afstanden worden getransporteerd.

(10)

De Commissie is voornemens om in 2004 een samenhangende strategie te presenteren met maatregelen die de menselijke gezondheid en het milieu moeten beschermen tegen het vrijkomen van kwik, een en ander zal gebaseerd zijn op een levenscyclus-benadering, met aandacht voor de productie, het gebruik, de afvalbehandeling en de uitstoot. In dit verband dient de Commissie alle passende maatregelen te overwegen die kunnen leiden tot de vermindering van de hoeveelheid kwik in terrestrische en aquatische ecosystemen en daardoor ook van de ingestie van kwik via voedingsmiddelen, alsmede tot het voorkómen van de aanwezigheid van kwik in bepaalde producten. .

(11)

Concentraties in de lucht en deposities van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen hebben gevolgen voor de menselijke gezondheid, onder meer door opname via de voedselketen, en voor het milieu in zijn geheel; er moet rekening worden gehouden met de accumulatie van deze stoffen in de bodem en met de bescherming van het grondwater. De Commissie en de lidstaten dienen met het oog op de herziening van de onderhavige richtlijn in 2010 te overwegen om onderzoek naar de gevolgen van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen voor de gezondheid van de mens en voor het milieu, in het bijzonder via depositie, te bevorderen.

(12)

Met het oog op het verkrijgen van voor de hele Gemeenschap vergelijkbare gegevens spelen gestandaardiseerde nauwkeurige meettechnieken en gemeenschappelijke criteria voor de plaatsing van meetstations een belangrijke rol bij de beoordeling van de luchtkwaliteit. Het verstrekken van referentiemethodes voor metingen wordt als belangrijk erkend. Met het oog op een snelle ontwikkeling en aanneming daarvan heeft de Commissie al opdracht gegeven voor werkzaamheden ter voorbereiding van CEN-standaarden voor de meting van de in lucht voorkomende stoffen waarvoor streefwaarden zijn vastgesteld (arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen) en voor de depositie van zware metalen. Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is, kunnen internationale of nationale standaardreferentiemethoden voor metingen worden gebruikt.

(13)

Als basis voor een regelmatige verslaglegging moeten bij de Commissie gegevens over de concentraties en depositie van de gereguleerde verontreinigende stoffen worden ingediend.

(14)

De bevolking moet gemakkelijk toegang hebben tot recente gegevens over de luchtconcentraties en depositie van de gereguleerde verontreinigende stoffen.

(15)

De lidstaten dienen regelgeving vast te stellen inzake sancties op overtreding van de voorschriften van deze richtlijn en dragen zorg voor de naleving van deze sancties. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn.

(16)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7).

(17)

De voor de aanpassing aan de vooruitgang van wetenschap en techniek benodigde wijzigingen dienen uitsluitend betrekking te hebben op criteria en technieken voor het beoordelen van concentraties en depositie van gereguleerde verontreinigende stoffen of op gedetailleerde regelingen voor het verstrekken van informatie aan de Commissie. Zij mogen niet leiden tot een directe of indirecte wijziging van de streefwaarde.

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstellingen

Deze richtlijn:

a)

stelt een streefwaarde vast voor de concentratie van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht, teneinde schadelijke gevolgen van arseen, cadmium, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen voor de gezondheid van de mens en het milieu als geheel te vermijden, te voorkomen of te verminderen;

b)

waarborgt dat, wat arseen, cadmium, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen betreft, de luchtkwaliteit, waar deze goed is, behouden blijft en elders wordt verbeterd;

c)

stelt gemeenschappelijke methoden en criteria vast voor de beoordeling van de concentratie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht en van de depositie van arseen, cadmium, nikkel, kwik en polycyclische aromatische koolwaterstoffen;

d)

waarborgt dat adequate informatie inzake de concentratie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht en inzake de depositie van arseen, cadmium, nikkel, kwik en polycyclische aromatische koolwaterstoffen wordt verkregen en voor de bevolking beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijnen gelden de definities van artikel 2 van Richtlijn 96/62/EG, met uitzondering van de definitie van „streefwaarde”.

Voorts wordt in deze richtlijn verstaan onder:

a)

„streefwaarde”: een concentratie in de lucht die is vastgesteld om de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en/of het milieu in zijn geheel te voorkomen, te verhinderen of te verminderen, en die zoveel mogelijk binnen een gegeven periode dient te worden bereikt;

b)

„totale of bulkdepositie”: de totale massa aan verontreinigende stoffen die van de atmosfeer naar oppervlakten wordt overgebracht (bijvoorbeeld de bodem, vegetatie, water, gebouwen enz.), binnen een gegeven gebied en binnen een gegeven tijdspanne;

c)

„bovenste beoordelingsdrempel”: een in bijlage II vermeld niveau , waaronder een combinatie van metingen en modellen kan worden gebruikt voor de beoordeling van de luchtkwaliteit overeenkomstig artikel 6, lid 3 van Richtlijn 96/62/EG;

d)

„onderste beoordelingsdrempel”: een in bijlage II vermeld niveau, waaronder uitsluitend technieken op basis van modellen of objectieve ramingen mogen worden gebruikt voor de beoordeling van de luchtkwaliteit overeenkomstig artikel 6, lid 4 van Richtlijn 96/62/EG;

e)

„vaste metingen”: metingen verricht op vaste meetpunten, hetzij continu, hetzij door middel van aselecte bemonstering , overeenkomstig artikel 6, lid 5 van Richtlijn 96/62/EG ;

f)

„arseen”, „cadmium”, „nikkel” en „benzo(a)pyreen”: het totale gehalte aan deze elementen en verbindingen dat in de PM10-fractie wordt vastgesteld ;

g)

„PM10”: deeltjes die een op grootte selecterende instroomopening, zoals gedefinieerd in EN 12341 , passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aërodynamische diameter van 10 μm;

h)

„polycyclische aromatische koolwaterstoffen”: organische verbindingen die bestaan uit ten minste twee versmolten aromatische ringen die volledig uit koolstof en waterstof bestaan;

i)

„totaal gasvormig kwik”: elementaire kwikdamp (Hg0) en reactief gasvormig kwik, d.w.z. in water oplosbare kwikverbindingen met een voldoende hoge dampdruk om in de gasfase te bestaan.

Artikel 3

Streefwaarden

1.    De lidstaten nemen alle nodige maatregelen die geen onevenredige kosten meebrengen om ervoor te zorgen dat, vanaf 31 december 2012 , concentraties van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen, g ebruikt als marker voor het carcinogene risico van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht, zoals beoordeeld overeenkomstig artikel 4, de streefwaarden van bijlage I niet overschrijden.

2.   De lidstaten stellen een lijst op van de zones en agglomeraties waar de niveaus van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen onder de respectieve streefwaarden liggen. In die zones en agglomeraties houden de lidstaten de niveaus van deze verontreinigende stoffen beneden de respectieve streefwaarden en streven zij ernaar de met duurzame ontwikkeling verenigbare optimale luchtkwaliteit te behouden.

3.   De lidstaten stellen een lijst op van de zones en agglomeraties waar de in bijlage I vastgestelde streefwaarden worden overschreden.

Voor deze zones en agglomeraties specificeren de lidstaten de overschrijdingsgebieden en de bronnen die aan deze overschrijding bijdragen. De lidstaten moeten aantonen dat in de betrokken gebieden alle noodzakelijke maatregelen die geen onevenredige kosten meebrengen, met name gericht op de grootste emissiebronnen, worden toegepast om de streefwaarden te bereiken. In het geval van industriële installaties die onder Richtlijn 96/61/EG vallen, is dit de toepassing van de beste beschikbare technieken zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 11 van Richtlijn 96/61/EG.

Artikel 4

Beoordeling van luchtconcentraties en depositiesnelheden

1.   Op het gehele grondgebied van de lidstaten wordt de luchtkwaliteit beoordeeld wat betreft de concentraties van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen.

2.    Overeenkomstig de criteria in lid 7 is meting verplicht in de volgende zones:

zones en agglomeraties waar de niveaus tussen de bovenste en de onderste beoordelingsdrempel liggen, en

andere zones en agglomeraties waar de niveaus de bovenste beoordelingsdrempel overschrijden.

De voorziene metingen mogen worden aangevuld met modellen die een adequaat informatieniveau bieden over de luchtkwaliteit.

3.     Er kan een combinatie van metingen, inclusief indicatieve metingen, volgens Bijlage IV, punt II, en modellen worden gebruikt om de luchtkwaliteit te beoordelen in zones en agglomeraties waar de niveaus gedurende een representatieve periode tussen de bovenste en onderste beoordelingsdrempel liggen, een en ander vast te stellen volgens de bepalingen, bedoeld in bijlage II, punt II.

4.     In zones en agglomeraties waar de niveaus onder de onderste beoordelingsdrempel liggen, vast te stellen volgens de bepalingen bedoeld in bijlage II, punt II, mag voor het beoordelen van de niveaus uitsluitend gebruik worden gemaakt van modellen of technieken op basis van objectieve ramingen.

5.     Wanneer verontreinigende stoffen moeten worden gemeten, worden de metingen op vaste meetpunten verricht, hetzij continu, hetzij door middel van aselecte bemonstering; het aantal metingen is groot genoeg om de niveaus te kunnen vaststellen.

6.     Voor arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht gelden de in punt I van bijlage II vastgestelde bovenste en onderste beoordelingsdrempels. De indeling van elke zone of agglomeratie voor de toepassing van dit artikel wordt ten minste om de vijf jaar volgens de in bijlage II, punt II, vastgestelde procedure geëvalueerd. De indeling wordt eerder geëvalueerd wanneer significante wijzigingen optreden in activiteiten die relevant zijn voor de concentraties van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht.

7.    De criteria voor de bepaling van de plaats van de monsternemingspunten waar de concentraties arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht worden gemeten teneinde te beoordelen of de streefwaarden worden nageleefd, zijn vermeld in de punten I en II van bijlage III. Het minimumaantal monsternemingspunten voor vaste metingen van de concentraties van elke verontreinigende stof is vastgesteld onder punt IV van bijlage III . De monsternemingspunten worden geïnstalleerd in elke zone of agglomeratie waar metingen moeten worden uitgevoerd indien vaste metingen de enige bron van gegevens zijn over de concentraties binnen die zone of agglomeratie.

8.     Teneinde de aanwezigheid van benzo(a)pyreen in de lucht te beoordelen zorgt iedere lidstaat voor de monitoring van andere relevante polycyclische aromatische koolwaterstoffen op een beperkt aantal meetpunten. Deze verbindingen omvatten ten minste: benzo(a)antraceen, benzo(b)fluorantheen, benzo(j)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen, indeno(1,2,3-cd)pyreen en dibenzo(a,h)antraceen. Meetpunten voor deze polycyclische aromatische koolwaterstoffen worden op dezelfde locatie geplaatst als de monsternemingspunten voor benzo(a)pyreen en moeten zodanig worden geselecteerd dat geografische variatie en langetermijntendensen kunnen worden vastgesteld. De punten I, II en III van bijlage III zijn van toepassing.

9.   Ongeacht de concentratieniveaus dient voor achtergrondwaarden op iedere 100 000 km2 een monsternemingspunt te worden geïnstalleerd voor de indicatieve meting in de lucht van arseen, cadmium, totaal gasvormig kwik, nikkel, benzo(a)pyreen en de overige polycyclische aromatische koolwaterstofverbindingen bedoeld in lid 8 en van de totale depositie van arseen, cadmium, nikkel , kwik, benzo(a)pyreen en de overige polycyclische aromatische koolwaterstoffen bedoeld in lid 8 . Elke lidstaat plaatst ten minste één meetstation; de lidstaten mogen echter met onderlinge instemming en overeenkomstig richtsnoeren die moeten worden opgesteld volgens de procedure van artikel 6, een of meer gemeenschappelijke meetstations plaatsen, die naburige zones in aangrenzende lidstaten bestrijken, teneinde de nodige ruimtelijke resolutie te verkrijgen. De meting van tweewaardig kwik in deeltjes en als gas wordt eveneens aanbevolen. Waar dienstig, zou de monitoring dienen te worden gecoördineerd met de monitoringstrategie en het meetprogramma van het EMEP. De monsternemingspunten voor deze verontreinigende stoffen moeten zodanig worden geselecteerd dat geografische variatie en langetermijntendensen kunnen worden vastgesteld. De punten I, II en III van bijlage III zijn van toepassing.

10.    Waar regionale patronen van de invloed op ecosystemen worden beoordeeld, kan het gebruik van bio-indicatoren worden overwogen.

11.     In zones en agglomeraties waarin de informatie uit vaste meetstations wordt aangevuld met informatie uit andere bronnen, zoals emissie-inventarissen, indicatieve meetmethoden of luchtkwaliteitsmodellen, dient het aantal geïnstalleerde vaste meetstations en de ruimtelijke resolutie van andere technieken toereikend te zijn om de concentraties van verontreinigende stoffen in de lucht overeenkomstig bijlage II, punt I, en bijlage IV, punt I, te kunnen bepalen.

12.    De kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens staan vermeld in deel I van bijlage IV. Indien voor de beoordeling gebruik wordt gemaakt van luchtkwaliteitsmodellen, is punt II van bijlage IV van toepassing.

13.   De referentiemethoden voor de bemonstering en analyse van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht staan vermeld in de punten I, II en III van bijlage V. De referentietechnieken voor het meten van de totale depositie van arseen, cadmium, nikkel, kwik en de polycyclische aromatische koolwaterstoffen staan vermeld in punt IV van bijlage V en de referentietechnieken voor modellen voor de luchtkwaliteit worden in punt V van bijlage V vastgesteld wanneer die technieken beschikbaar zijn.

14.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 10 vermelde datum in kennis van de methoden voor de voorafgaande beoordeling van de luchtkwaliteit volgens artikel 11, punt 1, onder d), van Richtlijn 96/62/EG.

15.   De wijzigingen die nodig zijn om dit artikel en punt II van bijlage II en van de bijlagen III tot en met V aan te passen aan de vooruitgang van wetenschap en techniek, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 6, lid 2, doch mogen geen directe of indirecte wijzigingen van de streefwaarden tot gevolg hebben.

Artikel 5

Indiening van informatie en verslagen

1.   Met betrekking tot de zones en agglomeraties waar één van de streefwaarden van bijlage I wordt overschreden, verstrekken de lidstaten de volgende informatie aan de Commissie:

a)

de lijsten van de desbetreffende zones en agglomeraties,

b)

de overschrijdingsgebieden,

c)

de beoordeelde concentratiewaarden,

d)

de redenen voor de overschrijding en in het bijzonder de bronnen die ertoe bijdragen,

e)

de bevolking die wordt blootgesteld aan de overschrijding .

De lidstaten verstrekken verder alle gegevens die beoordeeld zijn overeenkomstig artikel 4 , tenzij dit al is gebeurd uit hoofde van Beschikking 97/101/EG van de Raad van 27 januari 1997 tot invoering van een regeling voor de onderlinge uitwisseling van informatie over een gegevens van meetnetten en meetstations voor luchtverontreiniging in de lidstaten (8) inzake de onderlinge uitwisseling van informatie .

De informatie wordt voor elk kalenderjaar uiterlijk op 30 september van het volgende jaar en de eerste keer uiterlijk voor het kalenderjaar volgend op de in artikel 10 genoemde datum verstrekt .

2.   Naast de in lid 1 vermelde eisen rapporteren de lidstaten ook alle maatregelen die genomen zijn ingevolge artikel 3 .

3.   De Commissie ziet erop toe dat alle informatie die krachtens lid 1 wordt verstrekt, onverwijld via de daartoe geëigende middelen, zoals internet, de pers en andere gemakkelijk toegankelijke media aan de bevolking beschikbaar wordt gesteld.

4.   De Commissie stelt volgens de in artikel 6, lid 2, bedoelde procedure gedetailleerde regelingen vast voor het indienen van de informatie die krachtens lid 1 van dit artikel dient te worden verstrekt.

Artikel 6

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 12, lid 2, van Richtlijn 96/62/EG ingestelde comité .

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

3.   De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

Artikel 7

Voorlichting van het publiek

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat voor het publiek en in aanmerking komende organisaties zoals milieuorganisaties, consumentenorganisaties, organisaties die de belangen van kwetsbare bevolkingsgroepen behartigen en andere relevante instanties voor de gezondheidszorg, duidelijke en begrijpelijke informatie toegankelijk is en regelmatig ter beschikking wordt gesteld over de concentraties van arseen, cadmium, nikkel , kwik en benzo(a)pyreen en de overige in lid 8 van artikel 4 bedoelde polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht, evenals over de depositie van arseen, cadmium, nikkel , kwik en benzo(a)pyreen en de overige in lid 8 van artikel 4 bedoelde polycyclische aromatische koolwaterstoffen.

2.   In deze informatie worden ook de jaarlijkse overschrijdingen vermeld van de streefwaarden voor arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen, overeenkomstig bijlage I . De informatie vermeldt tevens de redenen voor de overschrijding en het gebied waarop deze van toepassing is. Voorts omvat de informatie een korte beoordeling in verband met de streefwaarde en passende gegevens over de gevolgen voor de gezondheid en over de milieueffecten .

Gegevens over eventuele maatregelen die genomen zijn krachtens artikel 3, worden beschikbaar gesteld aan de in lid 1 bedoelde organisaties.

3.   De informatie wordt beschikbaar gesteld via bijvoorbeeld internet , de pers en andere gemakkelijk toegankelijke media .

Artikel 8

Verslagage en toetsing

1.   De Commissie brengt uiterlijk op 31 december 2010 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit op basis van de bij de toepassing van deze richtlijn opgedane ervaring, waarbij zij met name ingaat op de resultaten van het meest recente wetenschappelijke onderzoek naar de gevolgen van de blootstelling aan arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen voor de gezondheid van de mens, waaronder met name de gezondheid van kwetsbare bevolkingsgroepen, en het milieu in zijn geheel, en op de technologische ontwikkelingen, onder meer de vorderingen ten aanzien van de methoden om de concentratie en depositie van deze verontreinigende stoffen in de lucht te meten of anderszins te beoordelen.

2.   In het in lid 1 bedoelde verslag wordt rekening gehouden met:

a)

de huidige luchtkwaliteit, de tendensen en de ramingen tot het jaar 2015 en daarna;

b)

de mogelijkheden om de uitstoot van verontreinigende stoffen uit alle relevante bronnen verder terug te dringen, en met de vraag of het zin heeft om voor de in bijlage I genoemde verontreinigende stoffen grenswaarden in te voeren om de risico's voor de menselijke gezondheid te verminderen , rekening houdend met de technische haalbaarheid en de kosteneffectiviteit daarvan en eventuele daaruit voortvloeiende beduidende aanvullende bescherming van de gezondheid en het milieu;

c)

de verhouding tussen verontreinigende stoffen en de mogelijkheden voor gecombineerde strategieën om de doelstellingen van de Gemeenschap inzake de luchtkwaliteit en daaraan verwante doelstellingen te verbeteren;

d)

de huidige en toekomstige voorschriften inzake de voorlichting van het publiek en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie;

e)

de ervaring die met de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten is opgedaan met name met de in bijlage III vastgestelde omstandigheden waaronder de metingen zijn uitgevoerd.

f)

bijkomende economische voordelen voor het milieu en de gezondheid in termen van vermindering van de uitstoot van arseen, cadmium, nikkel, kwik en polycyclische aromatische koolwaterstoffen, voor zover deze kunnen worden beoordeeld;

g)

de adequaatheid van de voor bemonstering gebruikte kleine-deeltjesfractie met het oog op algemene meetvoorschriften voor deeltjes;

h)

de geschiktheid van benzo(a)pyreen als marker voor de totale carcinogene werking van polycyclische aromatische koolwaterstoffen, gelet op de voornamelijk gasvormige vormen van polycyclische aromatische koolwaterstoffen zoals fluorantheen.

In het licht van de meest recente ontwikkelingen van wetenschap en techniek onderzoekt de Commissie in het bijzonder het effect van arseen, cadmium en nikkel op de menselijke gezondheid met het oog op het kwantificeren van de genotoxische carcinogeniteit ervan. Rekening houdend met de maatregelen die zijn aangenomen in het kader van de kwikstrategie, bekijkt de Commissie ook of het zin heeft verdere maatregelen te nemen in verband met kwik, rekening houdend met de technische haalbaarheid en de kosteneffectiviteit en eventuele daaruit voortvloeiende beduidende aanvullende bescherming van de gezondheid en het milieu.

3.   Teneinde luchtconcentraties te bereiken die de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens verder beperken en leiden tot een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel, en gelet op de economische en technische haalbaarheid van verdere maatregelen, kan het in lid 1 bedoelde verslag, waar dienstig, vergezeld gaan van voorstellen tot wijziging van deze richtlijn, waarbij in het bijzonder rekening zou moeten worden gehouden met de uit hoofde van lid 2 bekomen resultaten. Daarnaast zal de Commissie de regulering van de depositie van arseen, cadmium, nikkel, kwik en bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstoffen overwegen.

Artikel 9

Sancties

De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op inbreuken op de tot uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale voorschriften en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat zij worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 10

Tenuitvoerlegging

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ... (9) aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 12

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C ...

(2)  PB C ...

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(4)  PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.

(5)  PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(6)  PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8)  PB L 35 van 5.2.1997, blz. 14. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2001/752/EG van de Commissie (PB L 282 van 26.10.2001, blz. 69).

(9)   24 maanden na de inwerkingtreding.

BIJLAGE I

STREEFWAARDEN VOOR ARSEEN, CADMIUM, NIKKEL EN BENZO(A)PYREEN

Verontreinigende stof

Streefwaarde (1)

Arseen

6 ng/m3

Cadmium

5 ng/m3

Nikkel

20 ng/m3

Benzo(a)pyreen

1 ng/m3


(1)   Voor het totale gehalte in de PM10-fractie, gemiddeld over een kalenderjaar.

BIJLAGE II

VASTSTELLING VAN DE EISEN VOOR DE BEOORDELING VAN CONCENTRATIES VAN ARSEEN, CADMIUM, NIKKEL EN BENZO(A)PYREEN IN DE LUCHT BINNEN EEN ZONE OF AGGLOMERATIE

I.   Bovenste en onderste beoordelingsdrempels

 

Arseen

Cadmium

Nikkel

B(a)P

Bovenste beoordelingsdrempel in percentage van de streefwaarde

60 % (3,6 ng/m3)

60 % (3 ng/m3)

70 % (14 ng/m3)

60 % (0,6 ng/m3

Onderste beoordelingsdrempel in percentage van de streefwaarde

40 % (2,4 ng/m3

40 % (2 ng/m3)

50 % (10 ng/m3)

40 % (0,4 ng/m3)

II.   Vaststelling van overschrijdingen van de bovenste en onderste beoordelingsdrempels

Overschrijdingen van de bovenste en onderste beoordelingsdrempels worden vastgesteld op basis van de concentraties die zijn gemeten gedurende de voorgaande vijf jaar waarover voldoende gegevens beschikbaar zijn. Indien de overschrijding zich gedurende ten minste drie afzonderlijke jaren van de bedoelde voorgaande vijf jaren heeft voorgedaan, is er sprake van overschrijding van de beoordelingsdrempel.

In gebieden waar gegevens over minder dan vijf jaar beschikbaar zijn, kunnen de lidstaten de gegevens van korte meetcampagnes gedurende de periode van het jaar waarin en op de plaatsen waar naar alle waarschijnlijkheid de hoogste verontreiniging wordt gemeten, combineren met resultaten die zijn verkregen uit informatie van emissie-inventarissen en modelberekeningen, teneinde te bepalen of er bovenste en onderste beoordelingsdrempels zijn overschreden.

BIJLAGE III

PLAATSING VAN EN MINIMUMAANTAL MONSTERNEMINGSPUNTEN VOOR HET METEN VAN CONCENTRATIES IN DE LUCHT EN DEPOSITIESNELHEDEN

I. Macroschaal

De locatie van de monsternemingspunten dient op een dusdanige wijze te worden gekozen dat:

gegevens worden verkregen over de gebieden binnen zones en agglomeraties waar de bevolking naar verwachting direct of indirect aan de hoogste concentraties wordt blootgesteld, gemiddeld over een kalenderjaar;

gegevens worden verkregen over de concentraties in andere gebieden binnen de zones en agglomeraties die representatief zijn voor de blootstelling van de bevolking als geheel.

gegevens worden verkregen over de depositiesnelheden die de indirecte blootstelling van de bevolking via de voedselketen weergeven.

De monsternemingspunten moeten zich in het algemeen op een zodanige plaats bevinden dat meting van zeer kleine micromilieus in de directe omgeving wordt voorkomen. Als richtsnoer geldt dat een monsternemingspunt representatief is voor de luchtkwaliteit in een omringend gebied van minimaal 200 m2 op plaatsen met veel verkeer, ten minste 250 m x 250 m op industrielocaties, indien uitvoerbaar , en enkele vierkante kilometers op plaatsen met een stedelijke achtergrond.

Wanneer het monsternemingspunt ten doel heeft achtergrondniveaus te beoordelen, mag het niet worden beïnvloed door agglomeraties of industrielocaties in de nabijheid ervan, dat wil zeggen locaties binnen een straal van enkele kilometers.

Wanneer de bijdragen van industriële bronnen moeten worden beoordeeld, dient ten minste één monsternemingspunt benedenwinds ten opzichte van de bron in het dichtstbijgelegen woongebied te worden geplaatst. Wanneer de achtergrondconcentratie niet bekend is, dient een aanvullend monsternemingspunt te worden gesitueerd in de hoofdwindrichting. Inzonderheid waar artikel 3, lid 4, van toepassing is, dienen de monsternemingspunten zodanig te worden gekozen, dat monitoring van de toepassing van de beste beschikbare technieken mogelijk is.

De monsternemingspunten moeten zo mogelijk ook representatief zijn voor soortgelijke plaatsen buiten hun onmiddellijke omgeving. Waar dienstig, dienen zich ze op zich op dezelfde locatie te bevinden als de monsternemingspunten voor PM10.

II. Microschaal

Voor zover uitvoerbaar moeten de volgende richtsnoeren in acht worden genomen:

de lucht moet vrij rond de inlaatbuis kunnen stromen en er mogen geen voorwerpen zijn die de luchtstroom in de omgeving van de monsternemer beïnvloeden (er moet normaal gesproken enkele meters afstand worden gehouden van gebouwen, balkons, bomen en andere obstakels en bij monsternemingspunten die representatief zijn voor de luchtkwaliteit aan de rooilijn minimaal 0,5 meter van het dichtstbijzijnde gebouw);

de hoogte van de inlaatbuis boven de grond moet in het algemeen tussen 1,5 meter (ademhalingshoogte) en 4 meter liggen. In sommige gevallen kan een grotere hoogte (tot 8 meter) nodig zijn. Een grotere hoogte kan ook nuttig zijn als het station representatief moet zijn voor een groot gebied;

de inlaatbuis mag zich niet in de directe omgeving van bronnen bevinden om te voorkomen dat de uitstoot daarvan rechtstreeks en zonder menging met de buitenlucht in de inlaatbuis terechtkomt;

de uitlaatbuis van de monsternemer moet zich op een zodanige plaats bevinden dat de lucht daaruit niet opnieuw in de inlaatbuis terecht kan komen;

verkeersgerichte monsternemingspunten moeten ten minste 25 meter van de rand van grote kruispunten en ten minste 4 meter van het midden van de dichtstbijzijnde rijbaan verwijderd zijn; de inlaatbuizen moeten zich op een zodanige plaats bevinden dat ze representatief zijn voor de luchtkwaliteit in de buurt van de rooilijn;

voor de metingen van deposities in landelijke achtergrondgebieden moeten voorzover uitvoerbaar en voorzover in deze bijlagen niet anders is bepaald, de EMEP-richtsnoeren en -criteria worden toegepast.

Ook met de volgende factoren kan rekening worden gehouden:

storende bronnen;

veiligheid;

toegankelijkheid;

beschikbaarheid van elektriciteit en telefoonlijnen;

zichtbaarheid in vergelijking met de omgeving;

veiligheid van het publiek en personeel;

de wenselijkheid om de monsternemingspunten voor verschillende verontreinigende stoffen op dezelfde plaats onder te brengen;

eisen in verband met ruimtelijke ordening.

III. Documentatie en evaluatie van de gekozen locaties

De procedures voor de keuze van de locaties moeten tijdens de classificatie volledig worden gedocumenteerd met behulp van bijvoorbeeld windstreekfoto's van de omgeving en een gedetailleerde kaart. De locaties moeten geregeld worden geëvalueerd, waarbij opnieuw documentatie moet worden aangelegd om ervoor te zorgen dat de selectiecriteria in de loop van de tijd geldig blijven.

IV. Criteria voor de bepaling van het aantal bemonsteringspunten voor vaste metingen van concentraties van arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen in de lucht

Minimumaantal monsternemingspunten voor vaste metingen om in zones en agglomeraties waar vaste meting de enige bron van informatie is, te beoordelen of aan de streefwaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens wordt voldaan.

(a)

Diffuse bronnen

(1000 euro)

Bevolking van de agglomeratie of zone

Als de maximale concentraties hoger liggen dan de bovenste beoordelingsdrempel  (1)

Als de maximale concentraties tussen de bovenste en de onderste beoordelingsdrempel liggen

 

As, Cd, Ni

B(a)P

As, Cd, Ni

B(a)P

0-749

1

1

1

1

750-1 999

2

2

1

1

2 000-3 749

2

3

1

1

3 750-4 749

3

4

2

2

4 750-5 999

4

5

2

2

≥ 6 000

5

5

2

2

(b)

Puntbronnen

Voor de beoordeling van de verontreiniging in de omgeving van puntbronnen moet het aantal monsternemingspunten voor vaste metingen worden bepaald met inachtneming van de emissiedichtheid, de waarschijnlijke distributiepatronen van de luchtverontreiniging en de mogelijke blootstelling van de bevolking. De monsternemingspunten dienen zodanig te worden gekozen, dat monitoring van de toepassing van de beste beschikbare technieken als gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Richtlijn 96/61/EG mogelijk is.

(1)   Minimaal één station voor stedelijke achtergrond, en voor benzo(a)pyreen ook één verkeersgericht station, mits dit niet leidt tot een toename van het aantal monsternemingspunten.

BIJLAGE IV

KWALITEITSDOELSTELLINGEN VOOR DE GEGEVENS EN EISEN TEN AANZIEN VAN LUCHTKWALITEITSMODELLEN

I.   Kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens

De volgende kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens gelden als richtsnoer voor kwaliteitsborging.

 

Benzo(a)pyreen

Arseen, cadmium en nikkel

Andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen, totaal gasvormig kwik

Totale depositie

Onzekerheid

 

 

 

 

Vaste en indicatieve metingen

50 %

40 %

50 %

70 %

Modellen

60 %

60 %

60 %

60 %

— Minimale gegevensvastlegging

90 %

90 %

90 %

90 %

— Minimaal bestreken tijd:

 

 

 

 

Vaste metingen

33 %

50 %

 

Indicatieve metingen (1)

14 %

14 %

14 %

33 %

De onzekerheid (uitgedrukt met een betrouwbaarheidsniveau van 95 %) van de gebruikte methoden voor het beoordelen van luchtconcentraties zal bepaald worden in overeenstemming met de principes van de CEN-richtsnoeren voor de uitdrukking van de onzekerheid in metingen ( ENV 13005-1999), de methodologie van ISO 5725:1994 en de richtsnoeren in CEN-rapport Air Quality — Approach to uncertainty estimation for ambient air reference measurement methods (CR 14377:2002E). De vermelde percentages voor onzekerheden zijn gegeve n voor afzonderlijke metingen, gemiddeld over gangbare bemonsteringstijden, bij een betrouwbaarheidsinterval van 95 % . De onzekerheid voor de metingen moet worden geïnterpreteerd als geldend in de omgeving van de toepasselijke streefwaarde. De vaste en indicatieve metingen moeten gelijkmatig over het jaar gespreid zijn om een vertekening van de resultaten te voorkomen.

In de eisen voor de minimale gegevensvastlegging en de minimaal bestreken tijd wordt geen rekening gehouden met het verlies van gegevens door de periodieke kalibratie of het normale onderhoud van de apparatuur. Bemonstering gedurende 24 uur is vereist voor het meten van benzo(a)pyreen en andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen. Met zorgvuldigheid kunnen individuele monsters die over een periode van maximaal een maand zijn genomen, worden gecombineerd en geanalyseerd als een samengesteld monster, mits de methode waarborgt dat de monsters voor die periode stabiel zijn. De drie congeneren benzo(j)fluorantheen, benzo(b)fluorantheen en benzo(k)fluorantheen kunnen analytisch moeilijk op te lossen zijn. In die gevallen kunnen zij als totaal worden gerapporteerd. Bemonstering gedurende 24 uur is eveneens aan te bevelen voor het meten van arseen-, cadmium- en nikkelconcentraties. De bemonstering moet gelijkmatig over de weekdagen en het jaar gespreid zijn. Voor het meten van depositiesnelheden worden maandelijkse of wekelijkse monsternemingen gedurende het hele jaar aanbevolen. De lidstaten mogen wet-only- in plaats van bulkmonsterneming gebruiken indien zij kunnen aantonen dat de verschillen daartussen binnen een marge van 10 % liggen. De depositiesnelheden moeten in de regel worden gegeven als μg/m2 per dag.

De lidstaten mogen een minimaal bestreken tijd toepassen die lager is dan in de tabel is aangegeven, doch niet minder dan 14 % voor de vaste metingen en 6 % voor de indicatieve metingen bedraagt, mits zij kunnen aantonen dat de uitgebreide onzekerheid van 95 % voor het jaarlijkse gemiddelde, berekend uit de kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens in de tabel overeenkomstig ISO 11222:2002 „Determination of the uncertainty of the time average of air quality measurements”, wordt nageleefd.

II.   Eisen ten aanzien van luchtkwaliteitsmodellen

Wanneer voor de beoordeling een luchtkwaliteitsmodel wordt gebruikt, dienen verwijzingen naar de beschrijvingen van het model en gegevens inzake de onzekerheid te worden verzameld. De onzekerheid voor modellen wordt gedefinieerd als de maximale afwijking van de gemeten en berekende concentratieniveaus over een geheel jaar, waarbij geen rekening wordt gehouden met het tijdstip waarop de gebeurtenissen zich voordoen .

III.     Eisen voor technieken op basis van objectieve ramingen

Wanneer technieken op basis van objectieve ramingen worden gebruikt, mag de onzekerheid niet meer dan 100 % bedragen

IV.     Standaardisering

Voor stoffen die in de PM10-fractie worden geanalyseerd, refereert het bemonsteringsvolume aan de omgevingsomstandigheden.


(1)  Indicatieve metingen zijn metingen die met een beperkte regelmaat worden uitgevoerd, maar wel aan de andere doelstellingen voor de kwaliteit van de gegevens voldoen.

BIJLAGE V

REFERENTIEMETHODEN VOOR DE BEOORDELING VAN CONCENTRATIES IN DE LUCHT EN DEPOSITIESNELHEDEN

I. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van arseen, cadmium en nikkel in de lucht

De referentiemethode voor het meten van arseen-, cadmium- en nikkelconcentraties in de lucht wordt momenteel door de CEN gestandaardiseerd en zal gebaseerd zijn op handmatige PM10-bemonstering zoals in EN 12341, gevolgd door ontsluiting van de monsters en analyse met behulp van atoomabsorptiespectrometrie of ICP-massaspectrometrie. Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is, kunnen de lidstaten nationale standaardmethoden of ISO-standaardmethoden gebruiken.

Een lidstaat mag ook andere methoden toepassen waarvan hij kan aantonen dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van bovengenoemde methode.

II. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht

De referentiemethode voor het meten van benzo(a)pyreenconcentraties in de lucht wordt momenteel gestandaardiseerd door de CEN en zal gebaseerd zijn op handmatige PM10-bemonstering zoals in EN 12341. Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is voor benzo(a)pyreen of de andere in artikel 4, lid 8, vermelde polycyclische aromatische koolwaterstoffen, kunnen de lidstaten nationale standaardmethoden of ISO-methoden zoals ISO-norm 12884 gebruiken.

Een lidstaat mag ook andere methoden toepassen waarvan hij kan aantonen dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van bovengenoemde methode

III. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van kwik in de lucht

De referentiemethode voor het meten van concentraties van totaal gasvormig kwik in de lucht dient een geautomatiseerde methode te zijn op basis van atoomabsorptiespectrometrie of atoomfluorescentiespectrometrie. Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is, kunnen de lidstaten nationale standaardmethoden of ISO-standaardmethoden gebruiken.

Een lidstaat mag ook andere methoden toepassen waarvan hij kan aantonen dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van bovengenoemde methode.

IV. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van de depositie van arseen, cadmium , nikkel , kwik en polycyclische aromatische koolwaterstoffen

De referentiemethode voor de bemonstering en analyse van neergeslagen arseen, cadmium, nikkel, kwik en polycyclische aromatische koolwaterstoffen dient te zijn gebaseerd op de blootstelling van cilindervormige depositiemeters met gestandaardiseerde afmetingen. Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is, kunnen de lidstaten nationale standaardmethoden gebruiken.

V. Referentietechnieken voor luchtkwaliteitsmodellen

Er kunnen momenteel geen referentietechnieken voor luchtkwaliteitsmodellen worden gespecificeerd. Wijzigingen om dit punt aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang dienen te worden goedgekeurd volgens de procedure van artikel 6.

P5_TA(2004)0296

Samenwerking inzake consumentbescherming *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming („Verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumenten-bescherming”) (COM(2003) 443 — C5-0335/2003 — 2003/0162(COD))

(Voor de EER relevante tekst)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 443) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0335/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0191/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0162

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 april 2004 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming („de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentbescherming”)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

Handelend overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De resolutie van de Raad van 8 juli 1996 (5) erkent dat constante inspanningen nodig zijn om de samenwerking tussen ambtelijke diensten te verbeteren, en heeft de lidstaten en de Commissie verzocht bij voorrang na te gaan of het mogelijk is de administratieve samenwerking bij de tenuitvoerlegging van de regelgeving te versterken.

(2)

De bestaande nationale handhavingsregelingen voor de wetten ter bescherming van de belangen van de consument zijn niet aangepast aan de handhavingsproblemen in de interne markt en een daadwerkelijke en doeltreffende samenwerking bij de handhaving in dergelijke zaken is momenteel niet mogelijk. Die problemen scheppen belemmeringen voor de samenwerking tussen overheidsinstanties teneinde grensoverschrijdende inbreuken op de wetten ter bescherming van de belangen van de consument te onderzoeken en te doen staken. Het daaruit voortvloeiende gebrek aan effectieve handhaving bij grensoverschrijdende inbreuken biedt verkopers en dienstverleners de mogelijkheid om pogingen tot handhaving te omzeilen door zich elders in de Gemeenschap te vestigen. Dit geeft aanleiding tot concurrentieverstoringen voor gezagsgetrouwe verkopers en dienstverleners die hetzij in eigen land, hetzij grensoverschrijdend werken. De handhavingsproblemen bij grensoverschrijdende inbreuken hebben tot gevolg dat de consument weinig vertrouwen heeft in grensoverschrijdende aanbiedingen, en ondermijnen bijgevolg zijn vertrouwen in de interne markt.

(3)

Het is dan ook aangewezen de samenwerking tussen overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de consumentbescherming bij intracommunautaire inbreuken te bevorderen, bij te dragen tot een betere werking van de interne markt, een betere en consequentere handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en een beter toezicht op de bescherming van de economische belangen van de consument.

(4)

De Gemeenschapswetgeving bevat regelingen voor de samenwerking op handhavingsgebied om consumenten een bescherming te bieden die verder gaat dan de loutere bescherming van hun economische belangen (met name wanneer de volksgezondheid in het spel is). Er moet een uitwisseling van beste praktijken plaatsvinden tussen de bij deze verordening ingestelde netwerken en de andere netwerken.

(5)

Aangezien de doelstellingen van de voorgestelde maatregel onvoldoende kunnen worden verwezenlijkt door de lidstaten omdat zij geen samenwerking en coördinatie kunnen bewerkstelligen wanneer zij alleen optreden, en deze doelstellingen derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, mag de Gemeenschap overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen, zoals bepaald in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals bepaald in dat artikel, gaat deze verordening niet verder dan nodig om die doelstellingen te bereiken.

(6)

De werkingssfeer van de bepalingen inzake wederzijdse bijstand in deze verordening moet beperkt blijven tot intracommunautaire inbreuken op de communautaire wetgeving inzake consumentenbescherming. Door een doeltreffende vervolging van inbreuken op nationaal niveau moet discriminatie tussen nationale en intracommunautaire transacties worden vermeden. Deze verordening verandert niets aan de verantwoordelijkheden van de Commissie met betrekking tot inbreuken op het Gemeenschapsrecht door de lidstaten , noch verleent zij de Commissie de bevoegdheid om een einde te maken aan de in de verordening gedefinieerde intracommunautaire inbreuken .

(7)

Er moet een netwerk van publieke handhavingsinstanties in de hele Gemeenschap worden opgericht om de consument tegen grensoverschrijdende inbreuken te beschermen, en die instanties hebben een minimum aan gemeenschappelijke onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden nodig om deze verordening doeltreffend te kunnen toepassen en verkopers of dienstverleners ervan te weerhouden intracommunautaire inbreuken te plegen.

(8)

De mogelijkheid voor bevoegde autoriteiten om op basis van wederkerigheid ongehinderd samen te werken bij de uitwisseling van informatie, het opsporen en onderzoeken van intracommunautaire inbreuken en het nemen van maatregelen om dergelijke inbreuken te doen staken of ze te laten verbieden, is essentieel voor een goede werking van de interne markt en de bescherming van de consument.

(9)

Bevoegde autoriteiten moeten tevens gebruikmaken van andere nationale bevoegdheden of maatregelen om onder meer rechtszaken in te leiden of voor strafvervolging door te verwijzen, teneinde in voorkomende gevallen ook intracommunautaire inbreuken onverwijld te doen staken of te laten verbieden na een verzoek om bijstand.

(10)

Voor informatie die tussen bevoegde autoriteiten wordt uitgewisseld, moeten de strengste garanties van vertrouwelijkheid en geheimhouding gelden, zodat het onderzoek niet in het gedrang komt en de reputatie van verkopers of dienstverleners niet ten onrechte wordt geschaad. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7) zijn in het kader van deze verordening van toepassing.

(11)

De bestaande handhavingsproblemen overschrijden de grenzen van de Europese Unie, en de belangen van de Europese consument moeten worden beschermd tegen handelaars zonder scrupules die zijn gevestigd in derde landen. Er moeten dan ook internationale overeenkomsten met derde landen worden gesloten over wederzijdse bijstand bij de handhaving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument. Die internationale overeenkomsten moeten op het niveau van de Gemeenschap worden gesloten op de gebieden die onder deze verordening vallen, zodat de Europese consument optimaal beschermd wordt en de samenwerking met derde landen op het gebied van handhaving soepel verloopt.

(12)

Het lijkt aangewezen de handhavingsactiviteiten van de lidstaten met betrekking tot intracommunautaire inbreuken op communautair niveau te coördineren om de toepassing van deze verordening te verbeteren en te komen tot een consequentere handhaving op een hoger niveau.

(13)

Het lijkt aangewezen het intracommunautaire aspect van de administratieve samenwerking tussen de lidstaten op communautair niveau te coördineren met het oog op een betere toepassing van de wetgeving inzake consumentenbescherming. Dat hier een rol voor de Gemeenschap is weggelegd, is reeds gebleken uit de oprichting van het Europees Buitengerechtelijk Netwerk.

(14)

Waar de coördinatie van de activiteiten van de lidstaten krachtens deze verordening financiële steun van de Gemeenschap noodzakelijk maakt, zal het besluit over de toekenning van dergelijke steun worden genomen volgens de procedures in Besluit nr. 20/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 december 2003 tot vaststelling van een algemeen kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007 (8), met name de in de bijlage bij dat Besluit vastgestelde acties 5 en 10, en daaropvolgende besluiten.

(15)

Consumentenorganisaties spelen een essentiële rol bij de consumentenvoorlichting en -educatie en bij de bescherming van consumentenbelangen, inclusief de geschillenbeslechting, en dienen te worden aangespoord met de bevoegde autoriteiten samen te werken om de toepassing van deze verordening te verbeteren.

(16)

De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening, moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (9),

(17)

Voor een doeltreffend toezicht op de toepassing van deze verordening en op de doeltreffendheid van de consumentbescherming is het noodzakelijk dat de lidstaten regelmatig verslag uitbrengen.

(18)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze verordening dient dan ook met eerbiediging van die rechten en beginselen te worden uitgelegd en toegepast.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DOEL, DEFINITIES, WERKINGSSFEER EN BEVOEGDE AUTORITEITEN

Artikel 1

Doel

In deze verordening worden de voorwaarden vastgelegd waaronder de bevoegde autoriteiten die in de lidstaten belast zijn met handhaving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument, met elkaar en met de Commissie moeten samenwerken om die wetgeving te doen naleven en de soepele werking van de interne markt te waarborgen, alsmede om de bescherming van de economische belangen van de consument te verbeteren.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.   De bepalingen betreffende wederzijdse bijstand in de hoofdstukken II en III zijn van toepassing op intracommunautaire inbreuken.

2.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de communautaire regels met betrekking tot het internationale privaatrecht, in het bijzonder de regels met betrekking tot de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht.

3.   Deze verordening laat de toepassing in de lidstaten van maatregelen inzake justitiële samenwerking in strafzaken en in burgerlijke zaken, met name de werking van het Europees justitieel netwerk , onverlet .

4.     De bepalingen van deze verordening doen geen afbreuk aan de overige verplichtingen van de lidstaten inzake wederzijdse bijstand bij de bescherming van de collectieve economische belangen van de consumenten, mede in strafzaken, welke voortvloeien uit andere rechtsbesluiten, met inbegrip van bilaterale of multilaterale overeenkomsten .

5.     Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (10).

6.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de communautaire wetgeving met betrekking tot de interne markt, met name de bepalingen over het vrij verkeer van goederen en diensten.

7.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de communautaire wetgeving met betrekking tot televisieomroepdiensten.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.

„wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument”: de in bijlage I genoemde richtlijnen zoals omgezet in het interne recht van de lidstaten en de in bijlage I genoemde verordeningen ;

b.

„intracommunautaire inbreuk”: elke handeling of omissie die in strijd is met de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument, zoals omschreven onder a) , en die schade toebrengt of kan toebrengen aan de collectieve belangen van consumenten die woonachtig zijn in een andere lidstaat of in andere lidstaten dan de lidstaat waar de handeling of omissie haar oorsprong vond of plaatshad, waar de verantwoordelijke verkoper of dienstverlener gevestigd is, of waar bewijsmateriaal of vermogensbestanddelen met betrekking tot de handeling gevonden kunnen worden ;

c.

„bevoegde autoriteit”: elke overheidsinstantie op nationaal, regionaal of lokaal niveau die specifiek belast is met de handhaving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument;

d.

„uniek verbindingsbureau”: de overheidsinstantie die in elke lidstaat belast is met de coördinatie van de toepassing van deze verordening binnen die lidstaat;

e.

„bevoegde ambtenaar”: een ambtenaar van een bevoegde autoriteit die belast is met de toepassing van deze verordening ;

f.

„verzoekende instantie”: de bevoegde autoriteit die om wederzijdse bijstand verzoekt;

g.

„aangezochte instantie”: de bevoegde autoriteit die een verzoek om wederzijdse bijstand ontvangt;

h.

„verkoper of dienstverlener”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die, wat betreft de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument, handelt voor doeleinden die betrekking hebben op zijn handel, bedrijf, ambacht of beroep;

i.

markt toezichtactiviteiten”: de activiteiten van een bevoegde autoriteit die belast is met de vaststelling van intracommunautaire inbreuken op haar grondgebied ;

j.

consumenten klacht”: een met redelijk bewijsmateriaal gestaafde verklaring dat een verkoper of dienstverlener inbreuk heeft gemaakt of kan maken op de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument ;

k.

k. „ collectieve consumentenbelangen”: de belangen van een aantal consumenten die door een inbreuk zijn of kunnen worden geschaad.

Artikel 4

Bevoegde autoriteiten

1.   Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteiten en het unieke verbindingsbureau aan die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van deze verordening.

2.     Elke lidstaat kan, voorzover dit nodig is om aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen, andere overheidsinstanties aanwijzen. Lidstaten kunnen overeenkomstig artikel 8, lid 3, ook instanties aanwijzen die een rechtmatig belang hebben bij de beëindiging van een intracommunautaire inbreuk.

3.    Onverminderd lid 4 heeft elke bevoegde autoriteit de voor de toepassing van deze verordening vereiste onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden en oefent zij deze uit in overeenstemming met het nationale recht.

4.     De bevoegde autoriteiten kunnen de in lid 3 bedoelde bevoegdheden uitoefenen overeenkomstig het nationale recht, hetzij:

a)

rechtstreeks op eigen gezag of onder het toezicht van de gerechtelijke autoriteiten; hetzij

b)

door een verzoek in te dienen bij de rechtbanken die belast zijn met het geven van de vereiste beslissing, en, waar passend, door beroep in te stellen ingeval het verzoek om het geven van de vereiste beslissing wordt afgewezen.

5.     Indien de bevoegde autoriteiten hun bevoegdheden uitoefenen door middel van een verzoek bij de rechtbanken overeenkomstig lid 4, punt b), zijn deze rechtbanken bevoegd om de vereiste beslissingen te geven .

6.    De in lid 3 bedoelde bevoegdheden worden alleen dan uitgeoefend wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat een intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgevonden en omvatten ten minste het recht om:

a)

toegang te krijgen tot elk relevant document, in ongeacht welke vorm, betreffende de intracommunautaire inbreuk;

b)

van ongeacht welke persoon relevante informatie over de intracommunautaire inbreuk te eisen ;

c)

de noodzakelijke inspecties ter plaatse uit te voeren;

d)

de betrokken verkoper of dienstverlener schriftelijk te verzoeken de intracommunautaire inbreuk te beëindigen;

e)

van de voor intracommunautaire inbreuken verantwoordelijke verkoper of dienstverlener de toezegging te verkrijgen dat de intracommunautaire inbreuk zal worden beëindigd, en deze toezegging, waar nodig , openbaar te maken;

f)

de beëindiging of het verbod van elke intracommunautaire inbreuk te eisen, en de hieruit voortvloeiende beslissingen zo nodig openbaar te maken;

g)

te eisen dat de in het ongelijk gestelde gedaagde, indien deze zich niet naar de uitspraak voegt, aan de schatkist of aan een bij of krachtens de nationale wetgeving aangewezen begunstigde betalingen verricht .

7.    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten voor de toepassing van deze verordening over voldoende middelen beschikken. De bevoegde ambtenaren nemen de beroepsnormen in acht en zijn onderworpen aan passende interne procedures of gedragsregels die met name voorzien in de bescherming van personen voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens, de billijkheid van de procedures en de naleving van de in artikel 13 neergelegde bepalingen met betrekking tot de vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim.

8.   Elke bevoegde autoriteit maakt de haar uit hoofde van deze verordening toegekende rechten en verantwoordelijkheden bekend bij het grote publiek.

9.   Elke bevoegde autoriteit wijst de bevoegde ambtenaren aan.

Artikel 5

Lijsten

1.   Elke lidstaat deelt de Commissie en de andere lidstaten mee welke bevoegde autoriteiten , andere overheidsinstanties, instanties die een rechtmatig belang hebben bij de beëindiging van een intracommunautaire inbreuk en welk uniek verbindingsbureau krachtens artikel 4, lid 1, zijn aangewezen.

2.    De Commissie publiceert de lijst van unieke verbindingsbureaus en bevoegde autoriteiten in het Publicatieblad van de Europese Unie en zij werkt deze lijst bij.

HOOFDSTUK II

WEDERZIJDSE BIJSTAND

Artikel 6

Informatie-uitwisseling op verzoek

1.   Een aangezochte instantie verstrekt op verzoek van een verzoekende instantie overeenkomstig artikel 4 alle relevante informatie die nodig is om vast te stellen of er een intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgehad dan wel of er een redelijk vermoeden bestaat dat een dergelijke inbreuk kan plaatshebben. De aangezochte instantie verstrekt onverwijld de gevraagde informatie.

2.   De aangezochte instantie verricht, zo nodig met de hulp van andere overheidsinstanties , passend onderzoek of neemt andere noodzakelijke of passende maatregelen overeenkomstig artikel 4 om de gevraagde informatie te verzamelen.

3.   Op verzoek van de verzoekende instantie kan de aangezochte instantie een bevoegde ambtenaar van de verzoekende instantie toestaan zich tijdens hun onderzoek bij de ambtenaren van de aangezochte instantie te voegen.

4.   De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 7

Informatie-uitwisseling zonder verzoek

1.   Wanneer een bevoegde autoriteit kennis krijgt van een intracommunautaire inbreuk of een redelijk vermoeden heeft dat een dergelijke inbreuk kan plaatshebben , stelt zij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie onverwijld hiervan in kennis en verstrekt zij alle nodige informatie.

2.   Wanneer een bevoegde autoriteit verdere handhavingsmaatregelen treft of verzoeken om wederzijdse bijstand ontvangt met betrekking tot de intracommunautaire inbreuk, stelt zij de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie hiervan in kennis.

3.   De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 8

Verzoeken om handhavingsmaatregelen

1.   Een aangezochte instantie neemt op verzoek van een verzoekende instantie alle nodige maatregelen om de intracommunautaire inbreuk onverwijld te beëindigen of te verbieden .

2.   Om haar verplichtingen uit hoofde van lid 1 na te komen, oefent de aangezochte instantie de in artikel 4, lid 6, vastgestelde bevoegdheden uit, alsmede alle aanvullende bevoegdheden die haar krachtens het nationale recht zijn toegekend. De aangezochte instantie bepaalt, zo nodig met de hulp van andere overheidsinstanties , welke maatregelen worden genomen om de beëindiging of het verbod van de intracommunautaire inbreuk op evenredige , doelmatige en doeltreffende wijze te bewerkstelligen.

3.     De aangezochte instantie kan haar verplichtingen uit hoofde van de leden 1 en 2 ook nakomen door een instantie die volgens artikel 4, lid 2, een rechtmatig belang bij de beëindiging van een intracommunautaire inbreuk heeft, op te dragen alle krachtens het nationale recht beschikbare maatregelen te nemen die nodig zijn om de intracommunautaire inbreuk namens de aangezochte instantie te beëindigen of te verbieden. Indien de instantie de intracommunautaire inbreuk niet onverwijld kan beëindigen of verbieden, blijven de verplichtingen van de aangezochte instantie uit hoofde van de leden 1 en 2 gelden.

4.     De aangezochte instantie mag de in lid 3 bedoelde maatregelen slechts nemen indien, na overleg met de verzoekende instantie over de toepassing van de in lid 3 bedoelde maatregelen, de verzoekende instantie en de aangezochte instantie het erover eens zijn dat:

de toepassing van de in lid 3 bedoelde maatregelen de beëindiging of het verbod van de intracommunautaire inbreuk ten minste even doelmatig en doeltreffend kan bewerkstelligen als een optreden van de aangezochte instantie; en

de instructies aan de krachtens het nationale recht aangewezen instantie er niet toe leiden dat aan die instantie informatie wordt meegedeeld die krachtens artikel 13 beschermd is.

5.     Indien de verzoekende instantie van oordeel is dat niet aan de in lid 4 gestelde voorwaarden voldaan is, stelt zij de aangezochte instantie daarvan schriftelijk in kennis; de kennisgeving wordt met redenen omkleed.

Indien de verzoekende instantie en de aangezochte instantie het niet eens zijn, kan de aangezochte instantie de zaak voorleggen aan de Commissie, die volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure advies uitbrengt.

6.   De aangezochte instantie kan met de verzoekende instantie overleg plegen bij het nemen van de in de leden 1 en 2 bedoelde handhavingsmaatregelen. De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie, de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie onverwijld in kennis van de genomen maatregelen en het effect daarvan op de intracommunautaire inbreuk en deelt tevens mee of deze is beëindigd .

7.   De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 9

Coördinatie van het markttoezicht en de handhaving

1.   De bevoegde autoriteiten coördineren hun markttoezicht- en handhavingsactiviteiten. Ze wisselen daartoe alle nodige informatie uit.

2.   Wanneer de bevoegde autoriteiten vaststellen dat een intracommunautaire inbreuk consumenten in meer dan twee lidstaten schaadt, coördineren de betrokken bevoegde autoriteiten hun handhavingsactiviteiten en hun verzoeken om wederzijdse bijstand via het uniek verbindingsbureau . In het bijzonder trachten zij gelijktijdig onderzoek te doen en handhavingsmaatregelen te nemen.

3.   De bevoegde autoriteiten informeren de Commissie vooraf over deze coördinatie en kunnen de ambtenaren van de Commissie en andere door de Commissie aangewezen begeleidende personen verzoeken eraan deel te nemen.

4.   De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 10

Databank

1.     De Commissie houdt een elektronische databank bij waarin zij de informatie die zij op grond van de artikelen 7, 8 en 9 ontvangt, opslaat en verwerkt. De databank kan alleen door de bevoegde autoriteiten worden geraadpleegd. Met betrekking tot hun verantwoordelijkheden op het stuk van kennisgeving van informatie met het oog op opslag in de databank en de daarmee verband houdende verwerking van persoonsgegevens, worden de bevoegde autoriteiten beschouwd als de voor de verwerking verantwoordelijken in de zin van artikel 2, onder d), van Richtlijn 95/46/EG. De Commissie wordt met betrekking tot haar verantwoordelijkheden uit hoofde van dit artikel en de daarmee verband houdende verwerking van persoonsgegevens beschouwd als verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 45/2001.

2.     Wanneer een bevoegde autoriteit vaststelt dat een intracommunautaire inbreuk die zij overeenkomstig artikel 7 heeft gemeld, naderhand ongegrond blijkt te zijn, trekt zij de kennisgeving in en verwijdert de Commissie de informatie onverwijld uit de databank. Wanneer een aangezochte instantie de Commissie overeenkomstig artikel 9 in kennis stelt van de beëindiging van een intracommunautaire inbreuk, worden de in verband met de intracommunautaire inbreuk opgeslagen gegevens na een periode van vijf jaar gewist .

3.     De maatregelen ter uitvoering van dit artikel worden volgens de procedure van artikel 19, lid 2 vastgesteld .

HOOFDSTUK III

ALGEMENE VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT WEDERZIJDSE BIJSTAND

Artikel 11

Algemene verantwoordelijkheden

1.   De bevoegde autoriteiten komen hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening na alsof zij handelen namens consumenten in hun eigen land en op eigen initiatief of op verzoek van een andere bevoegde autoriteit in hun eigen land.

2.   De lidstaten treffen alle nodige maatregelen met het oog op een effectieve coördinatie, via het uniek verbindingsbureau, van de toepassing van deze verordening door de bevoegde autoriteiten , andere, door hen aangewezen overheidsinstanties en instanties die een rechtmatig belang hebben bij de beëindiging van een intracommunautaire inbreuk en de bevoegde rechtbanken .

3.     De lidstaten bevorderen de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en andere instanties die uit hoofde van het nationale recht een rechtmatig belang hebben bij de beëindiging van een intracommunautaire inbreuk, opdat mogelijke intracommunautaire inbreuken onverwijld ter kennis van de bevoegde autoriteiten worden gebracht .

Artikel 12

Procedures voor het indienen van verzoeken en de uitwisseling van informatie

1.   De verzoekende instantie zorgt ervoor dat alle verzoeken om wederzijdse bijstand voldoende informatie bevatten, zodat een aangezochte instantie aan het verzoek kan voldoen, inclusief noodzakelijk bewijsmateriaal dat alleen op het grondgebied van de verzoekende instantie kan worden verkregen.

2.    De verzoekende instantie zendt de verzoeken, nadat ze door het uniek verbindingsbureau van deze instantie zijn toegezonden, aan het uniek verbindingsbureau van de aangezochte instantie. Het uniek verbindingsbureau van de aangezochte instantie zendt de verzoeken onverwijld toe aan de passende bevoegde autoriteiten .

3.   Het indienen van een verzoek om bijstand en het verstrekken van informatie geschiedt altijd schriftelijk aan de hand van een standaardformulier; verzoeken en informatie worden via de in artikel 10 bedoelde databank elektronisch toegezonden.

4.   Alvorens er verzoeken worden gedaan, komen de bevoegde autoriteiten in kwestie overeen welke talen er voor de verzoeken en de informatieverstrekking worden gebruikt. Indien hierover geen overeenstemming kan worden bereikt, worden de verzoeken toegezonden in de officiële taal of talen van de lidstaat waar de verzoekende instantie gevestigd is, en de antwoorden in de officiële taal of talen van de lidstaat waar de aangezochte instantie gevestigd is.

5.   De informatie die naar aanleiding van een verzoek wordt verstrekt, wordt tegelijkertijd rechtstreeks aan de verzoekende instantie en aan de unieke verbindingsbureaus van de verzoekende en de aangezochte instantie toegezonden.

6.   De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 13

Gebruik van uitgewisselde informatie en bescherming van persoonsgegevens en van het beroeps- en handelsgeheim

1.   De verstrekte informatie mag alleen worden gebruikt met het oog op de naleving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument.

2.   De bevoegde autoriteiten kunnen de uit hoofde van deze verordening verkregen informatie, documenten, bevindingen, verklaringen, voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of inlichtingen als bewijsmateriaal gebruiken op dezelfde basis als vergelijkbare documenten die zij in hun eigen land verkrijgen.

3.   De informatie die in ongeacht welke vorm wordt verstrekt aan personen die werken voor bevoegde autoriteiten, rechtbanken of andere overheidsinstanties en de Commissie, inclusief informatie die aan de Commissie is toegezonden en in de in artikel 10 bedoelde databank is opgeslagen, en waarvan de openbaarmaking afbreuk kan doen aan:

de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, in het bijzonder gelet op de Gemeenschapswetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens;

de commerciële belangen van een natuurlijke of een rechtspersoon, met inbegrip van de intellectuele eigendom;

gerechtelijke procedures en juridisch advies; of

het doel van controles en onderzoeken.

is vertrouwelijk en valt onder het beroepsgeheim, tenzij de openbaarmaking ervan nodig is om een intracommunautaire inbreuk te beëindigen of te verbieden en de instantie die de informatie verstrekt toestemming geeft om de informatie openbaar te maken.

4.   De lidstaten nemen voor de toepassing van deze verordening alle nodige wetgevingsmaatregelen om de rechten en verplichtingen uit hoofde van de artikelen 10 tot en met 12 van Richtlijn 95/46/EG te beperken wanneer dit nodig is om de in artikel 13, lid 1, onder d) en f), van Richtlijn 95/46/EG genoemde belangen te beschermen. De Commissie kan de rechten en verplichtingen uit hoofde van artikel 4, lid 1, artikel 11, artikel 12, lid 1, de artikelen 13 tot en met 17 en artikel 37, lid 1, van Verordening (EG) nr. 45/2001 beperken wanneer dit nodig is om de in artikel 20, lid 1, onder a) en e), van Verordening (EG) nr. 45/2001 genoemde belangen te beschermen.

5.     De maatregelen ter uitvoering van dit artikel worden volgens de procedure van artikel 19, lid 2, vastgesteld.

Artikel 14

Informatie-uitwisseling met derde landen

1.   Wanneer een bevoegde autoriteit informatie ontvangt van een instantie van een derde land, verstrekt zij deze informatie aan de betrokken bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, voorzover dit krachtens de bilaterale bijstandsovereenkomsten met het derde land toegestaan is en in overeenstemming is met de communautaire wetgeving inzake de bescherming van personen voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens .

2.   Een bevoegde autoriteit kan de in het kader van deze verordening verstrekte informatie ook aan een instantie van een derde land verstrekken uit hoofde van een bijstandsovereenkomst met dat derde land, mits de bevoegde autoriteit die de informatie aanvankelijk heeft verstrekt, daarmee instemt en dit in overeenstemming is met de communautaire wetgeving inzake de bescherming van personen voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens .

Artikel 15

Voorwaarden

1.   De lidstaten zien af van alle aanspraken op de vergoeding van onkosten die zij maken voor de toepassing van deze verordening. De lidstaat van de verzoekende instantie blijft echter aansprakelijk ten aanzien van de lidstaat van de aangezochte instantie voor alle gemaakte kosten en opgelopen schade als gevolg van maatregelen die door een rechtbank als ongegrond worden beschouwd wat de inhoud van de intracommunautair inbreuk betreft.

2.   Een aangezochte instantie kan , na overleg met de verzoekende instantie, weigeren gehoor te geven aan een verzoek om handhavingsmaatregelen als bedoeld in artikel 8, indien:

a.

er met betrekking tot dezelfde intracommunautaire inbreuken en tegen dezelfde verkopers of dienstverleners al gerechtelijke procedures zijn ingeleid voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte of de verzoekende instantie of indien er door die gerechtelijke autoriteiten al een definitieve beslissing is gegeven;

b.

zij van oordeel is dat passend onderzoek door de aangezochte instantie uitwijst dat er geen intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgehad; of

c.

zij van oordeel is dat de verzoekende instantie onvoldoende informatie heeft verstrekt overeenkomstig artikel 12, lid 1, behalve wanneer de aangezochte instantie reeds geweigerd heeft een verzoek uit hoofde van lid 3, onder b), met betrekking tot dezelfde intracommunataire overtreding in te willigen.

3.     Een aangezochte instantie kan weigeren gevolg te geven aan een verzoek om informatie als bedoeld in artikel 6 indien:

a.

de gevraagde informatie, na overleg met de verzoekende instantie, haars inziens niet nodig is om vast te stellen of er een intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgehad dan wel of er een redelijk vermoeden bestaat dat een dergelijke inbreuk kan plaatshebben, of indien de verzoekende instantie niet de mening deelt dat de informatie onderworpen is aan de in artikel 13, lid 3, neergelegde bepalingen met betrekking tot de vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim of

b.

wanneer er met betrekking tot dezelfde intracommunautaire inbreuken en tegen dezelfde verkopers of dienstverleners al een gerechtelijk onderzoek is ingesteld of gerechtelijke procedures zijn ingeleid voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte of de verzoekende instantie, of indien er door die gerechtelijke autoriteiten al een definitieve beslissing is gegeven.

4.     Een aangezochte instantie kan besluiten de verplichtingen uit hoofde van artikel 7 niet na te leven wanneer met betrekking tot dezelfde intracommunautaire inbreuken en tegen dezelfde verkopers of dienstverleners al een gerechtelijk onderzoek is ingesteld of gerechtelijke procedures zijn ingeleid voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte of de verzoekende instantie, of indien er door die gerechtelijke autoriteiten al een definitieve beslissing is gegeven.

5.   De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie en de Commissie in kennis van de gronden voor de weigering van een verzoek om bijstand. De verzoekende instantie kan de zaak verwijzen naar de Commissie, die volgens de procedure van artikel 19, lid 2, hierover advies uitbrengt.

6.   De noodzakelijke maatregelen om de voorschriften van dit artikel ten uitvoer te leggen, zullen worden genomen overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, vermelde procedure.

HOOFDSTUK IV

ACTIVITEITEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 16

Coördinatie van de handhaving

1.    Voorzover dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van deze verordening stellen de lidstaten elkaar en de Commissie regelmatig in kennis van hun activiteiten van communautair belang op gebieden zoals :

a.

de opleiding van hun met de handhaving van de consumentenbescherming belaste ambtenaren, met inbegrip van talenopleiding, en de organisatie van opleidingsseminars;

b.

de verzameling en indeling van consumentenklachten;

c.

de ontwikkeling van sectorspecifieke netwerken van bevoegde ambtenaren;

d.

de ontwikkeling van informatie- en communicatiemiddelen;

e.

de ontwikkeling van normen, methodologieën en richtsnoeren voor handhavingsambtenaren;

f.

de uitwisseling van hun ambtenaren.

De lidstaten kunnen, in samenwerking met de Commissie, gemeenschappelijke activiteiten verrichten op de in de eerste alinea bedoelde gebieden. Ook ontwikkelen de lidstaten, in samenwerking met de Commissie, een gemeenschappelijk kader voor de indeling van consumentenklachten.

2.    De bevoegde autoriteiten kunnen bevoegde ambtenaren uitwisselen om de samenwerking te verbeteren. De bevoegde autoriteiten treffen de nodige maatregelen opdat uitgewisselde bevoegde ambtenaren effectief kunnen deelnemen aan de activiteiten van de bevoegde autoriteit. Daartoe mogen deze bevoegde ambtenaren de taken uitvoeren die hun overeenkomstig het recht van die lidstaat door de bevoegde instantie van ontvangst worden toevertrouwd.

3.   Tijdens de uitwisseling wordt met de burger — en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de bevoegde ambtenaar op dezelfde wijze omgegaan als met die van de ambtenaren van de bevoegde instantie van ontvangst. De uitgewisselde bevoegde ambtenaren nemen de beroepsnormen in acht en zijn onderworpen aan passende interne gedragsregels van de bevoegde instantie van ontvangst die met name voorzien in de bescherming van personen voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens, de billijkheid van de procedures en de naleving van de in artikel 13 neergelegde bepalingen met betrekking tot de vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim.

4.   De communautaire maatregelen ter uitvoering van dit artikel , waaronder de regelingen voor de uitvoering van gemeenschappelijke activiteiten , worden volgens de procedure van artikel 19, lid 2, vastgesteld.

Artikel 17

Administratieve samenwerking

1.    Voorzover dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van deze verordening stellen de lidstaten elkaar en de Commissie regelmatig in kennis van hun activiteiten van communautair belang op gebieden zoals :

a.

de consumentenvoorlichting en -advisering;

b.

de ondersteuning van de activiteiten van consumentenvertegenwoordigers;

c.

de ondersteuning van de activiteiten van met de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen belaste organen;

d.

de ondersteuning van de toegang van de consument tot de rechter;

e.

het verzamelen van statistieken, onderzoeksresultaten of andere gegevens over consumentengedrag, -attitudes en -tevredenheid.

De lidstaten kunnen, in samenwerking met de Commissie, gemeenschappelijke activiteiten verrichten op de in de eerste alinea bedoelde gebieden. Ook ontwikkelen de lidstaten, in samenwerking met de Commissie, een gemeenschappelijk kader voor de onder e) genoemde activiteiten .

2.   De communautaire maatregelen ter uitvoering van dit artikel , waaronder de regelingen voor de uitvoering van gemeenschappelijke activiteiten , worden volgens de procedure van artikel 19, lid 2, vastgesteld.

Artikel 18

Internationale overeenkomsten

De Gemeenschap werkt op de door deze verordening bestreken gebieden samen met derde landen en met de bevoegde internationale organisaties om de bescherming van de economische belangen van de consument te verbeteren. De regelingen voor samenwerking, met inbegrip van de uitwerking van regelingen voor wederzijdse bijstand, kunnen het voorwerp zijn van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken derden.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 20

Taken van het comité

1.   Het comité kan alle zaken onderzoeken die betrekking hebben op de toepassing van deze verordening en die door zijn voorzitter naar voren worden gebracht, op diens eigen initiatief of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat.

2.   In het bijzonder onderzoekt en beoordeelt het comité hoe de regelingen voor samenwerking functioneren waarin deze verordening voorziet .

Artikel 21

Verslagen

1.   De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van alle bepalingen van nationaal recht die zij vaststellen, alsmede van de niet ter afhandeling van individuele zaken gesloten overeenkomsten met betrekking tot in deze verordening geregelde aangelegenheden.

2.   Na de datum van inwerkingtreding van deze verordening brengen de lidstaten om de twee jaar aan de Commissie verslag uit over de toepassing van deze verordening. De Commissie maakt deze verslagen openbaar.

3.   De nationale verslagen bevatten:

a.

alle nieuwe informatie over de organisatie, de bevoegdheden, de middelen of de verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten.

b.

alle informatie over trends, middelen of methoden om intracommunautaire inbreuken te maken, in het bijzonder die welke tekortkomingen of lacunes in deze verordening of in de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument aan het licht hebben gebracht.

c.

alle informatie over handhavingstechnieken die doeltreffend zijn gebleken.

d.

beknopte statistieken met betrekking tot de activiteiten van de bevoegde autoriteiten, zoals maatregelen uit hoofde van deze verordening, ontvangen klachten, handhavingsmaatregelen en rechterlijke beslissingen.

e.

samenvattingen van belangrijke nationale rechterlijke beslissingen met betrekking tot de uitlegging van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument.

f.

alle overige informatie die relevant is voor de toepassing van deze verordening.

4.     De Commissie dient, op basis van de verslagen van de lidstaten, bij de Raad en het Europees Parlement een verslag over de toepassing van deze verordening in.

Artikel 22

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van ... (11) .

De bepalingen van de hoofdstukken II en III betreffende de wederzijdse bijstand zijn van toepassing vanaf ... (12) .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(2)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(3)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(5)  PB C 224 van 1.8.1996, blz. 3.

(6)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(8)   PB L 5 van 9.1.2004, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 786/2004/EG (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).

(9)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(10)  PB L 166 van 11.6.1998, blz. 51. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16).

(11)  Een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

(12)  Twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

BIJLAGE I

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 3, ONDER a) BEDOELDE RICHTLIJNEN EN VERORDENINGEN  (1)

1.

Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake misleidende reclame (PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17) en Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG inzake misleidende reclame teneinde ook vergelijkende reclame te regelen (PB L 290 van 23.10.1997, blz. 18 ).

2.

Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (PB L 372 van 31.12.1985, blz. 31).

3.

Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (PB L 42 van 12.2.1987, blz. 48), als laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 101 van 1.4.1998, blz. 17) (en Richtlijn .../.../EG van X).

4.

Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten: artikelen 10 tot en met 21 (PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23 ). Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60).

5.

Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59).

6.

Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik: artikels 86 tot 100 (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/27/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 34).

7.

Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2002/995/EG van de Commissie (PB L 353 van 30.12.2002, blz. 1).

8.

Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (PB L 280 van 29.10.1994, blz. 83).

9.

Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19). Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16).

10.

Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12).

11.

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1)

12.

Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16)

13.

Verordening (EG) nr. .../2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verkoopbevordering in de interne markt.

14.

Richtlijn .../.../EG van het Europees Parlement en de Raad inzake oneerlijke handelspraktijken tussen bedrijven en consumenten in de interne markt (de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken).

15.

Verordening (EG) nr. .../2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims betreffende levensmiddelen.

16.

Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27)

17.

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1)


(1)  De richtlijnen nrs. 1, 6, 7 en 9 bevatten specifieke bepalingen.

P5_TA(2004)0297

Consumentenkrediet *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet (COM(2002) 443 — C5-0420/2002 — 2002/0222(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 443) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0420/2002),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0310/2003),

gezien het tweede verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt en de adviezen van de Economische en Monetaire Commissie en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0224/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 331 van 31.12.2002, blz. 200.

P5_TC1-COD(2002)0222

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 april 2004 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2004/.../EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 153 en 95,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft in 1995 een verslag uitgebracht (4) over de werking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (5), aan de hand waarvan zij de betrokken partijen uitgebreid heeft geraadpleegd. In 1997 heeft zij een beknopt verslag van de reacties op het verslag van 1995 (6) gepresenteerd. In 1996 is een tweede verslag (7) gepresenteerd over de werking van Richtlijn 90/88/EEG van de Raad van 22 februari 1990 tot wijziging van Richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (8).

(2)

Uit deze verslagen en raadplegingen blijkt dat de wetgevingen van de lidstaten inzake kredietverlening aan natuurlijke personen in het algemeen en consumptief krediet in het bijzonder nog sterk uiteenlopen. Uit een analyse van de nationale teksten tot omzetting van Richtlijn 87/102/EEG blijkt namelijk dat de lidstaten wegens nationaal uiteenlopende juridische, feitelijke en economische factoren naast de richtlijn ook nog andere instrumenten ter bescherming van de consument toepassen. Een gemoderniseerde gemeenschappelijke grondslag voor consumentenkrediet vereist dat de lidstaten de mogelijkheid wordt geboden verdergaande voorschriften ter bescherming van de consument te handhaven en vast te stellen .

(3)

Door de feitelijke situatie die uit deze uiteenlopende nationale wetgevingen resulteert, is de consument beperkt in staat rechtstreeks van het langzaam toenemende aanbod grensoverschrijdend consumentenkrediet, gebruik te maken. Deze beperkingen zijn weliswaar momenteel vrijwel niet van invloed op de omvang en de aard van de grensoverschrijdende vraag naar krediet, wat ook de vraag naar goederen en diensten kan beïnvloeden. Met toekomstgerichte en de nodige speelruimte overlatende Europese voorschriften dient echter, mede met het oog op de permanente verdere ontwikkeling van de markt voor consumentenkrediet en de toenemende mobiliteit van de burger in Europa, een bijdrage te worden geleverd aan een modern consumentenkrediet.

(4)

Aangezien kredietverenigingen in Ierland en het Verenigd Koninkrijk beperkt worden door een zogeheten „common bond”, hetgeen inhoudt dat zij geografisch beperkt zijn en geen activiteiten mogen ontplooien buiten hun eigen plaatselijke gebied, en gezien het feit dat zij een rol van onschatbare waarde spelen bij de kredietverlening aan mensen met wie gebruikelijke kredietinstellingen geen zaken willen doen, en voorts gezien het feit dat zij vrijwillige organisaties zonder winstoogmerk zijn, dienen zij niet te vallen onder de strikte regelgeving van deze richtlijn.

(5)

Gedurende de laatste jaren hebben de soorten krediet die de consumenten aangeboden krijgen en gebruiken, een hele ontwikkeling doorgemaakt. Er zijn nieuwe kredietinstrumenten verschenen, die steeds meer worden gebruikt. Het is daarom aan te bevelen om de bestaande bepalingen aan te passen, te wijzigen , aan te vullen, en , voorzover nodig, het toepassingsgebied uit te breiden.

(6)

De totstandbrenging van een transparantere en efficiëntere interne kredietmarkt moet worden bevorderd. Het is van belang dat deze markt de consument een zodanige bescherming biedt dat , rekening houdend met de in de afzonderlijke lidstaten bestaande voorschriften en behoeften, het vrije verkeer van het aanbod van krediet voor zowel kredietgevers als kredietnemers optimaal functioneert. Deze doelstelling kan alleen door een doelgerichte harmonisatie worden bereikt die de lidstaten voldoende speelruimte laat om te waarborgen dat de belangen van alle consumenten in de Gemeenschap optimaal worden beschermd en dat zij evenveel informatie krijgen. Op sommige gebieden kan daarnaast een volledige harmonisatie wenselijk zijn om een vergelijkbaarheid van het kredietaanbod te waarborgen en zo de interne markt voor consumentenkrediet verder te ontwikkelen.

(7)

Met artikel 16 wordt voor de gehele Gemeenschap een betwistingsmaatregel bij gelieerde overeenkomsten ingevoerd. Dit belet de lidstaten echter niet ter bescherming van de consument verdergaande strengere aansprakelijkheidsvoorschriften te blijven hanteren, zoals het in Groot-Brittannië bestaande „joint and several liability”-beginsel. De lidstaten kunnen bepalen dat de vaststelling van de voorwaarden voor de betwistingsmaatregel ook aan een gerechtelijke uitspraak wordt voorbehouden.

(8)

Ingeval van gelieerde overeenkomsten bestaat er een onderlinge afhankelijkheidsrelatie tussen de aanschaf van een product of een dienst en de hiertoe gesloten kredietovereenkomst. Dit betekent dat herroeping van de ene overeenkomst gebonden is aan de voorwaarde dat ook de andere overeenkomst op zich nog herroepbaar is. Voorwaarde voor gebruikmaking van het recht op herroeping van een gelieerde overeenkomst is dus dat de daaraan gekoppelde kredietovereenkomst zelf nog kan worden herroepen.

(9)

Overeenkomstig artikel 14, lid 2 van het Verdrag bestaat de interne markt uit een gebied zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging gewaarborgd zijn; de ontwikkeling van een doorzichtiger en doelmatiger kredietmarkt in het gebied zonder binnengrenzen is van wezenlijke betekenis voor de bevordering van de ontwikkeling van grensoverschrijdende activiteiten.

(10)

Kredietovereenkomsten die zijn gewaarborgd door hypotheken of vergelijkbare zekerheden, alsook overeenkomsten in het kader waarvan de verklaringen van de consument worden verstrekt met medewerking van een notaris (civil law notary) of een vergelijkbare functionaris dienen buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te blijven.

(11)

De in artikel 2, onder c) bedoelde overeenkomsten voor doorlopende dienstverlening waarbij de consument, zolang de diensten worden verleend, het recht heeft om de kosten ervan in termijnen te betalen, omvatten in de zin van deze richtlijn betalingen van verzekeringspremies in maandelijkse termijnen.

(12)

Rekening houdend met de risico's voor hun economische belangen, vereist de situatie van natuurlijke personen die voor consumenten een zekerheid stellen, specifieke bepalingen die eenzelfde niveau van informatieverstrekking en bescherming garanderen als voor consumenten.

(13)

Wanneer in reclame of in een reclameaanbod voor een kredietovereenkomst een cijfer, kosten of een rentevoet worden vermeld, moet Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (9) de nodige bescherming bieden. Dit cijfer, deze kosten of deze rentevoet moeten namelijk vergezeld gaan van berekeningselementen aan de hand waarvan de consument deze cijfergegevens kan afwegen tegen het geheel van de verplichtingen die de kredietovereenkomst voor hem inhoudt.

(14)

Opdat de consument met kennis van zaken kan beslissen, moet hij vóór de sluiting van de kredietovereenkomst de nodige informatie krijgen over de kredietvoorwaarden, de kosten van het krediet en zijn verplichtingen. Om voor een zo groot mogelijke transparantie te zorgen en het aanbod vergelijkbaar te maken, dient deze informatie met name ook het in de gehele EU op uniforme wijze vastgestelde jaarlijks kostenpercentage van het krediet te omvatten .

(15)

Zowel consumenten als zekerheidsstellers moeten bedachtzaam te werk gaan en hun contractuele verplichtingen nakomen.

(16)

In sommige gevallen kunnen de voorwaarden van een kredietovereenkomst nadelig zijn voor de consument. Om de consument beter te beschermen, moeten bepaalde voorwaarden als minimumnorm worden voorgeschreven . De informatie die vóór de sluiting van de kredietovereenkomst is verstrekt, moet in de kredietovereenkomst worden bevestigd en aangevuld, eventueel door een aflossingstabel en de vermelding van de kosten van niet-uitvoering .

(17)

Om de regels voor de uitoefening van het herroepingsrecht op soortgelijke gebieden op elkaar af te stemmen, moet in een herroepingsrecht zonder sancties en zonder opgave van redenen worden voorzien, onder soortgelijke voorwaarden als in Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van Richtlijn 90/619/EEG van de Raad en de Richtlijnen 97/7/EG en 98/27/EG (10).

(18)

Om de totstandbrenging en de werking van de interne markt te bevorderen en de consumenten in de hele Gemeenschap een optimale bescherming te bieden, dient thans in de gehele EU definitief de vergelijkbaarheid van kostenpercentages gerealiseerd te worden. Weliswaar werd bij de laatste wijziging van de Richtlijn 87/102/EEG krachtens Richtlijn 98/7/EG (11) een uniforme wiskundige formule voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage opgenomen, maar desondanks zijn de kostenpercentages tot dusver niet in de gehele EU vergelijkbaar daar in de afzonderlijke lidstaten van uiteenlopende kostenfactoren bij de berekening wordt uitgegaan. Het is derhalve noodzakelijk in deze richtlijn het begrip „totale kosten van het krediet voor de consument” duidelijk te definiëren. Hierbij dient uitsluitend te worden uitgegaan van de kosten die de kredietgever zelf bewerkstelligd heeft. De aan het sluiten van een verzekering verbonden kosten worden alleen in de totale kosten van het krediet verdisconteerd indien de consument bij het sluiten van de kredietovereenkomst deze verzekering moet afsluiten .

(19)

De consument moet de mogelijkheid krijgen om vervroegd aan zijn verplichtingen te voldoen. Zowel in geval van gedeeltelijke als volledige vervroegde aflossing mag de kredietgever slechts een billijke en objectieve vergoeding vragen .

(20)

Indien een leverancier van met een kredietovereenkomst gekochte goederen of diensten als een kredietbemiddelaar kan worden beschouwd, moet de consument ten opzichte van de kredietgever dezelfde rechten hebben als hem ten opzichte van de leverancier van de goederen of diensten toekomen .

(21)

Er dienen gemeenschappelijke minimumnormen te worden vastgesteld voor de maatregelen bij nietuitvoering van kredietovereenkomst. Met name sommige duidelijk bovenmatige incassopraktijken moeten als onwettig worden beschouwd .

(22)

Om de belangen van de consument en de zekerheidssteller blijvend te beschermen, mag in kredieten zekerheidsovereenkomsten niet in hun nadeel worden afgeweken van bepalingen die uitvoering geven aan of overeenstemmen met deze richtlijn.

(23)

Deze richtlijn is opgesteld met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd. Ook de regels inzake de bescherming van persoonlijke gegevens, eigendom, niet-discriminatie, bescherming van het gezinsleven en consumentenbescherming worden, overeenkomstig de artikelen 8, 17, 21, 33 en 38 van het handvest, volledig in acht genomen.

(24)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van regels die minimumnormen inzake consumentenkrediet mogelijk maken, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteisbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken .

(25)

Richtlijn 87/102/EEG dient ingetrokken en vervangen te worden,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DOEL, DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Doel

Doel van deze richtlijn is betere bescherming van de consument, voorkoming van een te hoge schuldenlast en het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkredietovereenkomsten en door consumenten gesloten zekerheidsovereenkomsten.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

„consument”: een natuurlijk persoon die wat betreft de transacties die onder deze richtlijn vallen, handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten;

b)

„kredietgever”: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die beroepshalve kredieten verleent of toezegt;

c)

„kredietovereenkomst”: een overeenkomst waarbij een kredietgever aan een consument tegen betaling krediet verleent of toezegt in de vorm van uitstel van betaling, een lening of een andere, soortgelijke betalingsfaciliteit. Overeenkomsten voor doorlopende levering van dezelfde goederen in eenzelfde hoeveelheid, waarbij de consument, zolang de levering plaatsvindt, de kosten ervan in termijnen betaalt, alsmede overeenkomsten voor doorlopende dienstverlening waarbij de consument, zolang de diensten worden verleend, het recht heeft om de kosten ervan in termijnen te betalen, vormen geen kredietovereenkomsten in de zin van deze richtlijn;

d)

„kredietbemiddelaar”: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die tegen vergoeding een activiteit uitoefent die erin bestaat, kredietovereenkomsten te presenteren of aan te bieden, andere voorbereidende werkzaamheden met het oog op het sluiten van kredietovereenkomsten te verrichten, en kredietovereenkomsten te sluiten; de betaling kan bestaan uit geld of een ander overeengekomen economisch voordeel;

e)

„kredietbemiddeling”: het aanbieden, voorstellen of uitvoeren van andere voorbereidende activiteiten met het oog op het sluiten van kredietovereenkomsten, dan wel het sluiten van kredietovereenkomsten;

f)

„zekerheidsovereenkomst”: een met een kredietovereenkomst samenhangende overeenkomst waarbij een zekerheidssteller de uitvoering van een onder deze richtlijn vallende, met een consument gesloten kredietovereenkomst garandeert;

g)

„zekerheidssteller”: een consument die voor de door een derde gesloten kredietovereenkomst een zekerheidsovereenkomst sluit;

h)

„totale kosten van het krediet voor de consument”: alle kosten, met inbegrip van debetrente, commissielonen en belastingen van welke aard ook, die de consument bij de uitvoering van de kredietovereenkomst, conform het daarin bepaalde, aan de kredietgever moet betalen en die de kredietgever bij de sluiting van de overeenkomst bekend zijn, met uitzondering van de kosten die andere personen dan de kredietgever, met name notarissen, belastinginstanties en kadasters, bij de sluiting van de kredietovereenkomst van de consument verlangen, alsmede, in het algemeen, kosten die voor registratiedoeleinden en als waarborg aan de bevoegde instanties verschuldigd zijn ;

i)

„jaarlijks kostenpercentage”: het jaarlijks rentepercentage dat op jaarbasis het evenwicht vormt tussen de huidige waarde van het totaal van huidige en toekomstige verplichtingen (opgenomen kredietbedragen, aflossingen en onkosten) van de kredietverstrekker en van de consument uit hoofde van de kredietovereenkomst en de gelieerde handelingen ;

j)

„restwaarde” : de koopprijs van het gefinancierde goed bij uitoefening van de koopoptie of eigendomsoverdracht;

k)

„kredietopneming”: een kredietbedrag dat aan de consument ter beschikking wordt gesteld in de vorm van uitstel van betaling, een lening of een andere, soortgelijke betalingsfaciliteit;

l)

„totaal kredietbedrag”: het plafond of de som van alle kredietopnemingen die kunnen worden toegestaan;

m)

schriftelijk opgesteld ”: een schriftelijk instrument alsmede elke vorm van toezending waarmee de consument en de zekerheidssteller naar hen persoonlijk gestuurde informatie kunnen opslaan , gedurende de nodige tijd kunnen raadplegen en op identieke wijze kunnen kopiëren ;

n)

„gelieerde overeenkomst”: een aan een kredietovereenkomst gelieerde overeenkomst inzake de levering van een goed of het verlenen van een dienst voorzover de kredietovereenkomst ter financiering van de andere overeenkomst dient en beide overeenkomsten een economische eenheid vormen. Van een economische eenheid moet met name worden uitgegaan indien de leverancier of verkoper van het goed of de dienstverlener zelf het krediet van de consument financiert of, in geval van financiering door een derde, indien de kredietgever bij de voorbereiding of het sluiten van de kredietovereenkomst gebruikmaakt van de medewerking van voornoemde personen.

Artikel 3

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn is van toepassing op kredietovereenkomsten .

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a)

kredietovereenkomsten met een kredietbedrag tot en met 500 EUR.

b)

kredietovereenkomsten betreffende de verlening van een krediet voor de aankoop of verbouwing van een onroerend goed waarvan de consument de eigenaar is of dat hij wil kopen, of kredietovereenkomsten die gewaarborgd zijn door een hypotheek op een onroerend goed of door een in een lidstaat gebruikelijke andere vergelijkbare zekerheid;

c)

huurovereenkomsten, behalve wanneer daarin bepaald is dat het eigendomsrecht uiteindelijk aan de huurder wordt overgedragen ;

d)

Leasingovereenkomsten waarbij geen verplichting tot aankoop van het leasingobject bestaat;

e)

kredietovereenkomsten waarbij de consument binnen een termijn van maximaal drie maanden het krediet moet terugbetalen, zonder rente of andere kosten;

f)

kredietovereenkomsten die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

i)

de kredieten worden buiten de beroeps- of bedrijfsactiviteit van de kredietgever toegekend (privékrediet) ;

ii)

de kredieten worden als nevenactiviteit door een werkgever tegen een jaarlijks kostenpercentage dat lager is dan gebruikelijk op de markt of rentevrij aan zijn werknemers toegekend ;

iii)

de kredieten worden niet aan het algemene publiek aangeboden;

g)

kredietovereenkomsten met een netto kredietbedrag van meer dan 100 000 EUR en kredietovereenkomsten als bedoeld onder a) met een netto kredietbedrag van 1 miljoen EUR;

h)

kredietovereenkomsten die notarieel of gerechtelijk worden vastgelegd, het resultaat van een schikking voor de rechter of een andere daartoe van overheidswege bevoegde instantie zijn of die voorzien in kosteloos uitstel van betaling van een bestaande vordering;

i)

kredietovereenkomsten waarbij de consument het kredietbedrag in maximaal vier aflossingen binnen een periode van ten hoogste twaalf maanden moet terugbetalen;

j)

aanmoedigingskredieten die van overheidswege of daartoe van overheidswege aangewezen instellingen worden toegekend;

k)

overeenkomsten waarbij kredieten door een krediet- of financiële instelling worden toegekend in de vorm van een voorschot in rekening-courant of een debetrekening, wanneer het totale bedrag van het krediet binnen drie maanden of op verzoek moet worden terugbetaald; op deze kredieten zijn evenwel de artikelen 7 en 17 van toepassing;

l)

kredietovereenkomsten die voorzien in het afspreken van regelingen voor uitstel, zekerheidsstelling of terugbetaling voor reeds noodlijdende kredieten tussen de kredietgever of een door hem daarmee belaste derde en de kredietnemer, indien op deze wijze waarschijnlijk een gerechtelijke procedure kan worden vermeden en de voorwaarden over het geheel genomen voor de consument niet ongunstiger worden;

m)

kredietovereenkomsten waarbij door de kredietnemer bij de kredietgever een zekerheid in bewaring wordt gegeven, en waarbij de kredietgever alleen verhaal heeft op deze in bewaring gegeven zekerheid;

n)

coöperatieve verenigingen die spaartegoeden van hun leden beheren en hen financieringsmogelijkheden bieden, waarbij de uiteindelijke verantwoordelijkheid bij vrijwilligers berust die kredieten verstrekken op basis van een jaarlijks kostenpercentage waarvan het maximum van de jaarlijkse kosten is vastgesteld op grond van nationale regelgeving en waarvan het lidmaatschap alleen openstaat voor personen die woonachtig of tewerkgesteld zijn in een bepaalde precies afgebakende regio, dan wel voor werknemers (en gepensioneerde werknemers) in een bepaalde branche of van een speciale werkgever of soortgelijke toegestane belangengemeenschappen op grond van nationaal recht.

HOOFDSTUK II

INFORMATIEVERSTREKKING EN VOORBEREIDING VAN DE SLUITING VAN DE OVEREENKOMST

Artikel 4

Standaardinformatie

1.     De informatieverplichtingen en verplichtingen waaraan voor sluiting van de overeenkomst moet worden voldaan, gelden voor reclame en voor essentiële informatie over de kredietaanbieding en over de inhoud van de kredietovereenkomst.

2.     Als standaardinformatie moeten op grafisch overzichtelijke en optisch duidelijke wijze in de aangegeven volgorde het jaarlijkse kostenpercentage, de overeengekomen kredietlooptijd, het aantal en de hoogte van de maandelijkse termijnen alsmede de totale kosten van het krediet worden aangegeven (Infobox).

3.     Aanvullende informatie, met name over kosten, aflossingsmodaliteiten, eventueel noodzakelijke betalingen of de hoogte van de afbetalingen, kan los hiervan worden verstrekt.

Indien bij de aanvang van een kredietovereenkomst gedurende een beperkte periode een lager debetpercentage wordt aangeboden, moet in de reclame het effectieve jaarlijkse percentage worden vermeld, berekend op basis van het feitelijke debetpercentage na afloop van die beperkte periode.

4.    De verplichting tot verstrekking van standaardinformatie vervalt:

indien een van de in lid 2 vermelde standaardinformaties niet algemeen bepaalbaar is of indien deze kredietvoorwaarden niet in het algemeen voor iedere kredietnemer ter beschikking staan; in ieder geval moet echter, desnoods aan de hand van representatieve voorbeelden, het jaarlijkse effectieve kostenpercentage worden aangegeven,

bij kredietkaartovereenkomsten,

bij algemene reclame zonder een specifiek kredietaanbod.

Artikel 5

Reclame

Onverminderd Richtlijn 84/450/EEG moeten reclame en in verkoopruimten aangekondigde aanbiedingen die informatie over kredietovereenkomsten (en met name over de debetrentevoet, het totale percentage van de kredietgever en het jaarlijks kostenpercentage) bevatten, duidelijk en begrijpelijk zijn, en moet het beginsel van goede trouw in handelsovereenkomsten in acht worden genomen. De commerciële aard van deze informatie moet ondubbelzinnig blijken.

Artikel 6

Verantwoorde kredietverstrekking en kredietopneming

1.    De kredietgever en eventueel de kredietbemiddelaar en de consument moeten zich aan het beginsel van een verantwoorde kredietverstrekking houden. Tot een verantwoorde kredietverstrekking wordt gerekend het voldoen aan de verplichting tot het verstrekken van informatie vóór sluiting van de overeenkomst door de kredietgever en de consument, alsmede het door de kredietgever uit te voeren kredietwaardigheidsonderzoek op grond van de informatie van de consument.

Bij een doorlopend krediet is de kredietgever verplicht vóór een eventuele wijziging van de bepalingen van de kredietovereenkomst de te zijner beschikking staande informatie over de consument op de laatste stand te brengen.

2.    Voor sluiting van de overeenkomst verstrekt de kredietgever schriftelijk duidelijke en begrijpelijke informatie over:

a)

de gevraagde zekerheden en verzekeringen;

b)

de duur van de kredietovereenkomst;

c)

het bedrag, het aantal en de periodiciteit van de te verrichten betalingen, z o mogelijk weergegeven in een betalingsschema ;

d)

extra kosten die de consument bij het sluiten van een kredietovereenkomst moet betalen, voorzover de hoogte daarvan de kredietgever bekend is, met name productgerelateerde kosten die bij de kredietgever ontstaan, administratiekosten, en expertisekosten voor onroerend goed, eventuele kosten voor het beheer van een op grond van het opgenomen krediet te openen nieuwe rekening waarop zowel betalingen als kredieten geboekt worden, alsmede eventuele kosten voor het gebruik of de beschikbaarheid van een kaart of een ander betaalmiddel waarmee gelijktijdig zowel betalingen verricht als over kredietbedragen beschikt kan worden en kosten voor betalingsverrichtingen in het algemeen;

e)

de totale kosten van het krediet voor de consument overeenkomstig artikel 2, onder h);

f)

in voorkomend geval, de contante prijs van het gefinancierde goed of de gefinancierde dienst;

g)

in voorkomend geval, de debetrentevoet, de voorwaarden die daarop van toepassing zijn, indices, voorzover beschikbaar of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, en de perioden, voorwaarden en procedures van variatie;

h)

het effectieve jaarlijks kostenpercentage;

i)

de termijn en de procedure voor de uitoefening van het herroepingsrecht ;

j)

de wijze van terugbetaling, de op het tijdstip van de informatieverstrekking geldende moratoriumrente alsmede de wijze van aanpassing ervan en de kosten van niet-nakoming naargelang de grondslag .

j) In de gevallen zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2002/65/EG moet de informatie ten minste de onder c), e) en h) van dit lid vermelde gegevens omvatten.

Aan de informatieplicht ingevolge deze alinea kan ook door verstrekking van een passend ingevulde ontwerpovereenkomst ingevolge artikel 9 worden voldaan.

Uit   de kredietovereenkomsten die zij gewoonlijk aanbieden of waarbij zij gewoonlijk bemiddelen, kiezen de kredietgever en de eventuele kredietbemiddelaar de meest gepaste soort krediet en het meest gepaste kredietbedrag, rekening houdend met de financiële situatie van de consument, de risico's en voordelen die aan het voorgestelde product verbonden zijn, en het doel van het krediet.

4.     De kredietgever controleert aan de hand van de overeenkomstig lid 1 verstrekte informatie en eventueel met gebruikmaking van een gegevensbank de solvabiliteit van de consument.

Artikel 7

Informatieverplichtingen bij krediet in de vorm van een voorschot in rekening-courant

1.     De consument dient in geval van een overeenkomst tussen hem en een krediet- of financieringsinstituut over de verlening van een krediet in de vorm van een voorschot in rekening-courant, voor of bij sluiting van de overeenkomst te worden ingelicht over:

het eventuele maximum van het kredietbedrag;

het jaarlijkse kostenpercentage en de bij sluiting van de overeenkomst in rekening te brengen kosten, alsmede over de voorwaarden waaronder deze gewijzigd kunnen worden;

de voorwaarden en de procedure voor beëindiging van het contract.

2.     Verder dient de consument gedurende de looptijd van de overeenkomst over elke wijziging van het jaarlijkse kostenpercentage en de in rekening te brengen kosten bij van kracht worden ervan te worden ingelicht. Deze informatie kan in de vorm van een rekeningafschrift of in een andere voor de lidstaten acceptabele vorm worden verstrekt.

3.     In lidstaten waar stilzwijgend geaccepteerde saldo-overschrijdingen geoorloofd zijn, draagt de betrokken lidstaat er zorg voor dat de consument over de jaarrente en de in rekening te brengen kosten, alsmede over wijzigingen dienaangaande wordt ingelicht wanneer een saldo meer dan drie maanden overschreden wordt.

HOOFDSTUK III

TOEGANG TOT DATABANKEN

Artikel 8

Databanken

1.     De lidstaten zien erop toe dat de toegang tot databanken in geval van grensoverschrijdende kredieten in hun lidstaat voor kredietgevers uit andere lidstaten onder dezelfde voorwaarden gegarandeerd wordt als dit voor ondernemingen en personen van deze lidstaat is voorgeschreven.

2.    De consument en eventueel de zekerheidssteller worden desgewenst onverwijld en kosteloos over het resultaat van de raadpleging geïnformeerd.

HOOFDSTUK IV

SLUITING VAN KREDIET- EN ZEKERHEIDSOVEREENKOMSTEN

Artikel 9

In krediet- en zekerheidsovereenkomsten te vermelden informatie

1.   Krediet- en zekerheidsovereenkomsten worden schriftelijk opgesteld.

Alle contractanten, met inbegrip van de zekerheidssteller en de kredietbemiddelaar, ontvangen een exemplaar van de kredietovereenkomst .

De overeenkomst bevat informatie over de toegang tot een buitengerechtelijke klachtenprocedure of een klachtenregeling en de desbetreffende modaliteiten voor het geval de kredietgever of de kredietbemiddelaar aan een dergelijke procedure deelneemt .

2.   In de kredietovereenkomst wordt naast de gegevens ingevolge artikel 6, lid 2 vermeld:

a)

de identiteits- en adresgegevens van de contractanten en van de betrokken kredietbemiddelaar ;

b)

een overzicht van de kosten naar grondslag en eventueel hoogte die niet in het jaarlijks kostenpercentage zijn opgenomen, maar die de consument aan de kredietgever verschuldigd is , met name reserveringscommissies, kosten van niet-toegestane overschrijding van het totale kredietbedrag, kosten bij vervroegde terugbetaling en forfaitaire kosten van niet-nakoming ;

c)

de procedure voor de uitoefening van het recht op opzegging;

d)

de procedure en de kosten die daarbij overeenkomstig de grondslag bij vervroegde aflossing ontstaan ;

3.    In de zekerheidsovereenkomst wordt het maximale gewaarborgde bedrag vermeld .

Artikel 10

Herroepingsrecht

1.   De consument beschikt over een termijn van veertien kalenderdagen om zijn goedkeuring van de kredietovereenkomst zonder opgave van redenen te herroepen.

Deze termijn begint op de dag waarop een exemplaar van de gesloten kredietovereenkomst aan de consument wordt bezorgd.

2.   De consument moet de herroeping vóór de afloop van de in lid 1 bedoelde termijn en overeenkomstig de nationale wetgeving inzake bewijsvoering aan de kredietgever mededelen. De termijn wordt geacht te zijn nageleefd indien de kennisgeving, op papier of op een andere duurzame drager waarover de kredietgever beschikt en waartoe hij toegang heeft, vóór het verstrijken van de termijn is verzonden.

3.     Na de uitoefening van het herroepingrecht moet de kreditegever de consument schriftelijk of op een andere duurzame drager in kennis stellen van de terug te betalen bedragen, inclusief de rente over de periode van kredietopneming. De debetrente wordt berekend aan de hand van het overeengekomen jaarlijks percentage. Voor de uitoefening van het herroepingsrecht mogen geen andere vergoedingen worden aangerekend. De consument betaalt de kredietgever de bedragen waarvan hij uit hoofde van dit lid in kennis is gesteld. Eventuele voorschotten die de consument uit hoofde van de kredietovereenkomst heeft betaald, moeten dadelijk aan de consument worden terugbetaald.

4.    Indien de kredietovereenkomst wordt gesloten buiten verkoopruimten in de zin van artikel 1 van Richtlijn 85/577/EEG (12) voor de levering van goederen of diensten, geldt het herroepingsrecht in lid 1 hierboven ook voor de goederen of diensten in kwestie.

5.   De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op kredietovereenkomsten die gepaard gaan met een hypotheek of een soortgelijke zekerheid, noch op woningkredietovereenkomsten, noch op kredietovereenkomsten die zijn opgezegd uit hoofde van:

a)

artikel 6 van Richtlijn 2002/65/EG;

b)

artikel 6, lid 4, van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten  (13);

c)

artikel 7 van Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen  (14);

HOOFDSTUK V

JAARLIJKS KOSTENPERCENTAGE EN DEBETRENTEVOET

Artikel 11

Jaarlijks kostenpercentage

1.   Het jaarlijkse kostenpercentage is wiskundig correct te berekenen met de formule die, rekening houdende met alle betalingen uit het krediet en de gelieerde transacties, de groeifactor van het kapitaal met een exponent weergeeft, die wordt uitgedrukt in dagen, gedeeld door 365,325. Deze methode wordt gepreciseerd in bijlage I.

In bijlage II worden ter indicatie verscheidene berekeningsvoorbeelden gegeven.

2.   Om het jaarlijkse kostenpercentage te berekenen, bepaalt men de totale kosten van het krediet voor de consument, met uitzondering van kosten die de consument moet betalen wegens niet-naleving van een in de kredietovereenkomst opgenomen verplichting en andere kosten dan de aankoopprijs die de consument bij aankoop van goederen of diensten in elk geval moet betalen, ook indien de aankoop contant wordt betaald.

Kosten voor het beheer van de rekening waarop zowel betalingen als kredietopnemingen worden geboekt, kosten voor het gebruik van een kaart of een ander betaalmiddel waarmee zowel betalingen als kredietopnemingen kunnen worden verricht, en kosten voor betaalverrichtingen in het algemeen worden als kredietkosten beschouwd, behalve indien deze kosten optioneel zijn en duidelijk en afzonderlijk in de kredietovereenkomst of een andere met de consument gesloten overeenkomst zijn vastgesteld.

Kosten van verzekeringspremies worden in de totale kosten van het krediet opgenomen indien de verzekering verplicht is voor het verkrijgen van het krediet .

3.   Bij de berekening van het jaarlijks kostenpercentage wordt uitgegaan van de hypothese dat de kredietovereenkomst voor de overeengekomen tijdsduur geldt en dat de kredietgever en de consument hun verplichtingen nakomen binnen de overeengekomen termijnen en op de overeengekomen data.

4.   Bij kredietovereenkomsten waarin clausules zijn opgenomen op grond waarvan de debetrentevoet kan worden gewijzigd, wordt het jaarlijkse percentage berekend op basis van het uiteindelijke percentage dat voor de kredietovereenkomst geldt na die beperkte duur. Wanneer het uiteindelijke percentage niet bekend is, berekent de kredietgever het jaarlijkse percentage op basis van het standaardpercentage voor die of een vergelijkbare kredietovereenkomst.

Wanneer aan het begin van de kredietovereenkomst een lager percentage wordt aangeboden voor een beperkte periode, wordt het jaarlijkse percentage berekend op basis van het uiteindelijke percentage dat voor de kredietovereenkomst geldt na die beperkte duur.

5.   Zo nodig kan voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage worden uitgegaan van de volgende hypothesen:

a)

indien de consument uit hoofde van de kredietovereenkomst vrij kan kiezen hoeveel krediet hij opneemt, wordt verondersteld dat het totale kredietbedrag onmiddellijk volledig wordt opgenomen;

b)

indien er geen aflossingsschema is vastgesteld en dit ook niet kan worden afgeleid uit de bepalingen van de overeenkomst en de wijze waarop het verleende krediet wordt betaald, wordt de krediettermijn geacht één jaar te zijn;

c)

voor kredietovereenkomsten met een open einde wordt een permanent kapitaalevenwicht verondersteld;

d)

indien in de kredietovereenkomst verscheidene aflossingsdata worden vermeld, wordt het krediet, tenzij anders wordt bepaald, ter beschikking gesteld en worden de aflossingen verricht op de eerstkomende van deze data.

6.   Indien een kredietovereenkomst in de vorm van een huurovereenkomst met koopoptie wordt opgesteld en indien de koopoptie uit hoofde van deze overeenkomst op verschillende tijdstippen kan worden uitgeoefend, wordt het jaarlijks kostenpercentage voor elk van deze tijdstippen berekend.

Indien de restwaarde niet kan worden vastgesteld, wordt het gehuurde goed lineair afgeschreven zodat de waarde ervan na afloop van de normale, in de kredietovereenkomst vastgestelde huurtijd nul bedraagt .

Artikel 12

Debetrentevoet

1.   De debetrentevoet is vast of variabel.

2.   Indien een of meer vaste debetrentevoeten zijn vastgesteld, zijn deze van toepassing op de in de kredietovereenkomst vastgestelde periode.

3.   De variabele rentevoet kan worden gewijzigd, hetzij op het einde van de in de kredietovereenkomst overeengekomen en vastgestelde perioden en in dezelfde mate als de overeengekomen index of referentierentevoet, dan wel volgens een tussen partijen overeengekomen andere regeling .

4.   De consument wordt schriftelijk van wijzigingen van de debetrentevoet in kennis gesteld .

HOOFDSTUK VI

UITVOERING VAN DE KREDIETOVEREENKOMST

Artikel 13

Vervroegde aflossing

1.   De consument heeft het recht om op enig moment vóór het verstrijken van de contractueel overeengekomen termijn , volledig of gedeeltelijk, aan zijn verplichtingen uit hoofde van een kredietovereenkomst te voldoen.

2.   De kredietgever mag slechts een vergoeding voor een vervroegde aflossing aanrekenen indien deze objectief en billijk is en op grond van actuariële beginselen berekend is.

Er mag geen vergoeding worden aangerekend:

a)

voor kredietovereenkomsten waarbij de periode op grond waarvan de debetrentevoet wordt vastgesteld, minder dan een jaar bedraagt;

b)

indien een aflossing is verricht ingevolge een verzekeringsovereenkomst die de aflossing van het krediet waarborgt;

c)

voor kredietovereenkomsten waarbij kosten en rente worden betaald zonder aflossing van het kapitaal, met uitzondering van kredietovereenkomsten met reconstitutie van het kapitaal.

Artikel 14

Overdracht van rechten

Wanneer de rechten die een kredietgever uit hoofde van een krediet- of zekerheidsovereenkomst heeft, aan een derde worden overgedragen, kunnen de consument en de eventuele zekerheidssteller jegens de nieuwe houder van de schuldvorderingen uit hoofde van de overeenkomst dezelfde excepties en verweermiddelen doen gelden die hen jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, met inbegrip van schuldvergelijking, mits deze in de betrokken lidstaat is toegestaan.

De consument moet worden geïnformeerd wanneer de overeenkomst aan een derde wordt overgedragen.

Artikel 15

Verbod op het gebruik van wisselbrieven en andere stukken

Het is de kredietgever en de houder van de schuldvorderingen uit hoofde van de krediet- of zekerheidsovereenkomst verboden om de consument of de zekerheidssteller te vragen of voor te stellen om de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van bovengenoemde overeenkomst te garanderen met een wisselbrief of een orderbriefje.

Het is ook verboden om hen een cheque te doen tekenen om de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag te garanderen.

Artikel 16

Gelieerde transacties

1.     Heeft de consument zijn op de sluiting van een overeenkomst inzake de levering van een goed of het verrichten van een dienst door een ondernemer gerichte wilsverklaring rechtsgeldig herroepen, is hij ook aan zijn op de sluiting van een met deze overeenkomst gelieerde consumentenkredietovereenkomst gerichte wilsverklaring niet meer gebonden

2.     Heeft de consument zijn op de sluiting van een consumentenkredietovereenkomst gerichte wilsverklaring rechtsgeldig herroepen, is hij ook aan zijn op de sluiting van een met deze consumentenkredietovereenkomst gelieerde overeenkomst tot levering van een goed of het verrichten van een dienst gerichte wilsverklaring niet meer gebonden.

3.     De overeenkomst bevat informatie over hetgeen bepaald is in de leden 1 en 2, de procedure en de bijzondere voorwaarden voor de uitoefening van het herroepingsrecht.

4.     Indien

a)

de consument met het oog op de aankoop van goederen of het verkrijgen van diensten een kredietovereenkomst sluit met een andere persoon dan de leverancier, en

b)

er tussen de kredietgever en de leverancier van de goederen of diensten een vooraf bestaand akkoord is op grond waarvan uitsluitend door die kredietgever aan klanten van die leverancier krediet beschikbaar wordt gesteld voor het verwerven van goederen of diensten bij die leverancier, en

c)

de onder a) bedoelde consument zijn krediet verkrijgt krachtens dat vooraf bestaande akkoord, en

d)

de onder de kredietovereenkomst vallende goederen of diensten niet worden geleverd of slechts gedeeltelijk worden geleverd of niet aan de voorwaarden voldoen,

kan de consument rechten doen gelden jegens de kredietgever.

De lidstaten bepalen in welke mate en onder welke voorwaarden deze rechten kunnen worden uitgeoefend.

Binnen een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn nemen de lidstaten maatregelen om te komen tot een systeem dat het doen gelden van dergelijke rechten wordt vergemakkelijkt.

5.     Dit artikel laat de bepalingen in de rechtsstelsels van de lidstaten onverlet met betrekking tot omstandigheden waarin de kredietgever hoofdelijk en gezamenlijk aansprakelijk is voor elke claim die de consument zou kunnen hebben jegens de leverancier wanneer de aankoop van goederen of diensten van de leverancier is gefinancierd via een kredietovereenkomst.

HOOFDSTUK VII

BIJZONDERE KREDIETOVEREENKOMSTEN

Artikel 17

Kredietovereenkomst in de vorm van een voorschot in rekening-courant of een debetrekening

Indien een kredietovereenkomst wordt gesloten in de vorm van een voorschot in rekening-courant of een debetrekening, wordt de consument regelmatig schriftelijk van zijn debetstand op de hoogte gebracht. Daarbij moet volgende informatie worden verstrekt :

a)

de periode waarop het rekeningafschrift slaat;

b)

de opgenomen bedragen en de datum van opneming;

c)

in voorkomend geval, het debetsaldo en de datum van het vorige afschrift;

d)

de laatste overeengekomen debetrentevoet.

Bovendien moet de consument gedurende de looptijd van de overeenkomst schriftelijk op de hoogte worden gesteld van iedere wijziging van het jaarlijks kostenpercentage en van de in rekening gebrachte kosten op het moment dat deze ingaan.

Artikel 18

Kredietovereenkomst voor onbepaalde tijd

1.    Elk van de partijen kan de kredietovereenkomst voor onbepaalde tijd opzeggen door een voorafgaande schriftelijke kennisgeving, volgens de in de kredietovereenkomst vermelde procedure en overeenkomstig de nationale wetgeving inzake bewijsvoering.

2.     Kredietovereenkomsten mogen niet te onpas of onrechtmatig worden opgezegd. Tevens dient de kredietnemer een passende termijn voor de verwerving van het opeisbare kredietbedrag of een saneringskrediet te worden geboden.

3.     Bij opzegging door de consument gelden de bepalingen van artikel 13 .

4.     Langlopende overeenkomsten met een vaste looptijd kunnen niet worden verlengd zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de kredietnemer.

HOOFDSTUK VIII

UITVOERING VAN DE ZEKERHEIDSOVEREENKOMST

Artikel 19

Uitvoering van de zekerheidsovereenkomst

De kredietgever kan de zekerheidssteller slechts rechtstreeks aanspreken indien de consument niet aan zijn aflossingsverplichtingen voldoet en binnen een termijn van drie maanden na de ingebrekestelling nog steeds niet heeft betaald.

De zekerheidssteller moet op de hoogte worden gesteld zodra de consument een ingebrekestelling is toegezonden.

HOOFDSTUK IX

NIET-UITVOERING VAN DE KREDIETOVEREENKOMST

Artikel 20

Ingebrekestelling en invorderbaarheid

1.   De lidstaten zien erop toe dat:

a)

kredietgevers, hun gevolmachtigden en iedereen die de nieuwe houder is van schuldvorderingen uit hoofde van een krediet- of zekerheidsovereenkomst, in geval van niet-uitvoering van de overeenkomst geen bovenmatige maatregelen nemen om hun schuldvorderingen te innen;

b)

het totaalbedrag aan kosten dat de kredietgever vordert in het geval van niet-betaling dient evenredig te zijn aan de werkelijke kosten die de kredietgever moet maken als rechtstreeks gevolg van de niet-naleving door de consument van zijn verplichtingen.

c)

de kredietgever slechts de onmiddellijke terugbetaling van de nog te vervallen bedragen kan eisen of een ontbindende voorwaarde kan aanvoeren na voorafgaande ingebrekestelling waarin de consument of de eventuele zekerheidssteller wordt verzocht om zijn contractuele verplichtingen binnen een redelijke termijn na te komen .

d)

de kredietgever de kredietopnemingen slechts mag opschorten indien hij zijn besluit motiveert en het onverwijld aan de consument mededeelt;

e)

de consument en de zekerheidssteller het recht hebben om in geval van niet-uitvoering van hun verplichtingen of van vervroegde aflossing, desgevraagd dadelijk een gratis en gedetailleerde afrekening te krijgen aan de hand waarvan zij de verschuldigde kosten en rente kunnen controleren.

2.   Een ingebrekestelling zoals bedoeld in lid 1, onder c), is niet nodig:

a)

in geval van fraude door de consument, aan te tonen door de kredietgever of de nieuwe houder van de schuldvordering;

b)

indien de consument het gefinancierde goed vervreemdt alvorens het totale kredietbedrag is afgelost of indien hij het gebruikt voor een doeleinde dat in strijd is met de bedingen van de kredietovereenkomst, indien de kredietgever of de nieuwe houder van de schuldvordering een preferente vordering, een eigendomsrecht of een voorbehoud van eigendomsrecht op het gefinancierde goed heeft, mits de consument daarvan vóór de sluiting van de kredietovereenkomst in kennis gesteld is.

Artikel 21

Overschrijding van het totale kredietbedrag

In geval van niet-toegestane overschrijding van het totale kredietbedrag stelt de kredietgever de consument op de hoogte van de overschrijding of niet-toegestane debetstand en deelt hij hem de betreffende debetrentevoet, de boetes, kosten of moratoire interesten mede .

HOOFDSTUK X

RECHTSPOSITIE VAN EN TOEZICHT OP KREDIETGEVERS EN KREDIETBEMIDDELAARS

Artikel 22

Controle op kredietgevers en kredietbemiddelaars

De lidstaten zien erop toe dat een onafhankelijke instelling of officiële instantie toezicht houdt op de werkzaamheden van kredietgevers en kredietbemiddelaars , zolang er geen Europese regelgeving voor kredietbemiddelaars bestaat .

Artikel 23

Verplichtingen van kredietbemiddelaars

De lidstaten zien erop toe dat de kredietbemiddelaar:

a)

in zijn reclame en in voor zijn cliënten bestemde documenten met name vermeldt ingeval hij exclusief met één of meer kredietgevers werkt ;

b)

geen directe of indirecte vergoeding, van welke aard ook, ontvangt van de consument die hem heeft gevraagd te bemiddelen, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

i)

het bedrag van de vergoeding wordt schriftelijk met de kredietbemiddelaar overeengekomen ;

ii)

de kredietbemiddelaar wordt niet door de kredietgever vergoed;

iii)

de kredietovereenkomst waarvoor hij heeft bemiddeld, is rechtsgeldig gesloten.

HOOFDSTUK XI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Doelmatigheid van de bepalingen van de richtlijn

1.     De lidstaten zien erop toe dat krediet- en zekerheidsovereenkomsten niet ten nadele van de consument en de zekerheidssteller afwijken van de bepalingen van het nationale recht die uitvoering geven aan of overeenstemmen met deze richtlijn.

2.   De lidstaten zien er verder op toe dat de bepalingen die zij ter uitvoering van deze richtlijn vaststellen, niet kunnen worden omzeild door overeenkomsten een bijzondere vorm te geven, met name door splitsing van het kredietbedrag in verschillende overeenkomsten .

3.   De consument en de zekerheidssteller kunnen geen afstand doen van de rechten die hun krachtens deze richtlijn worden toegekend.

4.   De lidstaten zien erop toe dat de bescherming van deze richtlijn niet wordt omzeild doordat de wetgeving van een derde land wordt gekozen om de overeenkomst te regelen, indien de overeenkomst in nauw verband staat met het soeverein gebied van een of meer lidstaten.

5.     Deze richtlijn belet de lidstaten niet om in overeenstemming met hun uit het verdrag voortvloeiende verplichtingen strengere voorschriften op het gebied van de consumentenbescherming te handhaven of uit te vaardigen.

6.     De lidstaten mogen niet afwijken van de in artikel 11 vastgestelde regeling inzake het jaarlijks kostenpercentage.

Artikel 25

Buitengerechtelijk verhaal

De lidstaten moedigen de instanties voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen aan ook grensoverschrijdende geschillen te beslechten.

Artikel 26

Lopende overeenkomsten

Deze richtlijn is niet van toepassing op krediet- en zekerheidsovereenkomsten die op de datum van inwerkingtreding van de nationale omzettingsmaatregelen reeds lopen .

Artikel 27

Omzetting

De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en publiceren deze uiterlijk op (...) (15). Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Zij passen deze bepalingen vanaf (...) (15).

Wanneer de lidstaten deze bepalingen vaststellen, wordt daarin of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 28

Intrekking

Richtlijn 87/102/EEG wordt met ingang van (...) (15) ingetrokken.

Artikel 29

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 30

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PBC 331 E van 31.12.2002, blz. 200 .

(2)  PBC 234 van 30.9.2003, blz. 1 .

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(4)  COM(95) 117 def.

(5)  PB L 42 van 12.2.1987, blz. 48. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 101 van 1.4.1998, blz. 17).

(6)  COM(97) 465 def.

(7)  COM(96) 79 def.

(8)  PB L 61 van 10.3.1990, blz. 14.

(9)  PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17. Gewijzigd bij Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 290 van 23.10.1997, blz. 18).

(10)  PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16 .

(11)  Richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 tot wijziging van Richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (PB L 101 van 1.4.1998, blz. 17).

(12)  Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (PB L 372 van 31.12.1985, blz. 31).

(13)  PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG.

(14)  PB L 280 van 29.10.1994, blz. 83.

(15)  Twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtilijn.

BIJLAGE I

DE BASISVERGELIJKING DIE DE GELIJKWAARDIGHEID VAN DE KREDIETOPNEMINGEN ENERZIJDS EN DE AFLOSSINGEN EN BETALINGEN ANDERZIJDS WEERGEEFT

De basisvergelijking ter definitie van het jaarlijks kostenpercentage (JKP) geeft de gelijkheid weer tussen de som van de geactualiseerde waarden van de kredietopnemingen enerzijds, en de som van de geactualiseerde waarden van de aflossingen en betalingen anderzijds:

Formula

Betekenis van de symbolen:

X = het JKP;

m = het volgnummer van de laatste kredietopneming;

k = het volgnummer van een kredietopneming, waarbij 1 ≤ k ≤ m;

Ck = het bedrag van kredietopneming nummer k;

tk = het tijdsinterval, uitgedrukt in jaren en fracties van jaren, tussen de datum van de eerste kredietopneming en de datum van elke kredietopneming, waarbij t1 = 0;

m = het volgnummer van de laatste aflossing of betaling;

l = het volgnummer van een aflossing of betaling;

Dl = het bedrag van een aflossing of betaling;

sl = het tijdsinterval, uitgedrukt in jaren en fracties van jaren, tussen de datum van de eerste kredietopneming en de datum van elke aflossing of betaling.

Opmerkingen:

a)

De door beide partijen op diverse tijdstippen betaalde bedragen zijn niet noodzakelijk gelijk en worden niet noodzakelijk met gelijke tussenpozen betaald.

b)

De aanvangsdatum is die van de eerste kredietopneming.

c)

Het verschil tussen de data die bij de berekeningsmethoden worden gebruikt, wordt uitgedrukt in jaren of fracties van jaren. Een jaar wordt geacht 365 dagen (voor schrikkeljaren 366 dagen), 52 weken of twaalf gelijke maanden te tellen. Een gelijke maand wordt geacht 30,41666 dagen te tellen (d.w.z. 365/12), zowel voor gewone jaren als schrikkeljaren.

d)

De uitkomst van de berekening wordt tot op de eerste decimaal nauwkeurig weergegeven. Als de volgende decimaal groter is dan of gelijk is aan 5, wordt de eerste decimaal met 1 vermeerderd.

e)

De vergelijking kan met slechts één sommatie worden herschreven aan de hand van het begrip flux (Ak). De flux is positief of negatief, d.w.z. wordt gedurende de periodes 1 tot en met k respectievelijk betaald of ontvangen, en wordt uitgedrukt in jaren:

Formula

S is het saldo van de geactualiseerde flux en bedraagt nul indien de flux gelijkwaardig is.

f)

De lidstaten zorgen ervoor dat de gebruikte berekeningsmethoden hetzelfde resultaat opleveren als de voorbeelden in bijlage II .

BIJLAGE II

VOORBEELDEN VAN BEREKENINGEN VAN HET JAARLIJKS KOSTENPERCENTAGE

Voorafgaande opmerkingen

Tenzij anders aangegeven, wordt bij alle voorbeelden verondersteld dat het totale kredietbedrag in één keer wordt opgenomen en aan de consument ter beschikking wordt gesteld bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Zoals reeds vermeld, wordt er namelijk uitgegaan van de hypothese dat indien de consument uit hoofde van de kredietovereenkomst vrij kan kiezen hoeveel krediet hij opneemt, het totale kredietbedrag onmiddellijk volledig wordt opgenomen.

Sommige lidstaten hebben voor een effectief percentage en een overeenkomstige omrekeningsmethode gekozen om de debetrentevoet weer te geven. Op die manier wordt voorkomen dat de termijnen op ontelbare verschillende wijzen worden berekend en dat verschillende „pro rata temporis”-regels worden gebruikt die nog weinig met een lineair tijdsverloop te maken hebben. Andere lidstaten gebruiken een nominale periodieke rente en een proportionele omrekeningsmethode. Deze richtlijn betreft alleen de vermelding van de gebruikte rentevoet; de effectieve percentages worden afzonderlijk van een eventuele reglementering van de debetrentevoeten beschouwd. In de voorbeelden in deze bijlage wordt vermeld welke methode is gebruikt.

Voorbeeld 1

Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt 6 000,00 EUR. Het wordt afgelost in 4 vaste jaarlijkse termijnen van 1 852,00 EUR.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 9,00000 %, d.w.z. een JKP van 9,0 %.

Voorbeeld 2

Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt 6 000,00 EUR. Het wordt afgelost in 48 vaste maandelijkse termijnen van 149,31 EUR.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 9,380593 %, d.w.z. een JKP van 9,4 %.

Voorbeeld 3

Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt 6 000,00 EUR. Het wordt afgelost in 48 vaste maandelijkse termijnen van 149,31 EUR. De dossierkosten bij de ondertekening bedragen 60,00 EUR.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 9,954966 %, d.w.z. een JKP van 10 %.

Voorbeeld 4

Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt 6 000,00 EUR. Het wordt afgelost in 48 vaste maandelijkse termijnen van 149,31 EUR. De dossierkosten bij de ondertekening bedragen 60,00 EUR en worden over de termijnen verdeeld. De termijnen bedragen dus (149,31 EUR + (60/48 EUR)) = 150,56 EUR.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 9,856689 %, d.w.z. een JKP van 9,9 %.

Voorbeeld 5

Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt 6 000,00 EUR. Het wordt afgelost in 48 vaste maandelijkse termijnen van 149 EUR. De administratiekosten bij de ondertekening bedragen 60,00 EUR en de verzekeringspremie 3 EUR per maand. De kosten van verzekeringspremies moeten in de totale kosten van het krediet worden verdisconteerd indien de verzekering bij het sluiten van de kredietovereenkomst wordt afgesloten. De termijnen bedragen dus 152,31 EUR.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 11,1070115 %, d.w.z. een JKP van 11,1 %.

Voorbeeld 6

Het totale kredietbedrag van een ballonkredietovereenkomst (aankoopprijs van een te financieren auto) is 6 000,00 EUR. Het wordt afgelost in 47 vaste maandelijkse termijnen van 115,02 EUR en een laatste aflossing van 1 915,02 EUR, d.i. de restwaarde van 30 % van het kapitaal (ballonovereenkomst). De verzekeringspremie bedraagt 3 EUR per maand. De kosten van verzekeringspremies moeten in de totale kosten van het krediet worden verdisconteerd indien de verzekering bij het sluiten van de kredietovereenkomst wordt afgesloten. De termijnen bedragen dus 118,02 EUR en de laatste betaling 1 918,02 EUR.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 9,381567 %, d.w.z. een JKP van 9,4 %.

Voorbeeld 7

Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt 6 000,00 EUR, de dossierkosten bij inschrijving 60,00 EUR. Er zijn twee trapsgewijze termijnen van respectievelijk 22 en 26 maanden. De tweede bedraagt 60 % van de eerste. De respectievelijke maandelijkse termijnen bedragen 186,36 EUR en 111,82 EUR.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 10,04089 %, d.w.z. een JKP van 10,0 %.

Voorbeeld 8

Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt 6 000,00 EUR, de dossierkosten bij inschrijving 60,00 EUR. Er zijn twee trapsgewijze termijnen van respectievelijk 22 en 26 maanden. De eerste bedraagt 60 % van de tweede. De respectievelijke maandelijkse termijnen bedragen 112,15 EUR en 186,91 EUR.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 9,888383 %, d.w.z. een JKP van 9,9 %.

Voorbeeld 9

Het totale kredietbedrag (prijs van een goed) bedraagt 500,00 EUR. Het wordt afgelost in 3 vaste maandelijkse termijnen met een (nominale) debetrentevoet T van 18 %. De dossierkosten van 30,00 EUR worden over de termijnen verdeeld. De termijnen bedragen dus 71,69 EUR + 10,00 EUR kosten = 181,69 EUR.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 68,474596 %, d.w.z. een JKP van 68,5 %.

Dit voorbeeld is kenmerkend voor een praktijk die nog steeds in gebruik is bij sommige ondernemingen die in „leverancierskrediet” gespecialiseerd zijn.

Voorbeeld 10

Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt 1 000 EUR. De aflossingen bedragen hetzij 700,00 EUR na één jaar en 500,00 EUR na twee jaar, hetzij 500,00 EUR na één jaar en 700,00 EUR na twee jaar.

De vergelijking wordt:

Formula

De uitkomst is X = 13,898663 %, d.w.z. een JKP van 13,9 %.

Of:

Formula

De uitkomst is X = 12,321446 %, d.w.z. een JKP van 12,3 %.

Uit dit voorbeeld blijkt dat het jaarlijks kostenpercentage van de termijnen afhangt. De vermelding van de totale kosten van het krediet in de voorafgaande informatie of in de kredietovereenkomst biedt dan ook geen meerwaarde voor de consument. Naar gelang sneller of trager wordt afgelost, komen dezelfde totale kosten (200 EUR) namelijk overeen met twee verschillende JKP's.

Voorbeeld 11

Het totale kredietbedrag bedraagt 6 000 EUR. Het wordt afgelost in 4 vaste jaarlijkse termijnen van 1 852,01 EUR. De debetrentevoet bedraagt 9 %. Bij de ondertekening moet 60,00 EUR aan kosten worden betaald.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 9,459052 %, d.w.z. een JKP van 9,5 %.

In geval van vervroegde aflossing bedraagt het respectievelijk:

Na één jaar:

Formula

waarbij 6 540 = het verschuldigde bedrag, inclusief rente, vóór de betaling van de eerste termijn volgens de aflossingstabel.

De uitkomst is X = 10,101010 %, d.w.z. een JKP van 10,1 %.

Na twee jaar:

Formula

waarbij 5109,91 = het verschuldigde bedrag, inclusief rente, vóór de betaling van de tweede termijn volgens de aflossingstabel.

De uitkomst is X = 9,640069 %, d.w.z. een JKP van 9,6 %.

Na drie jaar:

Formula

waarbij 3551,11 = het verschuldigde bedrag, inclusief rente, vóór de betaling van de derde termijn volgens de aflossingstabel.

De uitkomst is X = 9,505315 %, d.w.z. een JKP van 9,5 %.

Hieruit blijkt dat het JKP gaandeweg afneemt, met name wanneer de kosten bij de ondertekening moeten worden betaald.

Voorbeeld 12

Het totale kredietbedrag bedraagt 6 000 EUR. Het wordt afgelost in 48 maandelijkse termijnen van 149,31 EUR (proportioneel berekend). De (nominale) debetrentevoet T bedraagt 9 %. Bij de ondertekening moet 60,00 EUR aan kosten worden betaald.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 9,9954957 %, d.w.z. een JKP van 10 %.

In geval van vervroegde aflossing bedraagt het respectievelijk:

Na één jaar:

Formula

waarbij 4 844,64 = het verschuldigde bedrag, inclusief rente, vóór de betaling van de twaalfde termijn volgens de aflossingstabel.

De uitkomst is X = 10,655907 %, d.w.z. een JKP van 10,7 %.

Na twee jaar:

Formula

waarbij 3 417,58 = het verschuldigde bedrag, inclusief rente, vóór de betaling van de vierentwintigste termijn volgens de aflossingstabel.

De uitkomst is X = 10,136089 %, d.w.z. een JKP van 10,1 %.

Na drie jaar:

Formula

waarbij 1 856,66 = het verschuldigde bedrag, inclusief rente, vóór de betaling van de zesendertigste termijn volgens de aflossingstabel.

De uitkomst is X = 9,991921 %, d.w.z. een JKP van 10 %.

Voorbeeld 13

Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt 6 000,00 EUR. Het wordt afgelost in 4 vaste jaarlijkse termijnen van 1 852,00 EUR. Stel dat de (nominale) debetrentevoet variabel is en na de tweede termijn van 9,00 % stijgt tot 10,00 %. De nieuwe jaarlijkse termijn bedraagt dan 1 877,17 EUR. Zoals reeds vermeld, wordt voor de berekening van het JKP uitgegaan van de hypothese dat de debetrentevoet en de andere kosten vast zijn en tot de afloop van de kredietovereenkomst van toepassing blijven. In het eerste voorbeeld bedraagt het JKP 9 %.

In geval van wijziging moet een nieuw JKP worden meegedeeld, dat wordt berekend op grond van de hypothese dat de kredietovereenkomst voor de resterende overeengekomen tijdsduur geldt en dat de kredietgever en de consument hun verplichtingen nakomen binnen de overeengekomen termijnen en op de overeengekomen data.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 9,741569 %, d.w.z. een JKP van 9,7 %.

Voorbeeld 14

Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt 6 000,00 EUR. Het wordt afgelost in 48 vaste maandelijkse termijnen van 149,31 EUR. De dossierkosten bij de ondertekening bedragen 60,00 EUR en de verzekeringspremie 3 EUR per maand. Zoals reeds vermeld, moeten kosten van verzekeringspremies in de totale kosten van het krediet worden opgenomen indien de verzekering bij het sluiten van de kredietovereenkomst wordt afgesloten. De termijnen bedragen dus 152,31 EUR. Net zoals in voorbeeld 5 is uitkomst X = 11,1070115 %, d.w.z. een JKP van 11,1 %

Stel dat de (nominale) debetrentevoet variabel is en na de zeventiende termijn stijgt tot 10 %. In geval van wijziging moet een nieuw JKP worden meegedeeld, dat wordt berekend op grond van de hypothese dat de kredietovereenkomst voor de resterende overeengekomen tijdsduur geldt en dat de kredietgever en de consument hun verplichtingen nakomen binnen de overeengekomen termijnen en op de overeengekomen data.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 11,542740 %, d.w.z. een JKP van 11,5 %.

Voorbeeld 15

Voor een auto met een waarde van 15 000,00 EUR wordt een „leasing”-kredietovereenkomst gesloten. Deze wordt afgelost in 48 maandelijkse termijnen van 350 EUR. De eerste termijn moet bij het ter beschikking stellen van de auto worden betaald. Na 48 maanden kan de koopoptie worden uitgeoefend door het betalen van de restwaarde van 1 250 EUR.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 9,541856 %, d.w.z. een JKP van 9,5 %.

Voorbeeld 16

Voor een goed met een waarde van 2 500 EUR wordt een kredietovereenkomst van het type „financiering”, „leverancierskrediet” of „verkoop op afbetaling” gesloten. In de kredietovereenkomst wordt voorzien in een voorschot van 500 EUR en 24 maandelijkse termijnen van 100 EUR. De eerste termijn moet uiterlijk 20 dagen na het ter beschikking stellen van het goed worden betaald.

In dit soort gevallen maakt het voorschot nooit deel uit van de financiering.

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 20,395287 %, d.w.z. een JKP van 20,4 %.

Voorbeeld 17

Het totale kredietbedrag van een kredietovereenkomst van het type „kredietopening voor bepaalde tijd” van 6 maanden bedraagt 2 500 EUR. Overeenkomstig de kredietovereenkomst worden de totale kosten van het krediet elke maand betaald en wordt het totale kredietbedrag na afloop van de overeenkomst afgelost. De jaarlijkse (effectieve) debetrentevoet bedraagt 8 % en de kosten bedragen 0,25 % per maand. Zoals reeds vermeld, wordt uitgegaan van de hypothese dat het krediet onmiddellijk volledig wordt opgenomen.

De maandelijks te betalen debetrente wordt berekend aan de hand van een equivalente maandelijkse rentevoet:

a = 2500 . {[(1,08)1/12 - 1] + 0,25}

Of:

a = 2500 . (0,006434 + 0,0025) = 22,34

De vergelijking wordt:

Formula

Of:

Formula

De uitkomst is X = 11,263633 %, d.w.z. een JKP van 11,3 %.

Voorbeeld 18

Het totale kredietbedrag van een kredietovereenkomst van het type „kredietopening voor onbepaalde tijd” bedraagt 2 500 EUR. Overeenkomstig de overeenkomst moet halfjaarlijks ten minste 25 % van het debetsaldo aan kapitaal en debetrente worden betaald, met een minimum van 25 EUR. De (effectieve) jaarlijkse debetrentevoet bedraagt 12 %. Bij de ondertekening moet 50 EUR aan dossierkosten worden betaald.

De overeenkomstige maandelijkse rentevoet bedraagt:

i = (1 + 0,12)6/12 - 1 = 0,00583

z. 5,83 %.

De 19 halfjaarlijks te betalen bedragen (Dl) kunnen worden berekend aan de hand van een aflossingstabel waarbij D1 = 661,44; D2 = 525; D3 = 416,71; D4 = 330,75; D5 = 262,52; D6 = 208,37; D7 = 165,39; D8 = 208,37; D9 = 104,20; D10 = 82,70; D11 = 65,64; D12 = 52,1; D13 = 41,36; D14 = 32,82; D15 = 25; D16 = 25; D17 = 25; D18 = 25; D19 = 15,28.

De vergelijking wordt:

Formula

De uitkomst is X = 13,151744 %, d.w.z. een JKP van 13,2 %.

Voorbeeld 19

Het totale kredietbedrag van een kredietovereenkomst van het type „kredietopening voor onbepaalde tijd” bedraagt 700 EUR. Het krediet kan worden opgenomen met een kredietkaart. Overeenkomstig de overeenkomst moet maandelijks ten minste 5 % van het debetsaldo aan kapitaal en debetrente worden betaald, met een minimale maandelijkse termijn (a) van 25 EUR. De jaarlijkse kosten voor de kaart bedragen 20 EUR. De (effectieve) jaarlijkse debetrentevoet bedraagt 0 % voor de eerste termijn en 12 % voor de volgende termijnen.

De 31 maandelijks te betalen bedragen (D l) kunnen worden berekend aan de hand van een aflossingstabel waarbij D1 = 55,00; D2 = 33,57; D3 = 32,19; D4 = 30,87; D5 = 29,61; D6 = 28,39; D7 = 27,23; D8 = 26,11; D9 = 25,04; D10 t.e.m. D12 = 25,00; D13 = 45; D14 t.e.m. D24 = 25,00; D25 = 45; D26 t.e.m. D30 = 25,00; D31 = 2,25.

De vergelijking wordt:

Formula

De uitkomst is X = 18,470574 %, d.w.z. een JKP van 18,5 %.

Voorbeeld 20

Het totale bedrag van een kredietopening in de vorm van een voorschot in rekening-courant voor onbepaalde tijd bedraagt 2 500 EUR. In de kredietovereenkomst wordt niet bepaald hoe het kapitaal moet worden afgelost, maar de totale kosten van het krediet moeten maandelijks worden betaald. De (effectieve) jaarlijkse debetrentevoet bedraagt 8 %. De maandelijkse kosten bedragen 2,50 EUR.

Er wordt uitgegaan van de hypothese dat het krediet volledig wordt opgenomen en na een jaar wordt afgelost.

Eerst wordt de theoretische maandelijkse termijn aan rente en kosten (a) berekend:

a = {2500 . [(1,08)1/12 - 1] + 2,50

vervolgens:

Formula

of:

Formula

De uitkomst is X = 9,295804 %, d.w.z. een JKP van 9,3 %.

P5_TA(2004)0298

Oneerlijke handelspraktijken *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende oneerlijke „business-to-consumer”-handelspraktijken op de interne markt en tot wijziging van de richtlijnen 84/450/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG (richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (COM(2003) 356 — C5-0288/2003 — 2003/0134(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 356) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0288/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0188/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0134

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 april 2004 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2004/.../EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende oneerlijke „business-to-consumer”-handelspraktijken op de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 84/450/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG (Richtlijn oneerlijke handelspraktijken)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 95 en 153 ,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De interne markt omvat volgens artikel 14, lid 2, van het Verdrag een ruimte zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging zijn gewaarborgd. De ontwikkeling van eerlijke handelspraktijken is van wezenlijk belang om de ontwikkeling van grensoverschrijdende activiteiten te bevorderen.

(2)

De wetten van de lidstaten betreffende oneerlijke handelspraktijken vertonen duidelijke verschillen, die aanzienlijke concurrentieverstoring en belemmeringen voor de goede werking van de interne markt kunnen veroorzaken. Wat reclame betreft, worden bij Richtlijn 84/450/EEG, van 10 september 1984 van de Raad betreffende misleidende en vergelijkende reclame (4) minimumcriteria ter harmonisering van misleidende reclame vastgesteld, wat de lidstaten echter niet belet om voorschriften te handhaven of aan te nemen die consumenten een verdergaande bescherming bieden. Daardoor lopen de bepalingen van de lidstaten inzake misleidende reclame sterk uiteen.

(3)

Deze verschillen veroorzaken onduidelijkheid over welke nationale regels van toepassing zijn op oneerlijke handelspraktijken die de economische belangen van de consumenten schaden, en werpen veel barrières op voor bedrijven en consumenten. Deze barrières maken het voor bedrijven duurder om de vrijheden van de interne markt uit te oefenen, met name wanneer zij over de grenzen heen willen verkopen, reclamecampagnes willen voeren of aan verkoopbevordering willen doen. Daarnaast maken deze verschillen consumenten onzeker over hun rechten en ondermijnen ze hun vertrouwen in de interne markt.

(4)

Bij gebrek aan uniforme regels op communautair niveau kunnen belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen en grensoverschrijdende diensten of de vrijheid van vestiging volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gerechtvaardigd zijn indien zij tot doel hebben, erkende doelstellingen van algemeen belang te beschermen en indien zij met deze doelstellingen evenredig zijn. In het licht van de communautaire doelstellingen zoals vermeld in de bepalingen van het Verdrag inzake het vrije verkeer en het afgeleide communautaire recht, en in overeenstemming met het beleid van de Commissie inzake commerciële communicatie (5) moeten deze belemmeringen worden opgeheven. Dat kan alleen door op communautair niveau uniforme regels vast te stellen en bepaalde rechtsbegrippen te verduidelijken, voor zover dit voor de goede werking van de interne markt en de rechtszekerheid nodig is.

(5)

Daarom worden de wetten van de lidstaten betreffende oneerlijke handelspraktijken, waaronder oneerlijke reclame, die de economische belangen van de consumenten schaden, bij deze richtlijn onderling aangepast. Deze richtlijn is niet van toepassing of van invloed op nationale wetten betreffende oneerlijke handelspraktijken die alleen de economische belangen van concurrenten schaden of betrekking hebben op transacties tussen handelaars, hoewel activiteiten die volgens deze richtlijn niet zijn toegestaan ook op grond van de concurrentie-voorschriften als oneerlijk kunnen worden beschouwd. Zij is niet van invloed op de bepalingen van Richtlijn 84/450/EEG betreffende reclame die misleidend is voor bedrijven maar niet voor consumenten en betreffende vergelijkende reclame. Deze richtlijn is evenmin van invloed op algemeen aanvaarde reclame- en marketingpraktijken zoals „product placement”, merkdifferentiatie en het aanbieden van premies, die het beeld dat de consument van het product heeft en zijn gedrag op wettige wijze kunnen beïnvloeden zonder daarom het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen, te beperken. Deze richtlijn betreft handelspraktijken die rechtstreeks verband houden met het beïnvloeden van beslissingen van de consument over transacties met betrekking tot producten. Deze richtlijn is niet van toepassing op handelspraktijken die hoofdzakelijk voor andere doeleinden bedoeld zijn, bijvoorbeeld commerciële communicatie gericht op investeerders, zoals jaarverslagen en promotiemateriaal over bedrijven.

(6)

Deze richtlijn vormt geen beletsel voor het instellen van individuele vorderingen door degenen die schade hebben geleden door een oneerlijke handelspraktijk. Deze richtlijn doet evenmin afbreuk aan de communautaire en nationale regels inzake verbintenissenrecht, intellectuele eigendomsrechten en gezondheids- en veiligheidsaspecten van producten en de communautaire regels inzake concurrentie en de desbetreffende nationale omzettingsbepalingen.

(7)

Deze richtlijn moet coherent zijn met de bestaande communautaire wetgeving, met name indien gedetailleerde bepalingen betreffende oneerlijke handelspraktijken op specifieke sectoren van toepassing zijn. Deze richtlijn wijzigt bijgevolg Richtlijn 84/450/EEG, Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende misleidende en vergelijkende reclame (6) en Richtlijn 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (7).Deze richtlijn is bijgevolg slechts van toepassing voor zover er geen specifieke communautaire wetsbepalingen bestaan betreffende specifieke aspecten van oneerlijke handelspraktijken, zoals informatievereisten en regels voor de wijze waarop informatie aan de consument wordt gepresenteerd. Deze richtlijn beschermt de consument in gevallen waarvoor op EU-niveau geen specifieke, sectorale wetgeving bestaat en verbiedt handelaars een verkeerde indruk te geven van de aard van producten. Dit is met name van belang voor complexe producten die veel risico's inhouden voor de consumenten, zoals bepaalde financiële diensten. De richtlijn vormt bijgevolg een aanvulling op het „acquis communautaire” dat van toepassing is op handelspraktijken die de economische belangen van de consumenten schaden, en met name de Verordening (EG) nr. .../2004 van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de verkoopbevordering in de interne markt (8). De verordening heft een aantal verbodsbepalingen of beperkingen op met betrekking tot het gebruik van verkoopsbevordering en verwijzingen daarnaar in commerciële communicatie. De algemene bepalingen betreffende misleidende reclame en andere oneerlijke handelspraktijken die van toepassing zijn op het gebruik en de mededeling van verkoopsbevordering vallen onder deze richtlijn.

(8)

Het hoge niveau van convergentie dat door de onderlinge afstemming van de nationale bepalingen door deze richtlijn wordt bereikt, zorgt voor een hoog gemeenschappelijk niveau van consumentenbescherming. Bij de richtlijn wordt een verbod ingesteld op oneerlijke handelspraktijken die het economische gedrag van consumenten verstoren. De richtlijn omvat ook regels inzake agressieve commerciële praktijken, die momenteel niet op EU-niveau gereglementeerd zijn. De bereikte harmonisatie en het hoge gemeenschappelijke niveau van consumentenbescherming die de richtlijn beoogt tot stand te brengen, zullen na verloop van tijd de voorwaarden scheppen om het beginsel van wederzijdse erkenning te kunnen toepassen op het gebied dat door de richtlijn wordt gecoördineerd.

(9)

Door de harmonisatie en het beginsel van wederzijdse erkenning zullen zowel consumenten als bedrijven aanzienlijk meer rechtszekerheid krijgen. Zowel consumenten als bedrijven zullen zich kunnen verlaten op één regelgevend kader op basis van duidelijk omschreven rechtsbegrippen, dat alle aspecten van oneerlijke handelspraktijken in de hele EU regelt. Bedrijven zullen alleen hoeven te voldoen aan de nationale regels tot omzetting van de richtlijn in het land waar ze gevestigd zijn. Daardoor zullen de belemmeringen die het gevolg zijn van de fragmentarische regels inzake oneerlijke handelspraktijken die de economische belangen van de consumenten schaden, worden weggewerkt en zal de interne markt op dit gebied kunnen worden voltooid. De vestigingsplaats van de handelaar zal worden vastgesteld overeenkomstig eventuele specifieke bepalingen van de communautaire wetgeving en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap.

(10)

Om de doelstellingen van de Gemeenschap te kunnen verwezenlijken door belemmeringen voor de interne markt weg te werken, moeten de bestaande, uiteenlopende algemene bepalingen en rechtsbeginselen van de lidstaten worden geharmoniseerd . Bij deze richtlijn wordt daarom een verbod ingesteld op oneerlijke handelspraktijken die het economische gedrag van consumenten verstoren. Om de doelstelling van consumentenbescherming te bereiken en het consumentenvertrouwen te steunen, is het verbod gelijkelijk van toepassing op oneerlijke handelspraktijken die plaatsvinden buiten een eventuele contractuele relatie tussen handelaar en consument of na de sluiting van een overeenkomst en gedurende de tenuitvoerlegging ervan. Dit verbod wordt verder uitgewerkt in regels betreffende de twee soorten handelspraktijken die veruit het meeste voorkomen, namelijk misleidende handelspraktijken en agressieve handelspraktijken.

(11)

Het is wenselijk dat onder misleidende handelspraktijken praktijken (waaronder misleidende reclame) worden verstaan waarbij de consument wordt bedrogen en daardoor wordt belet een geïnformeerde en dus efficiënte keuze te maken. Deze richtlijn beoogt niet de keuze van de consument te beperken door de verkoopbevordering van goedkopere „look-alike”-producten niet toe te staan of te beperken, tenzij de consument beschermd moet worden tegen impliciete of expliciete pogingen om hem te misleiden via „passing-off”. Overeenkomstig de wetten en de praktijk van de lidstaten met betrekking tot misleidende reclame worden misleidende praktijken in de richtlijn onderverdeeld in misleidende handelingen en misleidende omissies. Met betrekking tot omissies wordt in de richtlijn een beperkte hoeveelheid essentiële informatie vermeld die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit te nemen over een transactie. Deze informatie hoeft niet in alle reclame te worden vermeld, maar wel wanneer de handelaar tot een aankoop uitnodigt, een begrip dat in de richtlijn duidelijk wordt gedefinieerd.

(12)

De in bijlage 1 vermelde handelspraktijken moeten onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd. De lidstaten moeten bijlage I in haar geheel omzetten in nationale wetgeving, zonder wijzigingen, schrappingen of toevoegingen. De Commissie moet regelmatig aan het Europees Parlement en de Raad van Ministers verslag uitbrengen over de toepassing van de richtlijn, met inbegrip van bijlage I, en waar nodig een herziening van de richtlijn voorstellen conform de procedures van artikel 251 van het Verdrag.

(13)

De bepalingen betreffende agressieve handelspraktijken moeten van toepassing zijn op praktijken die de keuzevrijheid van de consument aanzienlijk beperken. Het gaat om intimidatie, dwang en ongepaste beïnvloeding.

(14)

In deze richtlijn wordt het door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ontwikkelde criterium van de „gemiddelde consument” gecodificeerd. Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen moeten de nationale rechtbanken bij de toepassing van dit criterium rekening houden met economische, sociale, culturele en taalkundige factoren. Indien een handelspraktijk op een bepaalde groep consumenten gericht is, is het wenselijk dat het effect van de commerciële praktijk wordt beoordeeld in verhouding tot het gemiddelde lid van de groep.

(15)

Aangezien de meest kwetsbare consumenten ook de meest waarschijnlijke slachtoffers zijn van oneerlijke handelspraktijken als bedoeld in deze richtlijn, dienen hun belangen als consument te worden beschermd waarbij, al naar gelang de desbetreffende omstandigheden, naar behoren rekening wordt gehouden met de leeftijd, lichamelijke gebrekkigheid, geestelijke toestand en vaardigheid tot lezen en schrijven. Voorkomen moet daarom worden dat er ten onrechte geprofiteerd wordt van de kwetsbare kenmerken van een bijzondere groep consumenten. Bovendien moet er bij rechtstreekse contacten met individuele consumenten, zoals verkoop aan de deur of zeer indringende benadering van de consument, rekening worden gehouden met persoonlijke omstandigheden die aanleiding geven tot kwetsbaarheid, zoals lichamelijke of geestelijke handicaps, en wel zowel voorafgaande aan, tijdens en na de sluiting van een contract.

(16)

Het is wenselijk een rol weg te leggen voor gedragscodes, aan de hand waarvan handelaars volgens de beginselen van deze richtlijn voor henzelf bindende regels kunnen vaststellen. Bij de vaststelling en het gebruik van dergelijke codes en van de erin vervatte duidelijke verplichtingen moet worden voldaan aan de in de concurrentiewetgeving vastgestelde eisen. Om een hoog niveau van consumentenbescherming te bereiken moeten consumentenorganisaties geïnformeerd worden over en betrokken worden bij de opstelling van gedragscodes

(17)

Personen of organisaties die krachtens de nationale wetgeving een rechtmatig belang bij een zaak hebben, moeten over rechtsmiddelen beschikken om tegen oneerlijke handelspraktijken stappen te ondernemen, hetzij voor een rechtbank, hetzij bij een administratieve instantie die bevoegd is om zelf een uitspraak te doen over een klacht of om de nodige gerechtelijke procedures in te leiden.

(18)

De lidstaten moeten sancties vaststellen voor inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn en moeten erop toezien dat deze worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn.

(19)

Aangezien de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de barrières wegwerken die de nationale wetten inzake oneerlijke handelspraktijken voor de werking van de interne markt opwerpen, en een hoog niveau van consumentenbescherming bieden door de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake oneerlijke handelspraktijken onderling aan te passen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter op communautair niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals vermeld in artikel 5 van het Verdrag, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals vermeld in bovengenoemd artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om de belemmeringen voor de interne markt weg te werken en een hoog niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen.

(20)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel van de richtlijn

Doel van deze richtlijn is bij te dragen aan de goede werking van de interne markt en een hoog niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen door de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake oneerlijke handelspraktijken die de economische belangen van de consumenten schaden, zoals hieronder gedefinieerd, onderling aan te passen.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

consument: een natuurlijke persoon die bij onder deze richtlijn vallende handelspraktijken handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen;

b)

gewone consument: een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument, daarbij rekening houdend met de sociale en culturele omstandigheden en de taalkennis ;

c)

bijzondere groep consumenten: een groep consumenten die duidelijke kenmerken hebben van nieteconomische aard, zoals:

i)

consumenten wier beoordelings- en/of reactievermogen door uiteenlopende factoren, zoals leeftijd, een handicap, fysieke of mentale omstandigheden (ook van tijdelijke aard) of alfabetiseringsgraad zodanig is beïnvloed dat zij kwetsbaar zijn;

ii)

consumenten die beschikken over specifieke kennis in de sector waarop de handelaar zich richt, waardoor zij in staat zijn een specialistische commerciële boodschap te begrijpen;

d)

verkoper of leverancier (hierna „handelaar”):

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die bij onder deze richtlijn vallende handelspraktijken handelt voor doeleinden die betrekking hebben op zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit , of met het oog op de verwezenlijking van zijn statutair doel; een handeling die de handelaar bewust door eigen optreden bevordert of mogelijk maakt, wordt hem aangerekend;

de overheidsinstellingen of de rechtspersonen waarin de overheid een overwegend aandeel heeft, die een commerciële, financiële of industriële activiteit uitoefenen en die producten of diensten aanbieden of verkopen;

de personen die, hetzij in eigen naam, hetzij in naam of voor rekening van een al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende derde, met of zonder winstoogmerk, een commerciële, financiële of industriële activiteit uitoefenen en die producten of diensten te koop aanbieden of verkopen ;

e)

product: een goed of dienst, met inbegrip van onroerend goed;

f)

handelspraktijken: iedere handeling, omissie, gedrag, voorstelling of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een handelaar die rechtstreeks verband houdt met de verkoopsbevordering, verkoop of levering door die handelaar van een product aan consumenten;

g)

het economische gedrag van consumenten op oneerlijke wijze wezenlijk beïnvloeden: een handelspraktijk gebruiken om het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen, aanzienlijk te beperken, waardoor de consument tot een transactie besluit waartoe hij anders niet had besloten;

h)

gedragscode: vrijwillig gesloten overeenkomst waarin wordt vastgesteld hoe handelaars die zich tot de code verbinden of daardoor gebonden zijn , zich moeten gedragen met betrekking tot een of meer bepaalde handelspraktijken of bedrijfssectoren. Consumentenorganisaties kunnen deelnemen aan de opstelling van de code;

i)

eigenaar van de code: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het opstellen en herzien van een gedragscode en eventueel voor het toezicht op de naleving van de code door diegenen die zich ertoe hebben verbonden;

j)

professionele toewijding: de vakkundigheids- en zorgvuldigheidsnorm waaraan een handelaar redelijkerwijs mag worden geacht jegens consumenten te voldoen ten aanzien van de specifieke marktpraktijkeisen die in zijn sector van toepassing zijn in de lidstaat waar hij is gevestigd , en de vereisten van goede trouw overeenkomstig de bepalingen vervat in Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (9);

k)

uitnodiging tot aankoop: een commerciële boodschap waarin de voornaamste kenmerken van het product en de prijs op een aan het gebruikte medium aangepaste wijze worden aangegeven en op basis waarvan de consument in de gelegenheid wordt gesteld het product van de handelaar of diens tussenpersoon te kopen ;

l)

ongepaste beïnvloeding: het uitbuiten van een machtspositie om, zelfs zonder gebruik van of dreiging met gebruik van fysieke kracht, pressie uit te oefenen op een wijze die het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen, aanzienlijk beperkt;

m)

vaste verbintenis: in een gedragscode opgenomen verbintenis waarmee de ondertekenaar uitdrukkelijk de verplichting aangaat om een specifieke handeling te verrichten of een specifieke gedragslijn aan te houden ten aanzien van de consument met betrekking tot de handelspraktijken waarop deze richtlijn betrekking heeft. Hiervan uitgesloten zijn verbintenissen die in de code zelf uitdrukkelijk van de classificatie van vaste verbintenis zijn uitgesloten of die hierin uitsluitend als doelstelling of intentie worden vermeld.

Artikel 3

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn is van toepassing op oneerlijke „business-to-consumer”- handelspraktijken, zoals gedefinieerd in artikel 5. Dit geldt voor besluiten van consumenten over transacties ook als dergelijke besluiten niet resulteren in een overeenkomst tussen de consument en een handelaar. Bij het aangaan van een eventuele overeenkomst geldt deze richtlijn gelijkelijk voor besluiten over transacties voor en na het aangaan van de overeenkomst.

2.   Deze richtlijn laat de regels betreffende de geldigheid, de opstelling en de rechtsgevolgen van contracten onverlet.

3.   Deze richtlijn vormt geen beletsel voor het vaststellen en kwantificeren van de soorten schade die door een oneerlijke handelspraktijk kunnen worden veroorzaakt.

4.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de communautaire of nationale voorschriften inzake gezondheids- en veiligheidsaspecten van producten.

5.   In geval van strijdigheid tussen de bepalingen van deze richtlijn en andere communautaire voorschriften betreffende specifieke aspecten van oneerlijke handelspraktijken, prevaleren deze laatste en zijn deze van toepassing op de specifieke aspecten van de oneerlijke handelspraktijken.

6.   Deze richtlijn laat de regels voor de bepaling van de bevoegdheid van rechtbanken alsmede de regels ter bepaling van het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verplichtingen onverlet.

7.     Deze richtlijn laat, met uitzondering van artikel 4, de eisen onverlet welke zijn verbonden aan vergunningenstelsels, gedragscodes of andere specifieke regels inzake het gedrag van handelaars die dergelijke producten leveren of promoten en die zodanige kenmerken vertonen dat daarvoor gedetailleerde voorschriften nodig zijn ter bescherming van de belangen van de consumenten, althans voorzover de bovengenoemde eisen op zijn minst een even hoog niveau van consumentenbescherming waarborgen als hetgeen door deze richtlijn wordt geboden.

Artikel 4

Interne markt

1.   Op het gebied dat door deze richtlijn wordt aangepast, hoeven handelaars alleen te voldoen aan de nationale bepalingen van de lidstaat waar zij gevestigd zijn. De lidstaat waar de handelaar gevestigd is, ziet toe op de naleving.

2.   De lidstaten mogen geen beperkingen opleggen aan het vrij verrichten van diensten of het vrije verkeer van goederen om redenen op het gebied dat door deze richtlijn wordt aangepast.

3.     Deze richtlijn laat het recht van de lidstaten onverlet om maatregelen te treffen in sectoren die niet door deze richtlijn worden geharmoniseerd, zoals de volksgezondheid, de bescherming van het lichamelijke, geestelijke en morele welzijn van minderjarigen, en de openbare veiligheid.

4.     Bij wijze van ontheffing kunnen de lidstaten binnen een periode van vijf jaar na de ontvangst van de richtlijn nationale normen toepassen in de door deze richtlijn geharmoniseerde sector, die strenger of prescriptiever zijn dan die van de richtlijn zelve, welke zijn goedgekeurd op grond van de in de bestaande richtlijnen vervatte clausules voor minimale harmonisering in de door deze richtlijnen geharmoniseerde sectoren. Deze normen moeten worden aangevuld om een toereikende bescherming van de consumenten tegen oneerlijke handelspraktijken te waarborgen en zij moeten in verhouding staan tot het nagestreefde doel

5.     De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de in lid 4 bedoelde nationale normen.

HOOFDSTUK 2

ONEERLIJKE HANDELSPRAKTIJKEN

Artikel 5

Verbod op oneerlijke handelspraktijken

1.   Oneerlijke handelspraktijken zijn verboden.

2.   Een handelspraktijk wordt als oneerlijk beschouwd indien deze:

in strijd is met de vereisten van professionele toewijding en goede trouw , en

een wezenlijke verstoring meebrengt of kan meebrengen van het economische gedrag met betrekking tot het product van de gemiddelde consument die door de handelspraktijk wordt bereikt of op wie deze gericht is, dan wel van een gemiddeld lid van een groep, wanneer een handelspraktijk op een bijzondere groep is gericht. Er moet echter rekening worden gehouden met de situatie van bijzondere kwetsbaarheid waarin sommige consumenten zich bevinden.

3.   Handelspraktijken worden met name al oneerlijk beschouwd indien zij, in de zin van lid 2 :

a)

misleidend zijn, of

b)

agressief zijn

zoals verder in deze richtlijn wordt gedefinieerd.

4.   Bijlage I bevat een exhaustieve lijst van handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd. Deze lijst kan alleen via de procedure van artikel 251 van het Verdrag worden gewijzigd.

DEEL 1

MISLEIDENDE HANDELSPRAKTIJKEN

Artikel 6

Misleidende praktijken

1.   Een handelspraktijk wordt als misleidend beschouwd indien deze de consument er op om het even welke wijze, inclusief door de algemene presentatie, (waarschijnlijk) toe brengt, of kan toebrengen, een besluit over een transactie te nemen dat zijn economisch gedrag beïnvloedt , doordat hij bedrogen wordt of kan worden met betrekking tot:

a)

de voornaamste kenmerken van het product, zoals beschikbaarheid, voordelen, risico's, uitvoering, samenstelling, accessoires, klantenservice en klachtenbehandeling, procédé en datum van fabricage of levering, bezorging, doelmatigheid, gebruik, hoeveelheid, specificatie, geografische of commerciële oorsprong, van het gebruik te verwachten resultaten, of resultaten en wezenlijke kenmerken van tests of controles van het product;

b)

iedere verklaring of een symbool in verband met directe of indirecte sponsoring of erkenning van de handelaar of het product;

c)

de prijs of de wijze waarop de prijs wordt berekend, of het bestaan van een specifiek prijsvoordeel;

d)

de noodzaak van een dienst, onderdeel, vervanging of herstelling , tenzij over die noodzaak is geoordeeld met professionele toewijding als omschreven in artikel 2, onder j) ;

e)

de hoedanigheid, kenmerken en rechten van de handelaar of zijn tussenpersoon, zoals zijn identiteit en zijn vermogen, zijn kwalificaties, status, erkenning, affiliatie of connecties, zijn industriële, commerciële of intellectuele eigendomsrechten of zijn prijzen bekroningen en onderscheidingen;

f)

beweringen over het product die niet kunnen worden gestaafd ;

g)

de rechten van de consument of de risico's die hij eventueel loopt.

2.   Een handelspraktijk wordt eveneens als oneerlijk beschouwd indien deze, in de feitelijke context, rekening houdend met alle kenmerken en omstandigheden, de consument er (waarschijnlijk) toe brengt een besluit over een transactie te nemen dat zijn economisch gedrag beïnvloedt en dat hij anders niet had genomen, en indien:

a)

verwarring wordt geschapen met producten, handelsmerken, handelsnamen en andere onderscheidende kenmerken van een concurrent;

b)

de handelaar de verbintenissen die zijn vastgesteld in gedragscodes waartoe hij zich heeft verbonden, niet naleeft, voor zover:

de verbintenis vast en controleerbaar is; en

de lijst van de handelaars op wie de gedragcode van toepassing is en de inhoud van de gedragscode voor iedereen beschikbaar zijn; of

de handelaar zelf bekend maakt dat hij de gedragscode onderschreven heeft;

c)

een verbintenis tegenover een publieke autoriteit om een oneerlijke praktijk zoals bedoeld in deze richtlijn te staken, niet wordt nageleefd.

Artikel 7

Misleidende omissies

1.   Een handelspraktijk wordt als misleidend beschouwd indien, in de feitelijke context, rekening houdend met alle kenmerken en omstandigheden en eventueel, met de aard van het gebruikte communicatiemiddel , essentiële informatie wordt achtergehouden of in geval van fysieke beperkingen qua ruimte of doorgiftetijd, niet tijdig op verzoek essentiële informatie beschikbaar wordt gesteld die de gemiddelde consument, gezien de context, nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, of indien niet de mogelijkheid om deze informatie te verkrijgen of aan te vullen niet gegeven wordt, en de gemiddelde consument er daardoor toe wordt gebracht een besluit over een transactie te nemen dat economische gevolgen heeft en dat hij anders niet had genomen.

2.   Een misleidende omissie kan er ook in bestaan dat een handelaar deze essentiële informatie verborgen houdt of op onvolledige, onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige of ontijdige wijze verstrekt, of niet verstrekt wanneer de consument daarom heeft verzocht , of dat hij het commerciële oogmerk van de handelspraktijk niet laat blijken indien dit niet reeds duidelijk uit de context blijkt .

3.   In geval van handelspraktijken vóór een commerciële transactie kan er alleen van een misleidende omissie sprake zijn indien een handelaar tot een aankoop uitnodigt. In het geval van een uitnodiging tot aankoop kan, al naar gelang van het communicatiemiddel waarlangs de uitnodiging wordt verspreid, de volgende informatie in haar geheel of ten dele als belangrijk worden beschouwd, voor zover deze niet reeds uit de context blijkt

a)

de voornaamste kenmerken van het product;

b)

op alle schriftelijke stukken, de handelsnaam van de handelaar en, in voorkomend geval, de handelsnaam van de handelaar namens wie hij optreedt;

c)

de prijs, inclusief belastingen, en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, bezorgings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, het feit dat eventueel extra kosten moeten worden betaald;

d)

de wijze van betaling, bezorging, uitvoering en het beleid inzake klachtenbehandeling, indien deze afwijken van de vereisten van professionele toewijding;

e)

voor producten en transacties met recht op herroeping of annulering, ruil en/of terugbetaling, het bestaan van dit recht;

f)

de precieze inhoud en oorsprong in geval van levensmiddelen;

g)

volledige bijzonderheden van de productgarantie en voorwaarden van de service na verkoop;

h)

lidmaatschap van een gedragscode, voorzover van toepassing.

4.     Alle informatie genoemd in lid 3 wordt op een duidelijke en zichtbare manier getoond.

5.   Overeenkomstig de communautaire wetgeving vereiste informatie omtrent het door de bewuste handelaar aangeboden scala van producten met betrekking tot reclame, commerciële communicatie of marketing wordt als essentieel beschouwd.

6.   Bijlage 2 bevat een enuntiatieve opsomming van communautaire wettelijke bepalingen betreffende de informatievereisten met betrekking tot commerciële communicatie, reclame en marketing.

7.    Om naar behoren te voldoen aan de in dit artikel bedoelde informatieverplichtingen worden handelaren geacht geen essentiële gegevens te hebben achtergehouden die de gemiddelde consument nodig heeft om over een transactie een geïnformeerd besluit te kunnen nemen.

DEEL 2

AGRESSIEVE HANDELSPRAKTIJKEN

Artikel 8

Agressieve handelspraktijken

Een handelspraktijk wordt als agressief beschouwd indien deze, in de feitelijke context, rekening houdend met alle kenmerken en omstandigheden, door intimidatie, dwang of ongepaste beïnvloeding, de vrijheid van keuze of van handelen van de gemiddelde consument met betrekking tot het product aanzienlijk beperkt of kan beperken, waardoor hij er toe gebracht wordt of kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen.

Artikel 9

Gebruik van intimidatie, dwang of ongepaste beïnvloeding

Om te bepalen of bij een handelspraktijk intimidatie, dwang of ongepaste beïnvloeding wordt gebruikt, wordt rekening gehouden met:

a)

het tijdstip, de aard en de persistentie van de handelspraktijk;

b)

het gebruik van dreigende of beledigende taal of gedragingen;

c)

het gebruik door de handelaar van bepaalde tegenslagen of omstandigheden die zo ernstig zijn dat er sprake is van een bijzondere kwetsbaarheid in de zin dat zij het beoordelingsvermogen van de consument kunnen beperken, en die de handelaar bekend zijn, om het besluit van de consument met betrekking tot het product te beïnvloeden , tenzij de consument uitdrukkelijk het product wenst aan te schaffen in verband met de tegenslagen of omstandigheden ;

d)

door de handelaar vastgestelde, onereuze of bovenmatige niet-contractuele belemmeringen voor rechten die de consument uit hoofde van het contract wil uitoefenen, waaronder het recht om het contract te beëindigen of een ander product of een andere handelaar te kiezen;

e)

het dreigen met maatregelen die wettelijk niet kunnen worden genomen , tenzij de handelaar zijn goede trouw aantoont .

HOOFDSTUK 3

GEDRAGSCODES

Artikel 10

Gedragscodes

1.     Gedragscodes bevatten adequate en efficiënte mechanismen om toezicht te houden op de naleving van de gedragscode. Consumentenorganisaties kunnen deelnemen aan de opstelling van de code.

2.    Deze richtlijn sluit toezicht op de naleving van gedragscodes door gebruikers van codes ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken en het inschakelen van deze instanties door de in artikel 11 genoemde personen of organisaties niet uit, indien de mogelijkheid van behandeling door dergelijke instanties bestaat naast de gerechtelijke of de administratieve procedure bedoeld in dat artikel.

3.     De in lid 1 vermelde proceduremogelijkheden kunnen de vorm aannemen van een arbitrageregeling waarbij bij wijze van sanctie of schadeloosstelling een dwangsom wordt opgelegd.

HOOFDSTUK 4

SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Handhaving

1.   De lidstaten zetten passende en doeltreffende middelen in ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken om te zorgen voor de naleving van deze richtlijn in het belang van de consumenten.

Daartoe behoren wettelijke bepalingen op grond waarvan personen of organisaties die volgens de nationale wetgeving een rechtmatig belang hebben bij het bestrijden van oneerlijke handelspraktijken:

in rechte kunnen optreden tegen dergelijke oneerlijke handelspraktijken; en/of

deze oneerlijke handelspraktijken kunnen voorleggen aan een administratieve instantie die bevoegd is om hetzij zelf een uitspraak te doen over een klacht, hetzij een gerechtelijke procedure in te leiden.

Elke lidstaat beslist welke van deze procedures wordt gevolgd en of de rechterlijke of administratieve instantie mag eisen dat afdoening van de klacht eerst langs andere wegen, waaronder die vermeld in artikel 10, wordt beproefd.

Met inachtneming van de nationale wetgeving mogen deze rechtsmiddelen afzonderlijk of gezamenlijk tegen een aantal handelaars uit dezelfde economische sector worden gebruikt.

2.   In het kader van de in lid 1 bedoelde wettelijke bepalingen verlenen de lidstaten aan rechterlijke of administratieve instanties bevoegdheden om, ingeval zij deze maatregelen, rekening houdend met alle belangen die op het spel staan en met name het algemeen belang, nodig achten:

te bevelen dat de oneerlijke handelspraktijken worden gestaakt dan wel een gerechtelijke procedure in te leiden ter verkrijging van zo'n bevel, of

indien de oneerlijke handelspraktijk nog niet is uitgevoerd, maar op het punt staat te worden uitgevoerd, de praktijk te verbieden of een gerechtelijke procedure in te leiden om de praktijk te laten verbieden,

ook zonder bewijs van daadwerkelijk geleden verlies of schade dan wel van opzet of onachtzaamheid van de handelaar.

De lidstaten bepalen voorts dat de in de eerste alinea bedoelde maatregelen in het kader van een versnelde procedure kunnen worden getroffen

hetzij bij wege van voorlopige voorziening,

hetzij bij wege van definitieve voorziening,

met dien verstande dat elke lidstaat bepaalt welke van deze twee mogelijkheden wordt gekozen.

Voorts kunnen de lidstaten aan rechterlijke of administratieve instanties bevoegdheden verlenen om, ter ondervanging van het voortdurende effect van oneerlijke handelspraktijken waarvan de stopzetting bij een definitieve beslissing is bevolen,

de volledige of gedeeltelijke bekendmaking van die beslissing te bevelen in een vorm die zij passend achten;

bovendien de publicatie van een rechtzetting te bevelen.

3.   De in lid 1 bedoelde administratieve instanties moeten:

a)

samengesteld zijn op een wijze die geen twijfel omtrent hun onpartijdigheid kan doen ontstaan;

b)

over voldoende bevoegdheden beschikken om doeltreffende controle te kunnen uitoefenen en om hun beslissingen te doen naleven wanneer zij een uitspraak over klachten doen;

c)

hun beslissingen met redenen omkleden .

Wanneer de in lid 2 bedoelde bevoegdheden uitsluitend door een administratieve instantie worden uitgeoefend, moeten de beslissingen altijd met redenen omkleed zijn. In dat geval moet voorts worden voorzien in procedures die de mogelijkheid bieden van beroep bij de rechter tegen onjuist of onredelijk uitoefenen van de bevoegdheden van de administratieve instantie en tegen onjuist of onredelijk verzuim om deze bevoegdheden uit te oefenen.

Artikel 12

Rechterlijke en administratieve instanties

De lidstaten verlenen de rechterlijke of administratieve instanties bevoegdheden om, tijdens een in artikel 11 bedoelde burgerlijke of administratieve procedure,

a)

te eisen dat de handelaar bewijzen aandraagt voor de materiële juistheid van de feitelijke gegevens in een handelspraktijk indien, met inachtneming van de rechtmatige belangen van de handelaar en van elke andere partij bij de procedure, die eis passend lijkt, gelet op de omstandigheden van het betrokken geval; en

b)

feitelijke gegevens als onjuist te beschouwen, indien de overeenkomstig het bepaalde onder a) geëiste bewijzen niet worden aangedragen dan wel door de rechterlijke of administratieve instanties onvoldoende worden geacht.

Artikel 13

Sancties

De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op schendingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle maatregelen die nodig zijn voor de toepassing van deze sancties. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn.

Artikel 14

Wijzigingen in Richtlijn 84/450/EEG

Richtlijn 84/450/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 komt te luiden als volgt:

„Artikel 1

Deze richtlijn beoogt handelaars te beschermen tegen misleidende reclame en de onbillijke gevolgen daarvan, en de voorwaarden vast te stellen waaronder vergelijkende reclame is geoorloofd.”

2)

In artikel 2 komt punt 3 te luiden als volgt:

„3)

wordt onder verkoper of leverancier (hierna „handelaar”) verstaan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die handelt voor doeleinden die betrekking hebben op zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit”

3)

Aan artikel 2 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

„3 bis)

wordt onder eigenaar van de code verstaan een instantie, met inbegrip van een handelaar of een groep handelaars, die verantwoordelijk is voor het opstellen en herzien van een gedragscode en voor het toezicht op de naleving ervan door de ondertekenaars van de code”

4)

Artikel 3 bis komt te luiden als volgt:

„Artikel 3 bis

Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd op voorwaarde dat deze:

a)

goederen of diensten vergelijkt die in dezelfde behoeften voorzien of voor hetzelfde doel zijn bestemd;

b)

op objectieve wijze een of meer wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van deze goederen en diensten, waartoe ook de prijs kan behoren, met elkaar vergelijkt;

c)

niet de goede naam schaadt van of zich niet kleinerend uitlaat over de merken, handelsnamen, andere onderscheidende kenmerken, goederen, diensten, activiteiten of omstandigheden van een concurrent;

d)

voor producten met een benaming van oorsprong in elk geval betrekking heeft op producten met dezelfde benaming;

e)

geen oneerlijk voordeel oplevert ten gevolge van de bekendheid van een merk, handelsnaam of andere onderscheidende kenmerken van een concurrent dan wel van de oorsprongsbenamingen van concurrerende producten;

f)

niet goederen of diensten voorstelt als een imitatie of namaak van goederen of diensten met een beschermd handelsmerk of beschermde handelsnaam.”

5)

In artikel 4 komt lid 1 te luiden als volgt:

1.   De lidstaten dragen zorg voor passende en doeltreffende middelen ter bestrijding van misleidende reclame en voor de naleving van de bepalingen inzake vergelijkende reclame, zulks in het belang van handelaars en concurrenten. Daartoe behoren wettelijke bepalingen op grond waarvan personen of organisaties die volgens de nationale wetgeving een rechtmatig belang hebben bij het bestrijden van misleidende reclame of het reguleren van vergelijkende reclame:

a)

in rechte kunnen optreden tegen dergelijke reclame of

b)

deze reclame kunnen voorleggen aan een administratieve instantie die bevoegd is, hetzij zelf een uitspraak te doen over een klacht, hetzij een passende gerechtelijke procedure in te leiden.

Elke lidstaat beslist welke van deze procedures wordt gevolgd en of de rechterlijke of administratieve instantie mag eisen dat afdoening van de klacht eerst langs andere wegen, waaronder die vermeld in artikel 5, wordt beproefd.

Met inachtneming van de nationale wetgeving mogen deze rechtsmiddelen afzonderlijk of gezamenlijk tegen een aantal handelaars uit dezelfde economische sector worden gebruikt.”

6)

In artikel 6, onder a), worden de woorden „bewijzen aandraagt voor de materiële juistheid van de feitelijke gegevens” vervangen door de woorden „de feitelijke gegevens staaft”.

7)

In artikel 7 komt lid 1 te luiden als volgt:

1.   Deze richtlijn belet de lidstaten niet voorschriften te handhaven of aan te nemen met het oog op een verdergaande bescherming van handelaars en concurrenten met betrekking tot misleidende reclame.”

Artikel 15

Wijziging van Richtlijn 97/7/EG (Verkoop op afstand)

Artikel 9 komt te luiden als volgt:

Artikel 9

Niet-gevraagde leveringen

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de consument vrij te stellen van elke tegenprestatie in geval van niet-gevraagde levering, waarbij het feit dat de consument niet reageert niet betekent dat hij met de levering instemt.”

Artikel 16

Wijziging van Richtlijn 98/27/EG (Het doen staken van inbreuken)

In de bijlage bij Richtlijn 98/27/EG komt punt 1 te luiden als volgt:

„1. Richtlijn 2004/.../EG van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende oneerlijke handelspraktijken die van invloed zijn op consumenten op de interne markt (PB L ..., blz.)”

Artikel 17

Informatie

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de consument in kennis te stellen van het nationale recht waarin deze richtlijn is omgezet en moedigen handelaars , beroepsorganisaties en eigenaren van codes zo nodig aan om de consumenten over hun gedragscodes in te lichten.

Artikel 18

Aanpassing

1.     De Commissie brengt op gezette tijden aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten en komt om de vijf jaar met een aangepaste versie van de lijst van onder alle omstandigheden als oneerlijk te beschouwen handelspraktijken, als bedoeld in bijlage I bij deze richtlijn.

2.     De Commissie legt uiterlijk vier jaar na de omzetting van deze richtlijn aan het Europees Parlement en de Raad een uitvoerig verslag voor over de toepassing van de richtlijn, inzonderheid artikel 4 ervan, eventueel vergezeld van een voorstel tot wijziging van dat artikel

3.     Aan de hand hiervan onderwerpen het Europees Parlement en de Raad het bepaalde in artikel 4 aan een nieuw onderzoek en treffen, in overeenstemming met het Verdrag, binnen twee jaar na de indiening door de Commissie van het in lid 2 genoemde voorstel maatregelen.

Artikel 19

Omzetting

De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan deze richtlijn te voldoen worden uiterlijk op (...)  (10) door de lidstaten vastgesteld en bekendgemaakt. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van deze bepalingen en eventuele latere wijzigingen.

Zij passen deze bepalingen uiterlijk (...) (11) toe.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de (...) dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 21

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB L (...) van (...), blz. (...).

(2)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(4)   PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 290 van 23.10.1997, blz. 18).

(5)  „Follow-up van het groenboek inzake commerciële communicatie in de interne markt” — Mededeling van de Commissie. COM(1998) 121 def. van 4.3.1998.

(6)  PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16).

(7)  PB L 166 van 11.6.1998, blz. 51. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG.

(8)  PB L ...

(9)  PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

(10)  achtien maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(11)  Twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

BIJLAGE 1

HANDELSPRAKTIJKEN DIE ONDER ALLE OMSTANDIGHEDEN ALS ONEERLIJK WORDEN BESCHOUWD

Misleidende handelspraktijken

1)

Te kwader trouw beweren een gedragscode te hebben ondertekend wanneer dit niet het geval is.

2)

Beweren dat een gedragscode door een publieke of andere instantie is erkend wanneer dit niet het geval is.

3)

Producten tegen een genoemde prijs te koop aanbieden indien er aanwijzingen zijn dat de handelaar deze producten of gelijkwaardige producten niet tegen die prijs kan leveren of door een andere handelaar kan doen leveren gedurende een periode en in hoeveelheden die, rekening houdend met het product, met de omvang van de voor het product gevoerde reclame en de aangeboden prijs, redelijk zijn (lokkertjes).

4)

Producten tegen een genoemde prijs te koop aanbieden en vervolgens:

a)

weigeren het aangeboden artikel aan de consument te tonen, of

b)

weigeren een bestelling op te nemen of het product binnen een redelijke termijn te leveren, of

c)

geringschattend over het product spreken, of

d)

een exemplaar van het artikel met gebreken tonen,

met de bedoeling een ander product aan te prijzen („bait and switch”).

5)

Bedrieglijk beweren dat het product slechts gedurende een beperkte tijd beschikbaar zal zijn om de consument onmiddellijk te doen beslissen en hem geen kans of onvoldoende tijd te geven om een geïnformeerd besluit te nemen.

6)

Beloven de consument een klantendienst te verschaffen en deze dienst vervolgens enkel beschikbaar stellen in een andere taal dan de taal die de handelaar heeft gebruikt om met de consument te communiceren, zonder dit duidelijk aan de consument te laten weten alvorens deze zich tot de transactie verbindt.

7)

Te kwader trouw beweren dat een product legaal kan worden verkocht wanneer dit niet het geval is.

8)

Publiciteitsacties, aankondigingen of reclameboodschappen — soms „advertorials” genoemd — die tegen betaling of in onderlinge afspraak worden verspreid, moeten aan de richtlijn voldoen indien de inhoud daarvan veeleer door marketeers en niet zozeer door de uitgevers ervan wordt bepaald. De betrokken handelaren en uitgevers moeten duidelijk maken dat het bij de publiciteitsacties om reclame-uitingen gaat, bijvoorbeeld door deze te betitelen als „reclameacties” .

9)

Bedrieglijk beweren dat de persoonlijke veiligheid van de consument of zijn gezin in gevaar is indien de consument het product niet koopt of het ernstig overdrijven van de gevaren die de consument of zijn gezin loopt als de consument het product koopt of niet koopt.

10)

Een piramidesysteem opzetten, beheren of promoten waarbij de consument tegen betaling kans maakt op een vergoeding die vooral voortkomt uit het aanbrengen van nieuwe consumenten in het systeem, eerder dan uit de verkoop of het verbruik van goederen .

11)

Gebruik van een kunstmatig hoge referentieprijs als basis voor het verlenen van kortingen en het aldus bij de consument wekken van de onjuiste indruk dat er een prijsvoordeel is.

12)

De bewoording „liquidatie-uitverkoop” of een gelijkwaardige bewoording gebruiken wanneer de handelaar niet op het punt staat zijn zaak stop te zetten en zich evenmin in een omstandigheid bevindt die hem krachtens de wet het recht geeft zijn verkoopssituatie als liquidatieverkoop te kwalificeren.

13)

Bevordering van de verkoop van een product waarvan beweerd wordt dat het identiek is aan dat van een andere fabrikant, indien dit niet het geval is.

14)

Levering van goederen of diensten aan consumenten die daar niet om verzocht hebben, tenzij duidelijk is gemaakt dat de goederen of diensten gratis zijn en kunnen worden behouden of gebruikt zonder enige verplichting van de zijde van de consument.

15)

Het op zodanige wijze drijven van handel dat het voor consumenten moeilijk is de ware identiteit te kennen van de persoon of personen die in het normale geval als verkoper of leverancier volgens de geldende wetgeving aansprakelijk zijn.

16)

Het bevorderen van de levering van producten of diensten onder het mom van enquêtering of opinieonderzoek.

17)

Het op zodanig wijze adverteren of bevorderen van de verkoop van producten dat de commerciële bedoeling van de mededeling wordt verhuld.

18)

Het frauduleus verkrijgen van de handtekening van de consument voor uitzonderingen op de in deze richtlijn vervatte wettelijke bescherming.

19)

De praktijk om zich op te heffen of van eigenaar te veranderen met het opzettelijke doel om zich aan aansprakelijkheid of eerdere overeenkomsten te ontrekken (zgn. „phoenix companies”).

20)

Wedstrijden organiseren of prijzen uitloven volgens regelingen waarbij niet de bedoeling bestaat of heeft bestaan om de prijzen daadwerkelijk te verlenen.

Agressieve handelspraktijken

(1)

De indruk geven dat de consument het pand niet mag verlaten alvorens hij de overeenkomst heeft ondertekend of heeft betaald.

(2)

De consument langdurig of herhaaldelijk thuis opzoeken en zijn verzoek om weg te gaan en niet terug te komen , negeren.

(3)

Hardnekkig en ongewenst aandringen per telefoon, fax, e-mail of via andere afstandsmedia wanneer de consument eenmaal duidelijk heeft gemaakt dat dit aandringen niet langer gewenst is .

Onder „aandringen” mag niet worden verstaan het op legitieme wijze doen naleven van een contractuele verplichting, waaruit al dan niet een nieuw contract kan voortkomen.

(4)

Zich richten tot consumenten die onlangs een sterfgeval of een ernstige ziekte in hun familie hebben meegemaakt om hun een product te verkopen dat rechtstreeks met hun leed verband houdt. Deze bepaling is niet van toepassing op begrafenisondernemers of aanverwante bedrijven.

(5)

Een verzekerde om documenten vragen die redelijkerwijs niet relevant kunnen worden geacht om de geldigheid van de aanspraak op zijn verzekeringspolis te beoordelen, met de bedoeling de consument ervan te weerhouden zijn contractuele rechten uit te oefenen.

(6)

In reclame voor kinderen suggereren dat zij slechts door hun leeftijdsgenoten zullen worden aanvaard indien zij een bepaald product kopen of dat dit voor hen gekocht wordt . Deze bepaling laat artikel 16 van Richtlijn 89/552/EEG betreffende televisie-omroepactiviteiten (1) onverlet.

(7)

Betaling of terugzending vragen voor producten die de handelaar heeft geleverd, maar waar de consument niet om heeft gevraagd (ongevraagde levering).

Dit geldt echter niet voor vervangingsgoederen als bedoeld in artikel 7, lid 3 van Richtlijn 97/7/EG betreffende op afstand gesloten overeenkomsten.

8)

Het in de weg leggen van buitengewoon zware of onredelijke belemmeringen, ongeacht of deze van procedurele of inhoudelijke aard zijn, voor consumenten die gebruik willen maken van hun recht om een overeenkomst te beëindigen of van leverancier te veranderen.


(1)  Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23). Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60).

BIJLAGE 2

COMMUNAUTAIRE WETSBEPALINGEN BETREFFENDE RECLAME EN COMMERCIËLE COMMUNICATIE

De artikelen 4 en 5 van Richtlijn 97/7/EG betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (1)

Artikel 3 van Richtlijn 90/314/EEG betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (2)

Artikel 3, lid 3, van Richtlijn 94/47/EG betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (3)

Artikel 3, lid 4, van Richtlijn 98/6/EG betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (4)

De artikelen 86 tot en met 100 van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (5)

Artikel 6 van Richtlijn 2000/31/EG betreffende bepaalde aspecten van de elektronische handel in de interne markt (richtlijn elektronische handel) (6)

Artikel 4 en de Annex van (het voorstel voor een verordening betreffende de verkoopbevordering in de interne markt).

Artikel 4 van Richtlijn 2004/./EG (voorstel consumentenkrediet (7) (vervangt artikel 3 van Richtlijn 87/102/EEG inzake consumentenkrediet (8), zoals gewijzigd bij Richtlijn 90/88/EEG (9) en Richtlijn 98/7/EG (10))).

De artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2002/65/EG betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG (11).

Artikel 1, lid 9, van Richtlijn 2001/107/EG tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen (12).

De artikelen 12 en 13 van Richtlijn 2002/92/EG betreffende verzekeringsbemiddeling (13)

Artikel 36 van Richtlijn 2002/83/EG betreffende levensverzekering (14).

Artikel 19 van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende beleggingsdiensten en gereglementeerde markten en tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG, 93/6/EEG en 2000/12/EG (15).

De artikelen 31 en 43 van Richtlijn 92/49/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering) (16).

De artikelen 5, 7 en 8 van Richtlijn 2003/71/CE betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (17).


(1)  PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

(2)  PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59.

(3)  PB L 280 van 29.10.1994, blz. 83.

(4)  PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27.

(5)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.

(6)  PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.

(7)  COM(2002) 443 def.

(8)  PB L 42 van 12.2.1987, blz. 48.

(9)  PB L 61 van 10.3.1990, blz. 14.

(10)  PB L 101 van 1.4.1998, blz. 17.

(11)  PB L 271 van 9.1.2002, blz. 16 .

(12)  PB L 41 van 13.2.2002, blz. 20 .

(13)  PB L 9 van 15.1.2003, blz. 3.

(14)  PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1 .

(15)   PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1 .

(16)  PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1.

(17)   PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64 .

P5_TA(2004)0299

Bestrijdingsmiddelenresiduen in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong (COM(2003) 117 — C5-0108/2003 — 2003/0052(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 117) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en de artikelen 95 en 152 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0108/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A5-0260/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0052

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 april 2004 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2004 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37, lid 2, derde alinea, artikel 95, lid 1, en artikel 152, lid 4, onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de regio's (3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 76/895/EEG van de Raad van 23 november 1976 betreffende de vaststelling van de maximale hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit (5), Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen (6), Richtlijn 86/363/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op levensmiddelen van dierlijke oorsprong (7) en Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (8), zijn herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Voor de duidelijkheid en de eenvoud moeten deze richtlijnen worden ingetrokken en vervangen door één enkel wetsbesluit.

(2)

Deze verordening heeft rechtstreeks betrekking op de volksgezondheid en is relevant voor de werking van de interne markt. De werkingssfeer omvat zowel producten die zijn opgenomen in bijlage I bij het Verdrag als producten die daarin niet zijn opgenomen. Derhalve is het passend als rechtsgrond te kiezen voor artikel 37, lid 2, derde alinea, artikel 95, lid 1, en artikel 152, lid 4, onder b).

(3)

Verschillen inzake nationale maximumresidugehalten voor bestrijdingsmiddelen kunnen een belemmering vormen voor de handel tussen lidstaten onderling en de handel tussen derde landen en de Gemeenschap en verschillen in bescherming van de volksgezondheid tot gevolg hebben . Derhalve is het, met het oog op het vrije verkeer van goederen, gelijke concurrentievoorwaarden tussen de lidstaten en de gelijke bescherming voor alle consumenten , passend dat maximumresidugehalten (MRL's) voor producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong op communautair niveau worden vastgesteld , zulks echter rekening houdende met uiteenlopende klimaatomstandigheden en op de grondslag van de beste beschikbare landbouwpraktijken (geïntegreerd beheer van plagen) .

(4)

Een verordening tot vaststelling van MRL's hoeft door de lidstaten niet meer in nationale wetgeving te worden omgezet. Derhalve is een verordening het meest geschikt voor de vaststelling van MRL's voor bestrijdingsmiddelen in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong, aangezien de gedetailleerde voorschriften daarvan tezelfdertijd in de gehele Gemeenschap op dezelfde wijze van toepassing worden en de nationale hulpmiddelen zodoende efficiënter kunnen worden aangewend.

(5)

De productie en het verbruik van plantaardige en dierlijke producten nemen in de Gemeenschap een zeer belangrijke plaats in. De opbrengst van de plantaardige productie wordt voortdurend bedreigd door schadelijke organismen. Het is van essentieel belang dat planten en plantaardige producten tegen dergelijke organismen worden beschermd, om vermindering of beschadiging van de opbrengst te voorkomen en een hoge productiviteit van de landbouw te garanderen. Hiervoor staan diverse methoden ter beschikking: niet-chemische methoden zoals resistente variëteiten, wisselbouw, mechanisch wieden, biologische bestrijding en chemische methoden zoals het gebruik van plantenbeschermingsproducten of bestrijdingsmiddelen.

(6)

Eén van de meest voorkomende methoden om planten en plantaardige producten te beschermen tegen de gevolgen van deze schadelijke organismen, is het gebruik van werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen. Een gevolg van het gebruik van deze stoffen is evenwel de aanwezigheid van residuen in behandelde producten, in dieren die zich met dergelijke producten voeden en in honing die wordt geproduceerd door bijen die aan die producten worden blootgesteld. Daar volksgezondheid overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (9) voorrang moet krijgen boven de bescherming van gewassen, moet er voor worden gezorgd dat dergelijke residuen niet aanwezig zijn in zodanige hoeveelheden dat zij een onaanvaardbaar risico vormen voor de gezondheid van mens of dier. MRL's moeten voor ieder bestrijdingsmiddel op het laagste redelijkerwijs te bereiken niveau worden vastgesteld om kwetsbare groepen zoals kinderen en foetussen te beschermen en om de eventuele gecombineerde gevolgen van meervoudige residuen tot een minimum te beperken.

(7)

Bij Richtlijn 79/117/EEG van de Raad van 21 december 1978 houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen (10) zijn enkele werkzame stoffen verboden. Tezelfdertijd zijn vele andere werkzame stoffen momenteel niet toegelaten op grond van Richtlijn 91/414/EEG. De aanwezigheid van residuen van werkzame stoffen in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong als gevolg van niet-toegelaten gebruik, van milieuverontreiniging of van gebruik in derde landen, moet zorgvuldig worden gecontroleerd en bewaakt.

(8)

De basisvoorschriften met betrekking tot levensmiddelen en diervoeders zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (11).

(9)

Afgezien van deze basisvoorschriften zijn meer specifieke voorschriften vereist om een doeltreffende werking van de interne markten van de handel met derde landen te garanderen met betrekking tot verse en verwerkte producten en mengproducten van plantaardige en van dierlijke producten, bestemd voor menselijke consumptie of voor diervoeding, waarop bestrijdingsmiddelenresiduen aanwezig kunnen zijn, terwijl ook de basis moet worden gelegd voor het garanderen van een hoge mate van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van de belangen van de consument. Dergelijke voorschriften moeten de vaststelling omvatten van MRL's voor elk bestrijdingsmiddel op alle levensmiddelen en diervoeders en van kwaliteitsvoorschriften voor de aan deze MRL's ten grondslag liggende gegevens.

(10)

Specifieke voorschriften voor diervoeders, met inbegrip van voorschriften inzake afzet en opslag van voeder en het voederen van dieren, zijn vastgesteld in Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (12). Van sommige producten kan vooraf niet worden gezegd of ze zullen worden verwerkt tot levensmiddelen of tot diervoeders. Daarom moeten de bestrijdingsmiddelenresiduen op dergelijke producten steeds veilig zijn, zowel bij menselijke consumptie als bij vervoedering. Derhalve moeten de bij deze verordening vastgestelde voorschriften ook van toepassing zijn op die producten, onverminderd de specifieke voorschriften voor diervoeders.

(11)

De basisvoorschriften betreffende de officiële controles van levensmiddelen en diervoeders zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen  (13). Specifieke voorschriften inzake monitoring en controle van bestrijdingsmiddelenresiduen moeten worden vastgesteld.

(12)

Bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad zijn basisvoorschriften vastgesteld betreffende het gebruik en het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. Met name is daarin bepaald dat het gebruik van dergelijke producten geen schadelijke gevolgen mag hebben voor de gezondheid van mens of dier. Bestrijdingsmiddelenresiduen die het gevolg zijn van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, kunnen schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de consument. Daarom moeten met betrekking tot MRL's op producten die bestemd zijn voor menselijke consumptie, voorschriften worden vastgesteld die gekoppeld zijn aan de toelating tot het gebruik van de bestrijdingsmiddelen als omschreven in het kader van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad.

(13)

In verband met de blootstelling van mensen aan combinaties van actieve stoffen en hun cumulatieve en eventuele onderling versterkende gevolgen voor de gezondheid van de mens, moeten cumulatieve MRL's worden vastgesteld, na overleg met de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid die voorstellen doet voor de berekening van dergelijke cumulatieve MRL's.

(14)

Bij het overwegen van MRL's van bestrijdingsmiddelen moet ook worden erkend dat weinig consumenten de gevaren van bestrijdingsmiddelen kennen. Het zou dienstig zijn wanneer de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid een project startte om het gevaar volledig duidelijk te maken aan het publiek.

(15)

Krachtens Richtlijn 91/414/EEG moeten de lidstaten, wanneer zij toelatingen afgeven, voorschrijven dat de gewasbeschermingsmiddelen correct moeten worden gebruikt. De MRL's moeten worden vastgesteld op een zó laag niveau dat het gehalte verenigbaar blijft met goede landbouwpraktijken, op voorwaarde dat zij geen gezondheidsrisico vormen voor de consument. De Gemeenschap moet het gebruik van risicoverlagende methoden of producten stimuleren en zij moet alles doen wat mogelijk is om ervoor te zorgen dat niet meer bestrijdingsmiddelen worden gebruikt dan absoluut noodzakelijk is voor een doelmatige bestrijding van plagen.

(16)

Op communautair niveau moeten voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de vaststelling, de monitoring, de controle van en gegevensverstrekking over van MRL's in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong , alsook richtsnoeren voor strafmaatregelen tegen producenten en handelaars .

(17)

Richtlijn 76/895/EEG voorziet evenwel in de mogelijkheid dat de door de lidstaten toegelaten MRL's hoger liggen dan die welke in communautair verband zijn toegelaten. Deze mogelijkheid moet worden afgeschaft aangezien zij, in het kader van de interne markt, aanleiding zou kunnen geven tot belemmeringen van het intracommunautaire handelsverkeer.

(18)

De vaststelling van MRL's voor bestrijdingsmiddelen vereist een langdurig technisch onderzoek en omvat een evaluatie van de mogelijke risico's voor de consument. Bijgevolg kunnen niet onmiddellijk MRL's worden vastgesteld voor bestrijdingsmiddelenresiduen die momenteel onder Richtlijn 76/895/EEG vallen, noch voor voor bestrijdingsmiddelen waarvoor nog geen communautaire gehalten zijn vastgesteld.

(19)

Het is passend dat op communautair niveau wordt vastgesteld welke minimumgegevens in overweging moeten worden genomen bij de vaststelling van MRL's voor bestrijdingsmiddelen.

(20)

In uitzonderlijke omstandigheden moet, voor niet-toegelaten bestrijdingsmiddelen die als contaminant in het milieu aanwezig kunnen zijn, worden bepaald dat voor de vaststelling van MRL's voor bestrijdingsmiddelen gebruik mag worden gemaakt van in het kader van de monitoring verkregen gegevens.

(21)

MRL's voor bestrijdingsmiddelen moeten voortdurend worden bewaakt en moeten worden aangepast aan nieuwe informatie en gegevens. De MRL's moeten worden vastgesteld op het laagste niveau van analytische bepaling wanneer het toegestane gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet resulteert in aantoonbare gehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen. Wanneer het gebruik van bestrijdingsmiddelen niet is toegestaan op communautair niveau, moeten de MRL's worden vastgesteld op een zo laag niveau dat de consument wordt beschermd tegen de inname van niet-toegelaten of van te hoge hoeveelheden bestrijdingsmiddelenresiduen. Dat niveau is bij overeenkomst vastgesteld op 0,01 mg/kg, maar in de uitzonderlijke gevallen waarin een dergelijk niveau geen afdoende bescherming van de consument garandeert, moet een lager niveau worden vastgesteld .

(22)

Bij Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn procedures vastgesteld voor het treffen van noodmaatregelen met betrekking tot levensmiddelen die van oorsprong zijn uit de Gemeenschap of zijn ingevoerd uit een derde land. Krachtens deze procedures kan de Commissie dergelijke maatregelen vaststellen wanneer levensmiddelen een ernstig risico kunnen betekenen voor de volksgezondheid, de diergezondheid of het milieu en wanneer dergelijk risico niet op afdoende wijze kan worden bedwongen door middel van door de betrokken lidstaat of lidstaten genomen maatregelen. Deze maatregelen en de gevolgen voor de gezondheid van mens en dier worden onverwijld geëvalueerd door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid.

(23)

De totale blootstelling tijdens het leven en de acute blootstelling van consumenten aan bestrijdingsmiddelenresiduen via levensmiddelen, moeten worden geraamd en geëvalueerd volgens de communautaire procedures en methoden, met inachtneming van de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gepubliceerde richtsnoeren.

(24)

De handelspartners van de Gemeenschap moeten via de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over de voorgestelde MRL's worden geraadpleegd voordat de MRL's worden vastgesteld en met hun opmerkingen moet rekening worden gehouden. Ook de in internationaal verband door de Commissie van de Codex Alimentarius vastgestelde gehalten moeten in overweging worden genomen bij het vaststellen van communautaire MRL's , maar uitsluitend indien de beginselen van geïntegreerd beheer van plagen worden nageleefd en er rekening wordt gehouden met klimaatomstandigheden .

(25)

Voor buiten de Gemeenschap geproduceerde diervoeders en levensmiddelen kunnen afwijkende landbouwpraktijken met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig de wet zijn toegepast, wat resulteert in bestrijdingsmiddelenresiduen die afwijken van die welke het gevolg zijn van toepassingen in de Gemeenschap overeenkomstig de communautaire regelgeving. Bijgevolg moeten voor ingevoerde producten MRL's worden vastgesteld die rekening houden met de betrokken toepassingen en de daaruit voortvloeiende residuen, op voorwaarde dat, met gebruikmaking van de criteria die ook gelden voor communautaire producten, kan worden aangetoond dat die producten veilig zijn.

(26)

De bij Verordening (EG) nr. 178/2002 opgerichte Europese Autoriteit voor voedselveiligheid vervult een essentiële rol bij de beoordeling van de risico's voor de consument en moet worden betrokken bij de wetenschappelijke evaluatie van toepassingen met het oog op de vaststelling van MRL's en bij de beoordeling van de risico's die voor de consument verbonden zijn aan bestrijdingsmiddelenresiduen. Vandaar dat ervoor gezorgd moet worden dat de Autoriteit over voldoende middelen beschikt voor het verrichten van deze taken.

(27)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid moet alle door vakgenoten beoordeelde wetenschappelijke literatuur over de toxicologische gevolgen van het gewasbeschermingsmiddel in kwestie bestuderen wanneer zij de gevaren voor de consument beoordeelt. Met name gevolgen zoals immunotoxiciteit, hormoonontregeling, ontwikkelingstoxiciteit en de gevolgen van lage doses moeten in overweging worden genomen.

(28)

De lidstaten moeten voorschriften vaststellen inzake de straffen die van toepassing zijn wanneer de bepalingen van deze verordening worden overtreden en zij moeten erop toezien dat die voorschriften ook ten uitvoer worden gelegd. De straffen moeten doelmatig zijn, in verhouding staan tot de geconstateerde overtreding en ontradend werken.

(29)

De uitwerking van een communautair geharmoniseerd systeem voor MRL's houdt ook de uitwerking in van richtsnoeren, gegevensbanken en andere maatregelen waaraan kosten verbonden zijn. Het is passend dat de Gemeenschap in bepaalde gevallen bijdraagt in de kosten.

(30)

Het is een uiting van goed administratief beheer en het is uit technisch oogpunt wenselijk de planning voor de besluiten inzake MRL's voor werkzame stoffen, en die voor de besluiten die voor die stoffen worden genomen op grond van Richtlijn 91/414/EEG, op elkaar af te stemmen. Voor vele stoffen waarvoor nog geen communautaire MRL's zijn vastgesteld, zullen geen besluiten op grond van die richtlijn worden genomen voordat deze verordening in werking is getreden.

(31)

Bijgevolg moeten aparte voorschriften worden vastgesteld met tijdelijke maar bindende MRL's, met het oog op de geleidelijke vaststelling van MRL's naarmate over individuele werkzame stoffen besluiten worden genomen in het kader van de beoordelingen op grond van Richtlijn 91/414/EEG.

(32)

De voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (14).

(33)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel moeten, voor het bereiken van de basisdoelstellingen betreffende het vergemakkelijken van het handelsverkeer en het beschermen van de consument, voorschriften worden vastgesteld inzake MRL's in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong. Deze verordening gaat niet verder dan wat noodzakelijk is voor het bereken van de overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het Verdrag na te streven doeleinden.

(34)

Om te waarborgen dat de consumenten naar behoren worden voorgelicht, maken de lidstaten om de drie maanden op internet de resultaten bekend van de nationale controle van residuen, en verstrekken zij alle afzonderlijke gegevens. De lidstaten moeten ook de mogelijkheid overwegen van het publiceren van de namen van bedrijven waarvan de producten hogere residuen van gewasbeschermingsmiddelen bevatten dan de toegestane maximumgehalten,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstelling

Doel van deze verordening is de vaststelling van geharmoniseerde maximumgehalten voor residuen (MRL's) van bestrijdingsmiddelen in producten van plantaardige of dierlijke oorsprong, ten einde alle Europese consumenten te beschermen tegen eventuele gevolgen voor de gezondheid. MRL's dienen derhalve op het laagste redelijkerwijs te bereiken niveau te worden vastgesteld ten einde voor de best mogelijke bescherming van de consument te zorgen.

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 2

Onderwerp

Deze verordening is van toepassing op alle in bijlage I bij deze verordening genoemde verse en verwerkte producten en mengproducten van plantaardige en van dierlijke oorsprong of delen daarvan, bestemd voor menselijke consumptie of voor vervoedering, waarop bestrijdingsmiddelenresiduen aanwezig kunnen zijn als gevolg van:

a)

het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die vallen onder Richtlijn 91/414/EEG;

b)

gewasbeschermingsmiddelen die buiten de Gemeenschap zijn gebruikt; ofgewasbeschermingsmiddelen, diergeneeskundige producten of biociden die buiten de Gemeenschap zijn gebruikt; of

c)

milieuverontreiniging door stoffen die vroeger als gewasbeschermingsmiddel, diergeneeskundig product of biocide werden gebruikt.

In het kader van deze verordening gelden de bij Verordening (EG) nr. 178/2002 vastgestelde voorschriften inzake levensmiddelen en diervoeders.

Artikel 3

Werkingssfeer

1.   Deze verordening geldt onverminderd Richtlijn 2002/32/EG en Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad (15) .

2.   Deze verordening is niet van toepassing op de in artikel 2 bedoelde producten wanneer op afdoende wijze kan worden aangetoond dat deze bestemd zijn:

a)

voor de vervaardiging van andere producten dan voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen of dan diervoeders; of

b)

om te worden ingezaaid of geplant.

3.   De overeenkomstig deze verordening vastgestelde MRL's zijn niet van toepassing op de in artikel 2 bedoelde producten die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen en vóór de uitvoer behandeld zijn, maar na de oogst, wanneer op afdoende wijze kan worden aangetoond dat het derde land van bestemming eist of ermee instemt dat de desbetreffende behandeling wordt toegepast om het binnenbrengen van schadelijke organismen op zijn grondgebied te voorkomen.

Artikel 4

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de bij Verordening (EG) nr. 178/2002 vastgestelde definities.

Voorts wordt in deze verordening verstaan onder:

1)

„bestrijdingsmiddelenresiduen”: residuen van gewasbeschermingsmiddelen , inclusief metabolieten en de omzettingsproducten van werkzame stoffen die aanwezig zijn in of op de in artikel 2 van deze verordening bedoelde producten , inclusief die welke het gevolg zijn van het gebruik van die middelen voor gewasbescherming, in de diergeneeskunde of als biocide;

2)

„maximumresidugehalte (MRL)”: het hoogste wettelijk toegestane concentratieniveau van een bestrijdingsmiddelenresidu op basis van de beste beschikbare landbouwpraktijken voor plantenbescherming, d.w.z. geïntegreerd beheer van plagen in een bepaalde klimaatzone, en de laagste blootstelling van de consument, dat noodzakelijk is om alle kwetsbare consumenten te beschermen; indien een MRL wordt overschreden moeten maatregelen worden genomen om het product uit de markt te nemen;

3)

kwantificeringsgrens ( LOQ )”: het laagste niveau dat in het kader van de routinemonitoring is geconstateerd en gerapporteerd op basis van gevalideerde methoden in geaccrediteerde laboratoria als omschreven in Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van ... inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen;

4)

„goede landbouwpraktijken (GLP)”: de door een land aanbevolen landbouwpraktijken op basis van geïntegreerd beheer van plagen, in het kader waarvan aan alternatieve methoden en praktijken voor gewasbescherming voorrang wordt gegeven boven het gebruik van chemische stoffen ;

5)

„invoertolerantie”: een MRL dat gebaseerd is op een MRL van de Commissie van de Codex Alimentarius of op GLP die in een derde land worden toegepast voor het legale gebruik van een werkzame stof in dat derde land, wanneer het gebruik van de werkzame stof in een gewasbeschermingsmiddel op een product in de Gemeenschap niet is toegestaan in verband met andere redenen dan de volksgezondheid;

6)

„expertise”: een vergelijkende proefneming waarbij verschillende laboratoria identieke monsters analyseren, zodat de kwaliteit van de door elk laboratorium verrichte analyse kan worden geëvalueerd;

7)

„acute referentiedosis (ARfD)”: de geraamde hoeveelheid van een stof in een levensmiddel of in drinkwater, uitgedrukt op basis van het lichaamsgewicht, die in korte tijd, meestal tijdens één maaltijd of in de loop van één dag, mag worden ingenomen zonder noemenswaardig gezondheidsrisico voor de consument, op basis van door middel van geschikt onderzoek verkregen gegevens , met inbegrip van cumulatieve en elkaar versterkende gevolgen van verschillende gewasbeschermingsmiddelen, en rekening houdend met de bijzondere kwetsbaarheid van kinderen en foetussen ;

8)

„aanvaardbare dagelijkse inname (ADI)”: de geraamde hoeveelheid van een stof in een levensmiddel of in drinkwater, uitgedrukt op basis van het lichaamsgewicht, die levenslang elke dag mag worden ingenomen zonder noemenswaardig gezondheidsrisico voor deconsument, op basis van de op het tijdstip van de evaluatie bekende gegevens , met inbegrip van aanvullende en elkaar onderling versterkende gevolgen van verschillende producten voor de bescherming van gewassen, en rekening houdend met de bijzondere kwetsbaarheid van kinderen en foetussen ;

9)

„mengproduct”: levensmiddel dat bestaat uit een mengsel van ingrediënten.

HOOFDSTUK II

COMMUNAUTAIRE PROCEDURE VOOR AANVRAGEN INZAKE EEN MRL

AFDELING 1

INDIENING VAN AANVRAGEN INZAKE EEN MRL

Artikel 5

Aanvragers van een MRL

Een aanvraag tot vaststelling, wijziging of schrapping van een MRL kan worden ingediend door:

a)

een lidstaat die het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel, een diergeneeskundig product of biocide op zijn grondgebied toelaat;

b)

alle partijen die een legitiem belang hebben bij gezondheid en milieu, alsook commercieel belanghebbende partijen, inclusief fabrikanten en telers, alsmede importeurs en producenten van producten als bedoeld in artikel 1;

c)

elke partij die op adequate en wetenschappelijk verantwoorde gronden constateert dat zich, als gevolg van de inname van bestrijdingsmiddelenresiduen, problemen kunnen voordoen met betrekking tot de gezondheid van mens of dier.

Artikel 6

Aanvragen in te dienen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

1.    Na afronding van een beoordelingsverslag doet de lidstaat de aanvraag met het beoordelingsverslag en de ondersteunende documenten toekomen aan de Commissie. De Commissie stelt de lidstaten onverwijld op de hoogte en doet de aanvraag, het beoordelingsverslag en de ondersteunende documenten toekomen aan de bij Verordening (EG) nr. 178/2002 opgerichte Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna „de Autoriteit” te noemen).

2.   De Autoriteit bevestigt onverwijld schriftelijk de ontvangst van de aanvraag aan de aanvrager. In de bevestiging wordt de datum van ontvangst van de aanvraag vermeld.

3.   De Autoriteit stelt de Commissie in kennis van de aanvraag.

Artikel 7

Eisen betreffende aanvragen inzake een MRL

1.   De aanvraag tot vaststelling, wijziging of schrapping van een MRL gaat vergezeld van de volgende informatie:

a)

de naam en het adres van de aanvrager;

b)

een afschrift van de relevante nationale bepalingen die op het specifieke gebruik van die werkzame stof van toepassing zijn, inclusief de GLP;

c)

een presentatie van het aanvraagdossier, bestaande uit:

i)

een samenvatting van de aanvraag;

ii)

de belangrijkste argumenten;

iii)

een index van de documenten in het dossier;

d)

een volledig overzicht van de eventuele bezorgdheid die in de wetenschappelijke literatuur is geuit over het gewasbeschermingsmiddel en/of het residu daarvan ;

e)

in de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG genoemde gegevens die vereist zijn voor de vaststelling van MRL's voor bestrijdingsmiddelenresiduen, met inbegrip van, in voorkomend geval, toxicologische gegevens en gegevens inzake het metabolisme van planten en dieren.

Wanneer evenwel een werkzame stof op grond van Richtlijn 91/414/EEG is toegelaten voor gebruik in de Gemeenschap of wanneer een door de Commissie van de Codex Alimentarius vastgesteld MRL bestaat, kan de Autoriteit overwegen de aanvrager vrij te stellen van het indienen van bepaalde gegevens, vooral met betrekking tot de toxicologie. In dat geval dient het in artikel 10 bedoelde, met redenen omklede advies van de Autoriteit een verantwoording te bevatten van de toegestane afwijking.

2.   In voorkomend geval kan de Autoriteit de aanvrager verzoeken om binnen een door de Autoriteit vastgestelde termijn van maximaal twee jaar aanvullende informatie te verstrekken.

Artikel 8

Richtsnoeren betreffende het indienen van gegevens

De in artikel 7, lid 1, onder e), bedoelde gegevens moeten in overeenstemming zijn met de in bijlage VI vastgestelde richtsnoeren.

De Autoriteit doet regelmatig voorstellen voor de bijwerking van die richtsnoeren in verband met de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

AFDELING 2

INOVERWEGINGNEMING DOOR DE AUTORITEIT VAN AANVRAGEN INZAKE EEN MRL

Artikel 9

Ontvangst door de Autoriteit van een aanvraag inzake een MRL

Bij ontvangst van een aanvraag tot vaststelling, wijziging of schrapping van een MRL dient de Autoriteit:

a)

na te gaan of de aanvraag voldoet aan de voorschriften van artikel 7;

b)

de aanvrager, de Commissie en de lidstaten ervan in kennis stellen indien een aanvraag niet aan de voorschriften van artikel 7 voldoet;

c)

de lidstaten en de Commissie in het bezit te stellen van een samenvatting van elke aanvraag, en, op verzoek van een lidstaat of de Commissie, het aanvraagdossier en alle aanvullende informatie die door de aanvrager is ingediend, door te zenden.

Artikel 10

Advies van de Autoriteit over aanvragen inzake een MRL

1.   De Autoriteit brengt een met redenen omkleed advies uit over elke aanvraag tot vaststelling, wijziging of schrapping van een MRL, die in overeenstemming is met artikel 7. Het advies omvat:

a)

een beoordeling of de in de aanvraag voorgestelde analysemethode voor routinemonitoring geschikt is voor het vooropgestelde controledoel;

b)

de waarschijnlijke LOQ voor de combinatie bestrijdingsmiddel/product;

c)

een beoordeling van het risico van overschrijding van de aanvaardbare dagelijkse inname of de acute referentiedosis als het MRL wordt gewijzigd; het aandeel van de residuen op het product waarvoor een MRL wordt gevraagd, in de totale inname ;

d)

een beoordeling van met name gevolgen zoals immunotoxiciteit, neurotoxiciteit, vroege-ontwikkelingstoxiciteit, de gevolgen van lage doses en hormoonontregeling en de elkaar versterkende gevolgen van het gewasbeschermingsmiddel of het residu daarvan.

2.   De Autoriteit zendt haar met redenen omkleed advies naar de aanvrager, de Commissie en de lidstaten.

3.   Onverminderd artikel 39 van Verordening (EG) nr. 178/2002 maakt de Autoriteit haar met redenen omkleed advies openbaar.

Artikel 11

Termijnen voor het advies van de Autoriteit over aanvragen inzake een MRL

1.   De Autoriteit brengt het met redenen omkleed advies als bedoeld in artikel 10, lid 1, uit binnen de onderstaande termijn, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag:

a)

drie maanden wanneer de toxicologie van de werkzame stof reeds is geëvalueerd op communautair niveau;

b)

twaalf maanden wanneer de toxicologie van de werkzame stof nog niet is geëvalueerd op communautair niveau.

2.   Wanneer de Autoriteit aanvullende informatie vraagt overeenkomstig artikel 7, lid 2, worden de in lid 1 vastgestelde termijnen geschorst totdat die informatie is meegedeeld.

AFDELING 3

VASTSTELLING, WIJZIGING OF SCHRAPPING VAN EEN MRL

Artikel 12

Besluiten over aanvragen inzake een MRL

Na ontvangst van een met redenen omkleed advies van de Autoriteit overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, lid 1, neemt de Commissie volgens de in artikel 49, lid 2, bedoelde procedure een besluit betreffende de vaststelling, wijziging of schrapping van een MRL.

In het besluit wordt rekening gehouden met het advies van de Autoriteit.

De Commissie kan de aanvrager op elk moment verzoeken aanvullende informatie te verstrekken.

Bij de besluitvorming wordt rekening gehouden met

a)

de beschikbare wetenschappelijke en technische kennis;

b)

de mogelijke aanwezigheid van residuen van bestrijdingsmiddelen afkomstig uit andere bronnen dan het huidige gebruik van actieve stoffen ter bescherming van gewassen;

c)

de resultaten van een beoordeling van eventuele gevaren voor de consument en, indien van toepassing, voor de gezondheid van dieren;

d)

de resultaten van beoordelingen en besluiten tot wijziging van het gebruik van gewasbeschermingsmiddel;

e)

de in de Codex Alimentarius vastgestelde MRL's voor werkzame stoffen waarvan het gebruik is toegestaan in de EU of een GLP die in een derde land wordt toegepast voor het legaal gebruik van een werkzame stof in dat derde land;

f)

andere legitieme factoren die van belang zijn voor de zaak in kwestie.

Artikel 13

Advies van de Autoriteit niet vereist

Wanneer het gaat om een wijziging van bijlage II of III teneinde een MRL te schrappen of te verlagen tot 0,01 mg/kg in verband met het intrekken van een bestaande toelating voor een gewasbeschermingsmiddel op grond van Richtlijn 91/414/EEG, is geen advies van de Autoriteit vereist.

HOOFDSTUK III

MRL'S VOOR PRODUCTEN VAN PLANTAARDIGE EN VAN DIERLIJKE OORSPRONG EN VOOR WERKZAME STOFFEN

Artikel 14

Inachtneming van maximumresidugehalten

1.   Wanneer een product als bedoeld in artikel 1 op de markt wordt gebracht, mag het gehalte aan bestrijdingsmiddelenresiduen niet meer bedragen dan:

a)

het MRL dat voor het betrokken product is vastgesteld in bijlage II of III;

b)

0,01 mg/kg wanneer de betrokken werkzame stof niet is opgenomen in bijlage IV en voor het betrokken product geen specifiek MRL is vastgesteld in bijlage II of III.

2.   De lidstaten mogen het op de markt brengen op hun grondgebied van de in artikel 2 bedoelde producten niet verbieden noch belemmeren op grond van de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelenresiduen, indien:

a)

het niveau of het gehalte van bestrijdingsmiddelenresiduen niet hoger ligt dan de desbetreffende in bijlage II of III vastgestelde MRL's, of

b)

de werkzame stof is opgenomen in bijlage IV.

Artikel 15

Verboden gebruik van verwerkte producten en mengproducten

Met betrekking tot verwerkte producten en mengproducten als bedoeld in artikel 2, is het verboden:

a)

producten waarvoor niet aan de in bijlage II of III vastgestelde MRL's wordt voldaan, zodanig te verdunnen dat het gehalte aan bestrijdingsmiddelenresiduen beneden de betrokken MRL's komt te liggen;

b)

producten die moeten worden gesorteerd of fysiek worden behandeld, te mengen met producten die bestemd zijn voor directe menselijke consumptie of voor gebruik als ingrediënt in levensmiddelen of diervoeders;

c)

producten waarvoor niet aan de in bijlage II of III vastgestelde MRL's wordt voldaan, te gebruiken als ingrediënt bij de vervaardiging van andere levensmiddelen of diervoeders;

d)

dergelijke producten te ontgiften door middel van een chemische behandeling.

Artikel 16

MRL's voor gedroogde en anderszins verwerkte producten

1.   Wanneer in de bijlagen II en III geen MRL's zijn vastgesteld voor gedroogde en anderszins verwerkte producten als bedoeld in artikel 1, zijn die MRL's van toepassing die in bijlage II of III zijn vastgesteld voor het overeenkomstige product als bedoeld in bijlage I, met inachtneming van:

a)

wijzigingen in het gehalte aan bestrijdingsmiddelenresiduen als gevolg van het droogproces,

b)

wijzigingen in het gehalte aan bestrijdingsmiddelenresiduen als gevolg van de verwerking.

2.   Specifieke concentratie- of verdunningsfactoren voor bepaalde droogprocessen of andere verwerkingsprocédés of voor bepaalde gedroogde of anderszins verwerkte producten kunnen volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure worden opgenomen in bijlage V.

Artikel 17

MRL's voor mengproducten en mengvoeders

De voor mengproducten en mengvoeders toe te passen MRL's komen overeen met de in de bijlagen II en III vastgestelde MRL's voor de ingrediënten daarvan, met inachtneming van het relatieve aandeel van de ingrediënten in de samenstelling en van de bepalingen van de artikelen 14, 15 en 16.

Artikel 18

Cumulatieve grenswaarden

Volgens de procedure van artikel 51, lid 2 en overeenkomstig de in artikel 18 beschreven normen, worden cumulatieve grenswaarden vastgesteld voor de aanwezigheid van meervoudige residuen van bestrijdingsmiddelen in levens- en voedermiddelen met residuen van verschillende bestrijdingsmiddelen. Bij overschrijding van de cumulatieve grenswaarden zijn de bepalingen van de artikelen 14, 15 en 16 mutatis mutandis van toepassing.

HOOFDSTUK IV

VASTSTELLING VAN LIJSTEN VAN PRODUCTEN, MRL'S EN WERKZAME STOFFEN

AFDELING 1

PROCEDURE VOOR DE VASTSTELLING VAN LIJSTEN VAN GROEPEN VAN PRODUCTEN, MRL'S EN WERKZAME STOFFEN EN VOOR DE BEOORDELING VAN MRL'S

Artikel 19

Vaststelling van lijsten van groepen van producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong

De in bijlage I op te nemen lijsten van groepen van producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong, met voorbeelden van producten uit die groepen en delen van die producten waarvoor MRL's van toepassing zijn, worden vastgesteld volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure. Deze lijsten omvatten ook diervoeders als bedoeld in artikel 1. Bijlage I omvat alle producten waarvoor uitdrukkelijk een MRL is vastgesteld, zo gegroepeerd dat één MRL kan worden vastgesteld voor een hele groep soortgelijke of aanverwante producten.

Artikel 20

Vaststelling van lijsten van MRL's

De in bijlage II op te nemen lijsten van MRL's voor producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong worden vastgesteld volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure, met inachtneming van:

a)

de beschikbare wetenschappelijke en technische kennis , onder meer een overzicht van de laatste tien jaar van door vakgenoten van commentaar voorziene open wetenschappelijke literatuur over een bepaald gewasbeschermingsmiddel en de residuen daarvan ;

b)

de mogelijke aanwezigheid van bestrijdingsmiddelenresiduen als gevolg van andere toepassingen van werkzame stoffen en de bekende cumulatieve en elkaar versterkende gevolgen ervan ;

c)

de resultaten van een evaluatie van de mogelijke risico's voor consumenten die de grootste hoeveelheden opnemen (met inbegrip van de blootstelling aan andere bronnen dan voedsel) en het meest kwetsbaar zijn en, in voorkomend geval, voor de diergezondheid;

d)

de resultaten van de overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG uitgevoerde evaluaties;

e)

wijzigingen inzake de toepassing van producten die werkzame stoffen bevatten, die het gevolg zijn van besluiten op grond van Richtlijn 91/414/EEG;

f)

de onderstaande MRL's:

(i)

MRL's die zijn vastgesteld bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG;

(ii)

MRL's die zijn vastgesteld in de Codex Alimentarius , voor werkzame stoffen waarvan het gebruik is toegestaan in de EU;

iii)

de MRL's die zijn opgenomen in de bijlagen I, II en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90.

Bijlage II wordt binnen 12 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening opgesteld.

Artikel 21

Vaststelling van en lijst van tijdelijke MRL's

De lijsten van tijdelijke MRL's voor werkzame stoffen waarvoor nog geen besluit is genomen inzake de opneming of niet-opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG, worden vastgesteld volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure, met inachtneming van de door de lidstaten verstrekte informatie en het bepaalde in artikel 20, onder a), b) en c).

Deze tijdelijke MRL's omvatten:

a)

de resterende MRL's in de bijlage bij Richtlijn 76/895/EEG;

b)

de nog niet geharmoniseerde nationale MRL's, als bedoeld in artikel 26; en

c)

de MRL's die zijn vastgesteld volgens de in artikel 28 bedoelde vereenvoudigde procedure, en die worden opgenomen in bijlage III.

Bijlage III wordt, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26, 27 en 28 binnen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening opgesteld.

Artikel 22

Vaststelling van een lijst van werkzame stoffen waarvoor geen MRL's zijn vereist

De in bijlage IV op te nemen lijst van werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen, die overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG zijn geëvalueerd en ten aanzien waarvan in het in artikel 49, lid 1, bedoelde comité is overeengekomen dat geen MRL's vereist zijn, wordt vastgesteld volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure, met inachtneming van de toepassingen van die werkzame stoffen en het bepaalde in artikel 20, onder a) en c).

Bijlage IV wordt binnen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening opgesteld.

Artikel 23

Evaluatie van bestaande MRL's door de Autoriteit

Binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot opneming of niet-opneming van een werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG legt de Autoriteit een met redenen omkleed advies voor aan de Commissie en aan de lidstaten over die werkzame stof en over:

a)

de bestaande MRL's voor die werkzame stof die zijn opgenomen in bijlage II of III bij deze verordening;

b)

de noodzaak tot vaststelling van nieuwe MRL's voor die werkzame stof;

c)

de specifieke concentratie- en verdunningsfactoren voor die werkzame stof die kunnen worden opgenomen in bijlage V;

d)

de op die werkzame stof betrekking hebbende MRL's waarvan de Commissie overweegt ze op te nemen in bijlage II en MRL's die kunnen worden geschrapt of verlaagd tot 0,01 mg/kg.

AFDELING 2

MRL'S EN AANVRAGEN VOOR TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN OP GROND VAN RICHTLIJN 91/414/EEC

Artikel 24

MRL's in verband met aanvragen voor de toelating en de voorlopige toelating van gewasbeschermingsmiddelen op grond van Richtlijn 91/414/EEG

Wanneer een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG een aanvraag ontvangt betreffende de toelating of de voorlopige toelating van een gewasbeschermingsmiddel, gaat de lidstaat na of als gevolg daarvan een bestaand in bijlage II of III bij deze verordening opgenomen MRL moet worden gewijzigd, dan wel of een nieuw MRL moet worden vastgesteld.

Wanneer een lidstaat van oordeel is dat een MRL moet worden vastgesteld, gewijzigd of geschrapt, dient de betrokken lidstaat een aanvraag tot vaststelling, wijziging of schrapping van het MRL in overeenkomstig hoofdstuk II van deze verordening.

Artikel 25

Opneming van nieuwe of gewijzigde MRL's in de bijlagen II en III

1.   Wanneer op verzoek van een lidstaat een nieuw of gewijzigd MRL wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 24, wordt het nieuwe of gewijzigde MRL opgenomen:

a)

in bijlage II bij deze verordening wanneer de werkzame stof is opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG, of

b)

als tijdelijk MRL in bijlage III bij deze verordening in de andere gevallen.

2.   Wanneer overeenkomstig het bepaalde in lid 1, onder b), een tijdelijk MRL wordt opgenomen in bijlage III bij deze verordening, mag dat MRL nog ten hoogste één jaar in die bijlage opgenomen blijven, te rekenen vanaf de datum van het besluit tot opneming of niet-opneming van de betrokken werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

AFDELING 3

VASTSTELING VAN TIJDELIJKE MRL'S

Artikel 26

Door de lidstaten te verstrekken informatie over nationale MRL's

Wanneer voor een werkzame stof van een gewasbeschermingsmiddel, die nog niet is opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG:

a)

in bijlage II bij deze verordening geen MRL is vastgesteld voor een bepaald product dat is opgenomen in bijlage I bij deze verordening, en

b)

een lidstaat uiterlijk op 30 juni 2004 een nationaal MRL heeft vastgesteld voor die werkzame stof op het onder a) bedoelde product, op basis van de toepassing van een gewasbeschermingsmiddel op zijn grondgebied,

stelt de betrokken lidstaat de Commissie en de Autoriteit, in een vorm en tegen een datum die moeten worden vastgesteld volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure, in kennis van:

c)

het nationale MRL als bedoeld onder b) hierboven,

d)

de GLP,

e)

de gegevens inzake gecontroleerde proeven,

f)

de aanvaardbare dagelijkse inname en, indien relevant de acute referentiedosis die wordt gebruikt bij de nationale risicobeoordeling, alsmede het resultaat van die beoordeling.

Artikel 27

Advies van de Autoriteit over de gegevens waarop nationale MRL's zijn gebaseerd

1.   De Autoriteit stelt lijsten op van de overeenkomstig artikel 26 meegedeelde nationale MRL's en gebruikt die als basis om aan de Commissie een met redenen omkleed advies uit te brengen over:

a)

een lijst van tijdelijke MRL's die mogen worden opgenomen in bijlage III;

b)

een lijst van werkzame stoffen die mogen worden opgenomen in bijlage IV.

2.   Bij de voorbereiding van het in lid 1 bedoelde advies houdt de Autoriteit rekening met:

a)

de onderstaande MRL's:

i)

de MRL's die zijn vastgesteld in bijlage II bij Richtlijn 76/895/EEG;

ii)

de nationale MRL's die uiterlijk op 30 juni 2004 door de lidstaten zijn vastgesteld, als bedoeld in artikel 26;

iii)

de MRL's die zijn vastgesteld door de Commissie van de Codex Alimentarius;

b)

de MRL's die zijn opgenomen in de bijlagen I, II en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90;

c)

de beschikbare wetenschappelijke en technische kennis, met name gegevens die door de lidstaten zijn verstrekt met betrekking tot:

i)

de toxicologische evaluatie, inclusief mogelijke overschrijdingen van de aanvaardbare dagelijkse inname en, in voorkomend geval, van de acute referentiedosis;

ii)

de GLP;

iii)

de gegevens inzake gecontroleerde proeven, op basis waarvan de lidstaten de nationale MRL's vaststellen.

Artikel 28

Vaststelling van tijdelijke MRL's

Met inachtneming van het advies van de Autoriteit en volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure kunnen tijdelijke MRL's voor de werkzame stoffen als bedoeld in artikel 26 worden opgenomen in bijlage III, of kan, naargelang van het geval, de werkzame stof worden opgenomen in bijlage IV. Tijdelijke MRL's worden vastgesteld op het laagste niveau dat in alle lidstaten kan worden bereikt op basis van goede landbouwpraktijk en met inachtneming van de beginselen van geïntegreerd beheer van plagen.

Artikel 29

Vereenvoudigde procedure voor de vaststelling van tijdelijke MRL's onder bepaalde omstandigheden

1.   Tijdelijke MRL's kunnen worden opgenomen in bijlage III volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure, onder de volgende omstandigheden:

a)

in uitzonderlijke gevallen, met name wanneer bestrijdingsmiddelenresiduen het gevolg kunnen zijn van milieuverontreiniging of andere vormen van verontreiniging;

b)

wanneer de betrokken producten slechts een zeer gering aandeel hebben in de voeding van de Europese consument en wanneer zij geen groot aandeel hebben in de voeding van enige subgroep ;

c)

wanneer de betrokken producten slechts een gering aandeel hebben in de internationale handel ;

d)

indien wezenlijke manieren om gewasbeschermingsmiddel te gebruiken zijn bepaald bij een besluit om een actieve stof niet op te nemen of te schrappen in Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

2   Bij het opnemen van tijdelijke MRL's als bedoeld in lid 1, moet rekening worden gehouden met het advies van de Autoriteit, de gegevens van de monitoring en een evaluatie waaruit blijkt dat er geen onaanvaardbare risico's zijn voor consumenten en dieren.

De verlenging van de geldigheidsduur van deze tijdelijke MRL's wordt ten minste om de tien jaar opnieuw beoordeeld en de MRL's moeten, naar gelang van het geval, worden gewijzigd of uit bijlage III worden geschrapt.

AFDELING 4

HONING

Artikel 30

Vaststelling van MRL's voor bestrijdingsmiddelenresiduen in honing en andere a-typische levensmiddelen, zoals kruidenaftreksels

1.    Volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure kunnen MRL's worden vastgesteld voor bestrijdingsmiddelenresiduen in honing als omschreven in bijlage I bij Richtlijn 2001/110/EG van de Raad (16), en opgenomen in bijlage III bij deze verordening op basis van de gegevens van de monitoring en met inachtneming van een met redenen omkleed advies van de Autoriteit.

2.     Op basis van monitoringgegevens, indien nodig, en rekening houdende met een met redenen omkleed advies van de Autoriteit kunnen MRL's van gewasbestrijdingsmiddelen in kruidenaftreksels als een mengproduct worden vastgesteld en opgenomen in bijlage III, overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 51, lid 2.

3.    De verlenging van de geldigheidsduur van overeenkomstig de leden 1 en 2 vastgestelde MRL's wordt ten minste om de tien jaar opnieuw beoordeeld en de MRL's moeten, naar gelang van het geval, worden gewijzigd of uit bijlage III worden geschrapt.

AFDELING 5

INVOERTOLERANTIES

Artikel 31

Vaststelling van invoertoleranties

Aanvragen voor invoertoleranties kunnen worden ingediend door de lidstaten en de partijen als bedoeld in artikel 5, onder b) en c), overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II.

AFDELING 6

DOOR DE LIDSTATEN TE VERSTREKKEN INFORMATIE EN GEGEVENSBESTAND

Artikel 32

Door de lidstaten te verstrekken informatie

De lidstaten stellen de Autoriteit in kennis van alle gegevens met betrekking tot de GLP, alsmede van alle informatie over de inname via voedsel die nodig is voor de beoordeling van de veiligheid van een MRL.

Artikel 33

Gegevensbestand van de Autoriteit inzake MRL's

Onverminderd de in de communautaire en de nationale regelgeving opgenomen bepalingen inzake de toegang tot documenten, ontwikkelt en onderhoudt de Autoriteit een gegevensbestand dat toegankelijk is voor de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, en waarin de relevante wetenschappelijke informatie en de GLP's met betrekking tot de in de bijlagen II, III, IV en V vermelde MRL's, werkzame stoffen en verwerkingsfactoren zijn opgenomen. Het bestand bevat met name gegevens inzake de evaluaties van voedselinnames, de verwerkingsfactoren en de toxicologische eindpunten.

HOOFDSTUK V

OFFICIËLE CONTROLES, MONITORING, RETRIBUTIES, VERSLAGEN EN STRAFFEN

AFDELING 1

OFFICIËLE CONTROLES EN MONITORING VAN MRL'S EN WERKZAME STOFFEN

Artikel 34

Officiële controles, monitoring en retributies

1.    Onverminderd Richtlijn 96/23/EG  (17) verrichten de lidstaten officiële controles op bestrijdingsmiddelenresiduen om erop toe te zien dat deze verordening wordt nageleefd, overeenkomstig de relevante bepalingen van de communautaire wetgeving inzake officiële controles van levensmiddelen en diervoeders.

De officiële controles op bestrijdingsmiddelenresiduen bestaan uit een bemonstering op de plaats van levering, gevolgd door een chemische analyse van de monsters en een identificatie van de bestrijdingsmiddelen in de monsters. De plaats van levering moet zo worden gekozen dat maatregelen kunnen worden genomen om de voorschriften te doen naleven.

2.   De lidstaten zorgen voor monitoring op bestrijdingsmiddelenresiduen in alle fasen van de distributieketen, in douane- en distributiecentra , vooral op de plaats van levering aan de consument. Deze monitoring komt bovenop soortgelijke monitoring op grond van Richtlijn 96/23/EG.

3.   De lidstaten stellen retributies vast die de kosten moeten dekken van de officiële controles als bedoeld in lid 1, overeenkomstig de bij Verordening (EG) nr. 882/2004.

Artikel 35

Bemonstering

1.   Elke lidstaat neemt een voldoende aantal monsters van een voldoende aantal verschillende producten en uit een voldoende aantal geografische gebieden om te garanderen dat de resultaten representatief zijn voor zijn markt en, naargelang van het geval, een getrouwe weergave zijn van het aandeel van producten uit eigen land, uit de Gemeenschap en uit derde landen in de totale hoeveelheid producten op zijn markt.

2.   De bemonsteringsmethoden die nodig zijn voor het uitvoeren van de monitoring van andere producten dan die welke bedoeld zijn bij Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie (18), worden vastgesteld volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 36

Analysemethoden

1.   Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de analysemethoden voor de opsporing van bestrijdingsmiddelenresiduen, met inbegrip van specifieke valideringscriteria en procedures voor de kwaliteitscontrole, kunnen volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure worden vastgesteld en worden opgenomen in bijlage VII.

2.   De analysemethoden voor bestrijdingsmiddelenresiduen moeten voldoen aan de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde criteria. De toelating van bestrijdingsmiddelen waarvoor geen geschikte methode voor het aantonen van hun aanwezigheid bestaat of die niet regelmatig gecontroleerd worden, wordt opgeschort.

3.   Alle laboratoria waar monsters worden geanalyseerd in het kader van de officiële controles op bestrijdingsmiddelenresiduen, nemen deel aan de communautaire bekwaamheidstest voor residuen van bestrijdingsmiddelen waarnaar wordt verwezen in artikel 45, onder b) en die wordt georganiseerd door de Commissie .

AFDELING 2

NATIONALE CONTROLE- EN MONITORINGPROGRAMMA'S

Artikel 37

De op de lidstaten rustende verplichtingen met betrekking tot de nationale controleen monitoringprogramma's inzake bestrijdingsmiddelenresiduen

1.   De lidstaten stellen jaarlijks een nationaal controle- en monitoringprogramma inzake bestrijdingsmiddelenresiduen vast voor het volgende kalenderjaar.

Deze jaarlijkse nationale controle- en monitoringprogramma's moeten in overeenstemming zijn met artikel 43 van Verordening (EG) nr. 882/2004 betreffende meerjarige controleplannen met betrekking tot bestrijdingsmiddelenresiduen.

In die programma's moeten ten minste de volgende gegevens zijn vermeld:

a)

de te bemonsteren producten;

b)

het aantal monsters en analyses dat moet worden genomen, respectievelijk uitgevoerd;

c)

de te analyseren bestrijdingsmiddelenresiduen;

d)

de voor het opstellen van die programma's aan te houden criteria, met name:

i)

de te selecteren combinatie bestrijdingsmiddel/product;

ii)

het aantal te nemen monsters in verhouding tot de binnenlandse productie;

iv)

het communautair controleprogramma;

v)

de resultaten van voorgaande controleprogramma's;

vi)

het verbruik van de producten.

2.   De lidstaten leggen de jaarlijkse nationale controle- en monitoringprogramma's inzake bestrijdingsmiddelenresiduen uiterlijk op 31 december van elk jaar voor aan de Commissie en de Autoriteit.

3.   De lidstaten nemen deel aan het in artikel 38 vastgestelde communautaire monitoringprogramma.

4.     Om de drie maanden maken de lidstaten op internet de resultaten openbaar van de nationale residuencontrole, en zij verstrekken alle afzonderlijke gegevens. Bij overschrijding van de MRL's kunnen de lidstaten de naam van betrokken detail- of groothandelaren of producenten vermelden.

AFDELING 3

COMMUNAUTAIR MONITORINGPROGRAMMA

Artikel 38

Communautair monitoringprogramma

1.   De Commissie en de Autoriteit stellen een gecoördineerd communautair monitoringprogramma op, waarin wordt aangegeven welke specifieke monsters moeten worden genomen in het kader van de nationale controle- en monitoringprogramma's, en waarbij rekening wordt gehouden met de problemen die zijn geconstateerd met betrekking tot de inachtneming van de in deze verordening vastgestelde MRL's.

2.   Uiterlijk op 1 mei van elk jaar brengt de Autoriteit aan de Commissie advies uit over het gecoördineerde communautaire monitoringprogramma voor het daaropvolgende kalenderjaar, inclusief een advies over de specifieke monsters die moeten worden genomen in het kader van de nationale controle- en monitoringprogramma's.

3.   Het communautaire monitoringprogramma wordt goedgekeurd volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure en wordt uiterlijk op 1 juli van elk jaar voor het daaropvolgende kalenderjaar ingediend bij het in artikel 51, lid 1, genoemde comité.

AFDELING 4

INFORMATIE DOOR DE LIDSTATEN EN COMMUNAUTAIR JAARVERSLAG

Artikel 39

Informatie door de lidstaten

Ter aanvulling van de informatie die de lidstaten moeten verstrekken aan de Autoriteit en de Commissie aan de hand van de in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde jaarverslagen, dienen de lidstaten uiterlijk op 31 december van elk jaar de volgende informatie te verstrekken aan de Commissie, de Autoriteit en de andere lidstaten:

a)

de resultaten van de in artikel 34, lid 1 en lid 2, vastgestelde officiële controles en monitoring;

b)

de resultaten van de analyses van de monsters die in het lopende jaar zijn genomen voor de opsporing van bestrijdingsmiddelenresiduen in producten van plantaardige oorsprong, in het kader van de in artikel 37 bedoelde nationale controle- en monitoringprogramma's en het in artikel 38 bedoelde communautaire monitoringprogramma;

c)

de LOQ's die gelden in het kader van de in artikel 37 bedoelde nationale controle- en monitoringprogramma's en het in artikel 38 bedoelde communautaire monitoringprogramma;

d)

gedetailleerde gegevens over de deelneming van analyselaboratoria aan de communautaire bekwaamheidstests en andere bekwaamheidstests die relevant zijn voor de combinaties bestrijdingsmiddel/product die zijn bemonsterd in het kader van het nationale controle- en monitoringprogramma;

e)

gedetailleerde gegevens over de accreditering van de analyselaboratoria overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004.

Artikel 40

Vorm waarin de informatie bij de Autoriteit moet worden ingediend

1.   De Autoriteit kan bepalen in welke vorm de door de lidstaten op grond van artikel 39 te verstrekken informatie moet worden ingediend.

2.   De Autoriteit verifieert en verwerkt de in artikel 39 bedoelde informatie.

Artikel 41

Het communautair jaarverslag

1.   De Autoriteit stelt een communautair jaarverslag op.

2.   Het communautair jaarverslag omvat:

a)

een analyse van de mogelijke significantie van uiteenlopende resultaten van de monitoring als bedoeld in artikel 34, lid 2;

b)

een verslag aan de Commissie over de MRL's die zijn overschreden, vergezeld van dienstige opmerkingen omtrent de noodzaak om de MRL's te wijzigen, een en ander in verband met de daaraan ten grondslag liggende GLP;

c)

een verslag over alle acute of chronische risico's voor de gezondheid van de consument ;

d)

een beoordeling van de blootstelling van consumenten aan bestrijdingsmiddelen op basis van de onder a) verstrekte gegevens en van eventuele andere beschikbare gegevens, met inbegrip van verslagen die zijn ingediend overeenkomstig Richtlijn 96/23/EEG.

3.   Wanneer een lidstaat op 31 december niet alle informatie heeft verstrekt overeenkomstig artikel 39, kan de Autoriteit beslissen geen rekening te houden met de door die lidstaat verstrekte informatie bij het opstellen van het communautair jaarverslag.

4.   De Autoriteit legt het communautair jaarverslag uiterlijk op 30 april van het daaropvolgende jaar voor aan de Commissie.

5.   De Commissie kan bepalen in welke vorm het communautair jaarverslag door de Autoriteit moet worden ingediend.

6.   De Autoriteit publiceert het communautair jaarverslag.

Artikel 42

Indiening van het communautair jaarverslag bij het comité

De Commissie legt vóór 31 januari van elk jaar het communautair jaarverslag voor aan het in artikel 51, lid 1, genoemde comité, dat advies uitbrengt en aanbevelingen doet over eventuele maatregelen die moeten worden genomen naar aanleiding van in het rapport genoemde mogelijke overtredingen met betrekking tot de in de bijlagen II en III opgenomen MRL's.

AFDELING 5

STRAFFEN

Artikel 43

Straffen

De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de straffen die moeten worden toegepast bij overtreding van de bepalingen van deze verordening en nemen de nodige maatregelen om erop toe te zien dat die straffen ook worden toegepast. De straffen moeten efficiënt zijn, in verhouding staan tot de overtreding en ontradend werken. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van deze bepalingen en van alle wijzigingen daarvan.

HOOFDSTUK VI

NOODMAATREGELEN

Artikel 44

Noodmaatregelen en advies van de Autoriteit

1.   De artikelen 53 en 54 van Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn van toepassing wanneer als gevolg van nieuwe informatie of van een nieuwe beoordeling van bestaande informatie, bestrijdingsmiddelenresiduen of MRL's waarop deze verordening van toepassing is, een gevaar kunnen betekenen voor de gezondheid van mens of dier en onmiddellijke maatregelen vereisen.

2.   De Commissie stelt de Autoriteit onverwijld in kennis van alle genomen noodmaatregelen.

3.   De Autoriteit vervolledigt een algemene beoordeling van de risico's en brengt binnen 15 dagen na de datum van de inkennisstelling door de Commissie bij de Commissie advies uit over die risico's , behalve in het geval van verse producten, waarvoor een termijn van 7 dagen geldt .

HOOFDSTUK VII

COMMUNAUTAIR GEHARMONISEERD SYSTEEM INZAKE MRL'S

Artikel 45

Geharmoniseerd systeem inzake MRL's voor bestrijdingsmiddelenresiduen

Op communautair niveau wordt een geharmoniseerd systeem voor MRL's op het vlak van bestrijdingsmiddelenresiduen vastgesteld, dat omvat:

a)

een gegevensbestand voor de communautaire wetgeving inzake MRL's van bestrijdingsmiddelenresiduen en voor het bekendmaken van dergelijke informatie;

b)

communautaire bekwaamheidstests als bedoeld in artikel 36, lid 3, en artikel 38, onder d);

c)

onderzoek ter voorbereiding van de wetgeving inzake bestrijdingsmiddelenresiduen;

d)

onderzoek dat nodig is voor het ramen van de blootstelling van consumenten en dieren aan bestrijdingsmiddelenresiduen.

Artikel 46

Communautaire bijdrage aan het geharmoniseerd systeem inzake MRL's voor bestrijdingsmiddelenresiduen

De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage tot 100 % van de kosten voor het geharmoniseerd systeem als bedoeld in artikel 45.

De voor dat systeem uit te trekken middelen worden elk jaar vastgesteld in het kader van de begrotingsprocedure.

HOOFDSTUK VIII

COÖRDINATIE VAN AANVRAGEN INZAKE MRL'S

Artikel 47

Aanwijzing van nationale autoriteiten

Elke lidstaat wijst een autoriteit aan die belast wordt met de coördinatie van de samenwerking met de Commissie, de Autoriteit, andere lidstaten, fabrikanten, producenten en telers in het kader van deze verordening.

Elke lidstaat deelt de Commissie en de Autoriteit de naam en het adres mee van de aangewezen autoriteit.

Artikel 48

Coördinatie door de Autoriteit van de aanvragen inzake MRL's

De Autoriteit:

a)

zorgt voor de nodige coördinatie met de overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG voor een werkzame stof als rapporteur aangewezen lidstaat;

b)

zorgt voor de nodige coördinatie met de in artikel 45 bedoelde aanvragers, de lidstaten en de Commissie met betrekking tot de onder deze verordening vallende aanvragen inzake MRL's en invoertoleranties;

c)

zorgt voor de nodige contacten met de belanghebbende partijen als bedoeld in artikel 45, onder b);

d)

zorgt voor de afwikkeling van de wetenschappelijke evaluaties van dossiers en aanvragen met het oog op de opneming van MRL's in de lijsten van de bijlagen II en III.

Artikel 49

Als rapporteur aangewezen lidstaat en retributies voor aanvragen inzake MRL's

1.    Lidstaten kunnen de kosten van werkzaamheden in verband met bepaling, aanpassing of afschaffing van MRL's of importmarges, of van andere werkzaamheden die voortvloeien uit deze verordening, door middel van een heffing of vergoeding terugvorderen.

2.   De als rapporteur aangewezen lidstaten zien erop toe dat de in lid 1 bedoelde retributie:

a)

op transparante wijze wordt vastgesteld;

b)

overeenkomt met de werkelijke kosten voor het onderzoek en de administratieve afwikkeling van de aanvragen;

c)

wordt geïnd door de overeenkomstig artikel 47 aangewezen autoriteit in de als rapporteur aangewezen lidstaat;

d)

uitsluitend wordt aangewend voor de financiering van de kosten die werkelijk worden gedaan in verband met de beoordeling en de administratieve afwikkeling van de aanvraag .

3.     Wellicht wensen lidstaten aan de industrie van bestrijdingsmiddelen algemene kosten in rekening te brengen. In dit geval moeten de kosten op doorzichtige wijze worden bepaald, vergezeld van een kostenoverzicht dat ter beschikking wordt gesteld door het desbetreffende bureau in de lidstaat.

HOOFDSTUK IX

TENUITVOERLEGGING

Artikel 50

Wetenschappelijk advies van de Autoriteit

De Commissie kan de Autoriteit verzoeken om een wetenschappelijk advies over elke maatregel met betrekking tot de beoordeling van risico's in het kader van de tenuitvoerlegging van deze verordening. De Commissie kan aangeven binnen welke termijn een dergelijk advies moet worden uitgebracht.

Artikel 51

Procedure van het comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid (hierna het Comité te noemen).

2.   In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt drie maanden.

Artikel 52

Uitvoeringsmaatregelen

Volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure kunnen worden vastgesteld of gewijzigd:

a)

uitvoeringsmaatregelen met het oog op de uniforme toepassing van deze verordening;

b)

de in artikel 26, lid 1, onder b), artikel 27, lid 2, onder a), ii), artikel 37, lid 2, artikel 38, leden 2 en 3, artikel 39, artikel 39, artikel 41, lid 3, en artikel 42 vastgestelde data;

c)

de bijlagen I tot en met VII, op grond van ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis;

d)

technische richtsnoeren als hulpmiddel bij de toepassing van deze verordening;

e)

analyse- en beoordelingsmethoden;

f)

procedures inzake kwaliteitscontrole;

g)

uitvoeringsbepalingen inzake wetenschappelijke gegevens die vereist zijn voor de vaststelling van MRL's; bij de vaststelling van dergelijke bepalingen wordt rekening gehouden met het advies van de Autoriteit.

Artikel 53

Verslag over de tenuitvoerlegging van deze verordening

Binnen 10 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de tenuitvoerlegging ervan, vergezeld van adequate voorstellen.

HOOFDSTUK X

SLOTBEPALINGEN

Artikel 54

Intrekking

De Richtlijnen 76/895/EEG, 86/362/EEG, 86/363/EEG end 90/642/EEG worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2005.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening overeenkomstig de in bijlage VIII vastgestelde concordantietabel.

Artikel 55

Overgangsmaatregelen

Voorzover zulks nodig is om de geoogste producten op een normale wijze op de markt te brengen, te verwerken en te consumeren, met inachtneming van de normale houdbaarheidstermijn, en om terechte verwachtingen niet te beschamen, mogen overgangsmaatregelen worden vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van bepaalde MRL's als bedoeld in de artikelen 20, 21, 25, 28, 29, 30 en 31.

Deze maatregelen, die niets afdoen aan de verplichting te zorgen voor een hoge mate van bescherming van de consument, worden vastgesteld volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 56

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De hoofdstukken II, III, V en VI zijn van toepassing vanaf zes maanden na de datum van vaststelling van de bijlagen I, II, III en V.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C ...

(2)   PB C 234 van 30.9.2003, blz. 33 .

(3)  PB C ...

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(5)  PB L 340 van 9.12.1976, blz. 26. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 van de Commissie (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(6)  PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/2/EG (PB L 14 van 21.1.2004, blz. 10).).

(7)  PB L 221 van 7.8.1986, blz. 43. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/2/EG van de Commissie.

(8)  PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/2/EG van de Commissie.

(9)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/30/EG van de Commissie (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 50).

(10)  PB L 33 van 8.2.1979, blz. 36. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003.

(11)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1642/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 4).

(12)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 2003/100/EG van de Commissie (PB L 285 van 1.10.2003, blz. 33).

(13)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1 .

(14)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(15)  Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 546/2004 van de Commissie (PB L 87 van van 25.3.2004, blz. 13).

(16)  Richtlijn 2001/110/EG van de Raad van 20 december 2001, inzake honing (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47).

(17)  Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996, inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(18)  Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie van 11 juli 2002, houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG (PB L 187 van 16.7.2002, blz. 30).

BIJLAGEN

(I-VII vast te stellen via comitologieprocedure)

BIJLAGE I:

Groepen producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong, met voorbeelden van producten uit deze groepen en delen van dergelijke producten waarvoor MRL's gelden, inclusief diervoeders als bedoeld in artikel 2. Deze bijlage omvat de bestaande producten die zijn opgenomen in de bijlagen bij de oorspronkelijke vier richtlijnen, maar ook de nieuw e producten honing en kruidenaftreksels .

BIJLAGE II:

MRL's voor producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong, (in eerste instantie overgedragen) uit de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG, als bedoeld in artikel 20.

BIJLAGE III:

Tijdelijke MRL's voor werkzame stoffen waarvoor nog geen besluit inzake opneming of niet-opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG is genomen, met inbegrip van resterende MRL's in de bijlage bij Richtlijn 76/895/EEG, alsmede tot nu toe niet-geharmoniseerde nationale MRL's, als bedoeld in artikel 26, en MRL's die zijn vastgesteld volgens de in artikel 29 bedoelde vereenvoudigde procedure.

BIJLAGE IV:

Lijst van werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen, geëvalueerd in het kader van Richtlijn 91/414/EEG en ten aanzien waarvan het Permanent Comité heeft besloten dat geen MRL vereist is (als bedoeld in artikel 22).

BIJLAGE V:

Specifieke concentratie- en dilutiefactoren, vastgesteld na een evaluatie in het kader van een dossier op grond van Richtlijn 91/414/EEG, of ontwikkeld nadat de Commissie een besluit heeft genomen op grond van Richtlijn 91/414/EEG (als bedoeld in artikel 15).

BIJLAGE VI:

Richtsnoeren voor het verkrijgen van gegevens met betrekking tot residuen, als vastgesteld in bijlage II, deel A, punt 6, en bijlage III, deel A, punt 8, bij Richtlijn 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.

BIJLAGE VII:

Analysemethoden, procedures inzake kwaliteitscontrole (als bedoeld in artikel 37).

BIJLAGE VIII:

Concordantietabel


Deze verordening

Richtlijn 76/895/EEG

Richtlijn 86/362/EEG

Richtlijn 86/363/EEG

Richtlijn 90/642/EEG

Artikel 2

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 9, lid 2

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 4

Artikel 3, lid 3

Artikel 9, lid 1

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 3

Artikel 4

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 5

 

 

 

 

Artikel 6

 

 

 

 

Artikel 7

 

 

 

 

Artikel 8

 

 

 

 

Artikel 9

 

 

 

 

Artikel 10

 

 

 

 

Artikel 11

 

 

 

 

Artikel 12

 

 

 

 

Artikel 13

 

 

 

 

Artikel 14, lid 1

 

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 14, lid 2, onder a)

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 5

Artikel 14, lid 2, onder b)

 

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 15

 

 

 

 

Artikel 16

 

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 17

 

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 3

Artikel 3, lid 3

Artikel 19

 

 

 

 

Artikel 20

 

 

 

 

Artikel 21

 

 

 

 

Artikel 22

 

 

 

 

Artikel 23

 

 

 

 

Artikel 24

 

 

 

 

Artikel 25

 

 

 

 

Artikel 25, lid 2

Artikel 5

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 7

Artikel 27

 

 

 

 

Artikel 28

 

 

 

 

Artikel 29

 

 

 

 

Artikel 30

 

 

 

 

Artikel 31

 

 

 

 

Artikel 32

 

 

 

 

Artikel 33

 

 

 

 

Artikel 34, lid 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 4

Artikel 3, lid 4

Artikel 35, lid 2

Artikel 6, lid 2

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 36, lid 1

 

 

 

Artikel 6, lid 1

Artikel 36, lid 2

Artikel 6, lid 2

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 37, lid 1

 

Artikel 7, lid 1

 

Artikel 4, lid 1

Artikel 37, lid 2

 

Artikel 7, lid 2, onder a)

 

Artikel 4, lid 2, onder a)

Artikel 38, lid 1

 

Artikel 7, lid 2, onder b)

 

Artikel 4, lid 2, onder b)

Artikel 39

 

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 1

Artikel 4, lid 3

Artikel 40

 

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 41, lid 2, onder b)

 

Artikel 7, lid 3

 

Artikel 4, lid 3

Artikel 41, lid 6

 

Artikel 7, lid 3

 

Artikel 4, lid 3

Artikel 42

 

Artikel 7, lid 5

 

Artikel 4, lid 5

Artikel 43

 

Artikel 7, lid 3

 

Artikel 4, lid 3

Artikel 44, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 4, lid 1

Artikel 9, lid 1

Artikel 9, lid 1

Artikel 8

Artikel 45

 

 

 

 

Artikel 46

 

 

 

 

Artikel 47

 

 

 

 

Artikel 48

 

 

 

Artikel 7

Artikel 49

 

 

 

 

Artikel 50

 

 

 

 

Artikel 51

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9, leden 2 en 3

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 9, lid 2

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 8, leden 2 en 3

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 52

 

 

 

 

Artikel 53

 

 

 

 

Artikel 54

 

 

 

 

Artikel 55

 

 

 

 

P5_TA(2004)0300

Aardgasvoorziening *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over wijziging van de rechtsgrondslag en de „algemene oriëntatie” van de Raad met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening (15769/2003 — C5-0027/2004 — 2002/0220(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing — hernieuwde raadpleging)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel tot wijziging van de rechtsgrondslag en de „algemene oriëntatie” van de Raad van 8 december 2003 (15769/2003 — C5-0027/2004) (1),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 488) (3),

gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

gezien het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt over de rechtsgrondslag,

gelet op de artikelen 67 en 71, lid 2 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0213/2004),

1.

juicht het toe dat de Raad de voorstellen van het Parlement heeft overgenomen;

2.

hecht zijn goedkeuring aan de wijziging van de rechtsgrondslag;

3.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

4.

verzoekt de Raad in de preambule te verwijzen naar de aanbevelingen van het Europees Parlement;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(2)  Aangenomen teksten van 23.9.2003, P5_TA(2003)0397.

(3)  PB C 331 E van 31.12.2002, blz. 262.

P5_TA(2004)0301

Toegang tot gastransmissienetten *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot gastransmissienetten (COM(2003) 741 — C5-0644/2003 — 2003/0302(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 741) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0644/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0254/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0302

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 april 2004 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot gastransmissienetten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG (5) heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandbrenging van een interne markt voor gas. Het is nu nodig te zorgen voor structurele wijzigingen van het regelgevend kader om de resterende belemmeringen voor de voltooiing van de interne markt aan te pakken , in het bijzonder met betrekking tot de handel in aardgas over de grenzen en tussen transmissiesystemen . Er zijn bijkomende technische regels nodig, met name betreffende tariefprincipes, transparantie, congestiebeheer en balancering.

(2)

De creatie van een echte interne markt voor aardgas moet worden gestimuleerd door een toename van het aantal marktdeelnemers dat in staat is aardgas over de grenzen te transporteren, wat het concurrentievermogen in de hele Europese Gemeenschap zal opdrijven.

(3)

De ervaring met de uitvoering en voortgangscontrole van een eerste pakket Richtsnoeren voor goede praktijk dat in 2002 is vastgesteld door het Europees Regelgevend Forum voor gas leert dat teneinde de volledige uitvoering van deze regels in alle lidstaten te verzekeren en in de praktijk een minimumwaarborg voor gelijke markttoegang te verschaffen, er dient voor te worden gezorgd dat deze wettelijk afdwingbaar worden.

(4)

Een tweede pakket gemeenschappelijke regels „de tweede Richtsnoeren voor goede praktijk” is vastgesteld op de vergadering van het forum op 24-25 september 2003. Deze verordening moet derhalve, op basis van deze richtsnoeren, basisprincipes en regels vaststellen betreffende nettoegang en derdentoegangsdiensten, congestiebeheer, transparantie, balancering en het verhandelen van capaciteitsrechten.

(5)

Ter voorbereiding van de in artikel 9 bedoelde richtsnoeren is het belangrijk dat grondig overleg en samenwerking met alle relevante industriële instanties wordt gewaarborgd. Het Europees Regelgevend Forum voor gas en de Europese Groep van regelgevende instanties zijn de aangewezen organen om dit overleg te waarborgen.

(6)

Het is nodig de criteria te specificeren op grond waarvan de tarieven voor toegang tot het net worden bepaald, om ervoor te zorgen dat deze volledig voldoen aan het beginsel van niet-discriminatie en de behoeften van een goed functionerende interne markt en volledig rekening houden met de noodzaak van systeemintegriteit en effectief de gemaakte kosten weerspiegelen.

(7)

Een gemeenschappelijk minimumpakket van derdentoegangsdiensten — betreffende met name bijvoorbeeld de duur van afschakelbare transportcontracten — is nodig om in geheel de Europese Unie in de praktijk voor een gemeenschappelijke minimumtoegangsnorm te zorgen , om te verzekeren dat derdentoegangsdiensten voldoende compatibel zijn zodat de grensoverschrijdende handel niet wordt belemmerd alsmede om de voordelen van een goed functionerende interne markt voor gas te kunnen benutten.

(8)

Het beheer van contractuele congestie van netten , met name op grensovergangen en andere interconnecties tussen transmissienetwerken is een belangrijke kwestie bij de voltooiing van de interne gasmarkt. Het is nodig gemeenschappelijke regels te ontwikkelen die de noodzaak ongebruikte capaciteit vrij te maken in overeenstemming met het principe „use-it-or-lose-it” in balans brengen met de rechten van de bezitters van de capaciteit om deze te gebruiken wanneer het nodig is, en tegelijk de liquiditeit van de capaciteit te verhogen.

(9)

Hoewel de fysieke congestie van de netten momenteel zelden een probleem is in de Gemeenschap kan het er in de toekomst een worden. Het is derhalve belangrijk het basisprincipe vast te stellen voor de allocatie van capaciteit op overbelaste netten.

(10)

Opdat netgebruikers effectieve toegang tot gasnetten kunnen verkrijgen, hebben zij informatie nodig over met name technische eisen en beschikbare capaciteit teneinde te kunnen profiteren van zakelijke opportuniteiten die zich in het kader van de interne markt voordoen. Er zijn gemeenschappelijke minimumnormen betreffende dergelijke transparantie-eisen nodig.

(11)

Door de transmissiesysteembeheerders beheerde niet-discriminerende en transparante balancerings-systemen voor gas zijn belangrijke mechanismen, met name voor nieuwkomers op de markt, die het mogelijk moeilijker hebben om hun totale verkoopportefeuille in balans te houden dan gevestigde ondernemingen binnen een relevante markt. Het is derhalve nodig regels vast te stellen die verzekeren dat de transmissiesysteembeheerders dergelijke mechanismen beheren op een wijze die verenigbaar is met niet-discriminerende, transparante en effectieve toegangsvoorwaarden voor het net.

(12)

Het verhandelen van primaire rechten op capaciteit is een belangrijk onderdeel van het ontwikkelen van een concurrerende markt en het creëren van liquiditeit. Deze verordening moet derhalve basisregels op dit gebied vaststellen.

(13)

De nationale regelgevende instanties moeten erop toezien dat de in deze verordening neergelegde regels en de op basis van deze verordening vastgestelde richtsnoeren in acht worden genomen.

(14)

In de bij de verordening gevoegde richtsnoeren worden specifieke gedetailleerde regels ter uitvoering van deze principes bepaald op basis van de tweede Richtsnoeren voor goede praktijk. Deze regels zullen zich in de loop der tijd moeten ontwikkelen en door verdere regels betreffende kwesties zoals de verlichting van contractuele congestie worden uitgevoerd. Aldus dient de verordening te voorzien in de vaststelling van dergelijke nieuwe regels in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6).

(15)

Van de lidstaten en de bevoegde nationale instanties moet worden verlangd dat zij de Commissie relevante informatie verstrekken. Dergelijke informatie moet door de Commissie vertrouwelijk worden behandeld. Voor zover nodig moet de Commissie de gelegenheid hebben relevante informatie rechtstreeks aan de betrokken ondernemingen te vragen, mits de bevoegde nationale instanties daarvan op de hoogte worden gebracht.

(16)

Deze verordening en de in overeenstemming met deze verordening vastgestelde richtsnoeren laten de toepassing van de communautaire concurrentieregels onverlet.

(17)

Aangezien de doelstelling van het voorgestelde optreden, namelijk de vaststelling van eerlijke regels betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter op het niveau van de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, mag de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag bedoelde subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in dat artikel bedoelde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening beoogt eerlijke regels betreffende toegangsvoorwaarden voor aardgastransmissiesystemen vast te stellen, om derden die het net gebruiken in staat te stellen het aardgas van een transmissiesysteem naar een ander fysiek verbonden aardgastransmissiesysteem in de Europese Gemeenschap over te brengen, waardoor de concurrentie binnen de interne markt voor aardgas wordt bevorderd. Daartoe behoren principes betreffende tarieven voor toegang tot het net, de definitie van noodzakelijke diensten, geharmoniseerde principes voor capaciteitsallocatie en congestiebeheer, de bepaling van transparantieeisen, balancering en tarieven voor onbalans en de noodzaak van bevordering van secundaire markten voor capaciteitsverhandeling. Deze verordening is van toepassing op transmissiesystemen waarvoor gereguleerde derdentoegang is vereist krachtens Richtlijn 2003/55/EG.

Artikel 2

Definities

(1)   Voor de toepassing van deze verordening en de ingevolge deze verordening vast te stellen richtsnoeren gelden de volgende definities:

1.

„transmissie”: het transport van aardgas door een hogedruknet of een regionaal pijpleidingnet dat vooral uit hogedrukpijpleidingen bestaat, met uitzondering van een upstreampijpleidingnet, met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

2.

„transportcontract”: een contract dat de transmissiesysteembeheerder heeft gesloten met een netgebruiker met het oog op het uitvoeren van transmissie;

3.

„capaciteit”: de maximale flow, uitgedrukt in normaal kubieke meter per tijdseenheid of in energieeenheid per tijdseenheid, waarop de netgebruiker recht heeft in overeenstemming met de bepalingen van het transportcontract;

4.

„congestiebeheer”: beheer van de capaciteitsportefeuille van de transmissiesysteembeheerder met het oog op het optimale en maximale gebruik van de technische capaciteit en de tijdige detectie van toekomstige congestie- en saturatiepunten;

5.

„secundaire markt”: de markt van de anders dan op de primaire markt verhandelde capaciteit;

6.

„nominatie”: het vooraf opgeven door de netgebruiker aan het transmissiebedrijf van de werkelijke flow die hij wil invoeden op of onttrekken aan het systeem;

7.

„hernominatie”: het melden van een gecorrigeerde nominatie;

8.

„residuele balancering”: de fysieke balancering om systeemintegriteit te verzekeren gedurende de balanceringsperiode;

9.

„systeemintegriteit”: elke situatie met betrekking tot een transmissienet of een transmissiefaciliteit waarbij de druk en de kwaliteit van het aardgas binnen de door de transmissiesysteembeheerder vastgestelde minimum- en maximumgrenzen blijven zodat de transmissie van aardgas uit een technisch oogpunt gegarandeerd is;

10.

„balanceringsperiode”: periode waarbinnen het onttrekken van een hoeveelheid aardgas, uitgedrukt in eenheden van energie, door elke netgebruiker moet worden gecompenseerd door middel van het invoeden van dezelfde hoeveelheid aardgas op het transmissienet in overeenstemming met het transportcontract of de netcode;

11.

„netgebruiker”: een afnemer of een mogelijke afnemer van een transmissiesysteembeheerder en transmissiesysteembeheerders zelf voorzover het voor hen nodig is hun functies met betrekking tot de transmissie uit te voeren ;

12.

„afschakelbare diensten”: door de transmissiesysteembeheerder op basis van afschakelbare capaciteit aangeboden diensten;

13.

„afschakelbare capaciteit”: gastransmissiecapaciteit die door de transmissiesysteembeheerder kan worden afgeschakeld overeenkomstig de in het transportcontract bepaalde voorwaarden;

14.

„langetermijndiensten”: door de transmissiesysteembeheerder aangeboden diensten met een duur van één jaar of meer;

15.

„kortetermijndiensten”: door de transmissiesysteembeheerder aangeboden diensten met een duur van minder dan één jaar;

16.

„vaste capaciteit”: door de transmissiesysteembeheerder contractueel gegarandeerde gastransmissiecapaciteit;

17.

„technische capaciteit”: de maximale vaste capaciteit die de transmissiesysteembeheerder aan de netgebruikers kan aanbieden, rekening houdend met de systeemintegriteit en de operationale eisen van het transmissienet;

18.

„gecontracteerde capaciteit”: capaciteit die de transmissiesysteembeheerder aan een netgebruiker heeft gealloceerd door middel van een transportcontract;

19.

„beschikbare capaciteit”: het deel van de technische capaciteit dat niet is gealloceerd en op dat moment nog beschikbaar is voor het systeem;

20.

„contractuele congestie”: een situatie waarbij het niveau van de vraag naar vaste capaciteit groter is dan de technische capaciteit, d.w.z. alle technische capaciteit is gecontracteerd als vaste capaciteit;

21.

„primaire markt”: de markt van de direct door de transmissiesysteembeheerder of door de monopoliehouder van de langetermijnstransmissie-capaciteitsrechten of -diensten verkochte capaciteit;

22.

„fysieke congestie”: een situatie waarbij op een bepaald tijdstip het niveau van de vraag naar werkelijke leveringen groter is dan de technische capaciteit;

23.

„nieuwkomers”: ondernemingen die in de betrokken lidstaat nog niet actief zijn op het gebied van gaslevering en zich kwalificeren als kleine speler, of pas 2 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening de markt hebben betreden en zich kwalificeren als kleine speler;

24.

„kleine speler”: een onderneming met een marktaandeel van minder dan 3 % van de nationale gasmarkt waarop deze actief is;

25.

„interconnectie-akkoorden”: akkoorden tussen geïnterconnecteerde transmissiesysteembeheerders die tot doel hebben de interoperabiliteit van het interconnectiepunt te verzekeren en die specificaties bevatten over de energie (met inbegrip van specificaties over druk, temperatuur en chemisch gas), de verandering van flowsnelheid en de bediening van het interconnectiepunt;

26.

„operationele balanceringsakkoorden”: akkoorden tussen geïnterconnecteerde transmissiesysteembeheerders die tot doel hebben de interoperabiliteit van het interconnectiepunt te verzekeren en omvatten het beheer van de energierekeningen van de transmissiesysteembeheerders aan het interconnectiepunt. Ze worden gebruikt om kleine operationele onevenwichtigheden te verenigen zodat de netgebruikers hun volledige nominatie wordt gealloceerd, tenzij zich een significant tekort of surplus van het net voordoet;

27.

„relevante punten”: ten minste alle entrypunten en de belangrijkste exitpunten van een door een transmissiesysteembeheerder beheerd net, alle punten die het transmissienet verbinden met verschillende netbeheerders en LNG- en opslagfaciliteiten, alle essentiële punten binnen het net van een gegeven transmissiesysteembeheerder en alle punten die het net verbinden met de infrastructuur die nodig is voor het aanbieden van ondersteunende diensten in de zin van artikel 2, punt 14 van Richtlijn 2003/55/EG.

(2)   De definities in artikel 2 van Richtlijn 2003/55/EG zijn eveneens van toepassing.

Artikel 3

Tarieven voor de toegang tot netten

(1)   De door de transmissiesysteembeheerders voor de toegang tot netten toegepaste tarieven of de voor de berekening van de tarieven gebruikte methoden zijn transparant, houden rekening met de noodzaak van systeemintegriteit, zijn een efficiënte afspiegeling van de gemaakte kosten, inclusief de nodige winst op de investeringen en in voorkomende gevallen met inachtneming van nationale en internationale benchmarking van tarieven. De tarieven of de voor de berekening van de tarieven gebruikte methoden zijn niet-discriminerend.

De tarieven zijn bevorderlijk voor de efficiënte handel in gas en de concurrentie en zijn gericht op het vermijden van kruissubsidiëring tussen de netgebruikers en op het bieden van stimulansen voor investeringen en het handhaven of creëren van interoperabele transmissienetwerken.

(2)   De tarieven voor nettoegang werken niet beperkend op de marktliquiditeit of verstorend op de grensoverschrijdende handel van de verschillende transmissiesystemen. Indien verschillen in de tariefstructuren of balanceringsmechanismen de grensoverschrijdende handel belemmeren, streven transmissiesysteembeheerders actief naar de convergentie van tariefstructuren en tariefbeginselen, ook met betrekking tot balancering.

Artikel 4

Derdentoegangsdiensten

(1)     Transmissiesysteembeheerders streven ernaar belemmeringen voor de handel in aardgas, die ontstaan door het ontwerp of de uitvoering van derdentoegangsdiensten, te vermijden. Alle bestaande belemmeringen dienen te worden verwijderd.

(2)   Transmissiesysteembeheerders bieden, met gebruikmaking van standaardtransportcontracten of een gemeenschappelijke netcode, aan alle netgebruikers derdentoegangsdiensten op dezelfde contractuele basis aan.

(3)   Transmissiesysteembeheerders bieden zowel vaste als afschakelbare derdentoegangsdiensten aan. De prijs van afschakelbare capaciteit is een afspiegeling van de waarschijnlijkheid van afschakeling .

(4)   Transmissiesysteembeheerders bieden aan de netgebruikers zowel lange- als kortetermijndiensten aan.

(5)   Buiten een gasjaar ondertekende transportcontracten met niet-standaardaanvangsdata of met een kortere duur dan een standaardtransportcontract resulteren op jaarbasis niet in willekeurig hogere tarieven.

(6)     Transmissiesysteembeheerders zorgen voor interoperabiliteit van de verschillende systemen, onder andere door voor elk raakvlak zowel gestandaardiseerde interconnectieakkoorden als gestandaardiseerde operationele balanceringsakkoorden aan te gaan.

(7)     Ten behoeve van de verkoop of allocatie van diensten aan derde partijen heeft elke onderneming die monopoliehouder is van langetermijnscapaciteitsrechten dezelfde verplichtingen als de transmissiesysteembeheerder van de pijpleiding waarop de onderneming de rechten heeft.

(8)     Zo nodig kunnen derdentoegangsdiensten afhankelijk worden gesteld van passende garanties van netwerkgebruikers voor wat betreft de kredietwaardigheid van deze gebruikers. Zulke garanties mogen niet de vorm hebben van oneerlijke marktbelemmeringen en moeten niet-discriminerend, transparant en proportioneel zijn.

Artikel 5

Principes inzake mechanismen voor capaciteitsallocatie en procedures voor congestiebeheer

(1)     Marktdeelnemers krijgen de beschikking over de maximale capaciteit van alle relevante punten waaraan in artikel 6, lid 4 wordt gerefereerd, met inachtneming van systeemintegriteit en efficiënte netwerkexploitatie.

(2)   Transmissiesysteembeheerders implementeren en publiceren niet-discriminerende en transparante mechanismen voor capaciteitsallocatie. Deze dienen

a)

passende economische signalen te geven voor een efficiënt en maximaal gebruik van de technische capaciteit en investeringen in nieuwe infrastructuur te vergemakkelijken;

b)

te zorgen voor compatibiliteit met de marktmechanismen, met inbegrip van spotmarkten en trading hubs en tevens flexibel en in staat te zijn zich aan een veranderd marktmilieu aan te passen;

c)

compatibel te zijn met de nettoegangsregelingen van de lidstaten.

(3)   Wanneer transmissiesysteembeheerders nieuwe transportcontracten sluiten wordt in deze contracten rekening gehouden met de volgende principes, die van toepassing zijn in geval van contractuele congestie:

a)

de transmissiesysteembeheerder biedt ongebruikte capaciteit aan op de primaire markt , ten minste op „day-ahead”-basis en op voorwaarde dat het aanbod onderbroken mag worden ;

b)

netgebruikers die hun ongebruikte gecontracteerde capaciteit op de secundaire markt willen doorverkopen hebben daartoe het recht.

(4)   Wanneer krachtens bestaande transportcontracten gecontracteerde capaciteit ongebruikt blijft en in geval van aanhoudende en significante contractuele congestie, trachten de transmissiesysteembeheerders, in overleg met de bevoegde instanties, deze capaciteit vrij te maken opdat de in lid 3, onder a) en b), neergelegde principes kunnen worden toegepast.

(5)   In geval van fysieke congestie worden niet-discriminerende marktgerichte oplossingen toegepast.

Artikel 6

Transparantie-eisen

(1)   De transmissiesysteembeheerders publiceren gedetailleerde informatie betreffende de diensten die zij aanbieden en de toegepaste relevante voorwaarden alsook de technische informatie die nodig is opdat netgebruikers effectieve nettoegang verkrijgen.

(2)     Om transparante, objectieve en niet-discriminerende tarieven te garanderen en een efficiënt gebruik van het gasnet te bevorderen publiceren de transmissiesysteembeheerders of relevante nationale instanties beknopte en voldoende gedetailleerde informatie over tariefderivatie, methodologie en structuur.

(3)   Met betrekking tot de aangeboden diensten publiceren de transmissiesysteembeheerders regelmatig, voortschrijdend en op een gebruiksvriendelijke wijze voor alle relevante punten of pijpleidingen numerieke informatie over technische, gecontracteerde en beschikbare capaciteit. Deze relevante punten en pijpleidingen omvatten alle verbindingen met andere transmissiesystemen.

(4)    Andere relevante punten van een transmissiesysteem waarover informatie moet worden gepubliceerd , worden door de nationale regelgevende instanties na overleg met netgebruikers vastgesteld .

(5)   Daar waar een transmissiesysteembeheer van oordeel is dat hij om redenen van vertrouwelijkheid niet gerechtigd is alle vereiste gegevens te publiceren, vraagt hij de nationale regelgevende instantie om toestemming om de publicatie voor het punt of de punten in kwestie te beperken.

De nationale regelgevende instantie willigt de aanvraag in of wijst hem af, rekening houdend met de noodzaak de legitieme commerciële vertrouwelijkheid te respecteren en het doel een concurrerende interne gasmarkt tot stand te brengen. Bij inwilliging wordt de beschikbare capaciteit gepubliceerd zonder vermelding van de numerieke data die inbreuk zouden maken op de vertrouwelijkheid.

Een vrijstelling van de verplichting tot publiceren is niet mogelijk daar waar drie of meer netgebruikers capaciteit hebben gecontracteerd op hetzelfde punt.

(6)     De transmissiesysteembeheerders publiceren de krachtens deze verordening vereiste informatie altijd op een zinvolle, duidelijk meetbare en goed toegankelijke manier en op niet-discriminerende basis.

Artikel 7

Balancering en tarieven voor onbalans

(1)   De balanceringsregels worden ontworpen op eerlijke, niet-discriminerende en transparante wijze en zijn gebaseerd op objectieve criteria. De balanceringsregels zijn een afspiegeling van de werkelijke systeembehoeften rekening houdend met de voor de transmissiesysteembeheer beschikbare hulpmiddelen.

(2)     De netgebruikers wordt niet vereist hun inputs en outputs te balanceren over een kortere tijdsspanne dan door middel van een marktgericht balanceringssysteem mogelijk is. Tijdens de overgangsperiode zal de nationale regelgevende instantie voor een niet-marktgericht balanceringssysteem zorgen dat nieuwkomers aanmoedigt.

(3)   Ingeval van niet marktgerichte balanceringssystemen worden de tolerantiewaarden minstens ontworpen op een wijze die een afspiegeling is van de seizoensgebondenheid en de werkelijke technische capaciteit van het transmissiesysteem. De tolerantiewaarden zijn een afspiegeling van de echte systeembehoeften rekening houdend met de voor de transmissiesysteembeheer beschikbare hulpmiddelen.

(4)   De balanceringstarieven zijn globaal kostengeoriënteerd en stimuleren in voorkomende gevallen de netgebruikers om hun onttrekking en invoeding van gas te balanceren. Zij zijn gericht op het vermijden van kruissubsidiëring tussen de netgebruikers en houden geen belemmering in voor het betreden van de markt door nieuwkomers.

De balanceringstarieven worden gepubliceerd.

(5)   De transmissiesysteembeheerders mogen geldboetes innen bij de netgebruikers van wie de invoeding op en onttrekking aan het transmissiesysteem niet in balans is overeenkomstig de in lid 1 bedoelde balanceringsregels.

(6)   De geldboetes die de effectief gemaakte balanceringskosten overschrijden, worden op een niet-discriminerende basis over de netgebruikers herverdeeld. De methode voor het herverdelen van deze kosten wordt door de relevante nationale instanties goedgekeurd.

(7)   De transmissiesysteembeheerders verstrekken, mits zij de relevante informatie hebben verkregen of redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij deze zullen verkrijgen, voldoende, goed getimede en betrouwbare online-informatie over de balanceringsstatus van de netgebruikers die nodig is om de netgebruikers in staat te stellen tijdig correctieve maatregelen te nemen. De tarieven voor het verstrekken van deze informatie worden goedgekeurd door de nationale regelgevende instantie en gepubliceerd.

Het niveau van de informatie die wordt verstrekt is een afspiegeling van het niveau van de informatie die beschikbaar is voor de transmissiesysteembeheerders.

(8)     De lidstaten zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerders de balanceringsstelsels harmoniseren en de structuren en niveaus van de balanceringstarieven stroomlijnen om de handel in aardgas te bevorderen.

Artikel 8

Secundaire markten

De transmissiesysteembeheerders raadplegen netgebruikers ondernemen redelijke stappen om mogelijk te maken en te bevorderen dat capaciteitsrechten vrij verhandelbaar zijn tussen geregistreerde netgebruikers in een secundaire markt. Zij ontwikkelen gestandaardiseerde transportcontracten en procedures op de primaire markt om de secundaire handel in capaciteit te bevorderen en erkennen de overdracht van primaire capaciteitsrechten voor zover door netgebruikers genotificeerd .

Artikel 9

Richtsnoeren

(1)   In voorkomende gevallen specificeren de richtsnoeren die voorzien in de minimale mate van harmonisatie die vereist is om het doel van deze verordening te realiseren:

a)

de details van de tariefmethodologie, in overeenstemming met artikel 3;

b)

de details van de derdentoegangsdiensten inclusief de aard, duur en andere eisen betreffende deze diensten, in overeenstemming met artikel 4;

c)

de details van de principes die aan de mechanismen voor capaciteitsallocatie ten grondslag liggen en betreffende de toepassing van procedures voor congestiebeheer, in overeenstemming met artikel 5;

d)

de details betreffende de definitie van de technische informatie die nodig is opdat de netgebruikers effectieve toegang kunnen verkrijgen tot het systeem en de definitie van alle voor de transparantieeisen relevante punten, inclusief de op alle relevante punten te publiceren informatie en het tijdschema op grond waarvan deze informatie moet worden gepubliceerd, in overeenstemming met artikel 6;

e)

de details betreffende de balanceringsregels en tarieven voor onbalans, in overeenstemming met artikel 7;

f)

de details betreffende de secundaire markten, in overeenstemming met artikel 8.

(2)   De richtsnoeren betreffende de kwesties die zijn opgenomen in lid 1, onder b, c en d, worden in de bijlage neergelegd. Zij worden door de Commissie gewijzigd in overeenstemming met de in artikel 14, lid 3, bedoelde procedure.

(3)   De Commissie stelt in overeenstemming met de in artikel 14, lid 3 bedoelde procedure en niet later dan één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening richtsnoeren vast betreffende de kwesties die zijn opgenomen in lid 1, onder a), e) en f).

Artikel 10

Regelgevende instanties

De regelgevende instanties van de lidstaten verzekeren, wanneer zij zich van hun verantwoordelijkheden krachtens deze verordening kwijten, de naleving van deze verordening en de ingevolge artikel 9 vastgestelde richtsnoeren.

In voorkomende gevallen werken zij met elkaar en met de Commissie samen.

Artikel 11

Verstrekking van informatie en vertrouwelijkheid

1.   De lidstaten en de regelgevende instanties verstrekken de Commissie op verzoek alle voor de toepassing van artikel 9 noodzakelijke informatie.

De Commissie stelt een redelijke termijn vast waarbinnen de informatie moet worden verstrekt rekening houdend met de complexiteit en de urgentie van de vereiste informatie.

2.   Indien de lidstaat of de betrokken regelgevende instantie deze informatie niet verstrekt binnen de ingevolge lid 1 gestelde termijn kan de Commissie alle voor de toepassing van artikel 9 noodzakelijke informatie rechtstreeks bij de betrokken ondernemingen opvragen.

Wanneer de Commissie tot een onderneming een verzoek om informatie richt, zendt zij gelijktijdig een afschrift van het verzoek aan de regelgevende instanties van de lidstaat op het grondgebied waarvan de zetel van de onderneming zich bevindt.

In haar verzoek om informatie noemt de Commissie de rechtsgrond van het verzoek, de voor het verstrekken van de informatie gestelde termijn, het doel van het verzoek, alsmede de geldboetes waarin artikel 13, lid 2, voorziet voor het verstrekken van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie. De Commissie stelt een redelijke termijn vast rekening houdend met de complexiteit en de urgentie van de vereiste informatie.

3.    Daar waar een onderneming de gevraagde informatie niet binnen de door de Commissie gestelde termijn verstrekt of onvolledige informatie verstrekt, kan de Commissie bij beschikking vragen dat de informatie wordt verstrekt. De beschikking specificeert welke informatie gevraagd wordt en stelt een passende termijn vast waarbinnen deze informatie moet worden verstrekt. De beschikking vermeldt de in artikel 13, lid 2, bedoelde boetes .

De Commissie doet gelijktijdig een afschrift van haar beschikking toekomen aan de regelgevende instanties van de lidstaat op het grondgebied waarvan zich de verblijfplaats van de persoon of de zetel van de onderneming bevindt.

4.   De Commissie gebruikt de ingevolge deze verordening ingewonnen informatie enkel voor de toepassing van artikel 9.

Artikel 12

Het recht van de lidstaten om meer gedetailleerde maatregelen te treffen

Deze verordening laat de rechten van de lidstaten onverlet om maatregelen te handhaven of in te voeren die meer gedetailleerde voorschriften bevatten dan die welke in deze verordening en de in artikel 9 bedoelde richtsnoeren zijn vervat.

Artikel 13

Boetebeding

(1)     De lidstaten stellen onverlet het in lid 2 bepaalde vast welke boetes bij een overtreding van de bepalingen van deze verordening worden opgelegd en nemen alle noodzakelijke maatregelen om deze verordening toe te passen. De beoogde sancties moeten doeltreffend, proportioneel en afschrikwekkend zijn. De lidstaten delen de Commissie de desbetreffende bepalingen uiterlijk op 1 juli 2005 mee en melden haar onverwijld latere wijzigingen die deze bepalingen betreffen.

(2)   De Commissie kan bij beschikking aan ondernemingen boetes opleggen van ten hoogste 1 % van de totale omzet over het voorgaande boekjaar, voor zover zij opzettelijk of uit onachtzaamheid onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verschaffen in antwoord op een verzoek ingevolge artikel 11, lid 2, of verzuimen informatie te verschaffen binnen de termijn die wordt gesteld bij een ingevolge artikel 11, lid 3, eerste alinea, vastgestelde beschikking.

Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete dient rekening te worden gehouden met de ernst van de niet-nakoming van de eisen van de eerste alinea.

(3)   Ingevolge lid 1 bepaalde boetes en vastgestelde beschikkingen zijn niet van strafrechtelijke aard.

Artikel 14

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het comité opgericht bij artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (7).

(2)     Het comité zal de transmissiesysteembeheerders, de netgebruikers en aardgasconsumenten raadplegen en hun standpunten zorgvuldig in overweging nemen.

(3)   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 daarvan.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn is vastgesteld op drie maanden.

Artikel 15

Verslag van de Commissie

De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van deze verordening. Zij dient bij het Europees Parlement en de Raad uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening een verslag in over de bij de toepassing ervan opgedane ervaring. Met name wordt in het verslag onderzocht tot op welke hoogte de verordening succesvol is geweest in het verzekeren van niet-discriminerende en kostengeoriënteerde nettoegangsvoorwaarden voor gastransmissienetten teneinde bij te dragen aan een veelzijdig aanbod voor de consument in een goed functionerende interne markt en de leveringszekerheid op lange termijn. Het verslag wordt in het kader van de in Richtlijn 2003/55/EG voorgeschreven rapportageverplichting opgesteld en kan vergezeld gaan van de nodige voorstellen en/of aanbevelingen.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Een lidstaat kan zonder een wijziging van deze verordening niet van zijn verplichtingen worden ontslagen.

Gedaan te ..., de ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(2)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(3)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(5)   PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57 .

(6)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(7)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 1.

BIJLAGE

RICHTSNOEREN BETREFFENDE DERDENTOEGANGSDIENSTEN

PRINCIPES DIE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN HET MECHANISME VOOR CAPACITEITSALLOCATIE EN DE PROCEDURES VOOR CONGESTIEBEHEER EN DE TOEPASSING VAN PROCEDURES VOOR CONGESTIEBEHEER IN GEVAL VAN CONTRACTUELE CONGESTIE, EN

DEFINITIE VAN DE TECHNISCHE INFORMATIE DIE NETGEBRUIKERS NODIG HEBBEN OM EFFECTIEVE TOEGANG TE KUNNEN VERKRIJGEN TOT HET SYSTEEM EN DEFINITIE VAN ALLE VOOR DE TRANSPARANTIE-EISEN RELEVANTE PUNTEN, INCLUSIEF DE OP ALLE RELEVANTE PUNTEN TE PUBLICEREN INFORMATIE EN HET TIJDSCHEMA OP GROND WAARVAN DEZE INFORMATIE MOET WORDEN GEPUBLICEERD

1.   Derdentoegangsdiensten

(1)

De transmissiesysteembeheerders bieden vaste en afschakelbare diensten aan met een minimumduur van één dag.

(2)

De standaardtransportcontracten en gemeenschappelijke netcode worden ontworpen op een wijze die bevorderlijk is voor de handel in en het hergebruik van de door de netgebruikers gecontracteerde capaciteit zonder de vrijgave van capaciteit te belemmeren.

(3)

Bij de ontwikkeling van netcodes en standaardcontracten moeten de netgebruikers en de transmissiesysteembeheerders naar behoren worden geraadpleegd.

(4)

De transmissiesysteembeheerders implementeren gestandaardiseerde nominatie- en hernominatieprocedures zodra deze binnen EASEE-gas zijn overeengekomen. Zij ontwikkelen informatiesystemen en elektronische communicatiemiddelen om adequate data te verstrekken aan de netgebruikers en transacties zoals nominaties, capaciteitscontractering en overdracht van capaciteitsrechten tussen netgebruikers te vereenvoudigen.

(5)

De transmissiesysteembeheerders harmoniseren geformaliseerde aanvraagprocedures en reactietermijnen overeenkomstig de beste branchepraktijk met het doel de reactietijden te minimaliseren. Zij voorzien uiterlijk 1 juli 2005 in on-linecapaciteitsboekings- en confirmeringssystemen via beeldscherm alsook nominatie- en hernominatieprocedures die binnen EASEE-gas zijn overeengekomen.

(6)

De transmissiesysteembeheerders rekenen de netgebruikers niet afzonderlijk de informatieaanvragen en transacties aan die verband houden met hun transportcontracten en die worden uitgevoerd overeenkomstig de standaardregels en -procedures.

(7)

Informatieaanvragen die buitengewone of excessieve uitgaven vereisen zoals haalbaarheidsstudies mogen afzonderlijk worden aangerekend, mits de kosten naar behoren kunnen worden bewezen.

(8)

De transmissiesysteembeheerders werken met andere transmissiesysteembeheerders samen bij het coördineren van het onderhoud van hun respectieve netwerken teneinde elke storing van de transmissiediensten aan netgebruikers en transmissiesysteembeheerders in andere gebieden te minimaliseren en teneinde te zorgen voor gelijke voordelen met betrekking tot de leveringszekerheid inclusief in verband met het transitverkeer.

(9)

De transmissiesysteembeheerders publiceren minstens eenmaal per jaar binnen een voorafbepaalde termijn alle geplande onderhoudsperiodes die van invloed kunnen zijn op de uit de transportcontracten voortvloeiende rechten van de netgebruikers en desbetreffende operationele informatie met adequate vooraankondiging. Dit houdt in dat prompt en op niet-discriminerende basis alle wijzigingen van geplande onderhoudsperiodes worden gepubliceerd en dat niet-gepland onderhoud wordt bekendgemaakt zodra deze informatie beschikbaar wordt voor de TSO. Gedurende de onderhoudsperioden publiceren de TSO's regelmatig geactualiseerde informatie betreffende details en verwachte duur en effect van het onderhoud.

(10)

De transmissiesysteembeheerders houden dagelijks een logboek bij van de werkelijke onderhouds- en flowstoringen die zich hebben voorgedaan en stellen dit op verzoek ter beschikking van de regelgevende instantie. De informatie wordt op verzoek eveneens ter beschikking gesteld van degenen die getroffen worden door een storing.

2.   Principes die ten grondslag liggen aan het mechanisme voor capaciteitsallocatie en de procedures voor congestiebeheer en toepassing van procedures voor congestiebeheer in geval van contractuele congestie

2.1.    Principes die ten grondslag liggen aan het mechanisme voor capaciteitsallocatie en de procedures voor congestiebeheer

(1)

Het mechanisme voor capaciteitsallocatie en de procedures voor congestiebeheer zijn bevorderlijk voor de ontwikkeling van concurrentie en de liquide verhandeling van capaciteit en zijn compatibel met de marktmechanismen inclusief de spotmarkten en handelshubs. Zij zijn flexibel en aanpasbaar aan zich ontwikkelende marktomstandigheden.

(2)

Deze mechanismen en procedures kunnen rekening houden met de integriteit van het betrokken systeem alsook de leveringszekerheid.

(3)

Deze mechanismen en procedures belemmeren de toetreding van nieuwe marktdeelnemers niet en creëren evenmin overmatige hinderpalen voor het betreden van de markt. Zij beletten niet dat de marktdeelnemers, inclusief nieuwe marktdeelnemers en bedrijven met een klein marktaandeel, effectief concurreren.

(4)

Door middel van deze mechanismen en procedures worden geschikte economische signalen gegeven voor de efficiënte en maximale benutting van technische capaciteit en worden investeringen in nieuwe infrastructuur aangemoedigd.

(5)

Netgebruikers worden ingelicht over het soort omstandigheden dat de beschikbaarheid van gecontracteerde capaciteit kan beïnvloeden. De informatie over afschakeling dient overeen te komen met het informatieniveau waarover de transmissiesysteembeheerder beschikt.

(6)

Indien het om systeemintegriteitsredenen moeilijk is de contractuele leveringsverplichtingen na te komen, brengen de transmissiesysteembeheerders de netgebruikers op de hoogte en zoeken ze onverwijld een niet-discriminerende oplossing. De transmissiesysteembeheerders raadplegen netgebruikers over procedures alvorens deze uit te voeren en komen ze met de regelgevende instantie overeen.

2.2.   Procedures voor congestiebeheer in geval van contractuele congestie

(1)

Ingeval gecontracteerde capaciteit niet gebruikt wordt, stellen de transmissiesysteembeheerders deze capaciteit op afschakelbare basis beschikbaar op de primaire markt via contracten van verschillende duur mits deze capaciteit door de relevante netgebruiker (capaciteitshouder) niet tegen een redelijk prijs wordt aangeboden op de secundaire markt.

(2)

Inkomsten uit vrijgegeven afschakelbare capaciteit worden gedeeld overeenkomstig de door de relevante regelgevende instantie vastgestelde regels. De regels zijn verenigbaar met de eis van een effectief en efficiënt gebruik van het systeem.

(3)

Een redelijke prijs voor vrijgegeven afschakelbare capaciteit kan door de relevante regelgevende instanties worden bepaald rekening houdend met de heersende specifieke omstandigheden.

(4)

De transmissiesysteembeheerders ondernemen redelijke pogingen om minstens een gedeelte van de ongebruikte capaciteit aan de markt aan te bieden als vaste capaciteit.

3.   Definitie van de technische informatie die netgebruikers nodig hebben om effectieve toegang te kunnen verkrijgen tot het systeem en definitie van alle voor de transparantie-eisen relevante punten, inclusief de op alle relevante punten te publiceren informatie en het tijdschema op grond waarvan deze informatie moet worden gepubliceerd

3.1.   Definitie van de technische informatie die netgebruikers nodig hebben om effectieve toegang te kunnen verkrijgen tot het systeem

De transmissiesysteembeheerders publiceren in de landstaal (landstalen) en tegelijk in het Engels minstens de volgende informatie over hun systemen en diensten:

(a)

Een gedetailleerde en uitvoerige beschrijving van de verschillende aangeboden diensten en de desbetreffende tarieven;

(b)

De verschillende types transportcontracten die voor deze diensten beschikbaar zijn en, in voorkomende gevallen, de netcode en/of de standaardvoorwaarden waarin de rechten en verantwoordelijkheden van alle netgebruikers geschetst worden inclusief de standaardtransportcontracten en andere relevante documenten;

(c)

De standaardprocedures die worden toegepast wanneer gebruik wordt gemaakt van het transmissiesysteem inclusief de definitie van kernbegrippen;

(d)

Voorzieningen inzake capaciteitsallocatie, congestiebeheer en ter voorkoming van hamsteren; procedures voor hergebruik;

(e)

De regels die ten aanzien van de transmissiesysteembeheerder van toepassing zijn op de handel in capaciteit op de secundaire markt;

(f)

In voorkomende gevallen de flexibiliteits- en tolerantiewaarden die in het transport en de andere diensten inbegrepen zijn zonder afzonderlijke vergoeding alsook de daarbovenop aangeboden flexibiliteit en desbetreffende tarieven;

(g)

Een gedetailleerde beschrijving van het gassysteem van de transmissiesysteembeheerder met vermelding van alle relevante punten die zijn systeem interconnecteren met dat van andere transmissiesysteembeheerders en/of gasinfrastructuur zoals LNG en infrastructuur die nodig is voor het aanbieden van ondersteunende diensten zoals bedoeld in artikel 2, punt 14, van Richtlijn 2003/55/EG;

(h)

Informatie over gaskwaliteit en drukeisen;

(i)

De regels die gelden voor verbinding met het door de TSO geëxploiteerde systeem;

(j)

Alle informatie betreffende voorgestelde en/of werkelijke wijzigingen van de diensten of voorwaarden, inclusief de in de punten a) tot i) opgenomen items.

3.2.   Definitie van alle voor de transparantie-eisen relevante punten

Relevante punten zijn minstens:

(a)

Alle entrypunten van een door een transmissiesysteembeheerder geëxploiteerd net;

(b)

De belangrijkste exitpunten die betrekking hebben op minstens 50 % van de totale exitcapaciteit van het net van een gegeven transmissiesysteembeheerder;

(c)

Alle punten die de verschillende netten van de transmissiesysteembeheerders interconnecteren;

(d)

Alle punten die het net van een transmissiesysteembeheerder verbinden met een LNG-terminal;

(e)

Alle essentiële punten binnen het net van een gegeven transmissiesysteembeheerder inclusief de punten die verbinden met de gashubs. Als essentieel gelden alle punten waar, naar de ervaring leert, zich fysieke congestie kan voordoen;

(f)

Alle punten die het net van een gegeven transmissiesysteembeheerder verbinden met de infrastructuur die nodig is voor het aanbieden van ondersteunende diensten in de zin van artikel 2, punt 14, van Richtlijn 2003/55/EG.

3.3.   De op alle relevante punten te publiceren informatie en het tijdschema op grond waarvan deze informatie moet worden gepubliceerd

(1)

Op alle relevante punten publiceren de transmissiesysteembeheerders op het internet regelmatig/voortschrijdend en op een gebruikersvriendelijke gestandaardiseerde wijze de volgende informatie over de dagelijkse capaciteitssituatie:

a)

de maximale technische capaciteit voor flows in beide richtingen

b)

de totale gecontracteerde en afschakelbare capaciteit

c)

de beschikbare capaciteit

(2)

Voor alle relevante punten publiceren de transmissiesysteembeheerders minstens 18 maanden van te voren de beschikbare capaciteiten en actualiseren zij deze informatie minstens om de maand of frequenter indien nieuwe informatie beschikbaar komt.

(3)

De transmissiesysteembeheerders publiceren voor alle relevante punten dagelijkse actualiseringen betreffende de beschikbaarheid van kortetermijndiensten (dag van te voren en week van te voren) op basis van onder meer nominaties, geldende contractuele verbintenissen en regelmatige langetermijnvoorspellingen (een termijn van maximaal 10 jaar) van beschikbare capaciteiten op jaarbasis.

(4)

Gepubliceerde capaciteiten behoeven geen verdere toelichting.

(5)

De transmissiesysteembeheerders publiceren voor de afgelopen drie jaar voortschrijdend historische maximale en minimale maandelijkse capaciteitsgebruikspercentages en jaarlijkse gemiddelde flows op alle relevante punten.

(6)

De transmissiesysteembeheerders houden dagelijks een logboek bij van de werkelijke geaggregeerde flows gedurende drie maanden.

(7)

De transmissiesysteembeheerders registreren alle capaciteitscontracten en alle andere relevante informatie met betrekking tot het berekenen van en verschaffen van toegang tot de beschikbare capaciteiten, waar de relevante nationale instanties inzage in hebben om hun taken te vervullen.

(8)

De transmissiesysteembeheerders verschaffen gebruikersvriendelijke instrumenten voor het berekenen van de tarieven voor de beschikbaren diensten en voor het on-line verifiëren van de beschikbare capaciteit.

(9)

Voor zover de transmissiesysteembeheerders niet in staat zijn de informatie te publiceren in overeenstemming met punt 1, 3 en 8 plegen zij overleg met hun relevante nationale instanties en stellen zij zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 31 december 2005, een implementatieactieplan op.

P5_TA(2004)0302

Ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de Raad (COM(2003) 453 — C5-0369/2003 — 2003/0172(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 453) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0369/2003),

gezien het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt inzake de voorgestelde rechtsgrondslag,

gelet op artikel 67 en 63 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en het advies van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0171/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0172

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 april 2004met het oog op de aanneming van Richtlijn 2004/.../EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 95 en 175 ,

Gelet op het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de regio's (3),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verschillen tussen de door de lidstaten goedgekeurde wetten of bestuursrechtelijke maatregelen betreffende het ecologische ontwerp van energieverbruikende producten kunnen in de Gemeenschap handelsbelemmeringen teweegbrengen en de concurrentie verstoren en kunnen aldus een direct effect op de totstandbrenging en de werking van de interne markt hebben. De harmonisatie van de nationale wetten is het enige middel om dergelijke handelsbelemmeringen en oneerlijke concurrentie te voorkomen.

(2)

Het milieubeleid van de Europese Unie, zoals omschreven in het Zesde Milieuactieprogramma  (5) van de Europese Gemeenschap, noopt conform de beginselen van artikel 175 van het Verdrag tot een doelmatig gebruik van energie en grondstoffen en tot beperking van schadelijke emissies. Energieverbruikende producten nemen een snel groeiend percentage van het energie- en grondstoffenverbruik in de Gemeenschap voor hun rekening en dienen derhalve bijzondere aandacht te krijgen in het kader van het algemene streven naar duurzame ontwikkeling .

(3)

De verwezenlijking van de doelstellingen van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap zal worden nagestreefd met inachtneming van de beginselen van een geïntegreerd productbeleid en van de communautaire strategie voor afvalbeheer, onder meer door aan te sturen op een milieuvriendelijk en duurzaam productontwerp en door de formulering van beleidsmaatregelen om afvalpreventie aan te moedigen, bijvoorbeeld. door stimulering van hergebruik en recycling en het geleidelijk elimineren van bepaalde stoffen en materialen door middel van productgerelateerde maatregelen.

(4)

Het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap noopt tot maatregelen ter bevordering van een duurzaam beheer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met als doel te bewerkstelligen dat het verbruik van dergelijke hulpbronnen en de daaraan verbonden gevolgen het incasseringsvermogen van het milieu niet te boven gaan en de relatie tussen economische groei en gebruik van hulpbronnen niet te verstoren. De verwezenlijking van deze doelstellingen moet worden nagestreefd met inachtneming van de beginselen van een geïntegreerd productbeleid en van de communautaire strategie voor afvalbeheer door middel van prioritaire maatregelen, onder meer door het bevorderen van ontginnings- en productiemethoden en -technieken die milieu-efficiëntie en een duurzaam gebruik van grondstoffen, energie, water en andere hulpbronnen aanmoedigen.

(5)

Energieverbruikende producten (hierna „evp's” genoemd) nemen een groot deel van het verbruik van natuurlijke hulpbronnen en energie in de Gemeenschap voor hun rekening. Daarnaast hebben zij nog enkele andere belangrijke milieueffecten. Voor de grote meerderheid van op de communautaire markt beschikbare productcategorieën kunnen milieueffecten van zeer uiteenlopende omvang worden waargenomen, hoewel zij vergelijkbare functionele prestaties leveren. Met het oog op duurzame ontwikkeling moet de voortdurende verbetering van het algemene milieueffect van die producten worden aangemoedigd, vooral door de voornaamste oorzaken van schadelijke milieueffecten op te sporen en iedere vorm van transfervervuiling tegen te gaan .

(6)

Het ecologisch verantwoord ontwerpen van deze producten vormt een essentieel onderdeel van de communautaire strategie voor een geïntegreerd productbeleid. De preventieve opzet hiervan, waarbij als doel vooropstaat de milieuprestaties van deze producten aan de bron te optimaliseren zonder afbreuk te doen aan de functionele kwaliteit ervan, biedt nieuwe en reële mogelijkheden, zowel voor fabrikant en consument als voor de samenleving als geheel.

(7)

De verbetering van de energie-efficiëntie — met als een van de beschikbare opties een efficiënter eindgebruik van elektriciteit — wordt beschouwd als een substantiële bijdrage tot het verwezenlijken van de doelstellingen inzake broeikasgasemissies in de Europese Unie. De vraag naar elektriciteit is de snelst groeiende categorie met betrekking tot het eindgebruik van energie en zal naar verwachting toenemen van ca. 7000 tot 10000 kWh per capita in de komende 20 tot 30 jaar, indien er geen beleidsmaatregelen worden genomen om deze trend tegen te gaan. De Commissie stelt dat een reductie van het energieverbruik met 40 % in het kader van het Europees programma inzake klimaatverandering (EPK)  (6) mogelijk is. Klimaatverandering is een van de prioriteiten van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap. Energiebesparing is de meest kostenefficiënte manier om de continuïteit van de voorziening te verbeteren en de afhankelijkheid van invoer te reduceren. Derhalve moeten substantiële maatregelen en doelstellingen worden vastgesteld om aan te zetten tot rationeel elektriciteitsverbruik.

(8)

Aangezien 80 % van de tijdens de levenscyclus van een product ontstane milieuhinder en 90 % van de milieukosten worden gegenereerd in de ontwerpfase, moet in dat stadium worden ingegrepen.

(9)

Er moet een coherent kader voor de toepassing van communautaire eisen inzake ecologisch ontwerp voor evp's tot stand worden gebracht met het doel het vrije verkeer van de producten die aan de eisen voldoen, te garanderen en hun algemene milieueffect te verbeteren. Bij dergelijke communautaire eisen moeten de beginselen inzake eerlijke concurrentie en internationale handel in acht worden genomen.

(10)

De eisen inzake ecologisch ontwerp moeten worden vastgesteld met het oog op de doelstellingen en prioriteiten van het Zesde Communautaire Milieuactieprogramma, waaronder ook de in het kader van de thematische strategieën van het Zesde Milieuactieprogramma aangekondigde doelstellingen, zoals de thematische strategie inzake duurzaam gebruik van hulpbronnen en de thematische strategieën inzake afvalpreventie en recycling, de beleidsaanbevelingen van het EPK, het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en de verplichtingen die zijn aangegaan in het kader van het Protocol van Kyoto, alsook de bestaande doelstellingen van Richtlijn 2000/60/EG  (7) , Richtlijn 96/62/EG  (8) , Richtlijn 75/442/EEG  (9) en Richtlijn 76/769/EEG  (10) , de OSPAR-overeenkomst, het Gemeenschapsbeleid inzake chemische stoffen en Verordening (EG) nr. .../2004 van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn en 79/117/EEG en 96/59/EG  (11) .

(11)

Ook moet er een consistent kader voor de op internationaal niveau te hanteren eisen inzake ecologisch ontwerp worden gecreëerd. De Commissie wordt derhalve verzocht een dialoog op gang te brengen met onze voornaamste handelspartners — waarbij met name moet worden gedacht aan de VS, Japan, China, India e.a. — teneinde de mogelijkheden voor de ontwikkeling van een dergelijk kader te onderzoeken.

(12)

Met deze richtlijn wordt getracht een hoog niveau van bescherming van het milieu te verwezenlijken door de efficiëntie van de hulpbronnen voor evp's te verbeteren, waarvan uiteindelijk de consumenten en andere eindgebruikers profijt zullen trekken. Duurzame ontwikkeling vereist ook dat naar behoren rekening wordt gehouden met het gezondheids- en het sociale en economische effect van de voorgenomen maatregelen. De verbetering van het energierendement van producten draagt bij aan de zekerheid van de energievoorziening, die een voorwaarde is voor een gezonde economische activiteit en bijgevolg voor duurzame ontwikkeling.

(13)

Ter bevordering van een duurzame ontwikkeling moet worden gestreefd naar een consistentere aanpak van de problematiek van het energieverbruik. De opstelling van een gids met „nuttige energietips” door de nationale en/of regionale milieubeleidsinstanties, die bij voorrang zou moeten worden verspreid onder de bewoners in Europa, zou een adequaat instrument zijn om de consumenten te doordringen van de energieverspillingsproblematiek.

(14)

Overeenkomstig artikel 95, lid 3, van het Verdrag is de Commissie verplicht als uitgangspunt voor haar voorstellen een hoog niveau van milieubescherming te nemen, met inachtneming van met name nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke feiten zijn gebaseerd.

(15)

Het is zowel in het belang van fabrikanten als van distributeurs om de consument te informeren omtrent de vorderingen op milieugebied in de evp-sector en hen van advies te dienen over manieren om op een milieuvriendelijke manier met deze producten om te gaan.

(16)

Het voorzorgsbeginsel maakt deel uit van het Verdrag en moet bij de opstelling en uitvoering van deze richtlijn worden geëerbiedigd.

(17)

De in het Groenboek geïntegreerd productbeleid (12) beschreven aanpak, die een belangrijk innovatief element is van het Zesde Milieuactieprogramma dat is vastgesteld in Besluit nr. 1600/2002/EG heeft tot doel de milieueffecten van producten over hun gehele levenscyclus te verminderen. Indien er in het ontwerpstadium rekening mee wordt gehouden, biedt het milieueffect van een product over de gehele levenscyclus een hoog potentieel om op kosteneffectieve wijze de bescherming van het milieu te bevorderen. Door gedurende de successieve productgeneraties voor deze aanpak te kiezen, wordt het verbeteringspotentieel in zijn algemeenheid op een duurzame wijze benut. Hiertoe moeten de fabrikanten zich richten op verbetering van de milieuprestaties van hun producten en moeten zij alternatieve ontwerpoplossingen bij hun beoordeling betrekking met als doel een verbetering van de milieuprestaties van deze producten te bewerkstelligen, waarbij te werk moet worden gegaan volgens de nieuwste eisen inzake ecologisch ontwerp. Bij de keuze van een specifieke ontwerpoplossing moet worden gestreefd naar een redelijk evenwicht tussen de diverse milieuaspecten onderling en tussen milieuaspecten en andere relevante overwegingen, zoals technische eisen inzake functionaliteit, kwaliteit en prestaties en economische aspecten, waaronder fabricagekosten en verkoopbaarheid, waarbij aan alle desbetreffende wetgevingsvoorschriften moet worden voldaan.

(18)

Een brede visie op het milieuprestatieconcept is weliswaar gewenst, maar dat neemt niet weg dat beperking van broeikasgasemissies door verbetering van de energie-efficiëntie de prioritaire milieudoelstelling van deze richtlijn is.

(19)

Het is noodzakelijk en gerechtvaardigd specifieke gekwantificeerde eisen inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor sommige producten of milieuaspecten daarvan, teneinde ervoor te zorgen dat hun milieueffect tot een minimum wordt beperkt. Gezien de dringende noodzaak een bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), goedgekeurd bij Beschikking 2002/358/EG (13), waarin wordt verzocht om een vermindering met 8 % van de emissies van broeikasgassen voor de Gemeenschap tegen 2012 en om verdere verminderingen na 2012 , en zonder afbreuk te doen aan de geïntegreerde opzet die in deze richtlijn wordt bepleit, moet binnen 12 maanden na aanneming van deze richtlijn voorrang worden gegeven aan maatregelen die in hoge mate kunnen bijdragen tot het tegen geringe kosten beperken van broeikasgasemissies. Dergelijke maatregelen kunnen ook bijdragen aan het duurzame gebruik van hulpbronnen en een belangrijke bijdrage leveren aan het tienjarenkader van programma's inzake duurzame productie en consumptie, dat op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in september 2002 in Johannesburg is overeengekomen.

(20)

De beperking van het energieverbruik is een belangrijk instrument van het Europees milieubeleid, zoals dat onder meer — na raadpleging van alle belanghebbenden — is neergelegd in het EPK.

(21)

Onderkend moet worden dat via een geïntegreerd productbeleid uiteindelijk moet worden toegewerkt naar een gemeenschappelijk, geharmoniseerd systeem van procedures voor de vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp, terwijl daarbij tegelijkertijd ook de activiteiten moeten worden betrokken die worden ontwikkeld in het kader van het geïntegreerd productbeleid van de Commissie, met name voor het stellen van productprioriteiten, alsook voor het bepalen van een strategie ten aanzien van de verplichtingen die bij het ontwerpen van producten in acht moeten worden genomen. Inmiddels moet de Commissie evenwel, gezien de urgente behoefte aan energieefficiëntiemaatregelen, onverwijld overgaan tot de opstelling van een geselecteerde lijst van en een tijdschema voor de producten waarvan dringend werk moet worden gemaakt.

(22)

Het niveau van de eisen inzake ecologisch ontwerp moet zo worden vastgesteld dat verbeteringen technisch haalbaar en economisch verantwoord zijn, en moet derhalve worden bepaald aan de hand van een kostenanalyse van de levenscyclus en vastgesteld op een niveau waar verbeteringen mogelijk zijn tegen minimale levenscycluskosten . Door flexibiliteit in de methode voor het vaststellen van het niveau van de eisen kan een snelle verbetering van milieuprestaties in de hand worden gewerkt. De belanghebbende partijen moeten actief aan deze technische analyse meewerken. Voordat bindende maatregelen worden vastgesteld, moet door een bekwame maar onafhankelijke entiteit een grondige analyse worden uitgevoerd, waarbij de belanghebbenden op een objectieve wijze worden geraadpleegd , en wel zo dat economische belangengroepen, energie-efficiëntie- en milieu- c.q. consumentenorganisaties er op een evenwichtige manier bij worden betrokken. De noodzakelijke technische en economische analyses moeten worden uitgevoerd door terzake bevoegde, onafhankelijke deskundigen. Om de nodige kennis en deskundigheid te kunnen genereren en benutten, moet op EU-niveau een groep van deskundigen inzake ecologisch productontwerp worden ingesteld, ten dele onder gebruikmaking van de middelen van het Uitvoerend Agentschap voor intelligente energie, ingesteld bij Besluit 2004/20/EG  (14) . Een dergelijke raadpleging kan aan het licht brengen dat een geleidelijke invoering of overgangsmaatregelen noodzakelijk zijn. De invoering van tussentijdse streefdoelen vergroot de voorspelbaarheid van het beleid, maakt de aanpassing van de productontwikkelingscyclus mogelijk en maakt het voor de belanghebbenden gemakkelijker om op lange termijn te plannen.

(23)

Landen zoals Japan hebben bij de vaststelling van hun eisen inzake ecologisch ontwerp ambitieuze energie-efficiëntiedoelstellingen geformuleerd. Teneinde de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven voor de toekomst veilig te stellen, dient de Commissie bij de formulering van specifieke eisen in het kader van individuele uitvoeringsmaatregelen zorgvuldig met dergelijke initiatieven rekening te houden.

(24)

Alternatieve handelwijzen zoals zelfregulering door de industrie dienen in overweging te worden genomen wanneer de beleidsdoelstellingen met dergelijke maatregelen sneller of goedkoper kunnen worden bereikt dan met bindende voorschriften. Bestaande of voorgenomen zelfreguleringspraktijken dienen aan dezelfde onafhankelijke analyse, evaluatie en controle door de belanghebbende te worden onderworpen als die welke voor de uitvoeringsmaatregelen zijn voorzien. Wetgevingsmaatregelen zijn nodig wanneer de marktkrachten niet in de goede richting of niet snel genoeg evolueren.

(25)

Deze richtlijn is tevens bedoeld om te bevorderen dat het ecologisch ontwerp als concept ingang vindt in het midden- en kleinbedrijf en bij microbedrijven. De oprichting van een communautaire databank moet deze bedrijven in staat stellen hun energieverbruik beter in de hand te houden en bij hun activiteiten meer rekening te houden met het milieubelang. Een dergelijke databank zou een belangrijk instrument zijn, dat o.a. zou kunnen voorzien in vereenvoudigde modellen voor het analyseren van de levenscyclus van producten, in simulatiepatronen voor het ontdekken van positieve milieueffecten in de diverse stadia van de levenscyclus van die producten, alsook in primaire maatstaven die bij het ecologisch verantwoord ontwerpen van producten in acht moeten worden genomen om het energie- en waterverbruik en de door deze producten veroorzaakte geluidshinder terug te dringen.

(26)

Evp's die voldoen aan de in uitvoeringsmaatregelen bij deze richtlijn vastgestelde eisen inzake ecologisch ontwerp, moeten voorzien zijn van de „CE”-markering en bijbehorende informatie om op de interne markt te kunnen worden gebracht en aan het vrije verkeer te kunnen deelnemen. De rigoureuze handhaving van de uitvoeringsmaatregelen is een elementaire voorwaarde om de gevolgen voor het milieu van de gereglementeerde evp's te beperken en billijke concurrentieverhoudingen te kunnen garanderen. De lidstaten moeten de belanghebbende partijen betrekken bij het opzetten van effectieve en bijtijds functionerende marktcontrolemechanismen. De Commissie moet een rapport opstellen waarin de effectiviteit van de door de lidstaten gebezigde marktbewakingssystemen wordt beoordeeld. In dit rapport moet ook verslag worden gedaan van de door de lidstaten getroffen beperkingsmaatregelen en van de opgelegde sancties. Dit verslag moet om de twee jaar worden voorgelegd aan het Europees Parlement, de Raad en de betrokken partijen.

(27)

Er moet rekening worden gehouden met de voor gebruik in richtlijnen inzake technische harmonisatie bedoelde modules en voorschriften die zijn vastgesteld bij Besluit 93/465/EEG van de Raad van 22 juli 1993 betreffende de modules voor de verschillende fasen van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures en de voorschriften inzake het aanbrengen en het gebruik van de CE-markering van overeenstemming (15).

(28)

De toezichtautoriteiten moeten informatie uitwisselen over de binnen het toepassingsgebied van de richtlijn voorgenomen maatregelen teneinde het markttoezicht te verbeteren. Bij dergelijke samenwerking moet maximaal gebruik worden gemaakt van elektronische communicatiemiddelen en relevante communautaire programma's. De uitwisseling van informatie wordt vergemakkelijkt wanneer deze centraal kan worden verwerkt en ter beschikking gesteld van het publiek. Dit noopt tot gestandaardiseerde verslaglegging. De accumulatie en evaluatie van de knowhow die uit de inspanningen van fabrikanten op het gebied van ecologisch ontwerp resulteert, is een van de cruciale punten waarop de richtlijn toegevoegde waarde oplevert. De voorgeschreven technische en economische analyses dienen te worden uitgevoerd met de nodige bekwaamheid en deskundigheid, maar zonder daarbij afhankelijk te zijn van de belanghebbende bedrijven. Bij de desbetreffende evaluatie (en met name de analyse van de levenscycluskosten) en bij de vaststelling van de te vervullen eisen wordt gebruikt gemaakt van internationale referentiecriteria. De uitwisseling van informatie over de tijdens de levenscyclus geleverde milieuprestaties en over de resultaten van de toegepaste ontwerpoplossingen moet worden vergemakkelijkt. Teneinde de beoogde kennis en deskundigheid te kunnen genereren, opbouwen, benutten en onderhouden kan het onlangs opgerichte Uitvoerend Agentschap voor intelligente energie de bij uitstek geschikte instantie zijn om de verworven kennis en knowhow bij onder te brengen.

(29)

Voor de scholing en informatievoorziening op het gebied van ecologisch ontwerp ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen is het zinvol gelden uit de EU-begroting, met name uit het programma „Intelligente energie-Europa (2003-2006)”, vastgesteld bij Beschikking nr. 1230/2003/EG  (16) alsook middelen uit de nationale begrotingen ter beschikking te stellen.

(30)

Het is in het belang van de werking van de interne markt te beschikken over normen die op communautair niveau zijn geharmoniseerd. Zodra de verwijzing naar een dergelijke norm in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, moet de inachtneming ervan een vermoeden van overeenstemming met de overeenkomstige eisen van de op basis van deze richtlijn goedgekeurde uitvoeringsmaatregel doen ontstaan, hoewel nog andere middelen voor het aantonen van deze overeenstemming moeten worden toegestaan.

(31)

Geharmoniseerde normen zijn technische specificaties die zijn goedgekeurd door de Europese normalisatie- instellingen als bedoeld in bijlage I bij Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (17), op basis van mandaten die door de Commissie zijn verleend overeenkomstig die richtlijn en de algemene richtsnoeren voor samenwerking tussen de Commissie en die instellingen. In het belang van de internationale handel moeten internationale normen worden gebruikt wanneer dit wenselijk is.

(32)

Deze richtlijn is in overeenstemming met de beginselen voor de tenuitvoerlegging van de nieuwe aanpak zoals beschreven in de resolutie van 7 mei 1985 betreffende een nieuwe aanpak op het gebied van de technische harmonisatie en normalisatie (18) en van het verwijzen naar geharmoniseerde Europese normen. De Resolutie van de Raad van 28 oktober 1999 betreffende „de rol van de normalisatie in Europa” (19) bevatte de aanbeveling dat de Commissie zou onderzoeken of het beginsel van de nieuwe aanpak kon worden uitgebreid tot nog niet bestreken sectoren als middel om de wetgeving te verbeteren en te vereenvoudigen waar dit mogelijk is.

(33)

Synergieën en complementariteit van deze richtlijn met bestaande communautaire instrumenten zoals Richtlijn 92/75/EEG van de Raad van 22 september 1992 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaard-productinformatie van huishoudelijke apparaten (20), Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (21), Verordening (EG) nr. 2422/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 betreffende een communautair energie-efficiëntie-etiketteringsprogramma voor kantoorapparatuur (22), Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (23), en Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (24) moeten bijdragen aan de verhoging van hun respectieve effect en aan de formulering van coherente, door de fabrikanten toe te passen eisen.

(34)

Een richtlijn inzake energie-etikettering vormt een noodzakelijke aanvulling op de evp-richtlijn.

(35)

Aangezien Richtlijn 92/42/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centraleverwarmingsketels (25), Richtlijn 96/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 september 1996 betreffende normen voor de energie-efficiëntie van huishoudelijke elektrische koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan (26) en Richtlijn 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 inzake de energierendementseisen voor voorschakelapparaten voor fluorescentielampen (27) reeds bepalingen bevatten voor de herziening van de energierendementseisen, moeten zij in dit kader worden geïntegreerd.

(36)

Richtlijn 92/42/EEG voorziet in een beoordelingssysteem door middel van sterren, dat bedoeld is om de energieprestaties van centraleverwarmingsketels te bepalen. Aangezien de lidstaten en de industrie het ermee eens zijn dat het beoordelingssysteem met sterren niet het verwachte resultaat heeft opgeleverd, moet Richtlijn 92/42/EEG dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(37)

De eisen vastgesteld in Richtlijn 78/170/EEG van de Raad van 13 februari 1978 betreffende het rendement van verwarmingstoestellen die gebruikt worden voor de verwarming van ruimten en voor de productie van warm water in nieuwe of bestaande niet-industriële gebouwen, alsmede betreffende de isolatie van netten voor de distributie van warmte en van warm water voor huishoudelijke doeleinden in nieuwe niet-industriële gebouwen (28) zijn vervangen door bepalingen van Richtlijn 92/42/EEG, Richtlijn 90/396/EEG van de Raad van 29 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake gastoestellen (29) en Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen (30). Richtlijn 78/170/EEG moet bijgevolg worden ingetrokken.

(38)

In Richtlijn 86/594/EEG van de Raad van 1 december 1986 betreffende het door huishoudelijke apparaten voortgebrachte luchtgeluid (31) worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de lidstaten het publiceren van informatie over het door dergelijke apparaten voortgebrachte geluid verplicht kunnen stellen, en wordt een procedure voor het vaststellen van het geluidsniveau omschreven. Met het oog op harmonisatie moeten geluidsemissies in een geïntegreerde beoordeling van de milieuprestaties worden opgenomen. Aangezien deze richtlijn in een dergelijke geïntegreerde aanpak voorziet, moet Richtlijn 86/594/EEG worden ingetrokken.

(39)

De nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn moeten worden goedgekeurd overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (32). Om de effectieve betrokkenheid van de betrokken partijen te bevorderen, moet er naast de comitologieprocedure een procedure met raadgevend comité worden ingesteld. Tot voorbeeld kan dienen de bij Beschikking 2000/730/EG van de Commissie van 10 november 2000 tot instelling van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie en tot vaststelling van zijn reglement van orde ingestelde procedure tot invoering van een milieukeurmerk  (33) .

(40)

De lidstaten moeten de sancties bepalen die moeten worden toegepast in geval van inbreuk op de krachtens deze richtlijn goedgekeurde nationale bepalingen. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en ontradend zijn.

(41)

Doordat de tijdspanne voor de uitvoering van een adequate conformiteitscontrole te lang kan uitvallen in vergelijking met de tijd die als regel verloopt tussen het op de markt brengen van een product en de definitieve verkoop aan de gebruiker, moeten in de uitvoeringsmaatregelen bepalingen worden opgenomen waardoor de lidstaten in staat worden gesteld sancties op te leggen die in verhouding staan tot de mate waarin de producten niet conform zijn aan de wettelijke eisen en tot de hoeveelheid niet-conforme evp's die in de Gemeenschap op de markt wordt gebracht, voordat de beperkingen inzake het op de markt brengen daarvan door de nationale instanties worden vastgesteld.

(42)

Aangezien de doelstellingen van de voorgestelde maatregel, namelijk de werking van de interne markt garanderen door te eisen dat producten een adequaat niveau van milieuprestaties bereiken, niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door de lidstaten alleen en bijgevolg, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter op communautair niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap optreden overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag bedoelde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in dat artikel bedoelde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(43)

Het recht van het Europees Parlement om — met name in het kader van de medebeslissingsprocedure, maar ook op vrij technische wetgevingsterreinen — door middel van uitvoeringsmaatregelen in het kader van de comitéprocedure controle uit te oefenen op de toepassing van deze richtlijn dient te worden gewaarborgd. De in de ontwerpgrondwet verankerde rappelmogelijkheid voor het Europees Parlement moet worden gezien als een redelijk compromis tussen efficiency en democratische controle en valt derhalve toe te juichen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

Deze richtlijn stelt een kader vast voor de integratie van milieuaspecten in productontwerp en -ontwikkeling , met als prioritaire doelstelling een verbetering van de energie-efficiëntie, teneinde het vrije verkeer van energieverbruikende producten in de interne markt te garanderen.

Zij bepaalt aan welke eisen de energieverbruikende producten die onder uitvoeringsmaatregelen vallen, moeten voldoen om in de handel te kunnen worden gebracht. Zij draagt bij aan duurzame ontwikkeling door de zekerheid van de energievoorziening te vergroten en door naar een hoog niveau van milieubescherming te streven.

Het toepassingsgebied van deze richtlijn kan in de toekomst worden uitgebreid tot middelen voor het vervoer van personen of goederen over land, over zee of door de lucht.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1)

„energieverbruikend product (evp)”: een product dat van energietoevoer (elektriciteit, fossiele en hernieuwbare brandstoffen) afhankelijk is om te functioneren zoals bedoeld, en een product voor de opwekking, overbrenging en meting van dergelijke energie, met inbegrip van onderdelen die bedoeld zijn om in evp's te worden ingebouwd en die ten behoeve van eindgebruikers in de handel worden gebracht als losse onderdelen waarvan de milieuprestaties onafhankelijk kunnen worden beoordeeld;

2)

„componenten en subeenheden”: onderdelen die bedoeld zijn om in evp's te worden ingebouwd , met inbegrip van materialen en tussenproducten, en die niet als losse onderdelen ten behoeve van eindgebruikers in de handel worden gebracht of waarvan de milieuprestaties niet onafhankelijk kunnen worden beoordeeld;

3)

„uitvoeringsmaatregelen”: krachtens deze richtlijn goedgekeurde maatregelen waarin eisen inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld die noodzakelijk zijn om het doel van deze richtlijn voor gedefinieerde evp's of voor milieuaspecten daarvan te verwezenlijken;

4)

„in de handel brengen”: een evp voor het eerst op de communautaire markt aanbieden, hetzij als nieuw hetzij als teruggewonnen product , tegen vergoeding of kosteloos, met het oog op de distributie of het gebruik ervan binnen de Gemeenschap;

5)

„ingebruikneming”: het eerste gebruik in de Gemeenschap, door de eindgebruiker, van een evp voor het doel waarvoor het is bestemd;

6)

„fabrikant”: natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de overeenstemming van een evp met deze richtlijn met het oog op het in de handel brengen ervan onder haar eigen naam of handelsmerk of voor eigen gebruik;

7)

„gemachtigde vertegenwoordiger”: in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant uitdrukkelijk is aangewezen om namens hem op te treden en tot wie autoriteiten en organisaties in de Gemeenschap zich kunnen wenden in plaats van tot de fabrikant met betrekking tot de verplichtingen die overeenkomstig deze richtlijn op laatstgenoemde rusten;

8)

„importeur”: in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die als eerste een evp op de markt brengt, wanneer de fabrikant niet in de Gemeenschap is gevestigd en er geen gemachtigde vertegenwoordiger is;

9)

„aangemelde onafhankelijke instantie”: een permanent expertiseorgaan dat door de overheid is aangewezen om onafhankelijk van de economische belangen die daarmee gemoeid zijn als nietbelanghebbende instantie controles uit te voeren op producten of productcategorieën die het voorwerp vormen van een uitvoeringsmaatregel.

10)

„materialen”: grondstoffen, tussenproducten en hulpmaterialen;

11)

„productontwerp”: de reeks processen waarbij wettelijke, technische, veiligheids-, functionele, marktof andere eisen waaraan het product moet voldoen, in de technische specificatie van een evp worden omgezet;

12)

„milieuaspect”: een element of functie van een evp in iedere fase van de levenscyclus ervan dat of die met het milieu kan interageren;

13)

„milieueffect”: nadelige verandering in het milieu die geheel of gedeeltelijk het gevolg van een evp in om het even welke fase van zijn levenscyclus is;

14)

„levenscyclus”: de opeenvolgende en onderling met elkaar verbonden stadia van een evp vanaf de extractie van grondstoffen tot de uiteindelijke verwijdering;

15)

„einde van de levensduur”: toestand van een evp dat aan het einde van zijn gebruiksmogelijkheid is gekomen;

16)

„hergebruik”: elke handeling waarbij een evp of de componenten ervan, die aan het einde van hun eerste gebruiksmogelijkheid zijn gekomen, worden gebruikt voor hetzelfde doel waarvoor ze waren ontworpen, met inbegrip van het voortgezette gebruik van een evp dat naar inzamelcentra, distributeurs, recyclecentra of fabrikanten wordt teruggebracht, alsmede het hergebruik van een evp na revisie;

17)

„recycling”: herverwerking van afvalstoffen in een productieproces voor het oorspronkelijke doel of voor andere doeleinden, maar met uitsluiting van energieterugwinning. Onder energieterugwinning wordt verstaan het gebruik van brandbaar afval als middel om energie op te wekken door directe verbranding met of zonder ander afval, maar met terugwinning van de warmte;

18)

„terugwinning”: elk van de toepasselijke werkzaamheden vermeld in bijlage II B bij Richtlijn 75/442/EEG;

19)

„afval”: elke stof of elk voorwerp in de in bijlage I bij Richtlijn 75/442/EEG vermelde categorieën waarvan de houder zich ontdoet of van plan is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;

20)

„ecologisch profiel”: een beschrijving, overeenkomstig de op het evp toepasselijke uitvoeringsmaatregel, van de over de gehele levenscyclus aan een evp verbonden inputs en outputs, met inbegrip van, waar van toepassing, grondstoffen, tussenproducten, emissies en afval, die uit het oogpunt van hun milieueffect significant zijn en in meetbare fysische grootheden worden uitgedrukt;

21)

„milieuprestaties” van een evp: alle milieueffecten tezamen die gedurende de gehele levensduur optreden ;

22)

„verbetering van de milieuprestaties”: het proces bestaande in het verbeteren van de algemene milieuprestaties van een evp over opeenvolgende generaties, gemeten naar het ecologisch ontwerp van een product als ijkpunt, hoewel niet noodzakelijk met betrekking tot alle milieuaspecten van het product tegelijkertijd;

23)

„het ecologisch ontwerp van een product als ijkpunt”: de laatste ontwikkelingen op het gebied van ecologisch ontwerp worden gehanteerd als referentiepunt voor een bepaald milieuaspect. Daarbij worden, voor zover deze van toepassing zijn, internationale maatstaven aangelegd — inzonderheid waar de energie-efficiëntie in het geding is;

24)

„ecologisch ontwerp”: de systematische integratie van milieuaspecten in productontwerp met het doel de milieuprestaties van het evp over zijn gehele levenscyclus te verbeteren;

25)

„eis inzake ecologisch ontwerp”: elke eis met betrekking tot een evp, of het ontwerp van een evp, die bedoeld is om de milieuprestaties ervan te verbeteren . Het verstrekken van informatie betreffende de milieuaspecten van een evp strekt tot aanvulling van deze eis ;

26)

„generieke eis inzake ecologisch ontwerp”: elke eis inzake ecologisch ontwerp die op het ecologische profiel in zijn geheel is gebaseerd en waarbij geen grenswaarden voor bepaalde milieuaspecten worden vastgesteld;

27)

„specifieke eis inzake ecologisch ontwerp”: een gekwantificeerde en meetbare eis inzake ecologisch ontwerp betreffende een bepaald milieuaspect van een evp, zoals het energieverbruik tijdens het gebruik, berekend voor een gegeven eenheid geleverde prestatie;

28)

„geharmoniseerde norm”: een technische specificatie die op basis van een mandaat van de Commissie door een erkende normalisatie-instelling is goedgekeurd overeenkomstig de in Richtlijn 98/34/EG vastgestelde procedures voor het vaststellen van een Europese eis, waarvan de inachtneming niet verplicht is;

29)

„minimum aan levenscycluskosten”: de som van de aankoopprijs en de verrekende lopende kosten voor een realistische levensduur van het evp.

Artikel 3

Toezicht op de markt

De lidstaten nemen alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat onder uitvoeringsmaatregelen of onder de in artikel 16 bedoelde vrijwillige overeenkomsten vallende evp's alleen in de handel kunnen worden gebracht en in gebruik genomen indien zij aan die maatregelen voldoen.

De lidstaten wijzen de instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van deze richtlijn.

Zij zien erop toe dat deze instanties de nodige bevoegdheden bezitten en gebruiken om de passende maatregelen te nemen die uit hoofde van deze richtlijn tot hun taak behoren.

De lidstaten bepalen de taken, bevoegdheden en organisatorische regelingen van de bevoegde instanties, die het recht hebben:

(a)

zelfs na het op de markt brengen van evp's op adequate schaal de nodige controles te organiseren om vast te stellen of zij aan de voorschriften voldoen, en de fabrikant of importeur te verplichten producten die niet aan de voorschriften voldoen, van de markt te halen;

(b)

te verlangen dat de betrokken partijen alle noodzakelijke gegevens verstrekken, zoals nader omschreven in de uitvoeringsmaatregelen of vrijwillige overeenkomsten;

(c)

monsters van producten te nemen en deze te onderwerpen aan controles op de naleving.

De lidstaten houden de Commissie op de hoogte, en indien noodzakelijk geeft de Commissie deze informatie door aan de andere lidstaten.

De lidstaten zien erop toe dat consumenten en andere belanghebbende partijen in de gelegenheid worden gesteld bij de bevoegde instanties klachten in te dienen over de naleving van de voorschriften voor een product en over het gevoerde toezicht. De lidstaten beijveren zich om de daartoe ingestelde procedures bekend te maken bij de consumenten en andere belanghebbende partijen.

Artikel 4

Markering en verklaring van overeenstemming

1.   Voordat een onder uitvoeringsmaatregelen vallend evp in de handel wordt gebracht, wordt daarop — voor zover aan de in bijlage III vastgestelde voorwaarden is voldaan — de CE-markering van overeenstemming aangebracht en wordt een verklaring van overeenstemming afgegeven, waarbij de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger garandeert en verklaart dat het evp aan alle relevante eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel voldoet.

Indien de fabrikant niet in de Gemeenschap is gevestigd en er geen gemachtigde vertegenwoordiger is, moet de importeur ervoor zorgen dat een dergelijke verklaring van overeenstemming beschikbaar is en voldoet aan alle wettelijke verplichtingen.

2.   De CE-markering van overeenstemming bestaat uit de initialen „CE” zoals weergegeven in bijlage III.

3.   De verklaring van overeenstemming bevat de in bijlage V gespecificeerde elementen.

4.   De aanbrenging van markeringen op evp's die de gebruikers kunnen misleiden omtrent de betekenis of de vorm van de CE-markering, is verboden.

5.   De lidstaten kunnen eisen dat de overeenkomstig deel 3, van bijlage I te verstrekken informatie in hun officiële taal of talen is gesteld wanneer het evp in handen van de eindgebruiker komt. De lidstaten staan ook toe dat deze informatie in een of meer andere officiële talen van de Gemeenschap wordt verstrekt.

Bij de toepassing van de eerste alinea houden de lidstaten met name rekening met:

a)

de vraag of de informatie door middel van geharmoniseerde symbolen of erkende codes of door andere maatregelen kan worden verstrekt;

b)

het verwachte type gebruiker voor het evp en de aard van de te verstrekken informatie.

Artikel 5

Vrij verkeer

1.   De lidstaten creëren geen belemmeringen, op grond van eisen inzake de milieuaspecten die vallen onder de toepasselijke uitvoeringsmaatregelen , voor het in de handel brengen en/of in gebruik nemen op hun grondgebied van een evp dat aan alle relevante bepalingen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel voldoet en overeenkomstig artikel 4 voorzien is van de CE-markering.

2.   De lidstaten verhinderen niet dat evp's die niet in overeenstemming zijn met de eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel, worden getoond, bijvoorbeeld op handelsbeurzen en tentoonstellingen en tijdens demonstraties, op voorwaarde dat een zichtbaar teken duidelijk aangeeft dat zij niet in overeenstemming zijn en dat zij niet te koop worden aangeboden zolang zij niet in overeenstemming zijn.

Artikel 6

Beperking van het in de handel brengen

1.   Wanneer een lidstaat constateert dat een evp dat voorzien is van de in artikel 4 bedoelde CE-markering en overeenkomstig het bedoelde gebruik wordt gebruikt, niet aan alle relevante eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel voldoet en/of dat de CE-markering ten onrechte is aangebracht, wordt de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger verplicht het evp in overeenstemming te brengen met de eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel en/of met de CE-markering en onder de door de lidstaat opgelegde voorwaarden een eind te maken aan de inbreuk.

In bijzondere gevallen kan de bevoegde instantie de verkoop van het product met onmiddellijke ingang verbieden op het grondgebied van de lidstaat of in de hele Europese Unie, totdat er andermaal sprake is van naleving.

Indien de fabrikant niet in de Gemeenschap is gevestigd en er geen gemachtigde vertegenwoordiger is, heeft de importeur de plicht ervoor te zorgen dat het evp voldoet aan de eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel.

Wanneer de niet-naleving blijft duren, beperkt of verbiedt de lidstaat het in de handel brengen van het evp in kwestie of zorgt hij ervoor dat het uit de handel wordt genomen.

2.   In elk op grond van deze richtlijn genomen besluit van een lidstaat waardoor het in de handel brengen en/of in gebruik nemen van een evp wordt beperkt, worden de precieze redenen opgegeven waarop het is gebaseerd.

Een dergelijk besluit wordt onverwijld ter kennis gebracht van de betrokkene, die tegelijkertijd op de hoogte wordt gebracht van de rechtsmiddelen die hem overeenkomstig de in de desbetreffende lidstaat geldende wetgeving ter beschikking staan, en van de termijnen waaraan dergelijke rechtsmiddelen gebonden zijn.

3.   De lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis van elke maatregel als bedoeld in lid 1, waarbij de redenen daarvoor worden opgegeven en met name wordt vermeld of de niet-naleving toe te schrijven is aan:

a)

niet-inachtneming van de eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel;

b)

incorrecte toepassing van de geharmoniseerde normen als bedoeld in artikel 9, lid 2;

c)

tekortkomingen in de geharmoniseerde normen als bedoeld in artikel 9, lid 2.

4.   De Commissie treedt onverwijld in overleg met de betrokken partijen en kan het technische advies inwinnen van onafhankelijke externe deskundigen.

Wanneer de Commissie na dat overleg van oordeel is dat de maatregel gerechtvaardigd is, stelt zij de lidstaat die het initiatief heeft genomen, en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis.

Wanneer de Commissie van oordeel is dat de maatregel niet gerechtvaardigd is, stelt zij de lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis.

5.   Indien het in de eerste alinea van lid 1 van dit artikel bedoelde besluit gebaseerd is op een tekortkoming in de geharmoniseerde normen, leidt de Commissie onmiddellijk de in artikel 9, leden 2, 3 en 4, beschreven procedure in. De Commissie brengt tegelijkertijd het in artikel 21, lid 1, bedoelde comité op de hoogte.

6.   Wanneer een evp dat niet aan alle relevante eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel voldoet, voorzien is van de CE-markering, neemt de desbetreffende lidstaat passende maatregelen tegen de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger die de CE-markering heeft aangebracht , of de importeur die het op de communautaire markt heeft gebracht , en stelt hij de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis.

7.   De lidstaten en de Commissie nemen de nodige maatregelen om, wanneer dit gerechtvaardigd is, de geheimhouding van de tijdens die procedure verstrekte informatie te garanderen. De lidstaten en de Commissie stellen de burgers op de hoogte van gebleken niet-naleving.

8.   De door de lidstaten overeenkomstig dit artikel genomen besluiten worden openbaar gemaakt.

Het standpunt van de Commissie over die besluiten wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Artikel 7

Overeenstemmingsbeoordeling

1.   Alvorens een onder uitvoeringsmaatregelen vallend evp in de handel te brengen, voert de fabrikant een beoordeling uit van de overeenstemming van het evp met alle relevante eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel.

2.   De overeenstemmingsbeoordelingsprocedures worden gespecificeerd in de uitvoeringsmaatregelen en in de in bijlage IV beschreven interne ontwerpcontrole. D e overeenstemmingsbeoordelingsprocedure overeenkomstig module B zoals beschreven in Besluit 93/465/EEG kan controle met zich meebrengen of kan worden gekozen uit andere modules wanneer dit naar behoren gerechtvaardigd is.

In de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures wordt bepaald dat de verklaringen inzake milieuprestaties overeenkomstig de in de uitvoeringsmaatregel vastgelegde eisen ten aanzien van het ecologisch ontwerp worden ingediend bij de desbetreffende instanties.

Met het oog hierop worden in de uitvoeringsmaatregel matrices vastgelegd voor het standaardiseren van de verklaringen over de elementen in kwestie en de lidstaten wijzen instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de inzameling van de gegevens op nationaal en/of EU-niveau.

3.     De controlerende instantie verwijst een evp, indien over de overeenstemming ervan met de in de uitvoeringsmaatregelen gestelde eisen ernstige twijfels bestaan, automatisch naar een onafhankelijke aangemelde instantie.

De aangemelde instantie moet haar met redenen omkleed advies naar de controle-instantie terugsturen, teneinde tijdige beoordeling van eventuele corrigerende maatregelen mogelijk te maken.

4.   Na het in de handel brengen van een onder uitvoeringsmaatregelen vallend evp houdt de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger relevante documenten betreffende de uitgevoerde overeenstemmingsbeoordeling en de afgegeven verklaringen van overeenstemming beschikbaar voor inspectie door de lidstaten gedurende een periode van tien jaar nadat het laatste evp is vervaardigd.

De relevante documenten worden binnen tien dagen na ontvangst van een verzoek van de bevoegde autoriteit van een lidstaat beschikbaar gesteld.

5.   Indien de fabrikant niet in de Gemeenschap is gevestigd en bij ontstentenis van een gemachtigde vertegenwoordiger rust de verplichting om te garanderen dat het in de handel gebrachte evp aan de eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel voldoet, op de importeur.

6.   De documenten betreffende de in artikel 4 bedoelde overeenstemmingsbeoordeling en verklaring van overeenstemming worden in een van de officiële talen van de Gemeenschap opgesteld.

Artikel 8

Vermoeden van overeenstemming

1.   De lidstaten beschouwen evp's die van de in artikel 4 bedoelde CE-markering zijn voorzien, als conform de relevante eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel.

2.   Van evp's waarvoor geharmoniseerde normen zijn toegepast waarvan het referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, wordt aangenomen dat ze voldoen aan alle relevante eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel waarop dergelijke normen betrekking hebben.

3.   Van evp's waaraan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1980/2000 de milieukeur is toegekend, wordt aangenomen dat ze voldoen aan de eisen inzake ecologisch ontwerp van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel in zoverre de milieukeur aan die eisen voldoet.

Artikel 9

Geharmoniseerde normen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen worden genomen zodat de belanghebbenden op nationaal niveau worden geraadpleegd over het proces van het opstellen van en het toezicht op de geharmoniseerde normen. Onderdeel hiervan dient te zijn dat op nationaal niveau actief (ook financiële) steun wordt verleend teneinde belanghebbende groeperingen, en met name organisaties uit het maatschappelijk middenveld, daarbij op nationaal niveau adequaat te betrekken.

2.   Wanneer een lidstaat of de Commissie van oordeel is dat de geharmoniseerde normen waarvan wordt aangenomen dat de toepassing ervan voldoet aan specifieke eisen van een toepasselijke uitvoeringsmaatregel, daar niet volledig aan voldoen, stelt de desbetreffende lidstaat of de Commissie het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG opgerichte permanent comité daarvan in kennis met opgave van de redenen.

Het comité brengt met spoed een advies uit.

3.   In het licht van het advies van het comité besluit de Commissie de referenties naar de desbetreffende geharmoniseerde normen in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken, niet bekend te maken, onder voorbehoud bekend te maken, te handhaven of in te trekken.

4.   De Commissie stelt de desbetreffende Europese normalisatie-instelling daarvan in kennis en verleent zo nodig een nieuw mandaat ter herziening van de geharmoniseerde norm in kwestie.

Artikel 10

Eisen aan componenten en subeenheden

Overeenkomstig uitvoeringsmaatregelen zorgen de lidstaten ervoor dat de fabrikanten van componenten of subeenheden van evp's op verzoek van andere fabrikanten die van de component of subeenheid gebruik maken in een evp die onder een uitvoeringsmaatregel valt, alle nodige informatie voor het opstellen van het ecologische profiel van het evp verstrekken.

Op grond van uitvoeringsmaatregelen kunnen fabrikanten van onderdelen, componenten of subeenheden van evp's worden verplicht de fabrikanten van evp's informatie te verstrekken over de materiaalsamenstelling en het verbruik van energie en/of hulpbronnen van de door hen geproduceerde onderdelen, componenten of subeenheden en, wanneer die beschikbaar zijn, de resultaten van milieubeoordelingen en/of referentiestudies die betrekking hebben op het gebruik en het beheer aan het eind van de levensduur van de onderdelen, componenten of subeenheden in kwestie.

Artikel 11

Administratieve samenwerking en uitwisseling van informatie

1.   De lidstaten wijzen de voor de toepassing van deze richtlijn bevoegde autoriteiten aan.

Zij moedigen die autoriteiten aan met elkaar samen te werken en elkaar informatie te verstrekken teneinde de toepassing van deze richtlijn te vergemakkelijken.

De administratieve samenwerking en uitwisseling van informatie geschieden met maximale gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen en kunnen door relevante communautaire programma's worden ondersteund.

Voor een onafhankelijke beoordeling van de informatie moet het Uitvoerend Agentschap voor „Intelligente energie voor Europa” (2003-2006) deskundigen raadplegen en moet het daartoe over de nodige financiële middelen kunnen beschikken.

De lidstaten zetten een voor het publiek toegankelijk netwerk van gegevensbestanden op waarin onder andere vereenvoudigde modellen voor het analyseren van de levenscyclus van te beoordelen producten, patronen voor het simuleren van positieve milieueffecten in elke fase van de levenscyclus en de eisen inzake ecologisch ontwerp waarmee primair rekening moet worden gehouden om het energie- en waterverbruik en de geluidshinder van deze producten terug te dringen, kunnen worden verwerkt .

De lidstaten zien er, met name door uitbreiding van steunnetwerken en -structuren, op toe dat zij kleine, middelgrote en microbedrijven ertoe aanmoedigen zich reeds in de productontwerpfase een ecologisch verantwoorde strategie eigen te maken, zodat zij er qua ecologisch ontwerp steeds verder op vooruitgaan en de noodzaak van toekomstige Europese wetgeving wordt ondervangen.

2.     De lidstaten zien erop toe dat het MKB beschikt over de noodzakelijke middelen voor ecologisch ontwerp en aanpassing. Via deze steun worden bij voorbeeld oplossingen voor productontwerp geboden of gegevens aangereikt ter ondersteuning van oplossingen op het gebied van herontwerp, opleiding en deskundigheid in een toegankelijke vorm.

3.     Met het oog op de overeenstemmingsbeoordelingen door derden wijzen de lidstaten onafhankelijke, deskundige, aangemelde instanties aan als voorgeschreven in artikel 7.

4.     De uitwisseling van gegevens over milieuprestaties tussen producenten en instanties en tussen instanties onderling moet mogelijk zijn. De gegevens worden centraal verwerkt en op bruikbare wijze aan de burger ter beschikking te stellen.

Met het oog hierop worden in de uitvoeringsmaatregel matrices vastgelegd voor het standaardiseren van de verslaglegging over de elementen in kwestie en de lidstaten wijzen instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de inzameling en verwerking van de gegevens op nationaal en/of EU-niveau.

5.   Over de specificaties en de structuur van de informatie-uitwisseling tussen de Commissie en de lidstaten wordt overeenkomstig de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure een besluit genomen.

6.     Er wordt specifieke financiële steun toegewezen voor het opzetten van een netwerk ter bevordering van doelmatig energiegebruik.

Artikel 12

Maatregelen ten behoeve van kleine, middelgrote en microbedrijven

1.     Om kleine, middelgrote en microbedrijven in staat te stellen zich te houden aan de bepalingen van deze richtlijn, wordt de volgende regeling voorgesteld: de Commissie legt een voor het publiek toegankelijke databank aan, waarin onder andere vereenvoudigde modellen voor het analyseren van de levenscyclus van te beoordelen producten, patronen voor het simuleren van positieve milieueffecten in elke fase van de levenscyclus en de eisen inzake ecologisch ontwerp waarmee primair rekening moet worden gehouden om het energie- en waterverbruik en de geluidshinder van deze producten terug te dringen, kunnen worden verwerkt.

2.     De lidstaten zien er, met name door uitbreiding van steunnetwerken en -structuren, op toe dat zij kleine, middelgrote en microbedrijven ertoe aanmoedigen zich reeds in de productontwerpfase een ecologisch verantwoorde strategie eigen te maken en zich aan te passen aan de nog in te voeren Europese wet- en regelgeving.

Artikel 13

Informatie voor de consument

1.     Fabrikanten en distributeurs dragen er zorg voor dat de verbruikers van ecologisch verantwoorde evp's in een door hen geschikt geachte vorm kunnen beschikken over de noodzakelijke informatie met betrekking tot:

a)

de milieueffecten van het product tijdens zijn gehele levenscyclus;

b)

het milieuprofiel van het product en de voordelen van een ecologisch verantwoord ontwerp;

c)

hun rol bij de beperking van het energieverbruik door een duurzaam gebruik van het product.

2.     De lidstaten verlenen, in samenwerking met de nationale en/of regionale milieubeheersinstanties, hun medewerking aan de uitgifte van een gids met „nuttige energietips”, die primair bestemd is voor de Europese gezinnen.

Artikel 14

Uitvoeringsmaatregelen

1.   De Commissie stelt , handelend overeenkomstig de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure , met het oog op de milieuprioriteiten van de Gemeenschap, zoals vastgesteld in Besluit nr. 1600/2002/EG, in Richtlijn 2000/60/EG, Richtlijn 96/62/EG, Richtlijn 75/442/EEG, het OSPAR-Verdrag en andere relevante EU-milieuwetgeving en -strategieën, en gelet op het doel dat wordt gesteld in het Protocol van Kyoto bij het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering (UNFCCC) , uitvoeringsmaatregelen vast, wanneer aan de volgende criteria wordt voldaan :

a)

met betrekking tot de selectie van het in een maatregel op te nemen evp:

i)

het evp vertegenwoordigt een significant omzet- en handelsvolume;

ii)

het evp heeft een significant milieueffect;

iii)

het evp biedt een significant potentieel voor verbetering met betrekking tot het milieueffect;

b)

met betrekking tot de inhoud van de maatregel:

i)

er wordt rekening gehouden met de volledige levenscyclus van het product;

ii)

de prestaties van het product worden, voor de gebruiker niet op significante wijze nadelig beïnvloed;

iii)

veiligheid en gezondheid worden niet ongunstig beïnvloed;

iv)

er mag geen significant negatief effect voor de consumenten zijn, met name niet wat de betaalbaarheid en de levenscycluskosten van het product betreft;

2.     Indien de Commissie goede redenen heeft om vaststelling van een uitvoeringsmaatregel te weigeren, bijvoorbeeld omdat er een vrijwillige overeenkomst bestaat waarmee de beleidsdoelstellingen sneller of goedkoper worden bereikt dan met bindende voorschriften, verschaft zij de Raad en het Europees Parlement en de Raad een formele rechtvaardiging van haar desbetreffende besluit.

3.   In de uitvoeringsmaatregelen worden specifieke eisen inzake ecologisch ontwerp overeenkomstig bijlage II vastgesteld.

Naast specifieke eisen worden generieke eisen inzake ecologisch ontwerp overeenkomstig bijlage I vastgesteld, in het bijzonder wanneer dit nodig is om doelstellingen inzake kennisvergaring te verwezenlijken en de innovatie te bevorderen.

4.   De uitvoeringsmaatregelen omvatten de in bijlage VI vermelde elementen en stellen kwantitatieve doelstellingen vast voor de willekeurige, aan de distributie voorafgaande verificatie door een derde, alsook bepalingen inzake regelmatige rapportage door de lidstaten aan de Commissie over deze activiteiten. Het percentage te testen producten wordt overeenkomstig de positie van de producten op de markt vastgesteld .

5.     De uitvoeringsmaatregelen worden elke drie jaar herzien en, zo nodig, aan de vooruitgang op technisch vlak aangepast.

6.     Bij de formulering van de daarvoor geldende normen maakt de Commissie gebruik van de knowhow die is opgedaan bij de vaststelling van communautaire etiketteringsregels.

Artikel 15

Werkprogramma

Binnen 12 maanden na de goedkeuring van deze kaderrichtlijn, en overeenkomstig de in artikel 21 bedoelde procedure, stelt de Commissie ten minste uitvoeringsmaatregelen vast voor die producten waarvan door het Europees Programma inzake klimaatverandering (EPK) is vastgesteld dat zij een groot potentieel bieden voor een kostenefficiënte reductie van broeikasgasemissies, zoals verwarmings- en waterverwarmings-toestellen, elektrische motorsystemen, verlichtingsinstallaties in zowel de huishoudelijke als de tertiaire sector, huishoudapparaten, kantoorapparaten zowel in de huishoudelijke als de tertiaire sector, consumentenelektronica en HVAC-systemen (verwarming, ventilatie en airconditioning).

De Commissie dient binnen 12 maanden na de goedkeuring van deze richtlijn een afzonderlijke uitvoeringsmaatregel in voor het verminderen van standby-verliezen van alle producten. Voor ICT-producten moet het verbruik in de „uit”-stand als algemene regel tot het technisch haalbare minimum worden beperkt.

Indien de Commissie goede redenen heeft om indiening van een voorstel op de bovenvermelde gebieden te weigeren, bijvoorbeeld omdat er een vrijwillige overeenkomst bestaat waarmee de beleidsdoelstellingen sneller of goedkoper worden bereikt dan met bindende voorschriften, verschaft zij het Europees Parlement en de Raad een formele rechtvaardiging van haar desbetreffende besluit.

Na raadpleging van het Bureau voor ecologisch ontwerp, als bedoeld in artikel 20, stelt de Commissie, rekening houdend met de algehele milieu-impact, voor de volgende drie jaar een werkprogramma op met een indicatieve lijst van de productgroepen die als prioriteit moeten worden beschouwd voor de goedkeuring van uitvoeringsmaatregelen, en legt zij dit aan het Europees Parlement en de Raad voor. Deze lijst wordt door de Commissie in overleg met het in artikel 21 bedoelde comité periodiek aangepast.

Om de vijf jaar brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de resultaten die zijn bereikt op de terreinen waar uitvoeringsmaatregelen zijn getroffen en waar vrijwillige bedrijfsafspraken van toepassing zijn.

Artikel 16

Zelfregulering

Voorstellen voor vrijwillige overeenkomsten of andere zelfreguleringsmaatregelen worden grondig onderzocht door het Bureau voor ecologisch ontwerp, dat gebruik maakt van analytische studies om vast te stellen in hoeverre zij geschikt zijn om de nagestreefde doeleinden te verwezenlijken, waarbij onder andere gekeken wordt naar ambitieniveau, doelstellingen en beoogde rapportage- en herzieningsprocedures, naast de in bijlage VII vermelde minimale acceptatiecriteria.

Artikel 17

Bestaande uitvoeringsmaatregelen

De Richtlijnen 92/42/EEG, 96/57/EG en 2000/55/EG worden in de zin van deze richtlijn beschouwd als uitvoeringsmaatregelen voor respectievelijk huishoudelijke centraleverwarmingsketels, huishoudelijke koelkasten en voorschakelapparaten voor fluorescentielampen met betrekking tot het energierendement tijdens het gebruik.

Artikel 18

Afwijkingsmogelijkheden

Waar het plaatselijke milieuproblemen betreft, laat deze richtlijn het recht van de lidstaten onverlet om, overeenkomstig het Verdrag, stringentere regels vast te stellen met betrekking tot productie, invoer, verkoop en gebruik van energieverbruikende producten wanneer zij zulks nodig achten voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van milieu en volksgezondheid en voor de continuïteit van de energievoorziening, voor zover dergelijke regels niet indruisen tegen de bepalingen van deze richtlijn.

Artikel 19

Onafhankelijk orgaan van deskundigen

Er wordt een onafhankelijk orgaan van deskundigen ingesteld voor het bepalen van referentiecriteria, het opmaken van onafhankelijke analyses en het verlenen van hulp aan de Commissie bij de vaststelling van de eisen inzake ecologisch ontwerp die bij uitvoeringsmaatregelen in acht moeten worden genomen. Dit orgaan kan deel uitmaken van bestaande agentschappen of de inrichting van nieuwe structuren vereisen, althans voor zover wordt voorzien in de behoefte aan onafhankelijke expertise voor alle milieu-aspecten die zich kunnen voordoen. Het orgaan krijgt de beschikking over de nodige financiële middelen, die ten dele afkomstig kunnen zijn uit het programma „Intelligente energie-Europa (2003-2006)”.

Artikel 20

Bureau voor ecologisch ontwerp

De Commissie stelt een Comité voor ecologisch ontwerp in met evenwichtige participatie door alle belanghebbende partijen die op dat terrein actief zijn, zoals bedrijfsleven en dienstverleners, met inbegrip van het MKB, handwerkers en hun beroepsorganisaties, vakverenigingen, handelaars en detailhandelaars, importeurs, deskundigen op het gebied van efficiënt energieverbruik, pioniers in ecologisch ontwerpen, milieugroepen en consumentenorganisaties. Het Comité draagt met name bij tot de vaststelling en herziening van uitvoeringsmaatregelen en de beoordeling van zelfreguleringsmaatregelen.

Het Comité stemt zijn bijeenkomsten af op die van het in artikel 21 bedoelde comité.

Het reglement van orde van het Comité wordt volgens de in artikel 21 bedoelde procedure door de Commissie opgesteld en omvat bepalingen omtrent financiële steunverlening voor deelname door maatschappelijke groeperingen die op dat terrein actief zijn.

Artikel 21

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna het „comité” genoemd, dat uit vertegenwoordigers van de lidstaten is samengesteld en door de vertegenwoordiger van de Commissie wordt voorgezeten.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, gelet op de bepalingen van artikel 8 daarvan.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt drie maanden.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 22

Sancties

De lidstaten stellen de voorschriften vast betreffende de sancties die gelden voor inbreuken op de nationale bepalingen die overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen van deze richtlijn worden goedgekeurd, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat ze worden toegepast. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en ontradend zijn , rekening houdend met de mate van non-conformiteit en de hoeveelheden niet-conforme producten die op de communautaire markt werden gebracht voordat ze door de lidstaten werden verboden. Conform de vigerende nationale praktijk worden de opgelegde sancties volledig gebruikt voor de financiering van de activiteiten van de controle-instanties . De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 26, lid 1, eerste alinea vermelde datum in kennis van die bepalingen en stellen haar onverwijld in kennis van elke latere wijziging daarvan. De Commissie stelt iedere lidstaat in kennis van alle sancties die in de Gemeenschap uit hoofde van deze richtlijn worden opgelegd.

Artikel 23

Wijziging

Richtlijn 92/42/EEG wordt gewijzigd als volgt:

1)

artikel 6 wordt geschrapt;

2)

bijlage I, punt 2, wordt geschrapt.

Artikel 24

Intrekkingen

De Richtlijnen 78/170/EEG en 86/594/EEG worden ingetrokken.

Artikel 25

Herziening

De Commissie beoordeelt de effectiviteit van deze richtlijn met name in het licht van de thematische strategie voor een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Aan de hand van relevante studies en na raadpleging van de belanghebbenden, dient de Commissie vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in tot herziening daarvan.

Artikel 26

Omzetting

1.   De lidstaten dienen vóór 31 december 2005 de bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan, alsmede van een concordantietabel ten opzichte van deze Richtlijn, onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen met ingang van 1 juli 2006 toe.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden door de lidstaten vastgesteld.

2.   De lidstaten delen de Commissie de bepalingen van nationaal recht mee die zij vaststellen op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is.

Artikel 27

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 28

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C (...), (...), blz. (...).

(2)  PB C (...), (...), blz. (...).

(3)  PB C (...), (...), blz. (...).

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(5)  Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

(6)  COM(2000) 88 def.

(7)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van de kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(8)  Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van luchtkwaliteit (PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55).

(9)  Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad van (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(10)  Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/21/EG (PB L 57 van 25.2.2004, blz. 4).

(11)  PB L ...

(12)  COM(2001)68 def.

(13)  Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingenPB L 130 van 15.5.2002, blz. 1).

(14)  Besluit 2004/20/EG van de Commissie van 23 december 2003, tot oprichting van een uitvoerend agentschap genaamd het „Uitvoerend Agentschap voor Intelligente energie” voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van energie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 85).

(15)  PB L 220 van 30.8.1993, blz. 23.

(16)  Beschikking nr. 1230/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 tot vaststelling van een meerjarenactieprogramma voor acteis op energiegebied: „Intelligente energie-Europa” (2003-2006) (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 29).

(17)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18).

(18)  PB C 136 van 4.6.1985, blz. 1.

(19)  PB C 141 van 19.5.2000, blz. 1.

(20)  PB L 297 van 13.10.1992, blz. 16. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(21)  PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.

(22)  PB L 332 van 12.12.2001, blz. 1.

(23)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/108/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 106).

(24)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19.

(25)  PB L 167 van 22.6.1992, blz. 17. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 52 van 21.2.2004, blz. 50).

(26)  PB L 236 van 18.9.1996, blz. 36.

(27)  PB L 279 van 1.11.2000, blz. 33.

(28)  PB L 52 van 23.2.1978, blz. 32. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 82/885/EEG (PB L 378 van 31.12.1982, blz. 19).

(29)  PB L 196 van 26.7.1990, blz. 15. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1).

(30)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 65.

(31)  PB L 344 van 6.12.1986, blz. 24. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(32)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(33)  PB L 293 van 22.11.2000, blz. 24.

BIJLAGE I

METHODES VOOR HET VASTSTELLEN VAN GENERIEKE EISEN INZAKE ECOLOGISCH ONTWERP

De inzake ecologisch ontwerp te stellen generieke eisen beogen de milieuprestaties van producten te verbeteren, onder specifieke inachtneming van de significante milieu-aspecten die daaraan zijn verbonden en zonder grenswaarden vast te stellen. De significante milieuaspecten worden door de Commissie bepaald tijdens de voorbereiding van de ontwerpmaatregel die moet worden voorgelegd aan het in artikel 21 bedoelde comité, en die nader wordt gespecificeerd in de uitvoeringsmaatregel.

In de uitvoeringsmaatregelen tot vaststelling van de generieke eisen inzake ecologisch ontwerp conform artikel 14, lid 4, worden, voor zover deze van toepassing zijn op het evp waarvoor de bewuste uitvoeringsmaatregel geldt, de toe te passen methodiek en de inzake ecologisch ontwerp geldende criteria bepaald aan de hand van de in de delen 1 en 2 opgenomen lijst en van de eisen inzake informatievoorziening van de lijst in deel 3 .

Alle gegevens, analyses en milieuprofielen zijn voor toetsing door het Comité voor ecologisch ontwerp beschikbaar tijdens de door het Comité te verrichten beoordeling en vaststelling van de uitvoeringsmaatregel en van eventueel in een daaropvolgend stadium te hanteren referentiecriteria of profielbepalingen.

Deel 1. Algemene bepalingen

Teneinde de criteria voor een uitvoeringsmaatregel te selecteren, wordt een beoordeling van de milieuaspecten van een representatief evp-model over de gehele levenscyclus uitgevoerd, op basis van realistische veronderstellingen ten aanzien van de voorwaarden waaronder en de doeleinden waarvoor het wordt gebruikt.

Het beoordelingsproces en de uitvoeringsmaatregel omvatten met name elementen als vermeld in deel 2.

In de uitvoeringsmaatregel wordt het accent gelegd op en prioriteit gegeven aan factoren die via het productontwerp kunnen worden beïnvloed. De relevante criteria inzake ecologisch ontwerp worden in de uitvoeringsmaatregel gespecificeerd .

Op basis van deze beoordeling stelt het onafhankelijk orgaan van deskundigen, met medewerking van de producenten die daaromtrent gegevens verstrekken, het ecologische profiel vast voor de stand van de techniek op het gebied van ecologisch ontwerp. Dit profiel dient gebaseerd te zijn op de uit milieuoogpunt relevante productkenmerken en de over de gehele levenscyclus van het product plaatsvindende inputs en outputs.

Deel 2. Parameters voor ecologisch ontwerp voor evp's

2.1.   Bij de in deel 1 van deze bijlage beschreven beoordeling moet aandacht worden besteed aan de volgende fasen in de levenscyclus van het product, in zoverre zij betrekking hebben op het productontwerp:

a)

verkrijging van grondstoffen;

b)

fabricage;

c)

verpakking, transport en distributie;

d)

installatie en onderhoud;

e)

gebruik;

f)

einde van de levensduur.

2.2.   Voor elke fase worden de volgende milieuaspecten beoordeeld wanneer dit relevant is:

a)

voorspeld verbruik van materialen, energie en andere hulpbronnen zoals vers water;

b)

verwachte lucht-, water- of bodememissies;

c)

verwachte vervuiling door fysische effecten zoals geluid, trillingen, straling of elektromagnetische velden;

d)

verwachte productie van afvalstoffen;

e)

mogelijkheden voor hergebruik, recycling en terugwinning van materialen en/of energie, rekening houdend met Richtlijn 2002/96/EG.

2.3.   Met name de volgende parameters moeten, waar van toepassing en zo nodig aangevuld met andere, worden gebruikt voor het beoordelen van het potentieel voor verbetering betreffende de in het vorige punt vermelde milieuaspecten:

a)

gewicht en omvang van het product;

b)

gebruik van materialen afkomstig van recyclingactiviteiten;

c)

energieverbruik over de gehele levenscyclus;

d)

gebruik van stoffen die als gevaarlijk voor de gezondheid en/of het milieu zijn ingedeeld overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG (1) en rekening houdend met wetgeving inzake het op de markt brengen en het gebruik van specifieke stoffen, zoals 76/769/EEG of 2002/95/EG;

e)

hoeveelheid en aard van de verbruiksgoederen die nodig zijn voor correct gebruik en onderhoud;

f)

gemak van hergebruik en recycling zoals uitgedrukt door: aantal gebruikte materialen en componenten, gebruik van standaardcomponenten, voor demontage benodigde tijd, complexiteit van de voor demontage benodigde gereedschappen, gebruik van coderingsnormen voor componenten en materialen met het oog op de identificatie van voor hergebruik en recycling geschikte componenten en materialen (inclusief de markering van kunststofonderdelen overeenkomstig ISO), gebruik van gemakkelijk recyclebare materialen, gemakkelijke toegang tot waardevolle en andere recyclebare componenten en materialen, gemakkelijke toegang tot componenten en materialen die gevaarlijke stoffen bevatten;

g)

inbouw van gebruikte componenten;

h)

vermijden van technische oplossingen die nadelig zijn voor hergebruik en recycling van componenten en gehele apparaten;

i)

verlenging van de levensduur zoals uitgedrukt door: minimale gegarandeerde levensduur, minimumtermijn voor de beschikbaarheid van reserveonderdelen, modulariteit, mogelijkheid tot upgraden, repareerbaarheid;

j)

hoeveelheden geproduceerd afval en hoeveelheden geproduceerd gevaarlijk afval;

k)

luchtemissies (broeikasgassen, verzurende stoffen, vluchtige organische verbindingen, stoffen die de ozonlaag aantasten, persistente organische verontreinigende stoffen, zware metalen, fijne vaste deeltjes en zwevende vaste deeltjes), onverminderd Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (2);

l)

wateremissies (zware metalen, stoffen met een ongunstig effect op de zuurstofbalans, persistente organische verontreinigende stoffen);

m)

bodememissies (vooral lekkages van gevaarlijke stoffen tijdens de gebruiksfase van producten, en het risico van uitspoeling bij verwijdering als afval);

2.4.    Fabrikanten van energieverbruikende producten doen wat redelijkerwijs in hun vermogen ligt om te bewerkstelligen dat de door hen op de markt gebrachte elektrische en elektronische apparaten, voor zover zulks praktisch haalbaar en in overeenstemming met de veiligheidseisen is, zo zijn ontworpen en vervaardigd dat het mogelijk blijft deze:

a)

als apparaat in hun geheel of in onderdelen (componenten, subeenheden of verbruiksgoederen) te hergebruiken;

b)

in combinatie met voor hergebruik geschikte of hergebruikte onderdelen, subeenheden of verbruiksgoederen te gebruiken;

c)

geheel of gedeeltelijk te recycleren.

Deel 3. Eisen inzake informatievoorziening

De uitvoeringsmaatregel omvat informatie die van invloed kan zijn op de wijze waarop het evp wordt behandeld, gebruikt of gerecycled door andere partijen dan de fabrikant, voor zover van toepassing inclusief:

instructies betreffende het fabricageproces;

informatie voor de consumenten betreffende de significante milieukenmerken en -prestaties van een product, die bij het product moet worden gevoegd wanneer het in de handel wordt gebracht, zodat de consument deze aspecten van het bewuste product kan vergelijken;

instructies voor de consumenten/gebruikers betreffende de installatie, het gebruik en het onderhoud van het product teneinde het effect ervan op het milieu tot een minimum te beperken en te zorgen voor een optimale levensduur, alsmede betreffende het terugbrengen van het product aan het eind van zijn levensduur;

informatie voor afvalbehandelingscentra betreffende de demontage, recycling of verwijdering aan het eind van zijn levensduur. Voorzover mogelijk moet de basisinformatie op het product zelf te vinden zijn.

Bij deze informatieverstrekking wordt rekening gehouden met de verplichtingen uit hoofde van andere communautaire wetgeving, zoals Richtlijn 2002/96/EG.


(1)  Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PB 196 van 16.8.1967, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003.

(2)  PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2004 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 703).

BIJLAGE II

METHODE VOOR HET BEPALEN VAN HET NIVEAU VAN SPECIFIEKE EISEN INZAKE ECOLOGISCH ONTWERP

Specifieke eisen inzake ecologisch ontwerp hebben tot doel een geselecteerd milieuaspect van het product te verbeteren. Zij kunnen de vorm aannemen van eisen voor een lager verbruik van een bepaalde hulpbron, zoals limieten voor het gebruik van die hulpbron in de verschillende stadia van de levenscyclus, waar van toepassing (bv. limieten voor het waterverbruik tijdens de gebruiksfase of voor de hoeveelheden van een bepaald materiaal die in het product worden verwerkt, of minimaal vereiste hoeveelheden gerecycled materiaal).

Met het oog op de keuze van de milieuaspecten die bij een uitvoeringsmaatregel moeten worden betrokken, wordt een beoordeling uitgevoerd van alle milieuaspecten van een representatief evp-model gedurende zijn gehele levenscyclus, gebaseerd op realistische hypotheses over normale bedrijfsomstandigheden en het beoogde gebruik.

Bij het beoordelingsproces en de uitvoeringsmaatregel worden met name elementen betrokken die deel uitmaken van de in deel 2 van bijlage I vermelde aspecten.

De beoordeling concentreert zich op en geeft prioriteit aan factoren die kunnen worden beïnvloed door het productontwerp.

Gezien de dringende behoefte aan energie-efficiencymaatregelen dienen stappen te worden ondernomen met het oog op de directe vaststelling van specifieke ontwerpeisen, ongeacht de andere milieuaspecten die worden beoordeeld.

Voor andere aspecten dan het energieverbruik tijdens het gebruik die voor een uitvoeringsmaatregel worden gekozen, stelt het onafhankelijke orgaan van deskundigen, met medewerking van de fabrikanten die daaromtrent gegevens verstrekken, het ecologische profiel vast voor de stand van de techniek op het gebied van ecologisch ontwerp. Dit profiel dient gebaseerd te zijn op de uit milieuoogpunt relevante productkenmerken en de over de gehele levenscyclus van het product plaatsvindende inputs en outputs, uitgedrukt in fysiek meetbare hoeveelheden.

Het niveau van een specifieke eis inzake ecologisch ontwerp voor een bepaald evp wordt vastgesteld als volgt:

1. Door middel van een technische en economische analyse wordt een aantal representatieve modellen van het evp in kwestie op de markt geselecteerd en worden de technische opties voor de verbetering van de milieuprestaties van het product geïdentificeerd, waarbij de economische levensvatbaarheid van de opties niet uit het oog wordt verloren en significante verliezen van prestaties of nut voor de consumenten worden vermeden.

Op basis van deze analyse en rekening houdend met het potentieel voor verbetering worden concrete specifieke eisen vastgesteld teneinde het milieueffect van het product tot een minimum te beperken .

Met betrekking tot het energieverbruik tijdens het gebruik worden er specifieke eisen inzake ecologische ontwerp vastgesteld, hetzij op het niveau van het best presterende product dat op de markt beschikbaar is, hetzij op het niveau van de laagste levenscycluskosten.

Voor het bepalen van dit niveau wordt een analyse verricht door een analist of een groep analisten, die worden gekozen op grond van hun deskundigheid op dit gebied, maar onafhankelijk zijn van belanghebbende partijen.

Er wordt een aantal representatieve modellen geselecteerd die van het bewuste evp op de markt zijn.

Van deze selectie

a)

wordt het best presterende model dat op de markt beschikbaar is geïdentificeerd, waarna de eis inzake het energieverbruik tijdens het gebruik dienovereenkomstig wordt aangepast onder vermelding van het tijdschema voor de aanpassing; of

b)

wordt een referentiemodel gekozen uit de modellen die wat betreft de specifieke eis inzake ecologisch ontwerp het minst efficiënt zijn (al naar gelang de specificiteit van bepaalde markten en de dienstverlening aan de eindgebruiker kunnen meerdere referentiemodellen in aanmerking komen). De technische opties voor verbetering van de milieuprestaties van het product worden zo uitputtend mogelijk opgesomd. Deze technische opties voor verbetering van de specifieke hulpbronprestatie van het evp garanderen dat alle andere prestaties en voordelen voor de consument ten minste worden gehandhaafd of zelfs verbeterd.

De kosten gedurende de levenscyclus van het evp (levenscycluskosten) worden gedefinieerd als de som van de aankoopprijs en de over een realistische levensduur van het product verdisconteerde gebruikskosten. De discontovoet die wordt gebruikt is die van de Europese financiële autoriteiten.

Voor elke technische optie worden de levenscycluskosten berekend en vergeleken met de levenscyclus van het referentiemodel. Technische opties met lagere levenscycluskosten dan het referentiemodel worden gecombineerd wanneer ze compatibel zijn. De combinatie van de technische opties met de laagste levenscycluskosten wordt geïdentificeerd en als minimale levenscycluskosten aangeduid. De prestatie van het evp dat overeenkomt met dit minimum bepaalt de specifieke eis inzake ecologisch ontwerp waaraan moet worden voldaan, aangezien de technische verbeteringen in dit geval economisch verantwoord zijn voor de eindverbruiker en dus voor de samenleving, die profiteert van een verlaging van de externe milieukosten.

Bij de vaststelling van minimumefficiencynormen moet ook een waarde voor vermeden CO2-emissies in aanmerking worden genomen. De waarde van de CO2-emissies die zijn vermeden wordt vastgesteld door de Commissie en wordt regelmatig aangepast. De externe kosten van CO2-emissies kunnen worden opgenomen in de referentieberekening.

Een soortgelijke methodologie zou voor andere hulpbronnen zoals water kunnen worden toegepast.

2. Het niveau van de specifieke eis inzake ecologisch ontwerp kan worden bepaald aan de hand van bewijsmateriaal dat beschikbaar is in het kader van andere communautaire activiteiten zoals Verordening (EG) nr. 1980/2000 inzake de aangekondigde thematische strategieën inzake duurzaam gebruik van hulpbronnen en recycling, Richtlijn 92/75/EEG en Verordening (EG) nr. 2422/2001 betreffende de energieetikettering van kantoorapparatuur.

Bewijsmateriaal dat wordt verkregen uit bestaande programma's die in andere delen van de wereld worden toegepast, kan worden gebruikt voor het vaststellen van de specifieke eis inzake ecologische ontwerp voor evp's die met de economische partners van de EU worden verhandeld.

3. In principe heeft het vaststellen van een specifieke eis inzake ecologisch ontwerp niet tot gevolg dat een fabrikantgebonden technologie aan producenten wordt opgelegd. Indien de eis zou impliceren dat een significant gedeelte van de momenteel geproduceerde modellen uit de handel zou worden genomen, wordt bij de datum van inwerkingtreding van de eis rekening gehouden met de herontwerpcyclus voor het product.

BIJLAGE III

CE-MARKERING

Image

De CE-markering moet minimaal 5 mm hoog zijn. Bij vergroting of verkleining van de CE-markering moeten de verhoudingen van de bovenstaande gegradueerde afbeelding in acht worden genomen.

De CE-markering moet op het evp worden aangebracht. Indien dit niet mogelijk is, moet zij op de verpakking en de begeleidende documenten worden aangebracht.

De Commissie brengt verslag uit over de naleving van de normen door de fabrikanten en distributeurs waaraan zij het recht heeft verleend om op hun producten de CE-markering aan te brengen.

Dit verslag wordt in ieder geval vóór de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze richtlijn middels bijzondere, door de lidstaten te treffen maatregelen voorgelegd aan het Europees Parlement, de Raad en de belanghebbende partijen.

BIJLAGE IV

INTERNE ONTWERPCONTROLE

1. In deze module wordt de procedure beschreven waarbij de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger die de in deel 2 van deze bijlage vastgestelde verplichtingen nakomt, garandeert en verklaart dat het evp aan de relevante bepalingen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel voldoet. De fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger moeten de in artikel 4 bedoelde CE-markering op elk exemplaar van het evp aanbrengen en een schriftelijke verklaring van overeenstemming opstellen. De verklaring van overeenstemming kan op een of meer producten betrekking hebben en moet door de fabrikant worden bewaard.

2. Er wordt door de fabrikant een technisch documentatiedossier opgesteld aan de hand waarvan de overeenstemming van het evp met de eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel kan worden beoordeeld onder algemeen gebruikelijke bedrijfsomstandigheden en conform de voor het beheer aan het eind van de levenscyclus geldende voorschriften .

De documentatie bevat met name de volgende elementen:

a)

een algemene beschrijving van het evp en van het bedoelde gebruik;

b)

de resultaten van door de fabrikant uitgevoerde relevante milieubeoordelingsstudies en/of referenties naar milieubeoordelingsliteratuur of casestudies die door de fabrikant bij het bepalen van productontwerpoplossingen worden gebruikt;

c)

het ecologische profiel van de productgroep, zoals in de uitvoeringsmaatregel is vastgesteld ;

d)

elementen van de productontwerpspecificatie betreffende de aspecten inzake milieugericht ontwerp van het product;

e)

een lijst van de terzake doende documenten als bedoeld in artikel 9, die volledig of gedeeltelijk worden toegepast, en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om aan de eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel te voldoen wanneer de in artikel 9 bedoelde documenten niet zijn toegepast of wanneer deze documenten de eisen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel niet volledig dekken;

f)

een exemplaar van de informatie betreffende de aspecten inzake milieugericht ontwerp van het product die overeenkomstig de in bijlage I, deel 3 , gespecificeerde eisen wordt verstrekt;

g)

de resultaten van metingen die in verband met de eisen inzake ecologisch ontwerp zijn uitgevoerd, met inbegrip van gegevens betreffende de overeenstemming van deze metingen vergeleken met de eisen inzake ecologisch ontwerp die in de toepasselijke uitvoeringsmaatregel zijn vastgesteld.

3. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het product wordt vervaardigd overeenkomstig de in punt 2 bedoelde ontwerpspecificaties en de op het product toepasselijke eisen van de maatregel.

Indien de fabrikant niet in de Gemeenschap is gevestigd en er geen gemachtigde vertegenwoordiger is, heeft de importeur de plicht ervoor te zorgen dat de fabrikant aan zijn verplichtingen heeft voldaan en hem de conformiteitsverklaring en de technische documentatie ter beschikking heeft gesteld.

BIJLAGE V

VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING

De EG-verklaring van overeenstemming moet de volgende elementen bevatten:

1.

naam en adres van de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger; indien de fabrikant niet in de Gemeenschap is gevestigd en er geen gemachtigde vertegenwoordiger is, moet de naam van de importeur worden aangegeven;

2.

een voldoende nauwkeurige beschrijving van het model om dit op ondubbelzinnige wijze te kunnen identificeren;

3.

in voorkomend geval, de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen;

4.

in voorkomend geval, de overige gebruikte technische normen en specificaties;

5.

in voorkomend geval, de referentie van andere toegepaste communautaire wetgeving die voorziet in de aanbrenging van de CE-markering;

6.

identificatie en handtekening van de persoon die bevoegd is om de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger te binden.

BIJLAGE VI

INHOUD VAN DE UITVOERINGSMAATREGELEN

de uitvoeringsmaatregel moet met name het volgende specificeren:

1.

de nauwkeurige omschrijving van het type of de typen evp's waarop de maatregel betrekking heeft;

2.

de eis(en) inzake ecologisch ontwerp voor het evp in kwestie, de tenuitvoerleggingsdatum(s), eventuele gefaseerde of overgangsmaatregelen;

in het geval van (een) generieke eis(en) inzake ecologisch ontwerp de relevante parameters, te kiezen uit die welke in bijlage I, deel 2, zijn vermeld;

in het geval van (een) specifieke eis(en) inzake ecologisch ontwerp het niveau ervan;

3.

de eisen betreffende de installatie van het evp wanneer deze direct relevant is voor de beschouwde milieuprestatie;

4.

de toe te passen meetnormen en/of meetmethoden; wanneer deze beschikbaar zijn, moeten geharmoniseerde normen waarvan het referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, worden toegepast;

5

de gegevens voor de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig Besluit 93/465/EEG:

bij toepassing van (een) andere module(s) dan module A, de factoren die tot de selectie van die specifieke procedure hebben geleid;

indien relevant, de criteria voor de goedkeuring en/of certificering van de derden.

Wanneer in andere CE-voorschriften voor hetzelfde evp andere modules zijn vastgesteld, heeft de in de uitvoeringsmaatregel bepaalde module voorrang voor de desbetreffende eis;

6.

voorschriften betreffende de gegevens die door de fabrikant, zijn gemachtigde vertegenwoordiger of de importeur aan de autoriteiten moeten worden verstrekt met het oog op een beter toezicht op de naleving wanneer de ernstige verdenking bestaat dat het product niet conform is en/of op het moment waarop onderzoek wordt gedaan naar het ontbreken van conformiteit dan wel wanneer hiervan melding wordt gemaakt ;

7.

de duur van de overgangsperiode gedurende welke de lidstaten moeten toestaan dat evp's in de handel worden gebracht die voldoen aan de eisen die op de datum van goedkeuring van de uitvoeringsmaatregel op hun grondgebied van kracht zijn.

BIJLAGE VII

MINIMALE ONTVANKELIJKHEIDSCRITERIA VOOR ZELFREGULERINGSINITIATIEVEN IN HET KADER VAN DE RICHTLIJN

1.   Wettelijke basisvereisten

Zelfreguleringsinitiatieven moeten voldoen aan alle bepalingen van het Verdrag (met name die betreffende interne markt en mededingingsregels), alsmede aan de internationale verplichtingen van de Gemeenschap, met inbegrip van de multilaterale handelsregels.

Zelfreguleringsinitiatieven moeten zowel in de voorbereidings- als in de uitvoeringsfase voor deelname door exploitanten in derde landen openstaan.

2.   Toegevoegde waarde

Zelfreguleringsinitiatieven moeten een toegevoegde waarde (meer dan „business as usual”) opleveren in termen van de algehele milieuprestaties van het desbetreffende evp.

3.   Representativiteit

Bedrijven en hun samenwerkingsverbanden die aan een zelfreguleringsmaatregel deelnemen, moeten representatief zijn voor verreweg het grootste deel van de desbetreffende economische sector, met een zo gering mogelijk aantal uitzonderingen. Er moet voor worden gezorgd dat de mededingingsregels in acht worden genomen.

4.   Gekwantificeerde en gefaseerde doelstellingen

De door de belanghebbenden vastgestelde doelstellingen moeten op een duidelijke en ondubbelzinnige wijze, uitgaande van een vastomlijnd referentiekader, zijn geformuleerd. Indien het zelfreguleringsinitiatief een lange looptijd heeft, moeten er tussentijdse streefwaarden in worden opgenomen. Het moet mogelijk zijn op basis van duidelijke en betrouwbare indicatoren op betaalbare en geloofwaardige wijze na te gaan in hoeverre de doelstellingen en (tussentijdse) streefwaarden in acht worden genomen. De ontwikkeling van deze indicatoren moet worden vergemakkelijkt door informatie uit onderzoek en wetenschappelijke en technologische achtergrondgegevens .

5.   Betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld

Ter wille van de transparantie moeten alle zelfreguleringsinitiatieven worden gepubliceerd, ook via internet en andere elektronische middelen voor de verspreiding van informatie.

Hetzelfde geldt voor de tussentijdse en eindrapportage over de gemaakte vorderingen. Alle belanghebbenden — het bedrijfsleven, NGO's op het gebied van het milieu en consumentenorganisaties — moeten de mogelijkheid krijgen om commentaar op een zelfreguleringsinitiatief te geven.

6.   Toezicht en rapportage

Zelfreguleringsinitiatieven moeten een goed doortimmerd controlesysteem omvatten met duidelijk omlijnde verantwoordelijkheden voor het bedrijfsleven en onafhankelijke verificateurs. Tezamen met de partijen bij het zelfreguleringsinitiatief worden de Commissiediensten verzocht erop toe te zien dat de doelstellingen worden gerealiseerd.

Het plan voor toezicht en rapportage moet gedetailleerd, doorzichtig en objectief zijn. Of de onderliggende milieudoelstellingen zijn verwezenlijkt, moet in laatste instantie door de Commissiediensten worden beoordeeld, die daarbij worden bijgestaan door het in artikel 21 bedoelde comité.

7.   Kosteneffectiviteit van het beheer van een zelfreguleringsinitiatief

De kosten van het beheer van zelfreguleringsinitiatieven — inzonderheid met betrekking tot de controle — mogen, hun doelstellingen in aanmerking genomen en in vergelijking met andere beschikbare beleidsinstrumenten, geen onevenredige administratieve belasting tot gevolg hebben.

8.   Duurzaamheid

Zelfreguleringsinitiatieven moeten verenigbaar zijn met de beleidsdoelstellingen van de richtlijn, met inbegrip van de geïntegreerde aanpak, en moeten aansluiten bij de economische en sociale dimensies van duurzame ontwikkeling. De bescherming van de consument (gezondheid, kwaliteit van het bestaan en economische belangen) moet daarin een volwaardige plaats krijgen.

9.   Beleidsconsistentie

Zelfreguleringsinitiatieven zullen waarschijnlijk niet de beoogde resultaten opleveren indien van andere factoren en stimulansen — marktdruk, fiscale prikkels, en wetgeving op nationaal niveau — tegenstrijdige signalen voor de deelnemers aan de afspraken uitgaan. Een consequent beleid is derhalve wat dit betreft van wezenlijk belang en moet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de doeltreffendheid van het initiatief.

P5_TA(2004)0303

Handel in broeikasgasemissierechten *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van de richtlijn tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, met betrekking tot de projectmechanismen van het Protocol van Kyoto (COM(2003) 403 — C5-0355/2003 — 2003/0173(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 403) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 175, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0355/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en het advies van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0154/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0173

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 april 2004 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2004/.../EG van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, met betrekking tot de projectmechanismen van het Protocol van Kyoto (EP-PE_TC1-COD(2003)0173)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2003/87/EG (3) stelt een regeling vast voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap(„De Gemeenschapsregeling”) teneinde reducties van broeikasgasemissies op een kosteneffectieve en economisch efficiënte manier te bevorderen, aangezien op langere termijn het niveau van de mondiale uitstoot van broeikasgassen met ongeveer 70 % moet worden verminderd vergeleken met dat van 1990. De richtlijn heeft tot doel bij te dragen tot het vervullen van de verplichtingen van de Gemeenschap en haar lidstaten om de antropogene emissies van broeikasgassen te verminderen overeenkomstig het Protocol van Kyoto, dat werd goedgekeurd bij Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen (4).

(2)

Richtlijn 2003/87/EG bepaalt dat de erkenning van kredieten van mechanismen op projectbasis voor het vervullen van de verplichtingen vanaf 2005 de kosteneffectiviteit van het verwezenlijken van reducties van de mondiale uitstoot van broeikasgassen zal verhogen en dat daarin zal worden voorzien door middel van bepalingen die Kyoto-mechanismen op projectbasis, waaronder Joint Implementation (JI — gemeenschappelijke uitvoering) en het Clean Development Mechanism (CDM — mechanisme voor schone ontwikkeling) in het kader van het Protocol van Kyoto koppelen aan de „de Gemeenschapsregeling”.

(3)

Koppeling van de Kyoto-mechanismen op projectbasis aan de Gemeenschapsregeling, met behoud van de milieu-integriteit, biedt de mogelijkheid emissiekredieten te gebruiken die zijn gegenereerd door middel van projectactiviteiten die krachtens de artikelen 6 en 12 van het Protocol van Kyoto in aanmerking komen om de verplichtingen van de lidstaten ingevolge artikel 12, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG na te komen. Zodoende ontstaat een grotere diversiteit van goedkope opties om aan de verplichtingen in het kader van de Gemeenschapsregeling te voldoen, waardoor de totale kosten van de nakoming van het Protocol van Kyoto verminderen en de liquiditeit van de markt voor broeikasgasemissierechten in de Gemeenschap verbetert. Door het stimuleren van de vraag naar JIkredieten zullen bedrijven in de Gemeenschap investeren in de ontwikkeling en overdracht van geavanceerde milieuvriendelijke technologie en knowhow. De vraag naar CDM-kredieten zal eveneens worden gestimuleerd en ontwikkelingslanden die als gastland van CDM-projecten fungeren zullen zodoende worden bijgestaan in het verwezenlijken van hun doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling.

(4)

De Kyoto-mechanismen op projectbasis, die door de Gemeenschap, haar lidstaten en bedrijven en personen die buiten de Gemeenschapsregeling vallen, worden gebruikt, moeten bovendien zodanig aan de Gemeenschapsregeling worden gekoppeld dat zij verenigbaar zijn met het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering (UNFCCC), het Protocol van Kyoto en de op grond daarvan genomen besluiten, alsook met de doelstellingen en architectuur van de Gemeenschapsregeling en bepalingen, als vastgesteld bij Richtlijn 2003/87/EG.

(5)

De lidstaten kunnen exploitanten toestaan gebruik te maken in de Gemeenschapsregeling van gecertificeerde emissiereducties (CER's), vanaf 2005, en van emissiereductie-eenheden (ERU's), vanaf 2008. Het gebruik door exploitanten van CER's en ERU's vanaf 2008 kan worden toegestaan tot een door iedere lidstaat in zijn nationale toewijzingsplan te specificeren percentage van de aan iedere installatie toegewezen hoeveelheid. Het gebruik geschiedt door de uitgifte en onmiddellijke overdracht van één emissierecht in ruil voor één CER of ERU. Een in ruil voor een CER of ERU uitgegeven emissierecht correspondeert met die CER of ERU.

(6)

De op grond van artikel 19, lid 3 van Richtlijn 2003/87/EG en artikel 6, lid 1 van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (5) vast te stellen verordening van de Commissie voor een gestandaardiseerd en beveiligd stelsel van registers zal voorzien in de toepasselijke procedures voor het gebruik van CER's in de periode 2005-2007 en de daaropvolgende periodes en van ERU's in de periode 2008-2012 en de daaropvolgende perioden.

(7)

Elke lidstaat stelt een limiet voor het gebruik van CER's en ERU's uit projectactiviteiten vast, daarbij terdege rekening houdend met de toepasselijke bepalingen van het Protocol van Kyoto en de akkoorden van Marrakesh, teneinde te voldoen aan het aldaar gestelde vereiste dat het gebruik van de mechanismen een aanvulling moet zijn op de nationale maatregelen. Nationale maatregelen vormen derhalve een aanzienlijk onderdeel van de totale inspanningen.

(8)

Overeenkomstig het UNFCC, het Protocol van Kyoto en die op grond daarvan genomen besluiten dienen de lidstaten ervan af te zien om CER's en ERU's die in nucleaire installaties zijn gegenereerd te gebruiken om aan hun verplichtingen van artikel 3, lid 1 van het Protocol van Kyoto en van Beschikking 2002/358/EG te voldoen.

(9)

In de op grond van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto genomen Besluiten 15/CP.7 en 19/CP.7 wordt onderstreept dat milieu-integriteit moet worden bereikt onder meer door verstandige modaliteiten, voorschriften en richtsnoeren voor de mechanismen en door verstandige en strikte beginselen en regelingen inzake landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouwactiviteiten, en voorts dat rekening moet worden gehouden met aan bebossings- en herbebossingsprojectactiviteiten gelieerde problemen zoals niet-duurzaamheid, additionaliteit, lekkage, onzekerheden en sociaal-economische en milieugevolgen, waaronder gevolgen voor biodiversiteit en ecosytemen. De Commissie dient bij haar evaluatie van de Richtlijn 2003/87/EG in 2006 aandacht te schenken aan technische bepalingen in verband met de tijdelijke aard van kredieten en de 1 %-limiet inzake subsidiabiliteit voor landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouwactiviteiten, zoals vastgelegd in Besluit 17/CP.7, en aan bepalingen in verband met de resultaten van de evaluatie van potentiële gevaren van het gebruik van genetische gemodificeerde organismen en mogelijke invasieve vreemde soorten door bebossings- en herbebossingsprojecten, opdat de exploitanten CER's en ERU's die uit projectactiviteiten op het gebied van landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw voortvloeien, vanaf 2008 overeenkomstig de op grond van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten, in de Gemeenschapsregeling kunnen gebruiken.

(10)

Om dubbeltelling te voorkomen mogen geen CER's of ERU's worden verleend op basis van reducties die zijn gegenereerd door middel van in de Gemeenschap ondernomen projectactiviteiten die eveneens resulteren in een vermindering of beperking van emissies uit installaties die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen, tenzij een dienovereenkomstig aantal emissierechten wordt geschrapt uit het register van de lidstaat van de herkomst van de CER's en ERU's.

(11)

Overeenkomstig de betreffende toetredingsverdragen moet met het acquis communautaire rekening worden gehouden bij de vaststelling van referentieniveaus voor projectactiviteiten die in tot de Unie toetredende landen worden ondernomen.

(12)

Een lidstaat die particuliere of openbare organisaties aan projectactiviteiten laat deelnemen, blijft verantwoordelijk voor de naleving van zijn verplichtingen van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto en dient ervoor te zorgen dat de deelneming strookt met de toepasselijke overeenkomstig het UNFCCC en het Protocol van Kyoto vastgestelde richtsnoeren, regels en procedures.

(13)

Overeenkomstig het UNFCCC, het Protocol van Kyoto en de uitvoeringsbesluiten steunen de Commissie en de lidstaten capaciteit opbouwende activiteiten in ontwikkelingslanden en landen in de overgang naar een markteconomie, teneinde hen mede in staat te stellen ten volle te profiteren van JI en het CDM op een wijze die hun strategie voor duurzame ontwikkeling ten goede komt. De Commissie dient deze inspanningen te evalueren en erover te rapporteren.

(14)

De Wereldcommissie stuwdammen, in haar verslag van november 2000 „Dams and Development — A New Framework for Decision-Making”, de OESO en de Wereldbank hebben criteria en richtsnoeren vastgesteld die van belang zijn voor de vraag, of projecten voor opwekking van waterkracht nadelige milieu- en sociale gevolgen hebben.

(15)

Aangezien deelneming aan JI- en CDM-projectactiviteiten op vrijwillige basis geschiedt, moeten de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van het bedrijfsleven op sociaal en milieugebied worden versterkt overeenkomstig paragraaf 17 van het implementatieplan van de wereldtop voor duurzame ontwikkeling. In dat verband moeten bedrijven worden aangemoedigd om de sociale en milieuprestatie van JI- en CDM-activiteiten waaraan zij deelnemen, te verbeteren.

(16)

Informatie over projectactiviteiten waaraan een lidstaat deelneemt of een particuliere of openbare organisatie laat deelnemen moet toegankelijk worden gemaakt voor het publiek overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (6).

(17)

De Commissie kan in haar verslagen over de handel in broeikasgasemissierechten en het gebruik van kredieten van projectactiviteiten verwijzingen naar gevolgen voor de elektriciteitsmarkt opnemen.

(18)

Na inwerkingtreding van het Protocol van Kyoto moet de Commissie de mogelijkheid nagaan van eventuele overeenkomsten met de landen die voorkomen in bijlage B bij het Protocol van Kyoto en dit nog moeten ratificeren, waarin de wederzijdse erkenning wordt vastgelegd van emissierechten tussen de Gemeenschapsregeling en de verplichte regelingen voor de handel in broeikasgasemissies, waarmee in die landen de absolute emissiewaarden werden beperkt.

(19)

Aangezien het doel van het overwogen optreden, namelijk de koppeling van de Kyoto-mechanismen op projectbasis en de Gemeenschapsregeling, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om dat doel teverwezenlijken.

(20)

Richtlijn 2003/87/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Richtlijn 2003/87/EG

Richtlijn 2003/87/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 3 worden de volgende punten toegevoegd:

„k)

„partij van bijlage I”: een in bijlage I van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) opgenomen partij die het Protocol van Kyoto heeft bekrachtigd, zoals gespecificeerd in artikel 1, punt 7, van het Protocol van Kyoto;

l)

„projectactiviteit”: een projectactiviteit die door een of meer partijen van bijlage I is goedgekeurd in overeenstemming met artikel 6 of artikel 12 van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten;

m)

„emissiereductie-eenheid” of „ERU”: een eenheid die is verleend overeenkomstig artikel 6 van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten;

n)

„gecertificeerde emissiereductie” of „CER”: een eenheid die is verleend overeenkomstig artikel 12 van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten.”

2)

na artikel 11 worden de volgende artikelen ingevoegd:

„Artikel 11 bis

Gebruik van CER's en ERU's uit projectactiviteiten in de Gemeenschapsregeling

1.   Onverminderd lid 3, kunnen lidstaten exploitanten toestaan CER's en ERU's van projectactiviteiten te gebruiken in de Gemeenschapsregeling gedurende elke in artikel 11, lid 2, bedoelde periode tot een percentage van de aan iedere installatie toegewezen hoeveelheid emissierechten die door iedere lidstaat moet worden gespecificeerd in zijn nationale toewijzingsplan voor de periode in kwestie. Zulks geschiedt door het verlenen en de onmiddellijke inlevering van één emissierecht door de lidstaat in ruil voor één CER of ERU die de exploitant volgens het nationale register van zijn lidstaat bezit.

2.   Onverminderd lid 3, kunnen lidstaten exploitanten toestaan CER's van projectactiviteiten te gebruiken in de Gemeenschapsregeling gedurende elke in artikel 11, lid 1, bedoelde periode. Zulks geschiedt door het verlenen en de onmiddellijke overdracht van één emissierecht door de lidstaat in ruil voor één CER. De lidstaten annuleren CER's die door exploitanten zijn gebruikt tijdens de in artikel 11, lid 1, bedoelde periode.

3.   Alle CER's en ERU's die overeenkomstig het UNFCCC en het Protocol van Kyoto en de op grond daarvan genomen besluiten worden uitgegeven en kunnen worden gebruikt, kunnen in de Gemeenschapsregeling worden gebruikt, doch

a)

met dien verstande, dat aangezien de lidstaten overeenkomstig het UNFCCC, het Protocol van Kyoto en de op grond daarvan genomen besluiten moeten afzien van het gebruik van in nucleaire installaties gegenereerde CER's en ERU's om aan hun verplichtingen van artikel 3, lid 1, van het Protocol van Kyoto en van Beschikking 2002/358/EG te voldoen, de exploitanten moeten afzien van het gebruik van in dergelijke installaties gegenereerde CER's en ERU's gedurende de in artikel 11, lid 1 bedoelde periode en de eerste periode van vijf jaar bedoeld in artikel 11, lid 2; en

b)

met uitzondering van de CER's en ERU's welke voortvloeien uit activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in het landgebruik en bosbouw.

Artikel 11 ter

Projectactiviteiten

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de referentieniveaus voor projectactiviteiten, zoals omschreven in de op grond van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten, welke worden ondernomen in landen die een toetredingsverdrag met de Unie hebben ondertekend, volledig voldoen aan het acquis communautaire, met inbegrip van de tijdelijke ontheffingen als bepaald in dat toetredingsverdrag.

2.   Met uitzondering van het bepaalde in de leden 3 en 4, dragen lidstaten die als gastland voor projectactiviteiten fungeren, er zorg voor dat er geen CER's of ERU's worden verleend voor reducties of beperkingen van broeikasgasemissies uit onder deze richtlijn vallende installaties.

3.   Voor JI- en CDM-projectactiviteiten die de emissie van een onder deze richtlijn vallende installatie rechtstreeks terugdringen of beperken kunnen tot 31 december 2012 alleen dan CER's en ERU's worden verleend, wanneer de exploitant van die installatie een gelijk aantal emissierechten annuleert.

4.   Voor JI- en CDM-projectactiviteiten die de emissie van een onder deze richtlijn vallende installatie rechtstreeks terugdringen of beperken kunnen tot 31 december 2012 alleen dan CER's en ERU's worden verleend, wanneer een gelijk aantal emissierechten in het nationale register van de lidstaat waaruit de CER's of ERU's afkomstig zijn, wordt geannuleerd.

5.   Een lidstaat die particuliere of openbare organisaties aan projectactiviteiten laat deelnemen, blijft verantwoordelijk voor de naleving van zijn verplichtingen van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto en zorgt ervoor dat deze deelneming strookt met de toepasselijke, overeenkomstig het UNFCCC en het Protocol van Kyoto vastgestelde richtsnoeren, regels en procedures.

6.   In geval van projectactiviteiten voor de opwekking van waterkracht met een opwekkingsvermogen van meer dan 20 MW zien de lidstaten er bij de goedkeuring van de projectactiviteiten op toe, dat de toepasselijke internationale normen en richtsnoeren, — inclusief die van het in november 2000 uitgebrachte verslag van de Wereldcommissie stuwdammen: „Dams and Development — A new Framework for Decision-Making” —, gedurende de ontwikkeling van deze projectactiviteiten in acht worden genomen.

7.   Bepalingen inzake de uitvoering van de leden 3 en 4, met name inzake het voorkomen van dubbele tellingen, alsook bepalingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van lid 5 indien de ontvangende partij voldoet aan alle eisen om in aanmerking te komen voor JI projectactiviteiten, worden vastgesteld overeenkomstig artikel 23, lid 2.”

3)

artikel 17 wordt vervangen door:

„Artikel 17

Toegang tot informatie

Besluiten tot toewijzing van emissierechten, informatie over projectactiviteiten waaraan een lidstaat deelneemt of een particuliere of openbare organisatie laat deelnemen, en de krachtens de vergunning van broeikasemissies vereiste emissieverslagen welke in het bezit zijn van de bevoegde autoriteit worden voor het publiek beschikbaar gesteld, overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG.”

4)

in artikel 18 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De lidstaten zorgen met name voor coördinatie tussen hun aangewezen centrale punt voor de goedkeuring van projectactiviteiten overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder a), van het Protocol van Kyoto en hun aangewezen nationale autoriteit voor de tenuitvoerlegging van artikel 12 van het Protocol van Kyoto respectievelijk aangewezen overeenkomstig de op grond van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten.”

5)

in lid 3 van artikel 19 wordt de volgende zin toegevoegd:

„Die verordening bevat tevens bepalingen betreffende het gebruik en de identificatie van CER's en ERU's voor gebruik in de Gemeenschapsregeling en betreffende de bewaking van het niveau vandit gebruik.”

6)

artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de tweede zin als volgt gelezen:

„In dit verslag wordt bijzondere aandacht besteed aan de regelingen voor de toewijzing van emissierechten, het gebruik van CER's en ERU's in de Gemeenschapsregeling, het functioneren van de nationale registers, de toepassing van richtsnoeren voor bewaking en rapportage, de verificatie en kwesties die met de naleving van de richtlijn verband houden en aan de eventuele fiscale behandeling van emissierechten.”

b)

lid 3 wordt als volgt gelezen:

„3.   De Commissie organiseert een uitwisseling, tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, van gegevens betreffende ontwikkelingen in verband met de verlening van emissierechten, het gebruik van CER's en ERU's in de Gemeenschapsregeling, het functioneren van de nationale registers, de bewaking, de rapportage, de verificatie en de naleving van deze richtlijn.”

7)

na artikel 21 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 21 bis

Steun aan capaciteit opbouwende activiteiten

Overeenkomstig het UNFCCC, het Protocol van Kyoto en de voor de tenuitvoerlegging ervan genomen besluiten trachten de Commissie en de lidstaten capaciteit opbouwende activiteiten in ontwikkelingslanden en landen die een overgang naar een markteconomie doormaken, te steunen, teneinde hen mede in staat te stellen ten volle te profiteren van JI en het CDM op een wijze die hun strategie voor duurzame ontwikkeling ten goede komt en het betrekken van organisaties in de ontwikkeling en uitvoering van JI- en CDM-projecten te vergemakkelijken.”

8)

artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2, letter d) wordt vervangen door:

„d)

het gebruik van kredieten afkomstig van projectactiviteiten, met inbegrip van de noodzaak van harmonisatie van het toegestane gebruik van CER's en ERU's in de Gemeenschapsregeling;”

b)

aan lid 2 worden de volgende punten toegevoegd:

„l)

het effect van projectmechanismen op gastlanden, vooral op hun ontwikkelingsdoelstellingen, of er JI- en CDM-projecten voor waterkrachtcentrales met een opwekkingsvermogen van meer dan 500 MW en met negatieve sociale en/of milieueffecten zijn goedgekeurd, en het toekomstige gebruik van CER's of ERU's die uit dergelijke projectactiviteiten voor de opwekking van waterkracht in de Gemeenschapsregeling voortvloeien;

m)

de steun aan capaciteitsontwikkeling in ontwikkelingslanden en landen wier economie zich in een overgangsfase bevindt;

n)

de uitvoeringsvoorwaarden en procedures voor goedkeuring door de lidstaten van binnenlandse projectactiviteiten en voor het beschikbaar stellen van toelagen in verband met emissieverminderingen of -beperkingen die vanaf 2008 voortvloeien uit dergelijke activiteiten;

o)

de technische bepalingen in verband met de tijdelijke aard van kredieten en de 1 %-limiet inzake subsidiabiliteit voor projectactiviteiten met betrekking tot landgebruik, wijziging van landgebruik en bosbouw, zoals vastgelegd in besluit 17/CP.7, en de bepalingen in verband met de resultaten van de evaluatie van potentiële gevaren van het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen en mogelijk invasieve vreemde soorten via bebossings- en herbebossingsprojectactiviteiten, die de exploitanten in staat moeten stellen CER's en ERU's die voortvloeien uit projectactiviteiten met betrekking tot landgebruik, wijziging van landgebruik en bosbouw vanaf 2008, overeenkomstig de op grond van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten in de Gemeenschapsregeling te gebruiken.”

c)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Vóór iedere in artikel 11, lid 2 bedoelde periode maakt iedere lidstaat in zijn nationaal toewijzingsplan bekend welk gebruik hij voornemens is te maken van CER's en ERU's, alsook het percentage van de toewijzing voor iedere installatie tot hetwelk de exploitanten CER's en ERU's in de Gemeenschapsregeling gedurende die periode mogen gebruiken. Het totaalgebruik van CER's en ERU's moet stroken met de toepasselijke verplichtingen van het UNFCCC, het Protocol van Kyoto en de op grond daarvan genomen besluiten.

Overeenkomstig artikel 3 van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (7) brengen de lidstaten om de twee jaar aan de Commissie verslag uit over de mate waarin interne activiteiten een wezenlijk element vormen van de op nationaal niveau genomen maatregelen, en over de mate waarin het gebruik van de projectmechanismen de binnenlandse activiteiten daadwerkelijk aanvult, alsook over de verhouding hiertussen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Protocol van Kyoto en de op grond daarvan genomen besluiten. De Commissie rapporteert hierover overeenkomstig artikel 5 van de beschikking. Tegen de achtergrond van dit verslag doet de Commissie zo nodig wetgevende of andere voorstellen ter aanvulling van de door de lidstaten vastgestelde bepalingen om ervoor te zorgen dat het gebruik van de mechanismen een aanvulling vormt op binnenlandse activiteiten in de Gemeenschap.

(7)  PB L 49 van 19.2.2004, blz. 1.”"

9)

in bijlage III wordt het volgende punt toegevoegd:

„12. Het plan geeft het maximale aantal CER's en ERU's dat door exploitanten in de Gemeenschapsregeling mag worden gebruikt aan als een percentage van de aan iedere installatie toegewezen emissierechten. Dit percentage moet stroken met de aanvullende verplichtingen van de lidstaat overeenkomstig het Protocol van Kyoto en de op grond van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto genomen besluiten.”

Artikel 2

Uitvoering

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk ... (8) aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden door de lidstaten vastgesteld.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt de overige lidstaten daarvan in kennis.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C 80 van 30.3.2004, blz. 61.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(3)  PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

(4)  PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

(5)  PB L 49 van 19.2.2004, blz. 1.

(6)  PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26.

(8)  12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

P5_TA(2004)0304

Batterijen en accu's *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu's, alsook gebruikte batterijen en accu's (COM(2003) 723 — C5-0563/2003 — 2003/0282(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 723) (1),

gelet op artikel 251, lid 2, artikel 95, lid 1 en artikel 175, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0563/2003),

gezien het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt inzake de voorgestelde rechtsgrondslag,

gelet op de artikelen 67 en 63 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en het advies van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0265/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0282

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 april 2004 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2004/.../EG van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu's, alsook gebruikte batterijen en accu's

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid de artikelen 95, lid 1, en 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de regio's (3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verschillende nationale maatregelen betreffende batterijen en gebruikte batterijen moeten worden geharmoniseerd met een tweevoudig doel, namelijk het effect van batterijen en gebruikte batterijen op het milieu minimaliseren en aldus bijdragen aan de bescherming, instandhouding en verbetering van de kwaliteit van het milieu, en een vlot functioneren van de interne markt verzekeren en concurrentiedistorsies in de Gemeenschap vermijden.

(2)

In de Mededeling van de Commissie betreffende de actualisering van de communautaire strategie voor het afvalbeheer van 30 juli 1996 (5) werden richtsnoeren vastgesteld voor het toekomstige afvalbeleid van de Gemeenschap. De mededeling benadrukte hoe noodzakelijk het is de hoeveelheden gevaarlijke stoffen in het afval te reduceren en wees op de potentiële voordelen van voor de gehele Gemeenschap geldende regels ter beperking van de aanwezigheid van dergelijke stoffen in producten en in productieprocédés. Verder werd verklaard dat niet te vermijden afval opnieuw gebruikt of met het oog op diens samenstellende materialen of energiegehalte moet worden teruggewonnen.

(3)

Met Richtlijn 91/157/EEG van de Raad van 18 maart 1991 inzake batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten (6) is een harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten op dit gebied tot stand gebracht. De doelstellingen van deze richtlijnen zijn evenwel niet volledig verwezenlijkt en de noodzaak tot herziening ervan is voorts onderstreept in het zesde Milieuactieprogramma van de Gemeenschap (7), en in Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (8). Richtlijn 91/157/EEG is derhalve aan herziening toe en zou omwille van de duidelijkheid moeten worden vervangen.

(4)

De bepalingen inzake minimumvereisten voor de inzameling, behandeling en recycling van gebruikte batterijen en accu's en voorlichting van de eindgebruiker (hoofdstukken IV-VII) zijn gericht op de bescherming van het milieu, en de rechtsgrondslag voor deze bepalingen is derhalve artikel 175, lid 1 van het Verdrag. De bepalingen inzake productvereisten, het in de handel brengen en etikettering in de hoofdstukken II, III, VIII en Bijlage II zijn gericht op een behoorlijke werking van de interne markt, en de rechtsgrondslag voor deze bepalingen is dan ook artikel 95, lid 1 van het Verdrag.

(5)

Om te voorkomen dat batterijen en accu's in het milieu terechtkomen, en om te vermijden dat de eindgebruiker geen weg meer weet met de verschillende afvalbeheersvereisten voor verschillende batterijen, zou deze richtlijn moeten gelden voor alle batterijen en accu's die in de Gemeenschap op de markt worden gebracht. Zo zouden ook schaalvoordelen en een optimale besparing van hulpbronnen mogelijk zijn.

(6)

Betrouwbare batterijen en accu's zijn van fundamenteel belang voor de veiligheid van vele producten, apparaten en diensten en vormen in onze samenleving een essentiële bron van energie.

(7)

Met het oog op een hoge mate van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu, zou de marketing van bepaalde batterijen en accu's die grote concentraties zware metalen bevatten, moeten worden verboden .

(8)

Ter bescherming van het milieu zouden gebruikte batterijen en accu's moeten worden ingezameld. Dit houdt in het opzetten van inzamelingssystemen met behulp waarvan alle gebruikte draagbare batterijen en accu's gemakkelijk en kosteloos door de eindgebruikers kunnen worden ingeleverd.

(9)

De lidstaten zouden ertoe moeten worden verplicht een hoge inzamelingsgraad te bereiken voor gebruikte batterijen en accu's om te verzekeren dat zij zo aan de verwezenlijking van de milieudoelstellingen van de Gemeenschap bijdragen. Om overal in de Gemeenschap de recycling van grondstoffen op een hoog peil te brengen en verschillen tussen de lidstaten te voorkomen, zouden alle lidstaten ertoe moeten worden verplicht de ingezamelde gebruikte batterijen en accu's naar recyclingfaciliteiten te sturen.

(10)

In het licht van de zorgwekkende specifieke milieu- en gezondheidsaspecten van cadmium, kwik en lood, en de bijzondere kenmerken van batterijen en accu's die cadmium, kwik en lood bevatten, zouden er bijkomende maatregelen moeten worden goedgekeurd. Het gebruik van kwik in batterijen zou aan banden moeten worden gelegd. De definitieve verwijdering van auto- en industriële batterijen en -accu's zou moeten worden verboden. Een bijkomend inzamelingsstreefcijfer zou moeten worden vastgesteld voor draagbare nikkel-cadmium-batterijen. Bovendien zouden specifieke recyclingvereisten moeten gelden voor cadmium- en loodbatterijen om overal in de Gemeenschap de terugwinning van grondstoffen op een hoog peil te brengen en verschillen tussen de lidstaten te voorkomen.

(11)

Alle belanghebbende partijen zouden bij de inzamelings- en recyclingsystemen moeten kunnen worden betrokken. Deze systemen zouden zo moeten worden ontworpen dat discriminatie van ingevoerde producten, handelsbelemmeringen en concurrentiedistorsies worden vermeden en zouden een maximale terugstroom van gebruikte batterijen en accu's moeten garanderen. De verantwoordelijkheid voor de financiering van het beheer van de historische voorraad dient te berusten bij de gezamenlijke producenten in collectieve financieringssystemen, waarin alle producenten die op de markt opereren op het tijdstip waarop de kosten ontstaan, proportioneel bijdragen. Tijdens een overgangsperiode zouden de producenten toestemming moeten krijgen om voor de consument zichtbaar te maken welke kosten de producenten moeten dragen als gevolg van de inzameling, behandeling en recycling van gebruikte draagbare batterijen en accu's die vóór de datum van omzetting van deze richtlijn in de handel zijn gebracht . Producenten die van deze bepaling gebruik maken, zouden er dan wel op moeten letten dat de vermelde kosten niet hoger zijn dan de werkelijk gemaakte kosten.

(12)

Inzamelings- en recyclingsystemen zouden moeten worden geoptimaliseerd, in het bijzonder om negatieve externe kosten van het vervoer tot een minimum te beperken.

(13)

Op communautair niveau zouden er grondbeginselen voor de financiering van het beheer van gebruikte batterijen en accu's moeten worden vastgesteld. Met financieringsregelingen zou moeten worden bijgedragen tot het bereiken van hoge inzamelings- en recyclagegraden en tot de uitvoering van het beginsel dat de producent verantwoordelijkheid draagt.

(14)

Gebruikte draagbare batterijen of accu's zouden door de gebruikers kosteloos moeten kunnen worden ingeleverd. De producenten zouden daarom de inzameling, behandeling en recycling van aan hun inzamelingsfaciliteit geretourneerde batterijen en accu's moeten financieren. Tevens zou de inzameling, behandeling en recycling van andere gebruikte batterijen en accu's door de producenten moeten worden gefinancierd.

(15)

Voorlichting van de eindgebruiker over afzonderlijke/gescheiden inzameling, de bestaande inzamelingssystemen en de rol van de eindgebruiker bij het beheer van gebruikte batterijen en accu's is een noodzaak, wil de inzameling succesvol verlopen. Er zouden uitvoerige voorzieningen moeten worden getroffen voor een merkingssysteem waarmee de eindgebruiker transparante, betrouwbare en duidelijke informatie zou moeten worden verschaft over de inzameling van batterijen en accu's en de zware metalen die deze bevatten.

(16)

De eindgebruiker dient tevens informatie te krijgen over de capaciteit van de te koop aangeboden batterijen om met kennis van zaken zijn keuze te kunnen bepalen.

(17)

Indien de lidstaten, om de doelstellingen van deze richtlijn te kunnen verwezenlijken, en, in het bijzonder om tot een hoge (afzonderlijke) inzamelings- en recyclagegraad te komen, van economische instrumenten, zoals gedifferentieerde belastingtarieven, gebruik maken, zouden zij de Commissie hiervan in kennis moeten stellen.

(18)

Er zijn betrouwbare en vergelijkbare gegevens nodig over de hoeveelheden batterijen en accu's die in de handel zijn gebracht, zijn ingezameld en gerecycleerd om het succes van inzamelingssystemen te meten.

(19)

De lidstaten dienen regels vast te stellen inzake de bestraffing van inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn en ervoor te zorgen dat deze regels worden toegepast. Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.

(20)

De voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn nodige maatregelen zouden moeten worden goedgekeurd in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (9).

(21)

Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, de bescherming van het milieu en een vlotte werking van de interne markt niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve vanwege de aldus ontstaande schaalvoordelen, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(22)

Deze richtlijn is van toepassing onverlet de communautaire wetgeving inzake veiligheid, kwaliteitsen gezondheidsvereisten, en de specifieke communautaire wetgeving op het gebied van afvalbeheer, in het bijzonder Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (10) en Richtlijn 2002/96/EG.

(23)

Als hij geïdentificeerd kan worden, wordt de producent verantwoordelijk voor de verdere behandeling nadat de batterij uit een afzonderlijk ingezameld autowrak of afgedankt elektrisch of elektronisch apparaat verwijderd is.

(24)

Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (11) geldt niet voor batterijen die in elektrische en elektronische apparaten worden gebruikt.

(25)

Auto- en industriële batterijen en -accu's die in voertuigen worden gebruikt zouden moeten voldoen aan de vereisten van Richtlijn 2000/53/EG, en in het bijzonder aan artikel 4 van die richtlijn. Wat het gebruik van cadmium in industriële batterijen voor elektrische voertuigen betreft, voorziet bijlage II van Richtlijn 2000/53/EG in een ontheffing tot en met 31 december 2005,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

VOORWERP, WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Doel van de richtlijn

Doel van deze richtlijn is in de eerste plaats het voorkomen van het gebruik van zware metalen in batterijen en accu's, en daarnaast de inzameling, behandeling en recycling van alle gebruikte batterijen en accu's teneinde de verwijdering van batterijen die gevaarlijke stoffen bevatten, te vermijden en recycling van de nuttige stoffen daarin te bevorderen. Tevens wordt met deze richtlijn gestreefd naar verbetering van de milieuprestatie van batterijen en accu's alsmede van de activiteiten van alle actoren die betrokken zijn bij de levenscyclus van elektrische en elektronische apparaten, bijv. producenten, distributeurs en consumenten, en met name de actoren die rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling van afval van batterijen en accu's.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.   Deze richtlijn is van toepassing op alle typen batterijen en accu's , alsmede op de apparaten waarin zij zijn ingebouwd met betrekking tot de voorschriften inzake het in de handel brengen, het merken en het verwijderen van de batterijen , ongeacht hun vorm, volume, gewicht, samenstelling of gebruik.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op batterijen en accu's die worden gebruikt in materieel dat wordt aangewend voor militaire uitrustingen, of in voor specifiek militaire doeleinden bestemde wapens en munitie , en evenmin op batterijen en accu's die worden gebruikt in voertuigen en apparaten die bestemd zijn om de ruimte ingestuurd te worden .

Artikel 3

Definities

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1)

„batterij” of „accu” : een bron van door rechtstreekse omzetting van chemische energie verkregen elektrische energie, bestaande uit een of meer primaire (niet-oplaadbare) batterijcellen of uit een of meer secundaire (oplaadbare) batterijcellen ;

2)

„batterijpak”: een set onderling verbonden batterijen of accu's die kan zijn voorzien van een buitenverpakking, één complete eenheid vormt en niet is bedoeld om door de consument te worden geopend;

3)

„draagbare batterij of accu”: een batterij of accu die gebruikt wordt in elektrische huishoudapparaten, draadloze elektrische gereedschappen, noodverlichting en elektrische en elektronische apparaten of voor andere toepassingen door particulieren of beroepsgebruikers;

4)

„knoopcellen”: kleine ronde batterijen en accu's met een diameter die groter is dan de hoogte en die worden gebruikt voor speciale doeleinden zoals gehoorapparaten, horloges , kleine draagbare apparatuur en als noodstroomvoorziening;

5)

„industriële batterijen of accu's”: batterijen of accu's voor industriële doeleinden, bijvoorbeeld als reserve- of tractievermogen , die geen „draagbare batterij of accu” in de zin van punt 3 zijn ;

6)

„autobatterij of -accu”: een batterij of accu gebruikt voor het starten, voor de verlichting of het ontstekingsvermogen van voertuigen;

7)

„gebruikte batterij of accu” een batterij of accu welke in de zin van artikel 1, onder a) van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 (12) als afval geldt;

8)

„recycling”: het in een productieproces opnieuw verwerken van afvalmaterialen voor de oorspronkelijke doelen , maar met uitzondering van de terugwinning van energie , waaronder verstaan wordt het gebruik van brandbare afvalstoffen voor de opwekking van energie door rechtstreekse verbranding met of zonder andere afvalstoffen, doch met terugwinning van de warmte ;

9)

„verwijdering”: alle toepasselijke handelingen die worden bedoeld in bijlage II A van Richtlijn 75/442/EEG;

10)

„behandeling”: iedere behandeling die gebruikte batterijen en accu's ter voorbereiding van recycling, terugwinning of verwijdering ondergaan, nadat zij zijn overgedragen aan een faciliteit , met inbegrip van bijvoorbeeld sortering, demontage en bezinking ;

11)

„apparaat”: een elektrisch of elektronisch apparaat, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/96/EG, dat volledig of gedeeltelijk van energie wordt of kan worden voorzien door batterijen of accu's;

12)

„producent”: ieder die, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, ook door gebruik van communicatie op afstand overeenkomstig Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (13):

a)

batterijen en accu's onder zijn eigen merk of in apparaten ingebouwd vervaardigt en verkoopt,

b)

onder zijn eigen merk of in apparaten ingebouwde batterijen en accu's verkoopt die zijn vervaardigd door een andere leverancier die niet kan worden geïdentificeerd,

of

c)

beroepsmatig batterijen, accu's of apparaten op de communautaire markt invoert of uitvoert;

13)

„distributeur”: eenieder die op commerciële basis batterijen of accu's levert aan een eindgebruiker;

14)

„gesloten-lussysteem”: een systeem waarin een gebruikte batterij of accu wordt teruggenomen door een producent, of een derde die onafhankelijk dan wel namens deze optreedt , ten einde de secundaire materialen hiervan te recycleren, welke materialen bij de vervaardiging van nieuwe producten zullen worden hergebruikt.

Hoofdstuk II

Productvereisten

Artikel 4

Preventie

1.    Onverminderd Richtlijn 2000/53/EG verbieden de lidstaten het in de handel brengen van alle, al dan niet in apparaten ingebouwde batterijen en accu's die meer dan

a)

5 ppm kwik,

b)

40 ppm lood, en/of

c)

20 ppm cadmium bevatten.

2.    Lid 1 is niet van toepassing op de in bijlage III vermelde toepassingen.

3.     Op basis van een voorstel van de Commissie passen het Europees Parlement en de Raad bijlage III aan de technische vooruitgang aan om de lijst van vrijstellingen in bijlage III verder te beperken als het gebruik van kwik, cadmium of lood in de in die bijlage genoemde toepassingen vermijdbaar wordt omdat er alternatieven op de markt bestaan.

Artikel 5

Betere milieuprestaties

De lidstaten bevorderen het onderzoek en moedigen de producenten aan tot het verbeteren van de milieuprestaties van batterijen en accu's gedurende hun gehele levenscyclus, en van tot het ontwikkelen en het in de handel brengen van batterijen en accu's die kleinere hoeveelheden gevaarlijke stoffen bevatten of die minder verontreinigende stoffen bevatten, in het bijzonder als substituten voor kwik, cadmium en lood.

De lidstaten bevorderen het onderzoek en de ontwikkeling op deze gebieden om het bereiken van deze doelstellingen te ondersteunen.

De lidstaten zorgen ervoor dat batterijen en accu's niet in apparaten kunnen worden ingebouwd, tenzij de eindgebruiker deze na gebruik gemakkelijk kan verwijderen. Deze bepaling geldt niet voor de in bijlage III vermelde apparaten. Alle apparaten met ingebouwde batterijen en accu's gaan vergezeld van een gebruiksaanwijzing waarin wordt uiteengezet hoe deze veilig kunnen worden verwijderd, en waarin de gebruiker, waar van toepassing, informatie vindt over de inhoud van de ingebouwde batterijen en accu's.

Artikel 6

Zware metalen bevattende brandstofcellen

De lidstaten kunnen het in de handel brengen van zware metalen bevattende accu's verbieden, voorzover er brandstofcellen zonder zware metalen beschikbaar zijn.

HOOFDSTUK III

IN DE HANDEL BRENGEN

Artikel 7

In de handel brengen

1.   De lidstaten belemmeren, verbieden of beperken het op hun grondgebied in de handel brengen van batterijen en accu's die aan de in deze richtlijn vastgestelde bepalingen beantwoorden, niet.

2.   De lidstaten treffen de nodige maatregelen om te verzekeren dat batterijen of accu's die niet aan de in deze richtlijn vastgestelde bepalingen beantwoorden, niet in de handel worden gebracht of uit de handel worden genomen.

HOOFDSTUK IV

INZAMELING

Artikel 8

Bevordering van een gesloten-lussysteem

De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om de definitieve verwijdering van gebruikte batterijen en accu's te voorkomen en om een gesloten-lussysteem voor alle gebruikte batterijen en accu's waarvan het gebruik niet is verboden op grond van artikel 4, tot stand te brengen.

Artikel 9

Inzamelingssystemen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat

a)

er regelingen worden getroffen in het kader waarvan gebruikte draagbare batterijen en accu's bij de eindverbruiker of op een gemakkelijke toegankelijke plaats in diens nabijheid kosteloos kunnen worden ingezameld, tenzij deze al worden ingezameld door middel van in artikel 5, lid 1 van Richtlijn 2002/96/EG bedoelde systemen ;

b)

de eindgebruikers hun gebruikte batterijen en accu's inleveren bij de onder a) bedoelde inzamelingsfaciliteiten;

c)

producenten of distributeurs van industriële batterijen en accu's, of namens deze optredende derden, gebruikte industriële batterijen en accu's, ongeacht hun chemische samenstelling en herkomst, van de eindgebruikers terugnemen;

d)

producenten of distributeurs van autobatterijen en -accu's , of namens deze optredende derden, systemen opzetten voor de inzameling van gebruikte autobatterijen en -accu's bij de eindverbruikers of op een gemakkelijk toegankelijke plaats in hun nabijheid , tenzij deze al worden ingezameld door middel van de in artikel 5, lid 1 van Richtlijn 2000/53/EG bedoelde systemen.

2.   De lidstaten zien erop toe dat er bij het opzetten van de inzamelingssystemen rekening wordt gehouden met de negatieve externe effecten van de hiermee samenhangende vervoersverrichtingen.

3.     De lidstaten stellen een regeling in voor een minimumstatiegeld op batterijen die een laag inzamelingspercentage kennen en de batterijen die gevaarlijke stoffen bevatten.

De hoogte van het statiegeld kan variëren naar gelang van het risicopotentieel van de stoffen die een batterij bevat.

Artikel 10

Individuele of collectieve systemen

Onverlet artikel 9 staan de lidstaten de producenten toe individuele of collectieve terugnamesystemen voor gebruikte batterijen en accu's op te zetten, mits deze systemen met deze richtlijn in overeenstemming zijn.

Artikel 11

Definitieve verwijdering

De lidstaten dragen er zorg voor dat kwik-, lood- of cadmiumhoudende delen van batterijen en accu's die na bewerking niet tot nieuwe batterijen kunnen worden verwerkt, definitief worden verwijderd in speciaal daarvoor ingerichte compartimenten van toegestane stortplaatsen voor gevaarlijk afval die passende waarborgen voor de bescherming van het milieu bieden.

Artikel 12

Economische instrumenten

Indien de lidstaten economische instrumenten hanteren ter bevordering van de inzameling van gebruikte batterijen en accu's of ter bevordering van het gebruik van batterijen die minder vervuilende stoffen bevatten, bijvoorbeeld door de goedkeuring van verschillende belastingtarieven, doen zij de Commissie mededeling van de met de tenuitvoerlegging van deze instrumenten verband houdende maatregelen.

Artikel 13

Na te streven gemiddelde inzamelingsgraad

1.   Uiterlijk vier jaar na de datum bedoeld in artikel 32, lid 1 bereiken de lidstaten een gemiddelde inzamelingsgraad die minimaal equivalent is met 50 % van de nationale jaarlijkse verkoop van twee jaar eerder voor alle draagbare batterijen en accu's, inclusief draagbare nikkel-cadmium-batterijen.

Uiterlijk zes jaar na de datum bedoeld in artikel 32, lid 1 bereiken de lidstaten een gemiddelde inzamelingsgraad die minimaal equivalent is met 60 % van de nationale jaarlijkse verkoop van twee jaar eerder voor alle gebruikte draagbare batterijen en accu's, inclusief draagbare nikkel-cadmium-batterijen.

2.   Op basis van Tabel 2 in bijlage I zal een verslag van de inzameling worden opgesteld. Onverlet Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2002 betreffende afvalstoffenstatistieken (14) stellen de lidstaten deze verslagen ieder jaar op, te beginnen één jaar na de datum bedoeld in artikel 32, lid 1 van deze richtlijn; een verslag heeft telkens betrekking op een volledig kalenderjaar. Het verslag wordt uiterlijk zes maanden na het eind van het jaar in kwestie aan de Commissie toegezonden.

3.     Uiterlijk zes jaar na de in artikel 32, lid 1 bedoelde datum dient de Commissie overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag een voorstel in voor de verhoging van de inzamelingsstreefcijfers.

Artikel 14

Specifieke uitbreidingen en aanpassingen

1.   De lidstaten mogen een verlenging aanvragen van de in artikel 13 genoemde termijn voor het halen van de inzamelingsstreefcijfers tot maximaal 36 maanden, om redenen die verband houden met specifieke geografische omstandigheden, zoals een groot aantal kleine eilanden, plattelands- en berggebieden of gebieden met een lage bevolkingsdichtheid. Een lijst van aangevraagde en goedgekeurde verlengingen wordt opgenomen in bijlage ... (15) .

2.   Lidstaten die tot de Europese Unie zijn toegetreden bij wege van Toetredingsverdragen die na 1 januari 2003 werden gesloten, mogen eveneens om een aanpassing van de in artikel 13 bedoelde inzamelingsstreefcijfers vragen, op grond van bijzondere geografische, sociaal-economische of milieuomstandigheden, bijvoorbeeld een groot aantal kleine eilanden of de aanwezigheid van dunbevolkte berg- en plattelandsgebieden. Een lijst van aangevraagde en goedgekeurde verlengingen wordt opgenomen in bijlage ... (15) .

3.   Indien een lidstaat het nodig acht op de voorgaande leden gebaseerde nationale maatregelen door te voeren, stelt deze de Commissie van de overwogen nationale maatregelen en de hiertoe bestaande gronden in kennis.

4.   De Commissie gaat dan, binnen zes maanden na de kennisgeving als bedoeld in lid 3, over tot goedkeuring of verwerping van de overwogen nationale maatregelen, na te hebben geverifieerd dat deze aan de voorwaarden van de leden 1 en 2 voldoen en geen willekeurig middel tot discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen.

Bij uitblijven van een besluit van de Commissie binnen de gestelde termijn worden de overwogen nationale maatregelen geacht te zijn goedgekeurd.

5.   De Commissie stelt de overige lidstaten van kennisgevingen die zij ontvangt in kennis om hun mening in dezen te horen alvorens een besluit te nemen. De Commissie stelt de lidstaten tevens in kennis van deze besluiten .

HOOFDSTUK V

BEHANDELING EN RECYCLING

Artikel 15

Behandelingsverrichtingen

1.   De lidstaten zien erop toe dat met gebruikmaking van de best beschikbare behandelings- en recyclingtechnieken worden opgezet voor de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu , systemen opzetten voor de behandeling van in overeenstemming met artikel 9 ingezamelde gebruikte batterijen en accu's die ten minste voldoen aan de communautaire wetgeving, met name op het gebied van gezondheid, veiligheid en afvalbeheer. Zij zien erop toe dat er bij het opzetten van de behandelingssystemen rekening wordt gehouden met de negatieve externe effecten van de hiermee samenhangende vervoersverrichtingen.

De lidstaten zien erop toe dat de producenten, of namens deze optredende derden, met gebruikmaking van de best beschikbare technieken die geen buitensporige kosten veroorzaken, recyclingsystemen opzetten voor de in overeenstemming met artikel 9 ingezamelde gebruikte batterijen en accu's.

2.   De behandeling houdt in voorkomend geval minimaal de verwijdering in van alle vloeistoffen en zuren . In geval van — ook tijdelijke — opslag vindt deze plaats op locaties met ondoorlaatbare oppervlakken en passende weersbestendige afdekkingen, dan wel in hiertoe geschikte containers.

3.   De producenten kunnen deze systemen hetzij individueel, hetzij gezamenlijk opzetten.

Artikel 16

Uitvoer

1.   De behandeling en/of recycling mogen tevens buiten de lidstaat in kwestie of buiten de Gemeenschap plaatsvinden, mits de verzending van de gebruikte batterijen en accu's in conformiteit met Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap  (16)geschiedt.

Gebruikte batterijen en accu's die in overeenstemming met Verordening (EEG) nr. 259/93, Verordening (EG) nr. 1420/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de overbrenging van bepaalde soorten afvalstoffen naar een anatal niet OESO-landen (17) en Verordening (EG) nr. 1547/1999 van de Commissie van 12 juli 1999 tot vaststelling van de controleprocedures, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad, die moeten worden toegepast voor de overbrenging van bepaalde soorten afvalstoffen naar bepaalde landen waarvoor besluit C(92)39 def van de OESO niet geldt (18) naar bestemmingen buiten de Gemeenschap worden uitgevoerd, zullen alleen worden geacht bij te dragen tot de naleving van de verplichtingen, respectievelijk verwezenlijking van de streefcijfers van de artikelen 11, 18 en 19 van deze richtlijn, indien de uitvoerder verklaart dat de behandeling en/of recycling hebben plaatsgevonden in omstandigheden die aan de eisen van deze richtlijn beantwoorden.

2.   De Commissie stelt gedetailleerde voorschriften voor de uitvoering van bovenstaand lid vast, zulks in overeenstemming met de procedure van artikel 30, lid 2.

Artikel 17

Nieuwe recyclingtechnologieën

1.   De lidstaten bevorderen de ontwikkeling van nieuwe recycling- en behandelingstechnologieën, en onderzoek naar milieuvriendelijke en kosteneffectieve recyclingmethoden voor alle typen batterijen en accu's.

2.   De lidstaten moedigt exploitanten van behandelingsfaciliteiten ertoe aan gecertificeerde milieubeheersystemen in te voeren in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) (19).

Artikel 18

Recyclingdoelstellingen

1.    De lidstaten zien erop toe dat de producenten, of namens deze optredende derden, een jaar na de in artikel 32, lid 1 bedoelde datum, de recycling verzorgen van alle overeenkomstig artikel 9 gescheiden ingezamelde batterijen.

2.     Drie jaar na de in artikel 32, lid 1 bedoelde datum worden er voor alle batterijen en accu's nieuwe minimumrecyclingdoelstellingen vastgesteld.

De minimumrecyclingdoelstellingen worden regelmatig geëvalueerd en aangepast om rekening te houden met de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

Artikel 19

Recyclingefficiëntiedoelstellingen

1.   De lidstaten zien erop toe dat de producenten, of namens deze optredende derden, uiterlijk drie jaar na de in artikel 32, lid 1 bedoelde datum, de volgende minimale recyclingefficiëntie realiseren:

(a)

Recycling van gemiddeld minimaal 65 gewichtsprocent van de in lood-zuur-accu's gebruikte materialen, en een gesloten lus voor al het daarin gebruikte lood ;

(b)

Recycling van gemiddeld minimaal 75 gewichtsprocent van de in nikkel-cadmium-accu's gebruikte materialen, en een gesloten lus voor al het daarin gebruikte cadmium ;

(c)

Recycling van gemiddeld 55 gewichtsprocent van de in andere gebruikte batterijen en accu's gebruikte materialen.

De voorgestelde minimale recyclingefficiënties worden volgens de in artikel 30, lid 2 vastgestelde procedure regelmatig geëvalueerd en aan de beste beschikbare technologie en wetenschappelijke en technische vooruitgang aangepast.

2.   De lidstaten brengen jaarlijks verslag uit over de in artikel 18 genoemde recyclingdoelstellingen, alsmede over de in bovenstaand lid bedoelde recyclingefficiëntie die daadwerkelijk in elk kalenderjaar wordt bereikt, te beginnen vanaf de in bovenstaand lid bedoelde datum.

Die informatie zal dan uiterlijk zes maanden na het eind van het jaar in kwestie aan de Commissie worden voorgelegd.

HOOFDSTUK VI

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE INZAMELING, BEHANDELING EN RECYCLING

Artikel 20

Regelingen voor draagbare batterijen en accu's

1.   De lidstaten zien erop toe dat de producenten, of namens deze optredende derden, uiterlijk een jaar na de in artikel 32, lid 1 bedoelde datum de financiering verzorgen van ten minste de inzameling, de behandeling, de recycling en de uit milieuoogpunt verantwoorde verwijdering van alle gebruikte draagbare batterijen en accu's die gedeponeerd zijn bij overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder (a) opgezette inzamelingsfaciliteiten.

2.     Bij producten die meer dan een jaar na de in artikel 32, lid 1 vermelde datum in de handel worden gebracht, is elke producent verantwoordelijk voor de financiering van de in lid 1 van dit artikel genoemde handelingen met betrekking tot het afval van zijn eigen producten.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten zich met het opzetten van individuele of collectieve systemen naar bovenstaand lid richten.

4.     De kosten van inzameling, behandeling en uit milieuoogpunt verantwoorde verwijdering worden voor de koper niet afzonderlijk zichtbaar gemaakt op het tijdstip van verkoop van nieuwe producten.

Artikel 21

Regelingen voor van industriële en autobatterijen en -accu's

1.   De lidstaten zien erop toe dat de producenten, of namens deze optredende derden, een regeling treffen voor de financiering van de inzameling, de behandeling, en de recycling van gebruikte industriële en autobatterijen en -accu's die zijn ingezameld overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder (b) en (c).

2.     Bij batterijen die nog ingebouwd zijn in andere producten, zoals auto's, elektrische en elektronische apparaten, op het moment waarop die producten afval worden, worden de producenten van batterijen pas verantwoordelijk voor de verdere behandeling van die batterijen nadat zij uit die andere producten verwijderd zijn.

3.   De lidstaten staan de producenten en de gebruikers van industriële en autobatterijen en -accu's toe overeenkomsten te sluiten op grond waarvan andere financieringsmethoden dan de in lid 1 genoemde kunnen worden aangewend.

4.     De lidstaten zorgen ervoor dat de eindgebruikers verplicht worden hun gebruikte industriële en autobatterijen en -accu's in te leveren bij inzamelingspunten.

Artikel 22

Registratie en garantie

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om te verzekeren dat elke producent die een product op de markt brengt wordt geregistreerd en aan de hand van een garantie kan verzekeren dat het beheer van de door hem op de markt gebrachte, gebruikte batterijen en accu's zal worden gefinancierd. De producent mag deze garantie verstrekken in de vorm van diens deelneming aan passende regelingen ter financiering van het beheer van gebruikte batterijen en accu's, van een recyclingverzekering, of van een geblokkeerde bankrekening.

Bij batterijen die nog ingebouwd zijn in andere producten, zoals auto's, elektrische en elektronische apparaten, op het moment waarop die producten afval worden, worden de producenten van batterijen pas verantwoordelijk voor de verdere behandeling van die batterijen nadat zij uit die andere producten verwijderd zijn.

De lidstaten stellen een producenten- en importeursregister op en vergaren jaarlijks informatie, waaronder gefundeerde schattingen, inzake de hoeveelheden en categorieën batterijen en accu's die in hun land in de handel worden gebracht en in de lidstaten worden ingezameld, behandeld en gerecycleerd alsmede inzake het ingezamelde afval dat wordt uitgevoerd, uitgedrukt in gewicht of, indien dat niet mogelijk is, in aantallen.

In de maatregelen moet een onderscheid worden gemaakt tussen de financiering van het beheer van gebruikte kwik-, lood- of cadmiumhoudende batterijen en accu's en de financiering van het beheer van andere gebruikte batterijen en accu's.

De lidstaten kunnen van de garantie van de financiering afzien wanneer de inzameling en het recycleren van gebruikte batterijen en accu's zichzelf financiert.

Artikel 23

Historisch afval

1.   De verantwoordelijkheid voor de kosten van de inzameling, behandeling, recycling en uit milieuoogpunt verantwoorde verwijdering van gebruikte batterijen en accu's die voor de inwerkingtreding van deze richtlijn in de handel worden gebracht, het zogenoemde historisch afval, berust bij de producenten.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle producenten van draagbare batterijen en accu's die voor de inwerkingtreding van deze richtlijn in de handel zijn gebracht, of namens hen optredende derden, aan hun verplichtingen hebben voldaan in verhouding tot hun in gewicht uitgedrukte marktaandeel per type batterij en accu.

2.   Voor industriële batterijen en accu's die voor de inwerkingtreding van deze richtlijn in de handel worden gebracht en die worden vervangen door gelijkwaardige producten of door producten die dezelfde functie vervullen, wordt de financiering van het beheer, wanneer deze nieuwe producten worden geleverd, verzorgd door de producenten. Bij wijze van alternatieve mogelijkheid kunnen de lidstaten bepalen dat de eindgebruiker eveneens geheel of gedeeltelijk voor financiering verantwoordelijk wordt gesteld.

3.   Voor ander industrieel historisch batterijafval worden de kosten door de industriële gebruikers gedragen.

4.   Wat dit historisch afval betreft, zorgen de lidstaten ervoor dat de producenten, gedurende een overgangsperiode van vier jaar, te rekenen vanaf de in artikel 32, lid 1, bedoelde datum, toestemming krijgen om, ten tijde van de verkoop van nieuwe producten, de kopers te laten zien wat de kosten zijn van de inzameling, de behandeling en de recycling van alle gebruikte batterijen en accu's. De hierbij genoemde kosten mogen niet hoger zijn dan de werkelijke kosten.

Artikel 24

Deelneming

De lidstaten zorgen ervoor dat alle economische subjecten in de betrokken sectoren en alle bevoegde overheidsinstanties deel kunnen nemen in de in de artikelen 9 , 10 en 15 bedoelde systemen voor inzameling, behandeling en recycling.

Deze systemen zijn ook van toepassing op producten die op niet-discriminerende voorwaarden uit derde landen worden ingevoerd, en worden op zodanige wijze ontworpen dat handelsbelemmeringen of concurrentiedistorsies worden vermeden.

HOOFDSTUK VII

CONSUMENTENVOORLICHTING

Artikel 25

Voorlichting van de eindgebruiker

1.   De lidstaten zorgen ervoor, in het bijzonder door middel van nationale voorlichtingscampagnes, dat de eindgebruikers volledig wordt geïnformeerd over:

a)

de potentiële effecten van batterijen en accu's en van in batterijen en accu's gebruikte stoffen op het milieu en de menselijke gezondheid;

b)

de vereiste dat gebruikte batterijen en accu's niet als ongesorteerd stadsafval mogen worden weggegooid, en dat deze afzonderlijk moeten worden ingezameld;

c)

de hun ter beschikking staande inzamelings- en recyclingsystemen;

d)

de rol die voor hen is weggelegd bij de recycling van gebruikte batterijen en accu's;

e)

De betekenis van het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op wieltjes, voorgesteld in bijlage II en de chemische symbolen Hg, Cd in bijlage II.

2.     De producenten verzorgen de financiering van de in lid 1 bedoelde voorlichting van de eindgebruiker.

3.    De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de eindgebruikers deelnemen aan de inzameling van gebruikte batterijen en accu's en om ze erin te steunen het proces van hergebruik, behandeling en nuttige toepassing te vergemakkelijken.

Artikel 26

Economische subjecten

De lidstaten kunnen verlangen dat de in artikel 25 genoemde informatie geheel of gedeeltelijk door de betrokken economische subjecten, in het bijzonder die welke betrokken zijn bij de vervaardiging, distributie en verkoop van batterijen en accu's, wordt verstrekt.

HOOFDSTUK VIII

MERKINGSVEREISTEN

Artikel 27

Etikettering

1.   De lidstaten zien erop toe dat alle batterijen, accu's en batterijpakken op passende wijze worden voorzien van het in bijlage II afgedrukte symbool.

De lidstaten zorgen ervoor dat op alle batterijen, accu's en batterijpakken de capaciteit zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar wordt vermeld.

2.    Batterijen, accu's en knoopcellen die meer dan 5 ppm kwik, meer dan 20 ppm cadmium of meer dan 40 ppm lood bevatten, worden voorzien van het chemische symbool van het metaal in kwestie: Hg, Cd of Pb. Het symbool voor het gehalte aan zware metalen wordt onder de in bijlage II afgebeelde symbool afgedrukt en beslaat een oppervlakte van minstens een kwart van de afmetingen hiervan .

3.     Het in bijlage II afgebeelde symbool beslaat 3 % van de oppervlakte van de grootste zijde van de batterij, de accu of het batterijpak, tot maximaal 5 x 5 cm. In het geval van cilindrische cellen beslaat het symbool 1,5 % van de oppervlakte van de batterij of de accu, tot maximaal 5 x 5 cm.

4.     Indien de afmetingen van de batterij, de accu of het batterijpak dusdanig zijn dat het symbool kleiner zou zijn dan 0,5 x 0,5 cm, behoeft de batterij, de accu of het batterijpak niet te worden gekenmerkt, maar wordt een symbool van 1 x 1 cm op de verpakking afgedrukt.

5.     De symbolen worden op zichtbare, leesbare en onuitwisbare wijze aangebracht.

6.     De lidstaten eisen geen bijkomende kenmerking van batterijen en accu's betreffende kwesties die in deze richtlijn zijn geregeld.

7.     De Commissie kan overeenkomstig de in artikel 30, lid 2 genoemde procedure uitzonderingen van de kentekening overeenkomstig dit artikel vast stellen.

HOOFDSTUK IX

SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

Nationale verslagen

1.   De lidstaten doen de Commissie om de drie jaar een verslag over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn toekomen. Deze verslagen worden opgesteld aan de hand van een vragenlijst of schema welke door de Commissie in overeenstemming met de procedure van artikel 30, lid 2 worden uitgewerkt. De vragenlijst of het schema wordt zes maanden vóór de aanvang van de verslagperiode aan de lidstaten toegezonden.

2.   Het verslag wordt uiterlijk negen maanden na het einde van de periode van drie jaar die het bestrijkt, aan de Commissie ter beschikking gesteld. Het eerste verslag heeft betrekking op de driejarige periode die aanvangt op de in artikel 32, lid 1 bedoelde datum.

Artikel 29

Evaluatie

1.   De Commissie publiceert uiterlijk negen maanden na ontvangst van de verslagen van de lidstaten een verslag over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en over het effect van deze richtlijn op het milieu, alsook over het functioneren van de interne markt. Dit verslag bevat een evaluatie van de volgende aspecten van de Richtlijn:

(a)

De geschiktheid van verdere risicobeheersmaatregelen voor batterijen en accu's die zware metalen bevatten, met inachtneming van de meest recente wetenschappelijke inzichten en de in artikel 6 genoemde rapportageplicht.

(b)

De geschiktheid van een minimaal inzamelingsstreefcijfer voor alle gebruikte draagbare batterijen en accu's, met inachtneming van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 6 verstrekte informatie, van de technische vooruitgang en de in de lidstaten opgedane praktijkervaring.

(c)

De geschiktheid van de in de artikelen 18 en 19 genoemde minimale recyclingdoelstellingen en -efficiëntie, met inachtneming van de door de lidstaten verstrekte informatie, van de technische vooruitgang en de in de lidstaten opgedane praktijkervaring.

(d)

De mogelijkheid accu's die zware metalen bevatten, te vervangen door brandstofcellen zonder zware metalen.

2.   De Commissie laat het verslag opnemen in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het verslag gaat, waar nodig, vergezeld van voorstellen voor de herziening van de betrokken bepalingen van deze richtlijn.

In het licht van de evaluatie dient de Commissie eventueel een nieuw voorstel voor een richtlijn in waarin een verbod op het in de handel brengen van zware metalen bevattende accu's in nieuwe apparaten wordt overwogen, naarmate dergelijke accu's door brandstofcellen zonder zware metalen kunnen worden vervangen.

Artikel 30

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG.

2.   Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit, van toepassing.

De in artikel 5, lid 6 van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode beloopt drie maanden.

Artikel 31

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn bij een inbreuk op de nationale voorschriften die uit hoofde van deze richtlijn worden vastgesteld en nemen alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat ze worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 32 bedoelde datum in kennis van deze bepalingen en stellen haar onmiddellijk in kennis van eventuele latere wijzigingen dienaangaande.

Artikel 32

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van deze bepalingen en van de correlatie tussen deze bepalingen en die van de richtlijn.

2.   Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3.   De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van alle bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 33

Vrijwillige overeenkomsten

Op voorwaarde dat de in deze richtlijn aangegeven doelstellingen worden verwezenlijkt, mogen de lidstaten de bepalingen van de artikelen 6, 9, 16, 25, 26 en 27 implementeren in de vorm van overeenkomsten tussen de bevoegde autoriteiten en de betrokken economische subjecten. Dergelijke overeenkomsten voldoen aan de volgende eisen:

a)

zij zijn afdwingbaar;

b)

zij vermelden doelstellingen met corresponderende termijnen voor de verwezenlijking ervan;

c)

zij worden gepubliceerd in het nationale staatsblad of in een eveneens voor het publiek toegankelijke officiële publicatie en worden aan de Commissie toegezonden;

d)

op gezette tijden wordt bekeken welke resultaten er zijn behaald, waarna deze aan de bevoegde autoriteiten en de Commissie worden gerapporteerd, alsook op de in de overeenkomst aangegeven voorwaarden voor het publiek beschikbaar worden gemaakt;

e)

de bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de met de overeenkomst gemaakte vooruitgang wordt onderzocht;

f)

in gevallen van niet-naleving van de overeenkomsten leggen de lidstaten de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn ten uitvoer bij wege van wetgeving, regelgeving of bestuursrechtelijke maatregelen.

Artikel 34

Intrekking

Richtlijn 91/157/EEG wordt met ingang van de in artikel 32, lid 1 van deze richtlijn bedoelde datum ingetrokken.

Verwijzingen naar Richtlijn 91/157/EEG worden opgevat als verwijzingen naar deze richtlijn.

Artikel 35

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 36

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PBC...

(2)  PBC...

(3)  PBC...

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(5)  COM(96) 399 def.

(6)  PB L 78 van 26.3.1991, blz. 38. Richtlijn als gewijzigd bij Richtlijn 98/101/EG van de Commissie (PB L 1 van 5.1.1999, blz. 1 ).

(7)  PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.

(8)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24. Richtlijn als gewijzigd bij Richtlijn 2003/108/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 106).

(9)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(10)  PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34. Richtlijn als gewijzigd bij Beschikking 2002/525/EG van de Commissie (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 81).

(11)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19.

(12)  PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(13)  PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19 . Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16).

(14)   PB L 332 van 9.12.2002, blz. 1.

(15)  Toe te voegen na goedkeuring van de richtlijn.

(16)  PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2557/2001 van de Commissie ( PB L 349 van 31.12.2001, blz. 1 ).

(17)  PB L 166 van 1.7.1999, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2118/2003 van de Commissie (PB L 318 van 3.12.2003, blz. 5).

(18)  PB L 185 van 17.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2118/2003.

(19)  PB L 114 van 24.4.2001, blz. 1.

BIJLAGE I

TOEZICHT OP DE INACHTNEMING VAN DE INZAMELINGSSTREEFCIJFERS OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 13

Jaar

 

Land

 

Inwonertal

 

Totale hoeveelheid (in ton) draagbare batterijen en accu's die jaarlijks in de handel zijn gebracht

 

Totale hoeveelheid (in ton) gebruikte draagbare batterijen en accu's die jaarlijks afzonderlijk worden ingezameld

 

Gehaalde inzamelingsgraad voor de totale hoeveelheid gebruikte draagbare batterijen en accu's als percentage van het verkoopvolume van twee jaar eerder

 

Totale hoeveelheid (in ton) draagbare nikkel-cadmium-batterijen en -accu's die twee jaar eerder jaarlijks in de handel zijn gebracht

 

Totale hoeveelheid (in ton) gebruikte draagbare batterijen en accu's die jaarlijks afzonderlijk worden ingezameld

 

Gehaalde inzamelingsgraad voor de totale hoeveelheid gebruikte draagbare nikkel-cadmium-batterijen en -accu's als percentage van het verkoopvolume

 

BIJLAGE II

SYMBOOL VOOR HET KENMERKEN VAN BATTERIJEN, ACCU'S EN BATTERIJPAKKEN MET HET OOG OP DE AFZONDERLIJKE INZAMELING ERVAN

Voor de „afzonderlijke inzameling” van alle batterijen en accu's wordt het onderstaande symbool, een doorgestreepte vuilnisbak op wieltjes, gebruikt:

Image

BIJLAGE III

BATTERIJEN EN ACCU'S IN TOEPASSINGEN DIE ZIJN VRIJGESTELD VAN HET IN ARTIKEL 4, LID 1 BEDOELDE VERBOD

Overeenkomstig artikel 4, lid 2 zijn al dan niet in apparaten ingebouwde batterijen en accu's in onderstaande toepassingen niet onderworpen aan de verbodsbepaling van artikel 4, lid 1:

knoopcellen en batterijen die uit knoopcellen bestaan, die niet meer dan 2 gewichtsprocent kwik bevatten,

cadmium in batterijen en accu's voor noodverlichting,

cadmium in batterijen en accu's voor industriële toepassingen,

cadmium in batterijen en accu's voor vliegtuigen en treinen, met uitzondering van NiCd-batterijen in elektrische voertuigen, omdat die toepassingen onder artikel 4, lid 2, onder a) van Richtlijn 2000/53/EG vallen,

lood in autobatterijen en -accu's, overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2000/53/EG,

lood in batterijen en accu's waar deze nodig zijn voor het starten van verbrandingsmotoren (bijv. in tuintrekkers, scheepsmotoren, vliegtuigen en motorfietsen),

lood in batterijen en accu's voor industriële toepassingen.

Overeenkomstig artikel 11 verbieden de lidstaten dat alle in deze bijlage vermelde batterijen en accu's definitief worden verwijderd op stortplaatsen of door middel van verbranding.

BIJLAGE IV

LIJST VAN CATEGORIEËN APPARATEN DIE NIET ONDER HET TOEPASSINGSGEBIED VAN ARTIKEL 5 VALLEN

1. Referentiecellen in wetenschappelijke en professionele apparatuur alsmede batterijen en accu's in medische apparaten voor de instandhouding van vitale functies en in hartslagregelaars, wanneer een ononderbroken werking van essentieel belang is en de batterijen en accu's alleen door gekwalificeerd personeel kunnen worden verwijderd;

2. Draagbare apparaten waarvan de beoogde levensduur langer is dan die van de oorspronkelijke set batterijen en accu's, wanneer vervanging door ongekwalificeerd personeel veiligheidsrisico's voor de gebruiker zou kunnen opleveren of de werking van het apparaat zou kunnen beïnvloeden;

3. Apparaten ten aanzien waarvan wettelijke veiligheidsvoorschriften het gebruik van gereedschap voor het verwijderen van de batterijen vereisen of die als waterdicht zijn ontworpen en als zodanig worden verkocht;

4. Batterijen en accu's die zijn ingebouwd in professionele apparatuur die bestemd is voor gebruik in uiterst gevoelige omgevingen, bijvoorbeeld in aanwezigheid van vluchtige stoffen.

P5_TA(2004)0305

In rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (COM(2003) 448 — C5-0351/2003 — 2003/0175(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 448) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0351/2003),

onder verwijzing naar de ontwerpresolutie van Jorge Salvador Hernández Mollar over particuliere investeringen in nieuwe vervoersinfrastructuur (B5-0360/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme en de adviezen van de Economische en Monetaire Commissie en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0220/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0175

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 april 2004 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2004/.../EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1,

Gelet op Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (1), en met name op artikel 7,

Gezien het voorstel van de Commissie (2),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (3),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (4),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (5),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het Witboek „Het Europees vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen” heeft de Commissie aangekondigd dat zij een voorstel zou doen voor een richtlijn inzake een heffingenstelsel voor het gebruik van de wegeninfrastructuur. In zijn resolutie van 12 februari 2003 (6) over het Witboek heeft het Europees Parlement bevestigd dat tarifering van het infrastructuurgebruik noodzakelijk is en de mening uitgesproken dat een billijke toerekening van de externe kosten aan alle vervoersmodaliteiten een fundamenteel element is van een duurzaam vervoersbeleid, zowel met het oog op eerlijke mededinging tussen de verkeerstakken, als met het oog op een doeltreffende milieubescherming. Voorts hebben de Europese Raad van Kopenhagen van december 2002 en de Europese Raad van Brussel van maart 2003 positief gereageerd op de mededeling van de Commissie dat zij voornemens is een nieuwe „Eurovignet”-richtlijn in te dienen.

(2)

Een billijke tarifering van het gebruik van de wegeninfrastructuur op basis van het principe dat de gebruiker en de vervuiler betalen, vormt de grondslag van een duurzaam communautair vervoersbeleid . De doelstelling te komen tot een optimaal gebruik van het bestaande wegennet en de negatieve effecten van het vervoer substantieel terug te dringen moet worden bereikt zonder dat de uiteindelijke totale kosten voor de gebruikers worden verhoogd en zonder dat een dubbele belasting wordt ingevoerd, teneinde een stabiele economische groei en de goede werking van de eenheidsmarkt te garanderen. De Commissie dient bovendien uniforme, op wetenschappelijk erkende grondslagen gebaseerde berekeningscriteria uit te werken, die in de toekomst een internalisering van de externe kosten mogelijk maken .

(3)

De Europese Raad heeft op zijn bijeenkomst op 15 en 16 juni 2001 in Göteborg in paragraaf 29 van de slotconclusies bepaald dat een op duurzaam vervoer gericht beleid de toenemende verkeersvolumes en verkeerscongestie, geluidsoverlast en verontreiniging moet aanpakken en het gebruik van milieuvriendelijke transportmiddelen alsook het volledig incalculeren van sociale en milieukosten moet bevorderen.

(4)

Teneinde de kosten voor de marktdeelnemers niet te verhogen moet speciaal belang worden gehecht aan de perifere regio's die zich wat de vervoerskosten betreft reeds in een nadelige positie bevinden wegens de grotere afstanden die hun marktdeelnemers moeten afleggen om de belangrijkste productie- en verbruikscentra te bereiken.

(5)

De opheffing van concurrentieverstoringen tussen vervoersondernemingen van de lidstaten, de goede werking van de interne markt, de versterking van het concurrentievermogen en aandacht voor milieu en volksgezondheid vragen om de invoering van niet-discriminatoire, rechtvaardige mechanismen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, voor de toerekening van de kosten van het gebruik van de infrastructuurvoorzieningen aan vervoersondernemers. Een zekere mate van harmonisatie is reeds bereikt met de vaststelling van Richtlijn 1999/62/EG.

(6)

Wat de financiering van de infrastructuurvoorzieningen betreft is het dienstig de inspanningen ter vermindering van de congestie en ter voltooiing van de infrastructuurvoorzieningen van het trans-Europees vervoersnetwerk te intensiveren.

(7)

In Richtlijn 1999/62/EG worden voor de vaststelling van de toltarieven de kosten voor de aanleg, de exploitatie, het onderhoud en de uitbreiding van de infrastructuurvoorzieningen in aanmerking genomen. Om te voorkomen dat reeds gedekte kosten voor aanleg in de heffingen worden doorberekend, dienen bij het bepalen van de kosten voor aanleg enkel de nieuwe infrastructuurvoorzieningen in aanmerking te worden genomen, dat wil zeggen de voorzieningen die in de toekomst gerealiseerd zullen worden alsook de binnen een bepaalde tijd vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn aangelegde voorzieningen. Een bijzondere bepaling is evenwel nodig om te voorkomen dat bij de doorberekening van de kosten voor aanleg afbreuk wordt gedaan aan op het moment van de inwerkingtreding van deze richtlijn bestaande rechten uit concessieovereenkomsten.

(8)

De in deze richtlijn vervatte bepalingen mogen in geen geval de rechten aantasten die voortvloeien uit bestaande concessionaire contracten.

(9)

Het internationaal vervoer over de weg vindt hoofdzakelijk plaats via het trans-Europese vervoersnetwerk. Daarnaast is de goede werking van de interne markt van groot belang voor het beroepsvervoer. Het communautair kader dient derhalve het beroepsvervoer te omvatten op het trans-Europese wegennet zoals dat gedefinieerd is in Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van het trans-Europese vervoersnetwerk (7). Om te voorkomen dat de verkeersstromen zich verplaatsen, met alle mogelijke gevolgen van dien voor de verkeersveiligheid en het optimaal gebruik van het vervoersnetwerk, moeten de lidstaten de tolgelden kunnen toepassen op iedere verbinding die rechtstreeks concurreert met het trans-Europese wegennet (hoofdverbindingsnet). Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel behouden de lidstaten en, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, de regionale en plaatselijke instanties de vrijheid tolgelden en/of gebruiksrechten toe te passen op andere wegen dan die van het hoofdverbindingsnet, een en ander met inachtneming van de bepalingen van het Verdrag.

(10)

De mogelijkheid voor de gebruiker om zelf de hoogte van het verschuldigde toltarief te beïnvloeden door te kiezen voor de minst vervuilende voertuigen, routes die vanuit milieuoogpunt minder kwetsbaar zijn, minder drukke periodes, minder zwaar belaste trajecten alsmede voor veiliger voertuigen is een wezenlijk element van een tolheffingssysteem. De lidstaten moeten de tolgelden derhalve kunnen differentiëren naar gelang van het type voertuig, op basis van de indeling van de voertuigen naar de uitstoot van uitlaatgassen („EURO”-classificatie) en naar de schade die ze toebrengen aan de wegen, alsmede naar gelang van de plaats, het tijdstip en de mate van congestie. De variatie van de toltarieven mag niet leiden tot een stijging van de gewogen gemiddelde toltarieven bedoeld in artikel 7, lid 9.

(11)

De totale financiële lasten voor het wegvervoer dienen niet te worden verhoogd, maar anders te worden verdeeld, door een systeem van vaste belastingen en lasten te vervangen door een systeem van met het gebruik samenhangende heffingen. Bij het invoeren van tolgelden en/of gebruiksrechten dienen de lidstaten dan ook de mogelijkheid te hebben met name het tarief van de jaarlijkse belastingen op voertuigen te verlagen, in voorkomend geval tot onder het minimumniveau als voorzien in bijlage I bij Richtlijn 1999/62/EG , en/of de accijnzen op brandstoffen .

(12)

De lidstaten moeten militaire voertuigen, voertuigen van de burgerbescherming, de brandweer en andere diensten voor eerstehulpverlening, alsook politievoertuigen, voertuigen voor wegonderhoud en voertuigen van erkende hulporganisaties verlaagde tarieven of een vrijstelling van de belastingen op voertuigen kunnen toestaan.

(13)

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel beslissen de lidstaten over de besteding van de inkomsten uit de heffingen voor het gebruik van de wegeninfrastructuur. Om de uitbreiding van het vervoersnetwerk in zijn totaliteit te waarborgen zouden de opbrengsten van de heffingen evenwel aangewend moeten worden ten behoeve van de vervoerssector, met het oog op een optimale ontwikkeling van het gehele verkeerssysteem.

(14)

Speciale aandacht dient besteed te worden aan de berggebieden, zoals de Alpen en de Pyreneeën , en de zones en agglomeraties als bedoeld in artikel 8, lid 1 van Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (8) . In het verleden zijn nieuwe grootschalige infrastructuurprojecten vaak niet van de grond gekomen omdat de daarvoor benodigde, zeer omvangrijke, financiële middelen ontbraken. In deze bijzonder kwetsbare gebieden dienen de gebruikers derhalve extra belast te worden om financiering mogelijk te maken van belangrijke projecten van zeer grote Europese waarde, zoals de prioritaire trans-Europese Netwerken, die in voorkomend geval betrekking hebben op andere vervoersmodaliteiten en het aan elkaar koppelen daarvan, binnen dezelfde corridor en in hetzelfde gebied, welke modaliteiten niet onderbedeeld mogen worden teneinde het vrij verkeer van goederen te waarborgen. Deze extra heffing dient verband te houden met de financiële vereisten van het project. Ook met de basiswaarde van de tolgelden dient rekening te worden gehouden, om te voorkomen dat de lasten in een bepaalde corridor kunstmatig hoog worden gehouden, hetgeen ertoe zou kunnen leiden dat de verkeersstromen zich verplaatsen naar andere trajecten, met als gevolg congestieproblemen op lokaal niveau en een ondoelmatig gebruik van het wegennet.

(15)

De heffingen mogen noch discriminerend zijn noch buitensporig veel formaliteiten vereisen aan de binnengrenzen of op enige andere wijze de doorstroming belemmeren. Daarom dienen gepaste maatregelen genomen te worden om betaling van de tolgelden te allen tijde en met verschillende betaalmiddelen mogelijk te maken en om de toegang tot het elektronisch betaalsysteem (inbouwapparatuur in het voertuig) zowel voor de incidentele gebruiker als voor de vaste gebruiker te garanderen.

(16)

Met het oog op een coherente en geharmoniseerde toepassing van het systeem voor tarifering van het infrastructuurgebruik dienen de lidstaten bij het vaststellen van de toltarieven de verschillende in aanmerking te nemen kosten te berekenen op basis van een gemeenschappelijke methodologie. De Commissie zou aan de hand van wetenschappelijk erkende data beginselen moeten ontwikkelen voor de berekening van de toltarieven, waardoor de weg wordt vrijgemaakt voor de volledige toerekening van de externe kosten.

(17)

Er zijn nog meer technische ontwikkelingen noodzakelijk om het systeem voor tarifering van het infrastructuurgebruik verder te ontwikkelen. Er dient een procedure ingevoerd te worden op basis waarvan de Commissie de in Richtlijn 1999/62/EG vastgestelde voorwaarden kan aanpassen aan de technische ontwikkelingen en met het oog daarop in overleg kan treden met de lidstaten. De maatregelen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (9).

(18)

Aangezien de doelstellingen van het beoogde optreden, te weten de harmonisatie van de voorwaarden voor de heffing van tolgelden in verband met het gebruik van de wegeninfrastructuur, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve, vanwege hun communautaire dimensie en gelet op de noodzaak de interne vervoersmarkt te beschermen, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(19)

Wil de doelstelling van een billijke tarifering worden verwezenlijkt, dan moet rekening worden gehouden met het systeem van concessies voor wegennetten zoals dit bestaat in een aantal lidstaten (wegen, snelwegen, tunnels, bruggen) aangezien op wegennetten waarvoor concessies gelden, vrachtvoertuigen reeds de door hen veroorzaakte externe kosten betalen volgens het principe gebruiker-betaler, en de concessies in handen zijn van publiek-particuliere partnerschappen (PPP), die gebonden zijn aan de bepalingen inzake vrije mededinging.

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 1999/62/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Punt a) wordt vervangen door:

„a)

„trans-Europees wegennet”: het wegennet als beschreven en met kaarten geïllustreerd in afdeling 2 van bijlage I bij Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een transeuropees vervoersnet (10) . De kaarten hebben betrekking op de in het dispositief en/of in bijlage II van voornoemde beschikking genoemde afdelingen;

b)

De volgende punten a bis) et a ter) worden ingevoegd:

„a bis)

„hoofdwegennet”: het trans-Europese wegennet alsmede iedere andere verbinding in de richting waarvan de verkeersstromen op het trans-Europese wegennet zich kunnen verplaatsen en die rechtstreeks concurreert met bepaalde delen van dit wegennet ;

a ter)

„kosten voor aanleg”: de kosten in verband met de aanleg, met inbegrip van, in voorkomend geval, de kosten van de over het geïnvesteerde kapitaal te betalen rente , voor het gedeelte dat op het moment van de inwerkingtreding van deze richtlijn niet is afgeschreven; de kosten voor aanleg mogen in geen geval hoger zijn dan de courante kosten voor de herstelling van de infrastructuur in kwestie;

c)

In punt b) wordt de zinsnede „en dat is gebaseerd op de afgelegde afstand en op de categorie van het voertuig” vervangen door de zinsnede „en dat is gebaseerd op de afgelegde afstand en op de corresponderende kosten per kilometer”;

d)

Het volgende punt b bis) wordt ingevoegd:

b bis)

„gewogen gemiddeld toltarief”: wordt berekend aan de hand van de in artikel 7, lid 9 genoemde criteria, voor een gegeven wegeninfrastructuur op basis van de kosten per kilometer. Het gewogen gemiddelde toltarief wordt voor elke lidstaat afzonderlijk vastgesteld door de bevoegde instantie

e)

De punten d) en e) worden vervangen door:

„d)

„voertuig”: een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen bedoeld of gebruikt voor het vervoer over de weg van goederen en waarvan het maximaal toegestane totaalgewicht meer dan 3,5 ton bedraagt;

e)

„EURO 0”-voertuig, „EURO I”-voertuig, „EURO II”-voertuig, „EURO III”-voertuig, „EURO IV”-voertuig, „EURO V”-voertuig: een voertuig dat voldoet aan de in bijlage 0 bij deze richtlijn aangegeven emissiegrenswaarden;”

f)

Het volgende punt e bis) wordt toegevoegd:

e bis)

„concessie voor wegeninfrastructuur”: een akte (contract of unilateraal besluit) tot delegatie van een dienst van algemeen belang krachtens welke een bestuursrechtelijk orgaan een particulier persoon machtigt een wegennet (weg, snelweg, tunnel, brug) voor een lange en nader bepaalde periode te ontwerpen, aan te leggen, te financieren en te exploiteren, waarbij het verschuldigde kapitaal en het geïnvesteerde kapitaal worden terugbetaald uit de inkomsten uit tolgelden;

g)

Punt f) wordt vervangen door:

f)

„externe kosten”: kosten die duidelijk veroorzaakt worden door het goederenvervoer over de weg, maar die niet doorberekend zijn in de marktprijzen van de door deze vervoerstak geboden diensten. Deze kosten kunnen congestiekosten omvatten, milieukosten zoals plaatselijke en landelijke luchtvervuiling, geluidshinder en landschapsschade, alsook sociale kosten zoals gezondheidskosten en indirecte kosten van ongevallen die niet door de verzekering gedekt worden;

2)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt de zinsnede „De lidstaten kunnen verlaagde tarieven of vrijstellingen toepassen voor:” vervangen door: „Onverminderd het bepaalde in artikel 7 ter kunnen de lidstaten verlaagde tarieven of vrijstellingen toepassen voor:”

b)

Lid 2, letter a) wordt vervangen door:

a)

militaire voertuigen, voertuigen van de burgerbescherming, de brandweer en andere diensten voor eerstehulpverlening, erkende hulporganisaties, alsook politievoertuigen en voertuigen voor wegonderhoud;

c)

in lid 4 wordt de zinsnede „Onverminderd het bepaalde in de tweede alinea van lid 1 en de leden 2 en 3 van dit artikel,” vervangen door de zinsnede „Onverminderd het bepaalde in de leden 3 en 4 van dit artikel en in artikel 7 ter,”

3)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

De leden 1 en 2 worden vervangen door:

„1.   De lidstaten mogen tolgelden en/of gebruiksrechten handhaven of invoeren, mits aan de in de leden 2 tot en met 12 gestelde voorwaarden is voldaan.

2.   De tolgelden en gebruiksrechten worden toegepast op de vermelde voertuigen en op het trans-Europese wegennet. De lidstaten kunnen , na de Commissie ervan in kennis te hebben gesteld, de tolgelden en gebruiksrechten uitbreiden tot andere verbindingen van het hoofdwegennet. Bij het bepalen van deze uitbreiding moeten de lidstaten de plaatselijke en/of regionale instanties raadplegen die verantwoordelijk zijn voor de wegen tot welke de heffingen zouden worden uitgebreid. De lidstaten moeten zich ervan verzekeren dat deze tolgelden en/of gebruiksrechten compatibel zijn met andere heffingsregelingen die op plaatselijk en regionaal niveau van toepassing zijn.

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten en, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, van de regionale en plaatselijke instanties om tolgelden en/of gebruiksrechten toe te passen op andere wegen, een en ander met inachtneming van het bepaalde in het Verdrag.”

b)

Lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De tolgelden en gebruiksrechten worden geheven zonder directe of indirecte discriminatie op grond van de nationaliteit van de vervoersonderneming, het land of de plaats waar het voertuig geregistreerd is of op grond van de herkomst of bestemming van het voertuig.”

c)

Het volgende lid 5 bis wordt ingevoegd:

„5 bis.   De lidstaten die gebruik maken van elektronische systemen voor de inning van tolgelden en/of gebruiksrechten stellen in het kader van redelijke administratieve en financiële regelingen voor alle voertuigen de vereiste inbouwapparatuur ter beschikking (on-board units („OBU”)). De bedoelde regelingen mogen de niet-reguliere gebruikers van het wegennet niet benadelen, noch financieel noch op enige andere wijze, bijvoorbeeld in de vorm van extra administratiekosten of vereisten inzake andere, aanvullende apparatuur.”

d)

In lid 7 wordt de tweede alinea vervangen door de volgende tekst:

„De maximumtarieven worden vanaf (datum waarop deze richtlijn van kracht wordt) om de twee jaar opnieuw bezien. Voorzover nodig zal de Commissie de tarieven aanpassen overeenkomstig de procedure van artikel 9 quater, lid 2.”

e)

In lid 7 wordt de derde alinea geschrapt.

f)

Lid 9 wordt vervangen door:

„9.   De gewogen gemiddelde toltarieven moeten gerelateerd zijn aan:

de kosten voor de aanleg, de exploitatie, het onderhoud en de uitbreiding van het betrokken infrastructuurnet, met inbegrip van de over het geïnvesteerde kapitaal te betalen rente;

de vergoeding van het geïnvesteerde kapitaal,

de kosten voor infrastructuurvoorzieningen ter beperking van de geluidshinder en de kosten die overeenstemmen met de daadwerkelijk door de beheerder van de infrastructuur gemaakte kosten voor investeringen ter preventie en beperking van ongevallen,

de kosten die overeenstemmen met objectieve milieu-elementen zoals bijvoorbeeld bodemverontreiniging en luchtverontreiniging, met inbegrip van de kosten van verkeersopstoppingen, mits deze concreet berekend kunnen worden met behulp van berekeningsmethoden die naar behoren op Europees niveau zijn vastgesteld.

De gewogen gemiddelde toltarieven worden berekend zonder dat bij de vaststelling van de kosten voor aanleg , gebruik, onderhoud en ontwikkeling van de infrastructuurnetten in kwestie afbreuk wordt gedaan aan op ( de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn) bestaande rechten uit concessieovereenkomsten in de zin van artikel 2, letter a ter).

Deze toltarieven, berekend volgens de methode van bijlage II, zijn maximumniveaus; de leden kunnen ook lagere niveaus toepassen .”

g)

Lid 10 wordt vervangen door:

„10.   Onverminderd het gemiddelde bedrag van de gewogen toltarieven, bedoeld in lid 9, kunnen de lidstaten , op voorwaarde dat het hoogste toltarief niet meer dan 100 % hoger is dan het laagste tarief, de toltarieven afhankelijk stellen van:

a)

de verschillende typen voertuigen, ingedeeld in categorieën naar gelang van de schade die ze aan de wegen toebrengen, overeenkomstig bijlage III ;

b)

de EURO-emissienormen, overeenkomstig bijlage 0;

c)

het soort dag en/of periode van het jaar (werkdagen/vrije dagen);

d)

het tijdstip en de mate van congestie op het betrokken traject ;

e)

de betrokken verbinding van het wegennet, naar gelang van de ecologische kwetsbaarheid van de zone, de bevolkingsdichtheid en het ongevallenrisico;

f)

het niveau van PM10 en NOX.

Variaties in de toltarieven met betrekking tot de onder a) t/m f) genoemde elementen moeten in verhouding staan tot het nagestreefde doel .”

h)

Een nieuw lid 10 bis wordt toegevoegd:

10 bis.     De Commissie ontwikkelt uiterlijk (...) (11) een algemeen geldend, transparant en begrijpelijk model om alle externe milieu-, file- en medische kosten in geld uit te drukken, dat de basis voor toekomstige berekeningen van infrastructuurheffingen gaat vormen.

De Commissie wordt hierin bijgestaan door een comité dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. De procedure van artikel 9 quater, leden 3 en 4 is van toepassing.

(11)  Twee jaar na de inwerkingtreding van deze Richtlijn.”"

i)

De volgende leden 11, 12 en 13 worden toegevoegd:

„11.   In uitzonderlijke gevallen betreffende infrastructuurvoorzieningen in de berggebieden en de in artikel 8, lid 1 van Richtlijn 96/62/EG bedoelde zones en agglomeraties , kan, na raadpleging van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 9 quater, lid 5, een verhoging van de tolgelden toegepast worden met het oog op kruisfinanciering van de investeringskosten voor andere milieuvriendelijker vervoersinfrastructuren van aanmerkelijk Europees belang , zoals de trans-Europese netwerken, binnen dezelfde corridor of in dezelfde vervoersregio.

De bedoelde verhoging bedraagt ten hoogste 25 % van het toltarief. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, onder a ter), worden alleen met het oog op de berekening van deze verhoging ook de kosten van de bouw van de infrastructuur die al zijn afgeschreven op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in aanmerking genomen.

Voor de toepassing van deze bepaling is overlegging vereist van de financiële overzichten betreffende de betrokken infrastructuurvoorzieningen, alsmede van de resultaten van een kosten-batenanalyse inzake het nieuwe infrastructuurproject. In het geval van nieuwe grensoverschrijdende projecten is voor de toepassing van deze bepaling de instemming van de betrokken lidstaten vereist.

Indien de Commissie van oordeel is dat de beoogde verhoging niet in overeenstemming is met de in dit lid gestelde voorwaarden, vraagt zij het in artikel 9 quater, lid 1, bedoelde comité om advies. Zij kan het door de betrokken lidstaat voorgelegde plan voor heffingen afwijzen overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 9 quater, lid 2.

Wanneer de Commissie de betrokken lidstaat in kennis stelt van haar voornemen het comité om advies te vragen, wordt de termijn van dertig dagen als genoemd in artikel 2 van de in artikel 9 quater, lid 5, bedoelde beschikking van de Raad, opgeschort.

12.   De lidstaten streven ernaar de classificatie van de op hun grondgebied geregistreerde voertuigen op basis van de uitstoot van de voertuigen en de schade die zij aan de wegen toebrengen helder en inzichtelijk te maken.

Indien een bestuurder tijdens een controle de vereiste documenten niet kan overleggen, leggen de lidstaten toltarieven op die gelijk zijn aan die welke van toepassing zijn op de categorie meest vervuilende en voor de wegen meest schadelijke voertuigen, dat wil zeggen de „EURO 0-voertuigen” en de voertuigen van klasse III betreffende de schade aan wegen.

13.     Deze richtlijn laat het recht van lidstaten om concessietolgelden toe te passen onverlet. Aangezien de concessietol voortvloeit uit een delegatiecontract voor diensten van algemeen belang in een lidstaat, is deze tol onderworpen aan het nationale recht en het Europees recht inzake openbare vervoerscontracten.

4)

De volgende artikelen 7 bis en 7 ter worden ingevoegd:

„Artikel 7 bis

1.   De lidstaten stellen de toltarieven vast door de verschillende in aanmerking te nemen kosten te berekenen overeenkomstig de gemeenschappelijke methodologie als vastgelegd in bijlage III .

2.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de eenheidswaarden en de andere noodzakelijke parameters die zij toepassen om de verschillende kostenelementen te berekenen. Na raadpleging van het comité als bedoeld in artikel 9 quater, lid 1, keurt de Commissie deze waarden en parameters goed overeenkomstig de procedure van artikel 9 quater, lid 2.

Artikel 7 ter

1.   Onverminderd het bepaalde in de artikelen 87 en 88 van het Verdrag en onder voorbehoud van de andere bepalingen van het Gemeenschapsrecht kunnen de lidstaten bij de invoering van een stelsel van tolgelden en/of gebruiksrechten compensatie bieden voor deze lasten, met name via een verlaging van de tarieven voor de belastingen op voertuigen, in voorkomend geval tot een lager niveau dan het in bijlage I bij de richtlijn vastgelegde minimumniveau.

2.     Compensatie voor gebruiksrechten moet zonder onderscheid worden uitbetaald aan alle vervoersondernemingen, ongeacht het land van herkomst van de chauffeur.

3.   De hoogte van de compensatie dient gerelateerd te zijn aan de hoogte van de te betalen tolgelden en/of gebruiksrechten. De lidstaten kunnen evenwel een gemiddelde vaststellen op basis van de compensatie die geboden wordt voor de verschillende in de bijlage genoemde categorieën voertuigen.

4.   De lidstaten brengen het stelsel van tolgelden en/of gebruiksrechten en de compensatieregeling onder in een gemeenschappelijk programma. Compensatieregelingen dienen ten uitvoer gelegd te worden in het jaar volgend op de invoering van het nieuwe stelsel van tolgelden en/of gebruiksrechten.

5.     Bij de compensatieregelingen wordt ook ten volle rekening gehouden met de fiscale effecten van bestaande of toekomstige lokale en regionale heffingenstelsels, die buiten het geografische toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

5)

Het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd :

Artikel 8 bis

Eventuele kortingen of verlagingen met betrekking tot de tolgelden mogen uitsluitend betrekking hebben op de door de infrastructuurbeheerder gerealiseerde reële besparing op de administratiekosten. Bij het vaststellen van de hoogte van de korting mogen de besparingen op reeds in de geïnde tolgelden doorberekende kosten niet in aanmerking worden genomen.”

6)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Aan lid 1 wordt het volgende punt d) toegevoegd :

d)

belastingen op verzekeringen.”

b)

Lid 2 wordt vervangen door:

„2.    Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel beslissen de lidstaten over de aanwending van de inkomsten uit de heffingen op het gebruik van de wegeninfrastructuur; om de voltooiing van het gehele verkeerswegennet te verzekeren, zouden de inkomsten uit deze heffingen moeten worden aangewend in het belang van de verkeerssector en tot optimalisering van het gehele verkeerssysteem.

7)

De volgende artikelen 9 bis, 9 ter en 9 quater worden ingevoegd:

„Artikel 9 bis

De lidstaten voeren adequate controles uit en stellen een sanctieregeling in voor inbreuken op de nationale bepalingen die ter uitvoering van deze richtlijn worden vastgesteld; ze nemen alle nodige maatregelen met het oog op de tenuitvoerlegging daarvan. De vast te stellen sancties dienen doeltreffend, proportioneel en afschrikkend te zijn.

Artikel 9 ter

De Commissie werkt de bijlagen bij op basis van de technische ontwikkelingen of de stijging van de prijzen overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 9 quater, lid 3. Daarbij stelt de Commissie uniforme grondslagen en principes voor de berekening van de externe kosten op.

Artikel 9 quater

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité dat is ingesteld bij artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad van 4 juni 1970 betreffende de invoering van een boekhouding van de uitgaven voor de wegen voor het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren. (12)

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden.

4.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

5.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is de beschikking van de Raad van 21 maart 1962 houdende vaststelling van een procedure voor het voorafgaande onderzoek en overleg omtrent bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke door de lidstaten op het gebied van het vervoer worden overwogen (13), van toepassing.

(12)   PB L 130 van 15.6.1970, blz. 4. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3572/90 (PB L 353 van 17.12.1990, blz. 12)."

(13)   PB L 23 van 3.4.1962, blz. 720. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 73/402/EEG (PB L 347 van 17.12.1973, blz. 48).”"

8)

Artikel 11 wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 11

Uiterlijk 1 juli 2008 legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de uitvoering en de effecten van deze richtlijn, waarbij zij rekening zal houden met de technologische ontwikkelingen , de verkeerscongestie , de verkeersongevallen en de effecten van het verkeer op milieu.

De lidstaten doen de Commissie uiterlijk twaalf maanden voor deze datum de nodige informatie toekomen.”

9)

De tabel in bijlage II met het bedrag van de jaarlijkse rechten wordt als volgt gewijzigd:

Jaarlijkse rechten

 

max. 3 assen

min. 4 assen

EURO 0

1 332

2 223

EURO I

1 158

1 933

EURO II

1 008

1 681

EURO III

876

1 461

EURO IV en minder vervuilende voertuigen

797

1 329

10)

Bijlage 0 waarvan de tekst is opgenomen in bijlage I bij deze richtlijn wordt ingevoegd.

11)

Bijlage III waarvan de tekst is opgenomen in bijlage II bij deze richtlijn wordt toegevoegd.

Artikel 2

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 juli 2005 aan deze richtlijn te voldoen. Zij doen de Commissie onverwijld de tekst daarvan toekomen, alsmede een concordantietabel waarin is aangegeven met welke artikelen van deze richtlijn die bepalingen overeenkomen.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB L 187 van 20.7.1999, blz. 42.

(2)  PB C ...

(3)  PB C ...

(4)  PB C ...

(5)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(6)  PB C 43 E van 19.2.2004, blz. 250.

(7)  PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1. Beschikking gewijzigd bij Beschikking nr. 1346/2001/EG (PB L 185 van 6.7.2001, blz. 1).

(8)  PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55. Richtlijn gewijzigd bij Besluit (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(9)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(10)  PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1. Beschikking laatstelijke gewijzigd bij Beschikking nr. 1346/2001/EG (PB L 185 van 6.7.2001, blz. 1).”

BIJLAGE I

BIJLAGE 0

EMISSIEGRENSWAARDEN

1.   „EURO 0-”voertuig

Massa koolmonoxide (CO) g/kWh

Massa koolwaterstoffen (HC) g/kWh

Massa stikstofoxiden (NOX) g/kWh

12,3

2,6

15,8

2.   „EURO I”—/„EURO II”-voertuig

 

Massa koolmonoxide (CO) g/kWh

Massa koolwaterstoffen (HC) g/kWh

Massa stikstofoxiden (NOX) g/kWh

Massa deeltjes (PT) g/kWh

„EURO I-voertuig”

4,9

1,23

9,0

0,4 (1)

„EURO II-voertuig”

4,0

1,1

7,0

0,15

3.   „EURO III”-/„EURO IV”-/„EURO V”-voertuig

De specifieke massa van het koolmonoxide, het totaal aan koolwaterstoffen, de stikstofoxiden en de deeltjes die is bepaald met de ESC-test, en de opaciteit van de rook die is bepaald met de ELR-test, mogen niet meer bedragen dan de volgende waarden (2):

 

Massa koolmonoxide (CO) g/kWh

Massa koolwaterstoffen (HC) g/kWh

Massa stikstofoxiden (NOX) g/kWh

Massa deeltjes (PT) g/kWh

Rook m-1

„EURO III”-voertuig

2,1

0,66

5,0

0,10 (3)

0,8

„EURO IV”-voertuig

1,5

0,46

3,5

0,02

0,5

„EURO V”-voertuig

1,5

0,46

2,0

0,02

0,5

Bij dieselmotoren die ook worden beproefd volgens de ETC-test en met name bij gasmotoren mag de specifieke massa van koolmonoxide, andere koolwaterstoffen dan methaan, methaan (indien van toepassing), stikstofoxiden en deeltjes (indien van toepassing) niet meer bedragen dan de volgende waarden:

 

Massa koolmonoxide (CO) g/kWh

Massa niet-methaan koolwaterstoffen (NMHC) g/kWh

Massa methaan (CH4) (4) g/kWh

Massa stikstofoxiden (NOX) g/kWh

Massa deeltjes (PT) (5) g/kWh

„EURO III”-voertuig

5,45

0,78

1,6

5,0

0,16 (6)

„EURO IV”-voertuig

4,0

0,55

1,1

3,5

0,03

„EURO V”-voertuig

4,0

0,55

1,1

2,0

0,03


(1)  Op de grenswaarde voor de emissie van deeltjes wordt bij motoren met een vermogen van 85 kW of minder een coëfficiënt van 1,7 toegepast.

(2)  Een testcyclus bestaat uit een opeenvolging van testpunten, elk bij een bepaald toerental en koppel van de motor in stationaire toestand (ESC test) of in veranderende bedrijfsomstandigheden (ETC en ELR test).

(3)  0,13 voor motoren met een cilinderinhoud van minder dan 0,7 dm3 en een nominaal toerental van meer dan 3000 min1.

(4)  Uitsluitend voor op aardgas lopende voertuigmotoren.

(5)  Niet van toepassing op gasmotoren.

(6)  0,21 voor motoren met een cilinderinhoud van minder dan 0,75 dm3 en een nominaal toerental van meer dan 3 000 min-1.

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BEREKENING EN TOEREKENING VAN DE KOSTEN

In deze bijlage wordt de methode beschreven voor de berekening van de verschillende kostenelementen van de tolgelden. De onder punt 2 aangegeven schattingen van kosten en de daar vermelde gegevens zijn indicatief. Ze dienen evenwel gebruikt te worden in die gevallen waarin een lidstaat geen analyse heeft uitgevoerd waarin de lokale of regionale omstandigheden beter weerspiegeld zijn.

1.   Infrastructuurkosten

1.1.   Kosten van investeringen in infrastructuurvoorzieningen

De kosten van investeringen in infrastructuurvoorzieningen worden berekend als zijnde de kosten voor de aanleg van de betreffende voorzieningen en gedurende de gehele vooraf vast te stellen levensduur van deze voorzieningen weergegeven in de vorm van een jaarlijks bedrag (met inbegrip van een passende rente over het geïnvesteerde kapitaal). Deze investeringskosten dienen te worden toegerekend naar rato van het aantal voertuigen/het aantal jaarlijks door iedere categorie voertuigen afgelegde kilometers.

Eenheidskosten van investeringen (euro's/voertuigkilometers) =

Annuïteiten voor afschrijving van de investering en rente over het geïnvesteerde kapitaal

* aandeel van het beroepsverkeer

/ aantal kilometers afgelegd door voor het beroepsvervoer gebruikte voertuigen

1.2.   Kosten van schade aan infrastructuurvoorzieningen

De kosten voor schade aan infrastructuurvoorzieningen worden berekend als het gemiddelde (over maximaal vijf jaar) van de jaarlijkse uitgaven voor het onderhoud en de exploitatie van het betrokken infrastructuurnet. Ze dienen te worden toegerekend naar rato van het aantal voertuigen/het aantal jaarlijks door iedere categorie voertuigen afgelegde kilometers, na toepassing van een equivalentiefactor. Deze factor, die is aangegeven in punt 1.3 van deze bijlage, geeft het aandeel weer van iedere voertuigcategorie in de kosten voor onderhoud en exploitatie van het betreffende infrastructuurnet en is vastgesteld op basis van het gewicht, het type vering en het aantal assen van de voertuigen.

Eenheidskosten voor infrastructuur (euro's/voertuigkilometers) =

Jaarlijkse uitgaven voor onderhoud en exploitatie

* aandeel in het verkeer per voertuigcategorie na toepassing van de equivalentiecoëfficiënten

/ aantal afgelegde kilometers per voertuigcategorie

1.3.   Voertuigklassen en equivalentiefactoren

In onderstaande tabel zijn de equivalentiefactoren weergegeven.

Voertuigklasse

Equivalentiecoëfficiënten

Structureel onderhoud  (1)

Regulier onderhoud

< 3,5 t

0,0001

1

incl. tussen 3,5 t en 7,5 t, Klasse 0

1,46

3

> 7,5 t, Klasse I

2,86

3

> 7,5 t, Klasse II

5,06

3

> 7,5 t, Klasse III

8,35

3

Structurele onderhoudswerkzaamheden worden incidenteel verricht; voorbeelden zijn vernieuwing van het wegdek, versterking van bruggen, tunnels e.d. of zelfs vervanging van de onderlaag. De kosten van dit onderhoud zijn evenredig met de schade die door het verkeer aan de infrastructuur wordt toegebracht. Deze schade varieert naar gelang van de asdruk van de voertuigen. Een algemeen aanvaarde regel luidt dat de schade toeneemt met de vierde macht van de asdruk. Dit betekent dat bij een verdubbeling van het gewicht de schade aan het wegdek zestienmaal groter wordt.

Reguliere onderhoudswerkzaamheden vinden ieder jaar plaats; voorbeelden zijn wegmarkering, schoonmaken van de berm, winteronderhoud, enz. Deze uitgaven houden geen verband met het gewicht van de voertuigen, maar hangen samen met de intensiteit en de samenstelling van de totale verkeersstroom.

Indien in de boekhouding van de infrastructuurbeheerder geen onderscheid gemaakt wordt tussen de structurele uitgaven en de overige uitgaven, wordt voor deze uitgaven een afgeronde waarde van 20 % van de totale uitgaven aangehouden.

In onderstaande tabel zijn de voertuigklassen weergegeven.

De voertuigen dienen ingedeeld te worden in de subcategorieën 0, I, II en III op basis van de schade die ze veroorzaken aan het wegdek, in oplopende volgorde (klasse III betreft dus de voertuigen die de meeste schade aan de wegeninfrastructuur toebrengen). De schade neemt exponentieel toe met de toename van de druk per as.

Alle motorvoertuigen en samenstellen van voertuigen met een maximaal toegestaan totaalgewicht onder de 7,5 ton vallen onder klasse 0.

Motorvoertuigen

Assen voorzien van luchtvering of van een als gelijkwaardig erkende vering (2)

Andere veringssystemen van assen

Aantal assen en maximaal toegestaan totaalgewicht (in ton)

Aantal assen en maximaal toegestaan totaalgewicht (in ton)

Schadeklasse

Gelijk aan of meer dan

Minder dan

Gelijk aan of meer dan

Minder dan

Twee assen

 

7,5

12

13

14

15

12

13

14

15

18

7,5

12

13

14

15

12

13

14

15

18

I

Drie assen

15

17

19

21

23

25

17

19

21

23

25

26

15

17

19

21

17

19

21

23

23

25

25

26

II

Vier assen

 

23

25

27

25

27

29

23

25

25

27

I

29

31

32

II

29

31

31

32

27

29

31


Voertuigcombinaties (gelede voertuigen en samenstellen)

Assen voorzien van luchtvering of van een als gelijkwaardig erkende vering

Andere veringssystemen van assen

Aantal assen en maximaal toegestaan totaalgewicht (in ton)

Aantal assen en maximaal toegestaan totaalgewicht (in ton)

Schadeklasse

Gelijk aan of meer dan

Minder dan

Gelijk aan of meer dan

Minder dan

2 + 1 assen

 

7,5

12

14

16

18

20

22

23

25

12

14

16

18

20

22

23

25

28

7,5

12

14

16

18

20

22

23

25

12

14

16

18

20

22

23

25

28

I

2 + 2 assen

23

25

26

28

25

26

28

29

23

25

26

28

25

26

28

29

29

31

29

31

II

31

33

31

33

33

36

36

38

33

36

36

38

III

2 + 3 assen

II

36

38

38

40

36

38

38

40

III

3 + 2 assen

II

36

38

38

40

36

38

38

40

40

44

III

40

44

3 + 3 assen

36

38

38

40

36

38

I

38

40

II

40

44

40

44

2.   Kosten van ongevallen

De eenheidskosten per type ongeval worden bepaald op basis van het risico per type ongeval en per type voertuig. Vervolgens wordt de verzekeringspremie per type voertuig in mindering gebracht. Het uiteindelijke kostenelement dient te worden uitgedrukt in euro's per afgelegde kilometer. Er dient gedifferentieerd te worden naar het type infrastructuur (autosnelweg, verbinding in stedelijk gebied of route in niet-stedelijke zone).

Onderstaande formule biedt een vereenvoudigde methode om niet door verzekeringsstelsels gedekte kosten van ongevallen te berekenen.

Externe eenheidskosten van ongevallen per type infrastructuurvoorziening (euro's/voertuigkilometers) =

(bedrag van de kosten per type ongeval, voor alle typen ongevallen

* aantal ongevallen per type waarbij een vrachtwagen betrokken is — verzekeringspremies)

/ voertuigkilometers

Geschatte kosten per type ongeval:

Risico van een ongeval

 

Met dodelijke afloop

1 miljoen euro/geval

Met ernstig gewonden

135 000 euro/geval

Met licht gewonden

15 000 euro/geval


(1)  De voertuigklassen komen overeen met een druk per as van respectievelijk 0,5; 5,5; 6,5; 7,5 en 8,5 ton.

(2)  Veringen als gelijkwaardig erkend volgens de definitie in bijlage II bij Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59).

P5_TA(2004)0306

Sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoer *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumvoorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/15/EG en de Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 van de Raad betreffende sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoer (COM(2003) 628 — C5-0601/2003 — 2003/0255(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 628) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0601/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A5-0216/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0255

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 april 2004 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2004/.../EG van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumvoorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/15/EG en de Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 van de Raad betreffende sociale wetgeving met betrekking tot het wegvervoer

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 71,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het voorstel van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de regio's (3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (5), Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (6), Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (7) en Verordening (EG) nr. 484/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 1 maart 2002 tot wijziging, met het oog op de invoering van een bestuurdersattest, van Verordeningen (EEG) nr. 881/92 en (EEG) nr. 3118/93 van de Raad (8) zijn van belang voor de totstandkoming van een gemeenschappelijke markt voor binnenlandse vervoersdiensten.

(2)

In het Witboek „Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen” (9), heeft de Commissie aangegeven dat aanscherping van de controles en sancties noodzakelijk is, met name op het gebied van de sociale wetgeving betreffende het wegvervoer, en dat het vooral nodig is het aantal controles op te voeren, de systematische informatieuitwisseling tussen de lidstaten te stimuleren, de controleactiviteiten te coördineren en de opleiding van de controlerend ambtenaren te bevorderen.

(3)

Een juiste toepassing van de sociale voorschriften ten aanzien van het wegvervoer door middel van de vaststelling van minimumeisen voor een uniforme en doeltreffende controle door de lidstaten op de naleving van de desbetreffende bepalingen, is daarom vereist. De controles moeten het aantal inbreuken verminderen en deze voorkomen.

(4)

De in deze richtlijn voorziene maatregelen, die gebaseerd zijn op artikel 71 en artikel 137, lid 2 van het Verdrag, moeten niet enkel leiden tot meer verkeersveiligheid, maar moeten tevens bijdragen tot harmonisatie en verbetering van de sociale voorschriften in de Gemeenschap en gelijke concurrentievoorwaarden bevorderen.

(5)

Dankzij de vervanging van de analoge tachograaf door een digitale tachograaf zal er geleidelijk een steeds groter gegevensvolume sneller en nauwkeuriger kunnen worden gecontroleerd waardoorde lidstaten in toenemende mate tot steeds meer controles in staat zullen zijn. Het percentage gewerkte dagen van bestuuders van voertuigen, die onder de sociale wetgeving vallen, moet daarom worden verhoogd tot 3 %.

(6)

Inzake controlesystemen moet het doel erin gelegen zijn nationale oplossingen te ontwikkelen die een Europese interoperabiliteit en uitvoerbaarheid garanderen.

(7)

Alle bevoegde handhavingsinstanties moeten beschikken over een teoreikende standaarduitrusting en wettelijke bevoegdheid om hun taken op doeltreffende en efficiënte wijze te kunnen uitvoeren.

(8)

In iedere lidstaat moet er één enkele als nationaal referentiepunt fungerende coördinerende handhavingsentiteit worden aangewezen, die verantwoordelijk is voor het toezicht op en de uitvoering van een samenhangende nationale handhavingsstrategie en die, in overleg met de andere bevoegde instanties, de Europese interoperabiliteit van de controlesystemen garandeert. Deze entiteit verzamelt tevens relevante statistische gegevens.

(9)

De samenwerking tussen de handhavingsinstanties van de lidstaten moet verder worden bevorderd door gecoördineerde controles, gezamenlijke opleidingsinitiatieven, het opzetten van een gemeenschappelijk werkend elektronisch informatiesysteem en de uitwisseling van inlichtingen en ervaringen.

(10)

De best mogelijke handhavingspraktijk voor het wegvervoer, met name teneinde een geharmoniseerde aanpak van de afgifte van bewijzen van jaarlijks verlof of ziekteverlof van bestuurders te verzekeren, moet worden vergemakkelijkt en bevorderd door middel van een forum van handhavingsentiteiten van de lidstaten.

(11)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (10).

(12)

De gemeenschappelijke erkenning van specifieke overtredingen in verband met de Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 zal de harmonisatie van de handhaving in de lidstaten bevorderen.

(13)

Aangezien de doelstellingen van het overwogen optreden, met name de vaststelling van duidelijke gemeenschappelijke regels inzake minimumvoorwaarden voor het controleren van de correcte en uniforme toepassing van Richtlijn 2002/15/EG en de Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 van de Raad alsmede Verordening (EG) nr. ... van ... (tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer) (11) niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de noodzaak aan gecoördineerde transnationale maatregelen beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat de richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(14)

Richtlijn 88/599/EEG van de Raad van 23 november 1988 betreffende standaardprocedures voor de controle op de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3820/85 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en Verordening (EEG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (12) dient derhalve te worden vervangen door deze richtlijn,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn stelt minimumvoorwaarden vast voor de tenuitvoerlegging van Verordeningen nrs. 3820/85 en 3821/85, Richtlijn 2002/15/EG, Verordening (EG) nr. 484/2002 en Richtlijn 2003/59/EG (13) .

Artikel 2

Definitie

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „bestuurder” verstaan, eenieder die een voertuig bestuurt, zelfs korte tijd, of zich in aan boord ervan bevindt met het voornemen het te besturen.

Artikel 3

Controlesystemen

1.   De lidstaten organiseren een systeem van passende en regelmatige controles op de juiste en uniforme toepassing zoals bedoeld in artikel 1, dat zowel wegcontroles als controles ter plaatse bij ondernemingen van alle vervoerscategorieën omvat.

Deze controles bestrijken ieder jaar een breed representatief aandeel van mobiele werknemers, bestuurders, ondernemingen en voertuigen van alle vervoerscategorieën die binnen het toepassingsgebied van de Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 vallen, en van de bestuurders en mobiele werknemers die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/15/EG en Verordening (EG) nr. 484/2002 vallen.

De richtlijn is van toepassing op in de Gemeenschap toegelaten voertuigen, voorzover het vervoer over de weg

a)

volledig binnen de Gemeenschap plaatsvindt of

b)

tussen de Gemeenschap en een derde land plaatsvindt dat niet verdragspartij is bij de Europese Overeenkomst inzake de arbeidsvoorwaarden voor de bemanning van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR), of door een dergelijk land gaat .

De AETR-Overeenkomst is van toepassing op het vervoer over de weg met voertuigen die in een lidstaat of in een staat die verdragspartij bij de AETR-Overeenkomst is, zijn toegelaten, en wel voor het gehele traject, indien het vervoer tussen de Gemeenschap of een derde staat die verdragspartij is of door een dergelijk staat plaatsvindt.

Voor het vervoer met voertuigen die in een derde staat zijn toegelaten die niet verdragspartij is bij de AETR-Overeenkomst, is deze richtlijn van toepassing voor het binnen de Gemeenschap liggende traject.

2.     Voor zover dat niet reeds het geval is, verlenen de lidstaten de bevoegde controlerende ambtenaren vóór 1 januari 2005 alle noodzakelijke wettelijke bevoegdheden om de hun opgedragen inspectietaken uit hoofde van deze richtlijn op correcte wijze te kunnen uitvoeren.

3.   Iedere lidstaat organiseert de controles op zodanige wijze dat deze jaarlijks minstens 3 % bestrijken van de dagen die zijn gewerkt door bestuurders van voertuigen die binnen het toepassingsgebied van de Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 vallen.

Dit percentage mag door de Commissie na goedkeuring door het Parlement worden verhoogd mits de vervoerders een goed functionerende digitale tachograaf ter beschikking staat .

Minstens 15 % van het totale aantal gecontroleerde werkdagen wordt langs de weg gecontroleerd en minstens 50 % wordt gecontroleerd ter plaatse bij de ondernemingen. Van de controles bij de ondernemingen moet minstens 50 % plaatsvinden bij zeer kleine ondernemingen (met niet meer dan 3 voertuigen).

4.   De aan de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3820/85 verstrekte informatie omvat het aantal langs de weg gecontroleerde bestuurders, het aantal controles ter plaatse bij ondernemingen, het aantal gecontroleerde werkdagen en het aantal gemelde inbreuken en de aard daarvan .

Artikel 4

Statistieken

De lidstaten zorgen ervoor dat de statistische gegevens die zijn verzameld tijdens de overeenkomstig artikel 3, lid 1, georganiseerde controles in de volgende categorieën worden ingedeeld:

a)

wegcontroles: soort weg (snelweg, nationale of secundaire weg) , wegnummer, naam en locatie controleplaats, land waar het geïnspecteerde voertuig is toegelaten, aantal voertuigen van de onderneming en het gebruikte type tachograaf.

Teneinde discriminatie tegen te gaan, wordt tijdens wegcontroles bijgehouden uit welke lidstaten de gecontroleerde voertuigen, bestuurders en ondernemingen afkomstig zijn.

b)

controles ter plaatse:

i)

soort vervoersactiviteit: met name internationaal of binnenlands vervoer; personen- of goederenvervoer; voor eigen rekening of voor rekening van derden; bederfelijke of niet bederfelijke goederen;

ii)

grootte van het bedrijfswagenpark.

De gegevens van het laatste jaar worden bewaard door de ondernemingen die voor de bestuurders verantwoordelijk zijn en door de verantwoordelijke instanties in de lidstaten.

Artikel 5

Wegcontroles

1.   De wegcontroles worden op verschillende plaatsen en op wisselende tijdstippen georganiseerd, waarbij een voldoende uitgebreid gedeelte van het wegennet wordt bestreken om vermijding van controleposten moeilijk te maken.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

er voldoende controleposten komen op bestaande en geplande wegen; met name dat de benzinestations , wegrestaurants, parkeerplaatsen en andere veilige plaatsen langs de snelwegen , alsmede vrachtwagenparkeerterreinen als controlepost kunnen fungeren;

b)

de controles worden uitgevoerd volgens een systeem van willekeurige rotatie , waarbij wordt gestreefd naar een evenwicht in de controle-intensiteit op de verschillende locaties langs de wegen .

3.     Wegcontroles worden uitgevoerd wanneer de voertuigen bij de betrokken controleplaats aankomen of op het punt staan om weg te rijden. Bij stilstaande voertuigen die kennelijk geparkeerd staan om de voorgeschreven onderbrekingen en rusttijden na te komen, behoeven wegcontroles enkel te worden uitgevoerd wanneer er concrete verdenkingen bestaan of een gevaarlijke situaties zulks vereist.

4.   In Deel A van Bijlage I is vastgelegd op welke punten bij wegcontroles wordt gecontroleerd. Indien de situatie dit vereist, kunnen de controles op een specifiek punt worden toegespitst.

5.   Wegcontroles worden zonder discriminatie uitgevoerd. Controlerend ambtenaren onthouden zich van enige discriminatie op één van de onderstaande gronden:

a)

het land waar het voertuig is ingeschreven;

b)

het land waar de bestuurder zijn woonplaats heeft;

c)

het land waar de onderneming gevestigd is;

d)

het vertrekpunt en de bestemming van de reis;

e)

het type tachograaf waarmee het voertuig is uitgerust.

6.   De bevoegde controlerend ambtenaar beschikt over:

a)

een lijst met de voornaamste te controleren elementen als vermeld in Deel A van Bijlage I;

b)

bepaalde standaard controleapparatuur, als vermeld in Bijlage II.

7.   Indien in een lidstaat de bevindingen van een wegcontrole van de bestuurder van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig, reden geven om aan te nemen dat er inbreuken zijn gepleegd waardoor een extra controle op het terrein van de onderneming noodzakelijk lijkt , helpen de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten elkaar bij het ophelderen van de situatie.

Artikel 6

Gezamelijke acties

De lidstaten ondernemen minstens zes maal per jaar gezamelijke acties waarbij bestuurders en voertuigen die binnen het toepassingsgebied van de Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 vallen aan wegcontroles worden onderworpen.

Deze acties worden tegelijkertijd door de handhavingsinstanties van twee of meer lidstaten op het eigen grondgebied uitgevoerd.

Artikel 7

Controles ter plaatse bij ondernemingen

1.   De controles ter plaatse bij ondernemingen worden gepland in het licht van de ervaringen die in het verleden met de verschillende vervoerscategorieën en ondernemingen zijn opgedaan. Deze controles worden ook verricht, indien bij wegcontroles ernstige inbreuken op Verordening (EEG) nr. 3820/85, Verordening (EEG) nr. 3821/85, Richtlijn 2002/15/EG of Verordening (EG) nr. 484/2002 zijn vastgesteld.

2.   De controles ter plaatse bij ondernemingen omvatten naast de elementen waarvan de lijst is opgenomen in Deel A van Bijlage I, ook de in Deel B van die Bijlage opgenomen punten.

3.   De bevoegde controlerend ambtenaar wordt voorzien van:

a)

een lijst met de voornaamste te controleren elementen als vermeld in de Delen A en B van Bijlage I;

b)

bepaalde standaard controleapparatuur als vermeld in Bijlage II.

4.   De bevoegde controlerend ambtenaar in een lidstaat houdt tijdens zijn onderzoek rekening met informatie die door de aangewezen coördinerende handhavingsentiteit, als bedoeld in artikel 8, lid 1, van een andere lidstaat wordt verstrekt over de activiteiten van de onderneming in die andere lidstaat.

5.   Voor de toepassing van de leden 1 tot en met 4, zijn de controles die de bevoegde instanties ten eigen kantore verrichten op basis van te dien einde door de ondernemingen op verzoek van genoemde instanties verstrekte documenten of gegevens, gelijk te stellen met ter plaatse bij de ondernemingen verrichte controles.

Artikel 8

Coördinerende handhavingsentiteit

1.   De lidstaten wijzen een coördinerende handhavingsentiteit aan.

Deze entiteit krijgt de volgende taken:

a)

Zij verzorgt bij krachtens de artikelen 5 en 7 ondernomen acties de coördinatie tussen de verschillende bevoegde instanties binnen een lidstaat, en bij krachtens artikel 6 ondernomen acties de coördinatie met gelijkwaardige entiteiten in de andere lidstaten;

b)

Zij stelt, tezamen met de overeenkomstige entiteiten van de andere lidstaten, een eenduidige interpretatie en gelijke toepassing van de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 vast;

c)

Zij verstrekt overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3820/85 de tweejaarlijkse statistische gegevens aan de Commissie;

d)

Zij stelt een samenhangende nationale handhavingsstrategie op;

e)

Zij draagt de hoofdverantwoordelijkheid voor de bijstand aan de bevoegde instanties in andere lidstaten als bedoeld in artikel 5, lid 7;

f)

Zij is verantwoordelijk voor de publicatie van de overeenkomstig artikel 4 verzamelde statistische gegevens.

De entiteit is vertegenwoordigd in het in artikel 14, lid 1, bedoelde comité.

2.   De lidstaten doen de Commissie kennisgeving van hun coördinerende handhavingsentiteit, en de Commissie informeert de overige lidstaten daarover.

3.   De uitwisseling van gegevens, ervaringen en inlichtingen tussen de lidstaten wordt, hoofdzakelijk maar niet uitsluitend, actief bevorderd via het in artikel 14, lid 1, bedoelde comité, alsmede via ieder door de Commissie overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure aangewezen entiteit.

Artikel 9

Uitwisseling van informatie

1.   De in het kader van artikel 17, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3820/85 of artikel 19, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 bilateraal ter beschikking gestelde informatie wordt uitgewisseld tussen de coördinerende handhavingsentiteiten waarvan overeenkomstig artikel 8, lid 2, bij de Commisie kennisgeving is gedaan. Dit gebeurt:

a)

minstens om de drie maanden, met ingang van 1 januari 2005;

b)

in afzonderlijke gevallen op uitdrukkelijk verzoek van een lidstaat.

2.   De lidstaten zetten elektronische informatieuitwisselingssystemen op, met, ter wille van de begrijpelijkheid, met gebruikmaking van een standaardmodel.

De bevoegde instanties in iedere lidstaat kunnen hiervoor gebruik maken van het standaardformulier van Beschikking 93/172/EEG van de Commissie van 22 februari 1993 tot vaststelling van het standaardformulier als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad met betrekking tot het wegvervoer  (14) of, na overleg met de Commissie, tot de instelling van een gemeenschappelijk informatieuitwisselingssysteem besluiten.

Artikel 10

Gemeenschappelijk risicoclassificatiesysteem en overtredingen

1.   De lidstaten voeren een gemeenschappelijk risicoclassificatiesysteem voor ondernemingen in dat gebaseerd is op het aantal en de ernst van de inbreuken op Verordening (EEG) nr. 3820/85, Verordening (EEG) nr. 3821/85 of Richtlijn 2002/15/EG, die een bepaalde onderneming heeft begaan.

Ondernemingen met een hoog risicocijfer worden strenger en regelmatiger gecontroleerd en krijgen, indien herhaalde overtredingen worden vastgesteld, zwaardere sancties opgelegd. De criteria en de uitvoeringsbepalingen van een dergelijk systeem worden door de Commissie bepaald overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin de in lid 4 vermelde inbreuken worden begaan.

2.   Tot de door de lidstaten ingevoerde sancties behoren onder meer een tijdelijk rijverbod voor het voertuig en/of, in het geval van personenvervoer, de mogelijkheid de bestuurder een verplichte dag rust op te leggen, of de intrekking, opschorting of beperking van de vergunning van de onderneming of van het rijbewijs. De toepassing van sancties dient doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend en niet-discriminerend met betrekking tot de in artikel 5, lid 5 bedoelde gronden te zijn.

Wanneer een lidstaat kennis krijgt van een inbreuk op de Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 of op Richtlijn 2002/15/EG welke is begaan op het grondgebied van een andere lidstaat, stelt hij die lidstaat daarvan in kennis, zodat deze daarvoor een sanctie kan opleggen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat er een systeem van evenredige financiële sancties van kracht is indien de niet-naleving van Verordening (EEG) nr. 3820/85, Verordening (EEG) nr. 3821/85, Richtlijn 2002/15/EG of Verordening (EG) nr. 484/2002 van door de onderneming, of door de daarbij betrokken expediteurs, vervoerders of onderaannemers, winsten oplevert.

4.   De lidstaten erkennen met name dat de volgende inbreuken op Verordening (EEG) nr. 3820/85, Verordening (EEG) nr. 3821/85, of Richtlijn 2002/15/EG ernstige overtredingen zijn:

a)

overschrijding met 20 % of meer van de voor één dag, zes dagen of veertien dagen geldende maximum rijtijden;

b)

het niet in acht nemen voor 20 % of meer van de voor een dag of week geldende rusttijd;

c)

het niet in acht nemen voor 33 % of meer van de minimumonderbreking;

d)

overschrijding met 10 % of meer van de maximumwerkweek van 60 uur.

5.     De overtredingen zijn eveneens van toepassing op zelfstandige bestuurders van motorvoertuigen en op bestuurders van voor het vervoer van goederen bestemde motorvoertuigen waarvan het totaal toelaatbaar gewicht met inbegrip van aanhangers of opleggers meer dan 3,5 ton bedraagt.

6.   De lidstaten doen de Commissie uiterlijk op ... (15) kennisgeving van de voor deze inbreuken vastgestelde sancties. De Commissie brengt de overige lidstaten hiervan op de hoogte.

Artikel 11

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die gelden voor overtredingen van de overeenkomstig deze richtlijn ingevoerde nationale bepalingen en nemen alle voor de uitvoering ervan noodzakelijke maatregelen. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn. De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van deze bepalingen binnen de in artikel 17 aangegeven termijn.

Artikel 12

Verslag

Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een analyse van de in de wetgeving van de lidstaten op bepaalde overtredingen gestelde sancties. Tegelijkertijd legt zij een voorstel voor een richtlijn inzake de harmonisatie van deze sancties voor.

In het verslag wordt aangegeven in hoeverre de sancties onderling verschillen, alsmede wat het effect van een harmonisatie van de minimum en maximum straffen voor een bepaalde overtreding op de naleving van de bepalingen van deze richtlijn en de verkeersveiligheid zal zijn .

Artikel 13

Best mogelijke praktijk

1.   De Commissie stelt volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure richtsnoeren voor de best mogelijke handhavingspraktijk vast.

Deze richtsnoeren worden in een tweejaarlijks verslag van de Commissie gepubliceerd .

2.   De lidstaten organiseren minstens eenmaal per jaar gemeenschappelijke opleidingsprogramma's die aan de best mogelijke praktijk gewijd zijn, en bevorderen, minstens éénmaal per jaar, de uitwisseling van het personeel van hun coördinerende handhavingsentiteit met die van de andere lidstaten.

3.   Indien de bestuurder in de in artikel 15, lid 7, eerste alinea, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 genoemde periode met ziekteverlof of jaarlijks verlof is geweest moet hij, indien een bevoegd controlerend ambtenaar dit vraagt, een door zijn werkgever naar behoren ondertekend formulier voorleggen.

Dit formulier zal door de Commissie worden opgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 14

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 opgerichte comité waarin ook de sociale partners vertegenwoordigd zijn .

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 15

Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie stelt op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure uitvoeringsmaatregelen vast, met één van de hiernavermelde doelen:

a)

de bepalingen van de richtlijn te verduidelijken en een gemeenschappelijke aanpak te waarborgen;

b)

meer samenhang te brengen in de aanpak van de verschillende handhavingsorganen;

c)

de dialoog tussen het bedrijfsleven en handhavingsorganen te bevorderen.

Artikel 16

Bijwerking van de Bijlagen

De wijzigingen van de Bijlagen die nodig zijn teneinde deze aan te passen aan de ontwikkelingen op het vlak van de best mogelijke praktijk worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 17

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2006 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 18

Intrekking

Richtlijn 88/599/EEG wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze Richtlijn.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 20

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ..., de ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C ...

(2)  PB C ...

(3)  PB C ...

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 april 2004.

(5)  PB L 370 van 31.12.1985, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4).

(6)  PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1360/2002 van de Commissie (PB L 207 van 5.8.2002, blz. 1).

(7)  PB L 80 van 23.3.2002, blz. 35.

(8)  PB L 76 van 19.3.2002, blz. 1.

(9)  COM(2001) 370.

(10)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(11)  PB L ...

(12)  PB L 325 van 29.11.1988, blz. 55.

(13)  Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4).

(14)  PB L 72 van 25.3.1993, blz. 30.

(15)  Een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

BIJLAGE I

Deel A

Wegcontroles

De volgende punten moeten bij wegcontroles worden gecontroleerd:

1)

dagelijkse en wekelijkse rijtijden, de totale rijtijd gedurende twee opeenvolgende weken, onderbrekingen, dagelijkse en wekelijkse rusttijden alsmede de compensatierusttijd ; bovendien de registratiebladen van de voorgaande twee weken, die volgens artikel 15, lid 7 van Verordening (EEG) nr. 3821/85 aan boord van het voertuig moeten zijn alsmede de gegevens die gedurende de 28 voorgaande dagen worden opgeslagen op de bestuurderskaart en/of in het geheugen van het controleapparaat overeenkomstig bijlage II;

2)

voor de in artikel 15, lid 7, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 bedoelde periode, alle gevallen van overschrijding van de toegestane snelheid door het voertuig, met name alle perioden van meer dan 1 minuut waarin de snelheid van het voertuig meer dan 90 km/h (voertuigen van de categorie N3) respectievelijk 105 km/h (voertuigen van de categorie M3) bedraagt. (De categorieën N3 en M3 als gedefinieerd in Bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad); (1)

3)

indien van toepassing, de door het controleapparaat geregistreerde momentane snelheden die het voertuig de maximaal 24 afgelopen uren heeft bereikt;

4)

de laatste wekelijkse rusttijd;

5)

de correcte werking van het controleapparaat (vaststelling van eventueel verkeerd gebruik van het controleapparaat en/of de bestuurderskaart en/of de registratiebladen) of, indien van toepassing, de aanwezigheid van de in artikel 14, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 3820/85 bedoelde documenten;

6)

maximale wekelijkse arbeidstijd van 60 uur in een week als bepaald in artikel 4 onder a) van Richtlijn 2002/15/EG;

7)

aantal uren nachtarbeid per dag als geregeld in artikel 7 van Richtlijn 2002/15/EG;

8)

indien het voertuig wordt bestuurd door een chauffeur uit een derde land: het bezit van een geldig bestuurdersattest overeenkomstig Verordening (EG) nr. 484/2002.

Deel B

Controles ter plaatse bij ondernemingen

Bij de controles ter plaatse bij ondernemingen worden, naast de punten voor de wegcontroles, ook nog de volgende punten gecontroleerd:

1)

wekelijkse rusttijden en rijtijden tussen die rusttijden;

2)

tweewekelijkse beperking van de rijtijden;

3)

maximale gemiddelde wekelijkse arbeidstijd over een referentieperiode van vier maanden, of een referentieperiode van zes maanden, indien de nationale wetgeving dit toestaat;

4)

het gebruik van de registratiebladen, de gegevens van de digitale tachograaf en/of de organisatie van de arbeidstijden van de bestuurder;

5)

gemiddelde maximale wekelijkse arbeidstijd van 48 uur over de voorgeschreven referentieperiode als bepaald in artikel 4, onder a) van Richtlijn 2002/15/EG;

6)

bij vaststelling van een overtreding controleren of andere aanstichters of medeplichtigen in de transportketen zoals expediteurs, vervoerders of contractanten medeplichtig zijn en controleren of de vervoerscontracten naleving van de regels van de Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 of Richtlijn 2002/15/EG van de Raad.


(1)  PB L 42 van 23.2.1970, blz. 8.

BIJLAGE II

Standaardapparatuur voor het handhavingspersoneel

De lidstaten zorgen ervoor dat de handhavingsinspecteurs bij de uitvoering van de taken als omschreven in de Bijlage I beschikken over de volgende standaardapparatuur:

1)

een draagbare computer met software waarmee de gegevens vanuit het voertuig en de bestuurderskaart van de digitale tachograaf kunnen worden gedownload en waarmee gegevens kunnen worden geanalyseerd of bevindingen voor analyse kunnen worden doorgestuurd naar een centrale databank. De apparatuur moet interoperabel zijn tussen de bevoegde handhavingsinstanties van de lidstaten;

2)

de apparaten om de oude tachograafschijven te controleren.

P5_TA(2004)0307

Europees Vluchtelingenfonds (2005-2010) *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een beschikking van de Raad tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2005-2010 (COM(2004) 102 — C5-0096/2004 — 2004/0032(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2004) 102) (1),

gelet op artikel 63, lid 2, letter b), van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 67 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0096/2004),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Begrotingscommissie (A5-0267/2004),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

acht het financieel memorandum van het voorstel van de Commissie voor de periode 2005-2006 verenigbaar met het maximum van hoofdstuk 3 van de huidige financiële vooruitzichten, zonder beperking van ander beleid; verzoekt de Commissie om de kredieten voor de periode 2007-2010 opnieuw te bezien in het licht van de nieuwe financiële vooruitzichten voor de periode die begint in 2007;

4.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

5.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

6.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Overweging 3

(3) Op deze weg van saamhorigheid tussen de lidstaten moet worden voortgegaan door het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2005-2010 in te stellen, in het licht van de ontwikkeling van de communautaire asielwetgeving en rekening houdend met de ervaring die is opgedaan met de tenuitvoerlegging van de eerste fase van het Fonds in de periode 2000-2004.

(3) Op deze weg van saamhorigheid tussen de lidstaten moet worden voortgegaan door het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2005-2010 in te stellen, in het licht van de ontwikkeling van de communautaire asielwetgeving en rekening houdend met de ervaring die is opgedaan met de tenuitvoerlegging van de eerste fase van het Fonds in de periode 2000-2004 en met het overleg dat in de Unie en op mondiaal niveau sedert enige tijd wordt gevoerd inzake de hervormingen en de eventuele uitbreiding van de internationale beschermingsregelingen .

Amendement 2

Overweging 3 bis (nieuw)

 

(3 bis) De tweede fase van het Fonds gaat verder dan de huidige financiële vooruitzichten; een hernieuwde beoordeling van de financiële toewijzing aan het Fonds in het licht van de verenigbaarheid daarvan met het nieuwe financieringskader is derhalve geboden.

Amendement 3

Overweging 4

(4) De door de lidstaten geleverde inspanningen om vluchtelingen en ontheemden passende opvang te bieden en billijke en doeltreffende asielprocedures toe te passen, moeten worden gesteund, teneinde de rechten van hen die internationale bescherming behoeven te beschermen en de werking van de asielstelsels te verbeteren.

(4) De door de lidstaten geleverde inspanningen om vluchtelingen en ontheemden passende opvang te bieden en billijke en doeltreffende asielprocedures toe te passen en goede praktijken te bevorderen , moeten worden gesteund en verbeterd , zodat rekening kan worden gehouden met de bijzondere behoeften van de kwetsbaarste groepen (alleenstaande minderjarigen, slachtoffers van foltering of verkrachting, slachtoffers van mensenhandel of vormen van seksuele mishandeling, personen die een speciale medische behandeling nodig hebben), teneinde de rechten van hen die internationale bescherming behoeven te beschermen en de werking van de asielstelsels te verbeteren.

Amendement 4

Overweging 8

(8) Concrete hulp is nodig om de voorwaarden te scheppen of te verbeteren die de vluchtelingen en ontheemden die zulks wensen, in staat stellen met volledige kennis van zaken te besluiten om het grondgebied van de lidstaten te verlaten en naar hun land van herkomst terug te keren.

(8) Concrete hulp is nodig om de voorwaarden te scheppen of te verbeteren die de vluchtelingen en ontheemden die zulks wensen, in staat stellen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten en op een veilige en waardige wijze naar hun land van herkomst terug te keren , met volledige kennis van zaken .

Amendement 5

Overweging 13

Het is billijk de middelen te verdelen naar evenredigheid van de last die elke lidstaat te dragen heeft als gevolg van de inspanningen die hij zich getroost om vluchtelingen en ontheemden op te vangen.

Hoewel het terecht is dat het aan elke lidstaat toegekende vaste bedrag wordt verhoogd als bijdrage aan de verbetering van zijn asielregeling, is het ook billijk om een groot deel van de middelen te verdelen naar evenredigheid van de last die elke lidstaat te dragen heeft als gevolg van de inspanningen die hij zich getroost om vluchtelingen en ontheemden op te vangen.

Amendement 6

Overweging 15

(15) De tenuitvoerlegging van de maatregelen door de lidstaten moet gepaard gaan met voldoende waarborgen ten aanzien van de voorschriften betreffende en de kwaliteit van de uitvoering, ten aanzien van de resultaten en de evaluatie van deze maatregelen en ten aanzien van het goede financiële beheer en de controle daarop.

(15) De tenuitvoerlegging van de maatregelen door de lidstaten moet gepaard gaan met voldoende waarborgen ten aanzien van de voorschriften betreffende de kwaliteit van de uitvoering, ten aanzien van de resultaten en van de doorzichtigheid van de maatregelen, alsook ten aanzien van de evaluatie van deze maatregelen en ten aanzien van het goede financiële beheer en de controle daarop.

Amendement 7

Overweging 19

(19) De doelmatigheid en het effect van de door het Europees Vluchtelingenfonds gesteunde maatregelen hangen tevens af van de evaluatie daarvan, en dienaangaande dienen de verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie, alsmede regelingen die de betrouwbaarheid van de evaluatie waarborgen, te worden vastgesteld.

(19) De doelmatigheid en het effect van de door het Europees Vluchtelingenfonds gesteunde maatregelen hangen tevens af van de evaluatie daarvan en van de verspreiding van de resultaten. Dienaangaande dienen de verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie, alsmede regelingen die de betrouwbaarheid van de evaluatie en de kwaliteit van de daarover verstrekte informatie (ex ante en ex post) waarborgen, te worden vastgesteld.

Amendement 8

Artikel 2, lid 2

2. In de context van de begrotingsprocedure 2008 brengt de Commissie uiterlijk op 1 mei 2007 verslag uit over de vraag of het bedrag voor 2008-2010 strookt met de nieuwe financiële vooruitzichten. In voorkomend geval doet de Commissie tijdens de begrotingsprocedures het nodige om ervoor te zorgen dat de jaarlijkse toewijzingen stroken met de financiële vooruitzichten.

2. In de context van de begrotingsprocedure 2007 brengt de Commissie uiterlijk op 1 mei 2006 verslag uit over de vraag of de indicatieve bedragen voor 2007-2010 verenigbaar zijn met de nieuwe financiële vooruitzichten. In voorkomend geval legt de Commissie, rekening houdend met de concrete behoeften van dat moment, aan de begrotingsautoriteit een voorstel voor ter herziening van de aan het fonds ter beschikking te stellen kredieten.

Amendement 9

Artikel 3, punten 4) en 5)

(4)

onderdanen van een derde land of staatlozen die een verzoek hebben ingediend om een van de in de punten 1 en 3 bedoelde vormen van bescherming;

(4)

onderdanen van een derde land of staatlozen die onder een regeling inzake tijdelijke bescherming in de zin van Richtlijn 2001/55/EG vallen ;

(5)

onderdanen van een derde land of staatlozen die onder een regeling inzake tijdelijke bescherming in de zin van Richtlijn 2001/55/EG vallen .

(5)

onderdanen van een derde land of staatlozen die een verzoek hebben ingediend om in aanmerking te komen voor een van de in de punten 1 en 3 bedoelde vormen van bescherming.

Amendement 10

Artikel 4, lid 1, letter b)

b)

de integratie van de in artikel 3 bedoelde personen wier verblijf in de betrokken lidstaat een duurzaam en/of stabiel karakter heeft;

b) de integratie van de in artikel 3 bedoelde personen;

Amendement 28

Artikel 4, lid 1, letter c)

c)

de vrijwillige terugkeer van de in artikel 3 bedoelde personen, mits deze personen geen nieuwe nationaliteit hebben verworven en het grondgebied van de lidstaat niet hebben verlaten.

c)

de vrijwillige terugkeer van de in artikel 3 bedoelde personen, mits deze personen geen nieuwe nationaliteit hebben verworven en het grondgebied van de lidstaat niet hebben verlaten. Acties die gericht zijn op de gedwongen terugkeer van afgewezen asielzoekers worden door het Fonds niet gesteund.

Amendement 12

Artikel 4, lid 3

3. Bij de maatregelen wordt rekening gehouden met geslachtsgerelateerde vraagstukken, de bijzondere behoeften van de meest kwetsbare personen, inclusief personen die martelingen of onmenselijke en vernederende behandelingen hebben ondergaan, en wordt het belang van het kind vooropgesteld . De in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde maatregelen kunnen in één project worden gecombineerd.

3. Bij de maatregelen wordt rekening gehouden met geslachtsgerelateerde vraagstukken, de primaire belangen van kinderen en de bijzondere behoeften van de meest kwetsbare personen (alleenstaande minderjarigen, slachtoffers van foltering of verkrachting, slachtoffers van mensenhandel of vormen van seksueel misbruik, personen die een speciale medische behandeling nodig hebben) . De in lid 1, onder a), b) en c) bedoelde maatregelen kunnen in één project worden gecombineerd.

Amendement 13

Artikel 5, streepje 3

sociale bijstand, voorlichting of bijstand bij administratieve stappen;

sociale bijstand, voorlichting of bijstand bij administratieve en/of gerechtelijke stappen;

Amendement 14

Artikel 5, streepje 5

onderwijs, taalcursussen, beroepsintegratie ;

bijzondere behoeften van de kwetsbaarste groepen, met name voor wat betreft het onderwijs aan kinderen ;

Amendement 15

Artikel 6, streepje 4

maatregelen op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding , erkenning van kwalificaties en diploma's;

maatregelen op het gebied van onderwijs, scholing, beroepsintegratie, erkenning van kwalificaties en diploma's;

Amendement 16

Artikel 6, streepje 5

maatregelen om deze personen zelfstandig te maken, ook in economisch opzicht;

werkgelegenheidsmaatregelen en meer in het algemeen maatregelen om deze personen zelfstandig te maken, ook in economisch opzicht;

Amendement 17

Artikel 6, streepje 5 bis (nieuw)

 

maatregelen die gericht zijn op de beheersing van de omgangstaal van de plaats van verblijf;

Amendement 18

Artikel 8, lid 2 bis (nieuw)

 

2 bis. Projecten in het kader waarvan de in artikel 3 bedoelde personen rechtstreeks worden betrokken bij de opstelling en uitvoering van maatregelen, worden gedefinieerd als bijzonder innovatieve maatregelen.

Amendement 19

Artikel 8, lid 2 ter (nieuw)

 

2 ter. De communautaire maatregelen kunnen dienen ter financiering van kortlopende, innovatieve projecten.

Amendement 20

Artikel 9, lid 1

1. Bij de toepassing van tijdelijke beschermingsmechanismen in de zin van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad kunnen uit het Fonds, als aanvulling op de in artikel 4 bedoelde maatregelen, noodmaatregelen ten gunste van de lidstaten worden gefinancierd.

1. Bij de toepassing van tijdelijke beschermingsmechanismen in de zin van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad kunnen uit het Fonds, als aanvulling op de in artikel 4 bedoelde maatregelen, noodmaatregelen ten gunste van de desbetreffende lidstaten worden gefinancierd.

Amendement 21

Artikel 12, lid 4, letter b)

b)

offerteaanvragen en oproepen tot het indienen van voorstellen organiseren en publiceren;

b)

offerteaanvragen en oproepen tot het indienen van voorstellen organiseren en publiceren , naar behoren rekening houdend met de noodzaak van administratieve vereenvoudiging ;

Amendement 22

Artikel 12, lid 6 bis (nieuw)

 

6 bis. De verantwoordelijke autoriteit verzoekt een nationaal raadgevend comité de doelstellingen en prioriteiten, alsmede de algemene oriëntatie van het Fonds vast te stellen. Het raadgevend comité bestaat uit vertegenwoordigers van de regering, lokale autoriteiten, vrijwilligersorganisaties, sociale partners en vertegenwoordigers van het Hoge Commissariaat voor de vluchtelingen en van universitaire instellingen.

Amendement 23

Artikel 14, lid 2, letter d)

d)

een overzicht waaruit blijkt dat deze strategie strookt met andere regionale, nationale en communautaire instrumenten;

d)

een overzicht waaruit blijkt dat deze strategie strookt met , en een aanvulling vormt op andere regionale, nationale en communautaire instrumenten;

Amendement 24

Artikel 16, lid 1

1. Iedere lidstaat ontvangt 300 000 euro van de jaarlijkse toewijzing aan het Fonds. Voor de lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie toetreden, beloopt dit bedrag voor de jaren 2005, 2006 en 2007 500 000euro.

1. Iedere lidstaat ontvangt 150 000 EUR van de jaarlijkse toewijzing aan het Fonds. Voor de lidstaten die op 1 mei 2004 of op een latere datum tot de Europese Unie toetreden, beloopt dit bedrag 500 000 EUR per jaar gedurende minimaal drie opeenvolgende jaren .

Amendement 25

Artikel 19, lid 3

3. De kredieten van het Fonds dienen ter aanvulling van de overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen uitgaven van de lidstaten voor de maatregelen en activiteiten waarop deze beschikking betrekking heeft.

3. De kredieten van het Fonds dienen ter aanvulling van , en voor het verlenen van toegevoegde waarde aan de overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen uitgaven van de lidstaten voor de maatregelen en activiteiten waarop deze beschikking betrekking heeft.

Amendement 26

Artikel 19, lid 4, letter a)

a)

voor de in de artikelen 5, 6 en 7 bedoelde maatregelen in de lidstaten: 50 % van de totale kosten van een maatregel. Dit percentage kan oplopen tot 60 % voor bijzonder vernieuwende maatregelen of maatregelen waarbij partners uit verschillende lidstaten zijn betrokken, en tot 75 % voor maatregelen in de lidstaten die steun uit het Cohesiefonds ontvangen;

a)

voor de in de artikelen 5, 6 en 7 bedoelde maatregelen in de lidstaten: 50 % van de totale kosten van een maatregel. Dit percentage kan oplopen tot 60 % voor maatregelen waarbij partners uit verschillende lidstaten zijn betrokken, en tot 75 % voor maatregelen in de lidstaten die steun uit het Cohesiefonds ontvangen;

Amendement 27

Artikel 22, lid 3

3. Een tweede voorfinanciering wordt uitbetaald uiterlijk drie maanden nadat de Commissie haar goedkeuring heeft gehecht aan een verslag over de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma, alsmede aan een declaratie die betrekking heeft op minstens 70 % van het bedrag van de eerste voorfinanciering. De tweede voorfinanciering bedraagt ten hoogste 50 % van het in het medefinancieringsbesluit toegewezen totaalbedrag, of, in ieder geval, het verschil tussen het bedrag aan communautaire middelen dat daadwerkelijk door de lidstaat is vastgelegd voor in het kader van het jaarprogramma geselecteerde maatregelen en het bedrag van de eerste voorfinanciering.

3. Een tweede voorfinanciering wordt uitbetaald uiterlijk drie maanden nadat de Commissie haar goedkeuring heeft gehecht aan een verslag over de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma, alsmede aan een declaratie die betrekking heeft op minstens 70 % van het bedrag van de eerste voorfinanciering. De tweede voorfinanciering is gelijk aan het verschil tussen het bedrag aan communautaire middelen dat daadwerkelijk door de lidstaat is vastgelegd voor in het kader van het jaarprogramma geselecteerde maatregelen en het bedrag van de eerste voorfinanciering.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2004)0308

Afvalpreventie en afvalrecycling

Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie: „Naar een thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling” (COM(2003) 301 — C5-0385/2003 — 2003/2145(INI))

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar de mededeling van de Commissie „Naar een thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling” (COM(2003) 301 — C5-0385/2003),

onder verwijzing naar Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 over het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (1),

onder verwijzing naar de mededeling van de Commissie „Ontwikkeling van een thematische strategie voor een duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen” (COM(2003) 572),

onder verwijzing naar de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement „Geïntegreerd productbeleid — voortbouwen op een milieugericht levenscyclusconcept” (COM(2003) 302),

onder verwijzing naar Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (2),

onder verwijzing naar het voorstel van de Commissie van 29 oktober 2003 voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) tot oprichting van een Europees Chemicaliënagentschap en tot wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en Verordening (EG) (inzake persistente organische stoffen) (COM(2003) 644),

onder verwijzing naar zijn Resolutie van 19 november 2003 over het voortgangsverslag inzake Richtlijn 75/442/EEG (kaderrichtlijn afval) (3),

onder verwijzing naar zijn Resolutie van 14 november 1996 over de mededeling van de Commissie betreffende de actualisering van de communautaire strategie voor het afvalbeheer en de ontwerp-resolutie van de Raad betreffende het afvalstoffenbeleid (4) en de Resolutie van de Raad van 24 februari 1997 betreffende een communautaire strategie voor het afvalbeheer (5),

gelet op artikel 47, lid 2 en artikel 163 van zijn Reglement,

in kennis van het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en het advies van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0176/2004),

A.

overwegende dat het op grond van artikel 3, lid 1 van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (6), noodzakelijk is dat de lidstaten passende maatregelen nemen om in de eerste plaats het ontstaan van afvalstoffen en hun schadelijke gevolgen te voorkomen of te verminderen,

B.

overwegende dat artikel 4 van het reeds aangehaalde Besluit nr. 1600/2002/EG bepaalt dat de in het programma beoogde thematische strategieën worden voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad en, voor zover dit dienstig is, de vorm van een besluit van het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag (medebeslissing) krijgen,

C.

overwegende dat in artikel 8, lid 1 van Besluit nr. 1600/2002/EG onder meer de volgende doelstellingen worden vermeld:

realisering van een significante algehele vermindering van de hoeveelheden afval door initiatieven voor afvalpreventie, een hoger rendement van de hulpbronnen en een verschuiving naar duurzame productie- en consumptiepatronen,

een significante vermindering van de hoeveelheid afval die wordt verwijderd en van de geproduceerde hoeveelheden gevaarlijke afvalstoffen, waarbij een verhoging van de emissie naar lucht, water en bodem wordt voorkomen,

bevordering van hergebruik, en voor afval dat nog ontstaat zou het gevaarlijke karakter ervan beperkt moeten worden en zou het afval zo min mogelijk risico's met zich mee moeten brengen; nuttige toepassing, en vooral recycling, verdient de voorkeur; de hoeveelheid te verwijderen afval moet tot een minimum beperkt blijven en dat afval moet op veilige wijze worden verwijderd; afval dat voor verwijdering bestemd is, moet zo dicht mogelijk bij de plaats van ontstaan worden verwerkt, voorzover dit niet leidt tot een afname van de efficiëntie van afvalverwerking,

D.

overwegende dat artikel 8, lid 2, punt ii van Besluit nr. 1600/2002/EG een bepaling bevat over de ontwikkeling en uitvoering van maatregelen ter voorkoming van het ontstaan van afval, terwijl in punt iii betrekking heeft op het afvalbeheer alsmede de ontwikkeling van een thematische strategie inzake afvalrecycling,

E.

overwegende dat artikel 8, lid 2, onder iv van Besluit nr. 1600/2002/EG voorziet in de uitwerking of herziening van wettelijke voorschriften voor afvalstoffen, o.a. bouw- en sloopafval, zuiveringsslib en biologisch afbreekbare afvalstoffen, alsmede de verduidelijking van het verschil tussen afval en nietafval en het vaststellen van passende criteria voor een meer gedetailleerde opzet van de bijlagen IIA en IIB van de kaderrichtlijn afvalstoffen,

F.

overwegende dat artikel 8 van Besluit nr. 1600/2002/EG verder voorziet in de ontwikkeling van een thematische strategie inzake duurzaam gebruik en beheer van hulpbronnen en afvalstoffen en dat dit artikel het nauwe verband tussen een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en het beheer van afvalstoffen tot uiting brengt,

G.

overwegende dat maatregelen moeten worden genomen die enerzijds leiden tot het gebruik van minder hulpbronnen in producten, overgaan op schonere, minder verspillende productieprocessen en verlenging van de levensduur van producten, en anderzijds leiden tot het beïnvloeden van de keus van de consument en de vraag op de markt ten gunste van minder verspillende producten en diensten;

H.

overwegende dat de meeste lidstaten zich nog steeds niet voldoende inspannen om de afvalvoorschriften van de Gemeenschap binnen de gestelde termijnen om te zetten en correct toe te passen, waardoor aanzienlijke schade ontstaat voor het in de Gemeenschap nagestreefde milieubeschermingsniveau en aanzienlijke concurrentienadelen voor ondernemingen in lidstaten die zich bij de omzetting wel aan de termijnen houden,

I.

overwegende dat „afvalpreventie” in de eerste plaats uitsluitend betrekking heeft op de vermindering van het ontstaan van afval en dat geen verwarring mag ontstaan met het onttrekken van reeds gegenereerde afvalstoffen aan definitieve verwijdering;

J.

erop wijzend dat de EU reeds een groot aantal maatregelen heeft genomen ter beperking van de afvalproblematiek, maar dat deze niet toereikend zijn geweest om het ontstaan van gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen en hun schadelijke gevolgen voor het milieu te beperken en evenmin om een duurzaam beheer van afvalstoffen te garanderen,

K.

overwegende dat de culturele en regionale verschillen in de diverse lidstaten groot zijn en een uniform systeem ruimte moet laten voor deze regionale verschillen; dat een algemene afvalstrategie bijgevolg zo moet worden ontworpen dat verschillende sturingsmiddelen voorhanden zijn,

L.

overwegende dat een geslaagd afvalpreventiebeleid uiteindelijk gebaseerd moet zijn op een solide wetenschappelijke analyse en goede statistische gegevens, maar dat het feit dat enerzijds de beschikbare gegevens tot dusverre niet of slechts onvoldoende werden geëvalueerd en anderzijds de op basis van de verordening inzake de afvalstatistiek verzamelde gegevens pas ten vroegste vanaf 2006 beschikbaar zullen komen niet als excuus mogen dienen de vaststelling van maatregelen ter vermindering van de milieueffecten van producten en hun afvalstoffen nog verder te vertragen,

M.

overwegende dat de voorkoming van het ontstaan van afvalstoffen noodzakelijkerwijze ook een doel van de natuurlijke hulpbronnenstrategie en het geïntegreerde productbeleid vormt, en dat Richtlijn 96/61/EG alsmede Reach een belangrijke rol kunnen spelen bij de preventie en behandeling van afvalstoffen,

N.

overwegende dat verwijdering en met name storting in de meeste staten nog steeds de meest voorkomende methode van afvalbehandeling is,

O.

overwegende dat het sorteren van afvalstoffen alvorens bepaalde fracties te storten op stortplaatsen die overeenkomstig de laatste technische inzichten worden geëxploiteerd een belangrijke bijdrage aan de milieubescherming levert,

P.

overwegende dat de preventie van het ontstaan van afvalstoffen alsmede de preventie van te verwijderen afvalstoffen een groot potentieel voor een geslaagd beleid van kwantitatieve afvalpreventie bieden,

Q.

overwegende dat het wijzigen van productieprocessen tot minder afvalstoffen of minder gevaarlijke afvalstoffen kan leiden,

R.

overwegende dat preventie, hergebruik, recycling en gebruik voor energieterugwinning van afvalstoffen — waarbij de volgorde waarin ze worden genoemd ook hun relevantie weerspiegelt — een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan het ontzien van de natuurlijke hulpbronnen en dat op grond van de huidige stand van de techniek het gescheiden houden van bepaalde afvalstromen hiervoor een voorwaarde is,

S.

overwegende dat communautaire minimumnormen voor energieterugwinningsinstallaties ontbreken, wat tot verschillen in milieubeschermingsniveaus in de lidstaten, milieudumping en concurrentievervalsing leidt,

T.

overwegende dat aanzetten voor het vastleggen van materiaalspecifieke recyclingsvereisten, bijvoorbeeld voor kunststoffen, of een stelsel met verhandelbare certificaten in de toekomst weliswaar een aanvulling kunnen vormen op de communautaire voorschriften voor de behandeling, maar dat op dit moment nog veel vragen in verband met de praktische uitvoerbaarheid onbeantwoord blijven,

U.

overwegende dat het betreurenswaardige feit zich voordoet dat alle afvalpreventiebeheersmaatregelen op dit moment zijn vrijgesteld van de bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, gezien de omstandigheid dat dergelijke maatregelen een relevante bijdrage aan CO2-emissies kunnen leveren,

V.

overwegende dat recente arresten van het Hof van Justitie over de verschillen tussen uiteenlopende methoden van nuttige toepassing en definiteve verwijdering tot onzekerheid hebben geleid over de classificatie van „nuttige toepassing” en „verwijdering”, waarnaar wordt verwezen in bijlage II van Richtlijn 75/442/EEG,

W.

overwegende dat een afbakening van nuttige toepassing en verwijdering dringend noodzakelijk is, de precisering van het verschil tussen afval en niet-afval een voorwaarde vormt voor meer rechts-, plannings- en investeringszekerheid voor de ondernemingen en dat bovendien geen toereikende communautaire begripsomschrijvingen voor afvalpreventie en hergebruik bestaan,

1.

is verheugd over de mededeling van de Commissie en beschouwt deze als een geschikte basis voor de discussie over de toekomstige strategie;

2.

doet een beroep op de Commissie de toekomstige thematische strategie om te vormen tot een ambitieus beleidskader met primair de nadruk op concrete maatregelen naar afvalpreventie, zodat de doelstellingen van het zesde milieuactieprogramma worden bereikt,

3.

stelt tot zijn tevredenheid vast dat de mededeling de in het Zesde milieuactieprogramma beoogde thematische strategie voor afvalrecycling tot de wezenlijke sectoren van het afvalbeheer uitbreidt, o.a. tot de afvalpreventie en de precisering van het wettelijk kader;

4.

acht het noodzakelijk dat de strategie door het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag (medebeslissing) wordt behandeld;

5.

is van oordeel dat de titel van de strategie („Naar een thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling”) de inhoudelijke doelstellingen van de strategie en de uitdagingen van het toekomstig EU-afvalbeheersbeleid niet voldoende duidelijk maakt en stelt daarom de volgende titel voor: „Thematische strategie voor afvalpreventie, afvalrecycling en afvalbehandeling”;

6.

acht het noodzakelijk dat het verband van de strategie met andere relevante maatregelen en voorschriften, met name de hulpbronnenstrategie, geïntegreerd productbeleid, Richtlijn 96/61/EG en Reach, alsmede met de doelstellingen van het klimaatbeschermingsbeleid en bodembeschermingsbeleid ondubbelzinnig duidelijk wordt gemaakt en dat op dit punt voor coherentie wordt gezorgd;

7.

acht het noodzakelijk dat de strategie op hetzelfde moment wordt voorgesteld als de hulpbronnenstrategie en dat tot op dat moment een verdere intensieve dialoog met alle betrokkenen wordt gevoerd;

8.

onderstreept dat het algemene doel van de strategie is de negatieve gevolgen voor het milieu van afvalstoffen te beperken; dit betekent dat in de thematische strategie het milieueffect moet worden gedefinieerd, dat recycling geen deel op zich is, zeker niet voor gevaarlijke afvalstoffen, en dat de afvalhiërarchie correct moet worden toegepast voor verschillende situaties en materialen; het is het milieueffect dat van belang is; dringt er daarom op aan erop toe te zien dat in de toekomstige wetgeving de verwijdering van afvalstoffen alleen prioriteit boven hergebruik en recyclage krijgt wanneer er duidelijke bewijzen voor zijn dat zulks inderdaad milieuvriendelijker is; dit dient bijvoorbeeld te worden vergeleken door het opmaken van een balans van onder meer de emissies en van het energieverbruik van de alternatieve processen gedurende hun gehele levenscyclus;

9.

wijst erop dat het ongunstige milieueffect van afvalstoffen het beste kan worden verminderd door dit afval niet te laten ontstaan, vandaar het enorme belang van maatregelen ter voorkoming of ter vermindering van het ontstaan van afvalstoffen, met name gevaarlijke afvalstoffen;

10.

bevestigt dat de strategie op een duurzaam afvalbeheer gericht moet zijn, d.w.z. dat bij toekomstige maatregelen en doelstellingen van de Gemeenschap in gelijke mate toekomstgericht rekening wordt gehouden met ecologische, economische en sociale vereisten;

11.

vraagt de Commissie onder meer te volharden in haar voorstellen om de geleidelijke afschaffing van bepaalde gevaarlijke stoffen in productgerelateerde wetgeving voor te schrijven omdat het een doeltreffend middel voor een kwalitatieve afvalpreventie vormt, zodat aan een totale vermindering van 20 % van het genereren van gevaarlijke afvalstoffen vóór 2010 wordt bijgedragen;

12.

doet een beroep op de Commissie te zorgen voor een juiste uitvoering van bestaande richtlijnen waarmee een geleidelijke beëindiging van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen wordt voorgeschreven door ervoor te zorgen dat de in de comitologieprocedure genomen besluiten stroken met de betrokken richtlijnen en consistent zijn met de in verwante wetgeving gekozen benadering;

13.

spreekt er in dit verband zijn waardering over uit dat de Commissie met de strategie een benadering wil volgen waarbij met de gehele levenscyclus van het hulpbronnenbeheer rekening wordt gehouden; is van oordeel dat toekomstige maatregelen en doelstellingen van de Gemeenschap moeten steunen op een grondige analyse van de milieuefficiëntie, de kosten en de baten, maar ook de kosteneffectiviteit van de verschillende mogelijkheden;

14.

onderstreept de noodzaak milieuindicatoren vast te stellen voor consumentenproducten, waartoe onder meer de hoeveelheid en het effect van eindafval behoort; is ervan overtuigd dat van deze indicatoren een sterke stimulans zal uitgaan ter verbetering van de milieukwaliteit van producten; is van oordeel dat duidelijke indicatoren de producent in staat kunnen stellen hun investeringen te richten op in milieuopzicht vriendelijker materialen en productiemethoden;

15.

verzoekt de Commissie bij de vaststelling van nieuwe doelstellingen ambitieus zijn, optimale milieupraktijken te gebruiken als referentie voor het vaststellen van doelstellingen, zich te richten op overgangsperiode waaraan een zo groot mogelijk aantal lidstaten zich zouden kunnen houden, daarbij extra tijd in te ruimen voor sommige lidstaten in terdege gerechtvaardigde gevallen en ervoor te zorgen dat wordt voorzien in doeltreffende maatregelen om toe te zien op de uitvoering;

16.

verzoekt de Commissie bij de vaststelling van de strategie rekening te houden met het subsidiariteitsbeginsel; onderstreept in dit verband de noodzaak dat duidelijke doelstellingen voor de EU als geheel worden vastgesteld, waarbij de lidstaten de flexibiliteit wordt gegeven te bepalen hoe deze doelstellingen moeten worden bereikt;

17.

acht een bespoediging van de gehele gang van zaken bij de procedures wegens schending van het Verdrag op afvalgebied dringend noodzakelijk om een einde te maken aan de concurrentienadelen van ondernemingen in lidstaten die de communautaire wetgeving binnen de vereiste termijnen omzetten; roept de Commissie ertoe op nog nadrukkelijker en onder onverkorte toepassing van de artikelen 226 en 228, lid 2 van het EG-Verdrag gebruik te maken van haar bevoegdheden bij het toezicht op de omzetting van de Gemeenschapswetgeving op afvalgebied;

18.

acht met het oog op de omzetting van het Gemeenschapsrecht verder een sterkere coördinatie tussen de lidstaten, met medewerking van de Commissie, dringend noodzakelijk om te zorgen voor een betere uitwisseling van ervaringen en te grote verschillen bij de omzetting in nationale voorschriften te voorkomen; dringt er daarom bij de Commissie en de lidstaten op aan een afvalsturings- en adviescomité in te stellen, waarmee een grondige en consequente controle en coördinatie van de uitvoering van het geldende afvalrecht en de raadpleging van de betrokkenen over alle wettelijke voorschriften op afvalgebied mogelijk wordt;

19.

stelt voor dat het hierboven genoemde college de bestaande afvalvoorschriften controleert op coherentie en eventuele vereenvoudiging met als doel eventueel voorschriften te herzien die tot onnodige kosten en moeite van de autoriteiten en deelnemers aan het economisch verkeer leiden of innovatie verhinderen, zonder het niveau van de bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu te verlagen;

20.

stelt voor dat een aparte categorie „hergebruik” van de afvalcategorie „nuttige toepassing” wordt afgesplitst tussen preventie en recyclage; is van oordeel dat op deze manier hergebruik op zichzelf wordt gedefinieerd en effectieve maatregelen ter bevordering van hergebruik kunnen worden getroffen; is van mening dat een optimale afvalbeheersstrategie een combinatie is van preventie, hergebruik van producten en componenten, recyclage van materialen, energierecuperatie en milieuvriendelijke verwijdering;

21.

wijst in dit verband op het belang van de toepassing voor energieterugwinning voor een duurzaam afvalbeheer, nadat alle mogelijkheden voor preventie, hergebruik en recyclage zijn uitgeput;

22.

dringt aan op instelling van een uit deskundigen van de lidstaten en de Commissie bestaande „Werkgroep afvalpreventie” om binnen twee jaar de reeds beschikbare alsmede nieuwe gegevens en studies voor afvalpreventie te evalueren en indicatoren voor de afvalpreventie en concrete aanbevelingen voor maatregelen op te stellen; de resultaten van de werkgroep moeten het Europees Parlement en de Raad in een verslag worden doorgegeven en voor het publiek toegankelijk worden gemaakt; de Commissie moet op basis van het verslag en van de via de verordening inzake afvalstatistiek vanaf 2006 te verwachten gegevens en moet een wetgevingskader inzake afvalvermindering voorstellen waarmee de verschillende instrumenten worden ingesteld die nodig zijn voor de uitvoering en begeleiding van de voor afvalvermindering vastgestelde doelstellingen, namelijk:

verduidelijking en uitwerking van de definitie van afvalpreventie,

richtsnoeren voor het opstellen van plannen voor afvalvermindering,

tweejaarlijkse toezichts- en rapportagemechanismen over de uitvoering van de nationale afvalverminderingsplannen,

een geharmoniseerde methodologie voor het meten van en rapporteren over afvalvermindering door middel van de ontwikkeling van een reeks geharmoniseerde afvalvermindering indicatoren voor gemeentelijke en industriële afvalvermindering en, zonodig, voor verschillende soorten afval binnen deze categorieën;

23.

wijst verplichte afvalverminderingsplannen van de hand, aangezien hiermee een te nadrukkelijke ingreep in productieprocessen zou worden gedaan; is echter van oordeel dat vrijwillige afvalverminderingsplannen, respectievelijk -concepten op regionaal, gemeentelijk of sectoraal niveau daarentegen welkom zouden zijn;

24.

verzoekt de Commissie instrumenten als aanvulling op het afvalverminderingskader in te voeren, zoals:

benchmark voor schonere productie voor structurele financiering,

een EU-netwerk van technische bijstandscentra voor schonere productie die hun diensten gratis aanbieden,

criteria voor afvalvermindering in het kader van toestemmingprocedures in de industrie,

een systeem van geaccrediteerde hergebruiks- en reparatiecentra,

richtsnoeren en criteria voor uitvoering van pay-as-you-throw-programma's (programma's waarbij de afvalkosten aan de vervuiler worden toegestuurd) en een werkgroep voor het delen van kennis over optimale praktijken in verband met deze programma's,

een werkgroep in verband met de thematische strategie over duurzaam gebruik en beheer van natuurlijke hulpbronnen voor het identificeren van subsidies die schadelijk zijn voor het milieu enerzijds en belastingen op hulpbronnen die gunstig zijn voor het milieu anderzijds;

25.

verzoekt de Commissie te onderzoeken of Richtlijn 96/61/EG tot de gehele afvalsector kan worden uitgebreid en hierbij rekening te houden met de tot dusverre opgedane ervaringen met de uitvoering en doeltreffendheid van de richtlijn;

26.

verzoekt de Commissie voor te stellen dat Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasemmissierechten binnen de Gemeenschap wordt uitgebreid tot alle afvalbeheersmaatregelen, zodat een stimulans wordt geschapen voor de beperking van CO2-emissies uit deze sector;

27.

is er verheugd over dat de Commissie onlangs wetgevingsvoorstellen heeft ingediend inzake mijnafval en ter herziening van de batterijrichtlijn, en is verheugd over de plannen van de Commissie in 2004 te komen met voorstellen over biologisch afbreekbare afvalstoffen en tot wijziging van de zuiveringsslibrichtlijn, die belangrijke bouwstenen van de strategie vormen;

28.

dringt er bij de Commissie op aan binnen twee jaar met voorstellen op hoog niveau te komen voor geharmoniseerde normen voor installaties die nuttige toepassingen en recycling mogelijk maken, met inbegrip van voorbehandelingsinstallaties;

29.

verzoekt de Commissie binnen twee jaar voorstellen in te dienen voor de bepaling van kwaliteitsnormen voor uit afval gerecycleerde materialen;

30.

acht het noodzakelijk dat verdere vereisten en normen voor recycling worden vastgesteld voor afvalstromen die vanwege hun omvang of gevaarlijkheid aanzienlijke gevolgen voor het milieu hebben en waarvan op grond van hun negatieve of geringe waarde geen of nauwelijks prikkels aan de markt voor recycling uitgaan, met name voor bouw- en sloopafval, zoals in het Zesde milieuactieprogramma beoogd, en voor afvalstoffen van ambacht en industrie;

31.

verzoekt de Commissie, om op lange termijn te komen tot recyclingsbedrijven die op eigen benen kunnen staan, concrete maatregelen voor te stellen die garanderen dat secundaire grondstoffen met primaire grondstoffen kunnen concurreren;

32.

verzoekt de Commissie maatregelen te nemen om hergebruik aan te moedigen; beveelt de lidstaten aan een verminderd BTW-tarief toe te passen op producten die door hergebruikscentra worden verkocht;

33.

dringt erop aan de te verwijderen hoeveelheid afvalstoffen tot een minimum te beperken, zodat het afval gerecycleerd kan worden; dringt aan op een zo uitgebreid mogelijk verbod op storting van recycleerbare of composteerbare afvalstoffen tot 2025, en verzoekt de Commissie om een dienovereenkomstige herziening van de stortingsrichtlijn voor te stellen, met inbegrip van een stappenplan (schrapping) dat er als volgt uit zou kunnen zien:

vanaf 2010 verbod op storting van niet-voorbehandelde afvalstoffen met vergistbare afbreekbare aandelen;

vanaf 2015 verbod op storting van papier, dakvilt, karton, glas, textiel, hout, kunststof, metalen, rubber, kurk, keramiek, beton, dakpannen en tegels;

vanaf 2020 verbod op storting van alle recycleerbare afvalstoffen;

vanaf 2025 verbod op storting van alle nog resterende afvalstoffen, behalve wanneer het ontstaan daarvan onvermijdelijk is of indien de stoffen gevaarlijk zijn (bijv. filteras);

34.

verzoekt de Commissie maatregelen voor te stellen die ervoor zorgen dat producten en hun verpakkingen die na 2010 op de markt worden gebracht geschikt zijn voor hergebruik en/of recycling;

35.

acht een harmonisering van de stortplaatsbelastingen passend, aangezien hierbij de storting duurder wordt en inkomen wordt gegenereerd om de kwaliteitsnormen van stortplaatsen te verhogen; dringt aan op strengere eisen voor de stortplaatsen en afdichting daarvan;

36.

bevestigt dat de verantwoordelijkheid van de producent ook in de toekomst een wezenlijk element van het communautaire afvalbeleid moet blijven;

37.

onderstreept het belang van de verwezenlijking van het concept van de individuele verantwoordelijkheid van de producent om met voorrang aan te sturen op een op afvalpreventie gericht ontwerp bij afvalstromen van producten die zich aan het einde van hun levenscyclus bevinden, zoals batterijen, bouwafval, meubilair, papier en banden;

38.

verzoekt de Commissie de doeltreffendheid en kosteneffectiviteit van materiaalspecifieke recyclingsdoelen nauwkeuriger te onderzoeken en hierbij ook de vraag te beantwoorden hoe de producentenverantwoordelijkheid moet worden toegewezen; wijst erop dat materiaalspecifieke recyclingdoelstellingen alleen zin hebben op plaatsen waar geen functionerende markten voor secundaire grondstoffen bestaan;

39.

verzoekt de Commissie het instrument verhandelbare certificaten voor het bereiken van nuttige toepassingsdoelstellingen nauwkeuriger te onderzoeken, de ervaringen met de certificatenhandel in andere sectoren te evalueren en de resultaten in een verslag samen te vatten alvorens het eventueel in te overziene nuttige toepassingssectoren wordt getest;

40.

wijst op dit moment van de hand dat Europese recyclingsquota worden vastgesteld die de tot dusverre op nationaal niveau te bereiken quota zouden vervangen, omdat zij tot aanzienlijke verschillen op het gebied van de afvalnormen in Europa en daarmee tot concurrentievervalsingen zouden kunnen leiden; geharmoniseerde normen voor nuttige toepassing alsmede de opbouw van een efficiënt Europees monitoring- en sanctiesysteem zouden voorwaarden zijn voor een dergelijk instrument, dat samen met het instrument van de verhandelbare certificaten nader zou moeten worden onderzocht;

41.

acht aan de vervuiler toegerekende afvalkosten een veelbelovend instrument om een economische stimulans voor de burger en ondernemingen in het leven te roepen, de hoeveelheid restafvalstoffen te verminderen, respectievelijk afvalstoffen gescheiden in te zamelen; acht toepassing daarvan echter op grond van de verschillende regionale omstandigheden eerder geschikt voor het regionale en lokale niveau; is derhalve verheugd over het initiatief van de Commissie een leidraad voor lokale besluitvormers op te stellen;

42.

moedigt in dit verband de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten aan, in samenwerking met recyclingsbedrijven beleidsvormen en maatregelen te ontwikkelen en uit te voeren die moeten zorgen voor de gescheiden inzameling van recycleerbare materialen; wijst erop dat als bepaalde autoriteiten dit nalaten, het beginsel van gelijke spelregels voor iedereen geweld wordt aangedaan;

43.

onderstreept dat materialen die in industrie en ambacht vrijkomen vaak eenvoudiger recycleerbaar zijn omdat de scheiding van materiaalsoorten en kwaliteit vaak beter zijn en verzoekt de Commissie derhalve daarmee in het voorgenomen besluit inzake recycling rekening te houden en de gescheiden inzameling van recycleerbaar materiaal in industrie en ambacht verplicht te stellen;

44.

verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk en onafhankelijk van de strategie van 3 duidelijk te maken wat het verschil tussen nuttige toepassing en verwijdering is;

45.

wenst in dit verband dat de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen wordt geëerbiedigd dat de verbranding van afvalstoffen in een afvalverbrandingsinstallatie is erkend als een verwijderingsverrichting, zelfs wanneer energie wordt gewonnen en aan derden wordt geleverd;

46.

verzoekt de Commissie het reeds uitgevoerde raadplegingsproces over de definitie van het begrip afvalstoffen te evalueren en deze evaluatie voor het publiek toegankelijk te maken;

47.

verzoekt de Commissie, zoals in het Zesde milieuactieprogramma is beoogd, een verduidelijking te geven van het verschil tussen afval en niet-afval, de definitie van nuttige toepassing te verduidelijken, alsmede zo spoedig mogelijk en los van de strategie een algemene definitie op te stellen van de begrippen „afvalpreventie”, „hergebruik” alsmede „recycling” en „recycler”;

48.

spoort de Commissie aan tot reflectie over mogelijkheden om de flexibiliteit van de afvalregelgeving te vergroten, door bijvoorbeeld te voorzien in de mogelijkheid om de verwerking van het afval af te stemmen op de kwaliteit ervan en lichtere administratieve procedures te volgen als dit door de kwaliteit van het afval mogelijk is, om ervoor te zorgen dat de regelgeving recycling of hergebruik van afval niet onnodig bemoeilijkt,

49.

stelt voor met informatiecampagnes burgers, autoriteiten en economische actoren sterker te doordringen van de voordelen van een duurzaam afvalbeheer;

50.

dringt erop aan dat alle actoren die zich met de recyclingscyclus van afvalstoffen bezighouden, inclusief de eindgebruikers, bij de zaken worden betrokken en dringt aan op maatregelen die betrekking hebben op het gescheiden inzamelen van afvalstoffen, om de uitdaging van een duurzaam afvalbeheer tegemoet te treden;

51.

dringt aan op instelling van adviescentra ter bevordering van afvapreventie en een duurzaam afvalbeheer door het MKB;

52.

dringt er bij de lidstaten op aan over te gaan tot het uitwisselen van informatie op Europees niveau over nationale vormings- en beroepsopleidingsprogramma's op het gebied van het afvalbeheer en stelt voor een Europese studie te doen naar leerstof en kennis over de afvalproblematiek op scholen, ten einde tot een aanbeveling aan de lidstaten te komen om jongeren gevoeliger voor de afvalproblematiek te maken; stelt in dit verband verder voor op basis van de studie een stimuleringsprogramma voor schoolprojecten in te stellen met de invoering van afvalpreventie en een duurzaam afvalbeheer op scholen als doel;

53.

wenst dat de Commissie en de lidstaten zich nog meer inspanningen getroosten bij de verdere ontwikkeling van internationale afvalverwerkingsnormen op VN- en OESO-niveau;

54.

is verheugd over het voornemen van de Commissie de strategie te onderwerpen aan een uitgebreide beoordeling van de gevolgen;

55.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26.

(3)  P5_TA(2003)0508.

(4)  PB C 362 van 2.12.1996, blz. 241.

(5)  PB C 76 van 11.3.1997, blz. 1.

(6)  PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

P5_TA(2004)0309

Eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest

Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie over artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie: Eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest (COM(2003) 606 — C5-0594/2003 — 2003/2249(INI))

&#x201E;Om de een of andere reden komen goede burgers langzamer in beweging en, niets vermoedend wanneer ontwikkelingen nog in het beginstadium zijn, worden zij uiteindelijk pas opgeschrikt wanneer zij daartoe gedwongen worden, zodat zij soms, door voortdurend uitstellen en hun traagheid van handelen, terwijl zij, zelfs met verlies van aanzien, hun rust hopen te behouden, door eigen toedoen beide verliezen.&#x201D;

M.Tullius Cicero, Pro Sestio 100

Het Europees Parlement,

gelet op de artikelen 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 309 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat op 7 december 2000 in Nice is ondertekend (1),

gezien het door de Conventie over de toekomst van Europa uitgewerkte ontwerp-verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (2),

gezien de mededeling van de Commissie (COM(2003) 606 — C5-0594/2003),

gelet op artikel 47, lid 2 en artikel 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken en het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0227/2004),

A.

overwegende dat bij artikel 6 van het EU-Verdrag de Europese Unie geconstitueerd is als gemeenschap van waarden en grondrechten, en de eerbiediging van de grondrechten verankerd is overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij voortvloeien uit de tradities van de lidstaten,

B.

overwegende dat eerbiediging van de waarden waarop de Unie is gegrondvest voorwaarde is voor het lidmaatschap van en de medezeggenschap in de Unie en dat bij een ernstige en voortdurende inbreuk de in artikel 7 van het EU-Verdrag genoemde sancties kunnen worden opgelegd,

C.

overwegende dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie plechtig door de Europese Raad en het Europees Parlement is afgekondigd, door de Europese Commissie is aanvaard en door het Hof van Justitie in aanmerking is genomen,

D.

overwegende dat de Conventie over de toekomst van Europa het Handvest van de grondrechten in haar ontwerpgrondwet heeft opgenomen,

E.

overwegende dat in artikel 2 van de ontwerpgrondwet de eerbied voor de menselijke waardigheid genoemd wordt vóór de waarden waarop de Unie is gegrondvest, deze beginselen uitgebreid worden met het beginsel van gelijkheid, en duidelijk wordt gesteld dat deze waarden alle lidstaten gemeen hebben en dat hun samenleving wordt gekenmerkt door pluralisme, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en door het verbod van discriminatie,

F.

overwegende dat dezelfde ontwerpgrondwet de teksten bekrachtigt die achtereenvolgens door het Verdrag van Amsterdam en door het Verdrag van Nice in de basisverdragen zijn ingebracht onder artikel 7 van het EU-Verdrag, en dat dit ontwerp de teksten heeft verduidelijkt en omgezet in artikel 58 dat de bevoegdheid van de Unie terzake regelt,

G.

overwegende dat alle lidstaten van de Unie lid van de Verenigde Naties zijn en dat de beginselen van de rechtsstaat derhalve ook eerbiediging van het volkerenrecht en van het Handvest van de Verenigde Naties inhouden,

1.

juicht het initiatief van de Commissie toe als belangrijke bijdrage tot nauwe samenwerking tussen alle EU-instellingen in het belang van de bescherming van de waarden van de Unie en daarmee van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden;

2.

is van mening dat bij de constatering, op grond van artikel 7, lid 1 van het EU-Verdrag, van een duidelijk gevaar voor schending van de in artikel 6, lid 1 genoemde beginselen of van een ernstige en voortdurende schending krachtens artikel 7, lid 2 in een hoger beschermingsniveau moet worden voorzien dan door de Commissie wordt voorgesteld;

3.

is van oordeel dat bij de toepassing van artikel 7 van het EU-Verdrag politieke fenomenen in aanmerking moeten worden genomen die beschouwd moeten worden als duidelijk gevaar voor of ernstige voortdurende schending van de waarden van de Unie, maar niet uitsluitend een cumulatie van afzonderlijke schendingen zijn; verzuim van een lidstaat met betrekking tot schendingen van de mensenrechten, waarvan het gedogen of waarbij het bevorderen van een klimaat of maatschappelijke omstandigheden waarin mensen zich terecht bedreigd voelen, als duidelijk gevaar voor de waarden van de Unie en de fundamentele vrijheden van haar burgers moeten worden aangemerkt,

4.

deelt niet de overtuiging van de Commissie „dat de toepassing van sancties overeenkomstig artikel 7 van het EU-Verdrag en artikel 309 van het EG-Verdrag niet nodig zal zijn in deze Unie van waarden”; is veeleer van oordeel dat het niet behandelen van de eventuele noodzaak van sancties de indruk moet wekken dat de Unie niet bereid of in staat is om alle haar ter beschikking staande middelen ter bescherming van deze waarden aan te wenden;

5.

stelt vast dat het Verdrag van Nice noch de ontwerpgrondwet nader ingaan op de aard en het belang van de schorsingsmaatregelen waartoe de Raad van Ministers eventueel kan besluiten;

6.

beklemtoont dat het Verdrag, dat voorziet in instemming van het Europees Parlement met een eventueel besluit van de Raad en dat het Parlement het recht toekent om te verlangen dat een procedure wordt gestart in geval van een duidelijk gevaar voor een ernstige schending, de speciale rol van het Parlement als pleitbezorger van de Europese burger erkent; meent dat het Parlement zich bij de uitoefening van deze bijzondere taak op onpartijdige wijze en behoedzaam, verantwoord en rechtvaardig moet inzetten voor de verdediging van gemeenschappelijke beginselen, waarden en grondrechten;

7.

is derhalve van mening dat, zonder afbreuk te doen aan alle nodige raadpleging en informatieuitwisseling tussen de Europese instellingen, het zijn uiteindelijke standpunt moet bepalen op basis van een autonome beslissing;

8.

wijst op zijn speciale verantwoordelijkheid als rechtstreeks gekozen vertegenwoordiging van de Europese burgers bij de verdediging van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten;

9.

is erover verheugd dat als gevolg van het Verdrag van Nice zijn rol in de procedure van artikel 7 van het EU-Verdrag is versterkt; meent dat het ontbreken van een parlementair initiatiefrecht bij de procedure waarin in geval van een ernstige schending is voorzien, in het geheel geen afbreuk doet aan de normale en gebruikelijke rol van het Parlement, wat betekent dat het Parlement weliswaar juridisch geen formeel verzoek kan doen, maar het Parlement niets in de weg staat om gebruik te maken van zijn controlerende bevoegdheid om langs politieke weg een maatregel van de Raad te verlangen;

10.

wijst erop dat voor de constatering van een duidelijk gevaar voor een ernstige schending (lid 1) of een ernstige en voortdurende schending (lid 2) van de gemeenschappelijke beginselen de instemming van het Europees Parlement nodig is en dat het derhalve des te noodzakelijker is dat aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan;

11.

verklaart bij de toepassing van artikel 7 van het EU-Verdrag en met name bij de door het Parlement te verlenen instemming in verband met constateringen krachtens de leden 1 en 2, uit te gaan van de volgende beginselen, en verzoekt de Commissie en de Raad deze beginselen eveneens in acht te nemen:

a)

Het vertrouwensbeginsel

De Unie verwacht van haar lidstaten dat zij zich actief inzetten voor de gemeenschappelijke waarden van de Unie, en spreekt op deze basis haar principiële vertrouwen uit in

het democratisch en op de beginselen van de rechtsstaat gebaseerde grondwettelijk bestel van alle lidstaten, alsmede in het vermogen en de wil van hun organen gevaren voor de fundamentele vrijheden en gemeenschappelijke beginselen af te wenden,

het gezag van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en het Europees Hof voor de rechten van de mens;

Een optreden van de Unie krachtens artikel 7 van het EU-Verdrag moet derhalve beperkt blijven tot een duidelijk gevaar en een voortdurende schending, en geeft geen recht op, noch aanleiding tot een beleid van permanent toezicht door de Unie op de lidstaten. De lidstaten, de toetredende landen en de kandidaat-landen moeten evenwel de democratie, de beginselen van de rechtsstaat en de eerbiediging van de grondrechten verder blijven bevorderen en zo nodig desbetreffende hervormingen doorvoeren, respectievelijk blijven doorvoeren.

Het vertrouwensbeginsel is geen beletsel om een versterkt beroep te doen op de diensten van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat; zo nodig zou de rol van het waarnemingscentrum opnieuw kunnen worden bezien om een bredere onafhankelijke en objectieve kijk op de zaak te krijgen;

b)

Het pluraliteitsbeginsel

De Unie eerbiedigt de pluraliteit van wereldbeschouwingen, politieke doelstellingen, waardeopvattingen en de democratische wedijver daartussen bij inachtneming van de grondrechten en gemeenschappelijke waarden. Parlement, Raad en Commissie zien erop toe dat de procedures waarin artikel 7 van het EU-Verdrag voorziet, niet als instrument voor politieke controverses misbruikt worden;

c)

Het gelijkheidsbeginsel

Bij de toepassing van artikel 7 van het EU-Verdrag eerbiedigt de Unie het beginsel van volstrekte gelijke behandeling van alle lidstaten, ongeacht grootte, politieke kleur, hun financiële bijdrage aan de begroting van de Unie, de duur van hun lidmaatschap en andere verschillen;

d)

Het openbaarheidsbeginsel

Alle beslissingen op grond van artikel 7 van het EU-Verdrag moeten voor de Europese burgers zo geloofwaardig mogelijk zijn. De desbetreffende procedures moeten derhalve, los van diplomatiek overleg en politieke onderhandelingen, transparant, begrijpelijk en open zijn;

12.

meent dat het wenselijk is na de installering van het nieuwe Europees Parlement en de nieuwe Commissie een interinstitutionele dialoog op gang te brengen over de gemeenschappelijke criteria en bovengenoemde beginselen voor de toepassing van de procedure uit hoofde van artikel 7 van het EU-Verdrag teneinde desbetreffende samenwerking en uitwisseling van alle essentiële informatie tussen de Europese instellingen te regelen;

13.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad, alsmede aan de regeringen van de lidstaten en de toetredende landen.


(1)  PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.

(2)  CONV 850/03 — PB C 169 van 18.7.2003, blz. 1.


Top