Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92002E002440

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2440/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Achterstelling van Koerdisch Noord-Irak ten opzichte van het regime in Bagdad bij de uitvoering van het olie-voor-voedselprogramma van de VN.

PB C 268E van 7.11.2003, pp. 5–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

European Parliament's website

92002E2440

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2440/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Achterstelling van Koerdisch Noord-Irak ten opzichte van het regime in Bagdad bij de uitvoering van het olie-voor-voedselprogramma van de VN.

Publicatieblad Nr. 268 E van 07/11/2003 blz. 0005 - 0007


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2440/02

van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie

(28 augustus 2002)

Betreft: Achterstelling van Koerdisch Noord-Irak ten opzichte van het regime in Bagdad bij de uitvoering van het olie-voor-voedselprogramma van de VN

1. Is het de Commissie bekend dat het op grond van VN-resolutie nr. 986 uit 1996 doorgevoerde olie-voor-voedselprogramma voor Irak als gevolg van de huidige wijze van toepassing een negatieve uitkomst blijkt te hebben voor het niet door Saddam Hoessein gecontroleerde Koerdische deel van Irak ten noorden van de 36e breedtegraad, omdat tot nu toe van de uit dit gebied verkochte olie ter waarde van 7 miljard dollar slechts 2,5 miljard dollar is besteed aan Iraaks Koerdistan, terwijl van de 219 miljoen dollar door de Koerden bestelde medicijnen slechts 92 miljoen dollar in goederen daadwerkelijk is aangekomen, omdat de rest van het geld ongebruikt blijft staan op een Zwitserse bankrekening?

2. Komt de discriminatie van Iraaks Koerdistan ten opzichte van het voor Saddam Hoessein gecontroleerde deel van Irak voort uit afspraken uit 1991 tussen de VN en het Iraakse regime, waardoor de regering in Bagdad haar aandeel in het geld zelfstandig mag besteden, terwijl de Koerdische bestuursorganen voor hun gedeelte slechts mogen adviseren aan de Verenigde Naties?

3. Kan de regering in Bagdad haar veto uitspreken over bestedingen door de VN in Noord-Irak en daarmee onder meer de bouw van een ziekenhuis tegenhouden?

4. Bestaan er afspraken waardoor het Noorden zijn elektriciteit slechts kan betrekken via het regime in Bagdad, zodat dit steeds kan dreigen met het stopzetten van leveranties?

5. Worden uit het noordelijke deel van de inkomsten uit het olie-voor-voedselprogramma de salarissen betaald voor een groeiend aantal hoogbetaalde VN-medewerkers in dit gebied en mogen deze VN-medewerkers niet met de pers spreken zonder voorafgaande toestemming van de regering in Bagdad?

6. Is het de Commissie bekend dat rondom de Noord-Iraakse stad Helabja als gevolg van het gebruiken van chemische wapens tegen de Koerdische bevolking in 1989 door het regime van Saddam Hoessein de muskietenpopulatie sterk is gegroeid waardoor malaria toeneemt, maar dat door de Verenigde Naties geen anti-malariamedicijnen worden verstrekt omdat men daarvan chemische wapens zou kunnen maken?

7. Hoe kunnen de EU en haar lidstaten bijdragen tot een gang van zaken die de positie van de inwoners van Noord-Irak verbetert, onder meer door de 13 % uit het olie-voor-voedselprogramma rechtstreeks beschikbaar te stellen?

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(16 oktober 2002)

De Commissie is zich bewust van de dramatische humanitaire situatie waardoor de Irakese bevolking wordt getroffen. In dit verband beperken de activiteiten van de Commissie in Irak zich tot de verstrekking van humanitaire hulp middels een jaarlijks programma dat is opgesteld door het Bureau voor humanitaire hulp van de Europese Gemeenschap (ECHO) en ter plaatse wordt uitgevoerd door enkele niet-gouvernementele organisaties (NGO's) en andere organisaties, zoals het Rode Kruis, het Kinderfonds van de Verenigde Naties (Unicef) en het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP). Op het moment heeft de Commissie geen vertegenwoordiging in Irak en ook geen experts ter plaatse. De Verenigde Naties (VN) zijn alleen verantwoordelijk voor het beheer en de uitvoering van het olie-voor-voedselprogramma.

Ambtenaren en deskundigen van de Commissie die recentelijk een bezoek brachten aan Irak, hebben bevestigd dat de humanitaire situatie buitengewoon ernstig is, en de levensomstandigheden in Centraal- en Zuid-Irak aanzienlijk slechter zijn dan in Noord-Irak. Om deze reden is het ECHO-programma alleen gericht op Centraal- en Zuid-Irak; uitbreiding van de acties tot Noord-Irak kan echter worden overwogen, met name wat de verlening van bijstand aan ontheemden betreft.

Hierna volgen de antwoorden op de gestelde specifieke vragen:

1. De Commissie is zich ervan bewust dat voor de implementatie van het olie-voor-voedselprogramma in het Koerdische deel van Noord-Irak andere bepalingen en regels gelden dan in Centraal- en Zuid-Irak, en de VN daar direct betrokken is. Overeenkomstig resolutie 986 (1995) van de VN-Veiligheidsraad is 13 % van alle Irakese olie-inkomsten bestemd voor Irakees Koerdistan, ongeacht de plaats waar de olie is geproduceerd.

2. De verschillende uitvoeringsbepalingen van het olie-voor-voedselprogramma zijn vastgesteld bij Memorandum van Overeenstemming van november 1996 tussen de VN en Irak over de implementatie van resolutie 986 (1995) van de VN-Veiligheidsraad. Dit akkoord omvat alle regels en voorwaarden voor de levering van de benodigde goederen voor de drie provincies van Irakees Koerdistan en draagt ertoe bij dat een vast gedeelte van de leveringen bestemd is voor deze regio.

3. Overeenkomstig het Memorandum van Overeenstemming van november 1996, heeft de centrale regering niet het recht een veto uit te spreken over de VN-uitgaven in Noord-Irak. De benodigde goederen om te voorzien in de humanitaire behoeften van Noord-Irak worden door de VN geëvalueerd met medewerking van de regionale bestuursorganen, zijn dan onderwerp van overleg met de centrale Irakese regering en worden vervolgens opgenomen in het distributieplan.

4. De Commissie is niet op de hoogte van het bestaan van specifieke overeenkomsten tussen de regering in Bagdad en het Koerdische bestuur voor de aankoop van elektriciteit.

5. Overeenkomstig het Memorandum van Overeenstemming van november 1996, zijn er geen bepalingen die erop wijzen dat VN-personeel dat verplaatst is naar Irakees Koerdistan betaald wordt uit het voor Noord-Irak bestemde gedeelte van de olie-voor-voedselinkomsten. De Commissie is niet op de hoogte van andere soortgelijke afspraken.

6. De Commissie is zich niet bewust van problemen in verband met de levering van antimalariamiddelen. De VN-Veiligheidsraad is bevoegd voor de verlening van toestemming voor alle invoer van goederen door Irak. Het verdient de voorkeur dat de lidstaten in plaats van de Commissie zich hiervoor wenden tot de VN-Veiligheidsraad.

7. Wanneer de lidstaten van mening zijn dat het beheer van het olie-voor-voedselprogramma moet worden aangepast, kunnen zij de nodige stappen nemen om die aanpassingen voor te leggen aan de VN-Veiligheidsraad.

Top