This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 92002E003081
WRITTEN QUESTION E-3081/02 by Erik Meijer (GUE/NGL) to the Commission. Circumvention of US legislation by a data retention requirement for electronic communications in the EU.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3081/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Het omzeilen van Amerikaanse wetgeving door middel van een binnen de Europese Unie in te voeren bewaarplicht voor elektronisch berichtenverkeer.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3081/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Het omzeilen van Amerikaanse wetgeving door middel van een binnen de Europese Unie in te voeren bewaarplicht voor elektronisch berichtenverkeer.
PB C 155E van 3.7.2003, pp. 87–88
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3081/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Het omzeilen van Amerikaanse wetgeving door middel van een binnen de Europese Unie in te voeren bewaarplicht voor elektronisch berichtenverkeer.
Publicatieblad Nr. 155 E van 03/07/2003 blz. 0087 - 0088
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3081/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie (28 oktober 2002) Betreft: Het omzeilen van Amerikaanse wetgeving door middel van een binnen de Europese Unie in te voeren bewaarplicht voor elektronisch berichtenverkeer 1. Heeft de voorzitter van de Commissie op 16 oktober 2001 van de Amerikaanse president een bericht ontvangen waarin hij een aanbod dat de fungerend voorzitter van de Raad had gedaan op 27 september 2001 om te komen tot betere samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding, aangrijpt om aan de EU maatregelen op het gebied van data retention voor te stellen, d.w.z. opslag van elektronischverkeersgegevens met het doel deze in de daaropvolgende maanden of jaren alsnog te kunnen controleren op het gebruiken ervan voor criminele of terroristische doelstellingen of voor het opsporen van de verblijfplaatsen van de verzender? 2. Heeft naar de indruk van de Commissie deze Amerikaanse wens een rol gespeeld bij de op 28 januari 2002 uitgesproken opvatting van de Raad om in het ontwerp voor een Richtlijn betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (C5-0028/2002) het verbod op data rentention voor andere doeleinden dan facturering ongedaan te maken, waardoor de Raad de vrijheid heeft gekregen voorstellen te doen voor data retention gedurende een periode van 12 tot 24 maanden? 3. Kan de Commissie bevestigen dat president Bush aan de Europese Commissie en aan de Raad vraagt om Europese bedrijven verplichtingen op te leggen die in zijn eigen land niet kunnen worden opgelegd op grond van de in de Verenigde Staten geldende wetgeving? Wat is de mening van de Commissie over deze tegenstrijdigheid? 4. Bestaat de mogelijkheid dat via uitwisseling van gegevens met Europa Amerikaanse gerechtelijke instanties verkeersgegevens ter beschikking proberen te krijgen die volgens de eigen wetgeving in de VS niet verkregen kunnen worden? Vindt de Commissie het toelaatbaar dat via deze Europese omweg gegevens worden verzameld en opgeslagen ten behoeve van een staat die zulke gegevens zelf niet mag verzamelen? 5. Deelt de Commissie de verontrusting van burgerrechtenorganisaties in de VS en Europa die de voorstellen beschouwen als strijdig met de burgerrechten en die zich in een brief aan het voorzitterschap als volgt uitspreken over het verzoek van Bush om over te gaan tot data retention: While we support the president's efforts to take appropriate steps to reduce the risk of terrorism and to protect public safety, we do not believe that this proposal is appropriate nor necessary? (Wij steunen het streven van de president om de nodige maatregelen ter vermindering van het terrorismegevaar en ter bescherming van de openbare veiligheid te nemen, maar we menen dat dit voorstel daartoe ongeschikt is en dat het evenmin nodig is.) 6. Welke rol spelen bovengenoemde bezwaren bij de definitieve vormgeving van een eventuele kaderrichtlijn over data retention? Wat is de huidige stand van zaken? Antwoord van de heer Liikanen namens de Commissie (10 december 2002) 1. De Commissie heeft inderdaad een brief -gedateeerd 15 oktober 2001- ontvangen van president Bush. De brief bevatte verschillende voorstellen om samen te werken op het vlak van terrorismebestrijding, met inbegrip van een bewaarplicht voor gegevens in het kader van een herziening van bestaande wetgeving. 2. In lijn met de doelstelling van een hoog beschemingsniveau van persoonlijke gegevens binnen de Gemeenschap, heeft de Commissie in alle fasen van de medebeslissingsprocedure voor Richtlijn 2002/58/EG betreffende privacy en elektronische communicatie(1), het standpunt ingenomen dat de algemene verplichting om verkeersgegevens te wissen indien deze niet langer van nut zijn voor het leveren van communicatiediensten of voor factureringsdoeleinden, gehandhaafd moet blijven. Dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheden om verkeersgegevens te verwerken op basis van een individuele toestemming, die in de nieuwe richtlijn zijn uitgebreid. Tegelijkertijd behouden de lidstaten de bestaande speelruimte inzake de beperking van rechten en verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, voor zover dat met name noodzakelijk is voor de nationale veiligheid of voor het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten, hoewel deze speelruimte gebonden is aan de in de richtlijn expliciet opnieuw geformuleerde voorwaarden, met inbegrip van een toetsing op de noodzaak, gepastheid en evenredigheid in een democratische samenleving. Op verzoek van de Raad hebben de Commissie en het Parlement ermee ingestemd dat het bewaren van gegevens gedurende beperkte periode zou worden vermeld als een voorbeeld van mogelijke maatregelen. Deze verwijzing naar het bewaren van gegevens is echter geen een eis om een bewaarplicht op te leggen, noch een machtiging voor de lidstaten die dergelijke maatregelen zouden willen in te voeren. De Commissie is niet in de positie om de invloed van het Amerikaanse verzoek op het standpunt van de Raad te beoordelen, en zou het geachte parlementslid willen doorverwijzen naar de Raad. 3. Het is niet duidelijk of de Amerikaanse wetgeving zal leiden tot een beperktere beschikbaarheid van verkeersgegevens in de Verenigde Staten. Omdat de Verenigde Staten geen algemene verplichting tot het bewaren van verkeersgegevens voor handhavingsdoeleinden lijken in te voeren, bestaat er ook geen expliciete verplichting om verzamelde gegevens te verwijderen als die niet langer van nut zijn voor het leveren van communicatiediensten of voor factureringsdoeleinden. 4. Zoals het geachte parlementslid heeft opgemerkt bestaat de mogelijkheid dat, als gevolg van de in de Gemeenschap geldende verplichtingen, de Amerikaanse autoriteiten de beschikking krijgen over verkeersgegevens, terwijl dat op grond van de Amerikaanse wetgeving niet mogelijk zou zijn. 5. De Commissie is volop doende met het garanderen van de verenigbaarheid van compatibiliteit van gegevensbescherming met het recht op privacy en de eisen van wetshandhaving. De Commissie tracht momenteel zoveel mogelijk duidelijkheid te krijgen over de wijze waarop nationale maatregelen het beste in overeenstemming kunnen worden gebracht met de wettelijke vereisten uit hoofde van het Gemeenschapsrecht, het Europees verdrag van de rechten van de mens en het Handvest van de grondrechten, rekening houdend met de bevoegdheden van de Commissie binnen het bestaande institutioneel kader. 6. De Commissie neemt deel aan bepaalde werkzaamheden van de Raad inzake de algemene vereisten voor de bewaarplicht verkeersgegevens. In dit stadium pleit de Commissie voor een dialoog over dit onderwerp met alle belanghebbende partijen en vindt zij het te voorbarig om conclusies te trekken over de noodzaak van een wetgevend optreden op Europees niveau, waarvoor iedere lidstaat uit hoofde van de derde pijler voorstellen kan indienen bij de Raad. Indien er een voorstel voor een kaderbesluit ingediend wordt inzake gegevensbewaring, dan moet de Commissie de verenigbaarheid daarvan met de vereisten van het Gemeenschapsrecht garanderen, in het bijzonder met de nieuwe richtlijn inzake privay en elektronische communicatie, rekening houdend met de beperkingen van communautair optreden op dat gebied. (1) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie, PB L 201 van 31.7.2002.