Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 92002E002864

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2864/02 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Kosten van bankovermakingen en de bevoegdheden van de Commissie om juridische stappen te nemen.

PB C 155E van 3.7.2003, pp. 54–55 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

European Parliament's website

92002E2864

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2864/02 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Kosten van bankovermakingen en de bevoegdheden van de Commissie om juridische stappen te nemen.

Publicatieblad Nr. 155 E van 03/07/2003 blz. 0054 - 0055


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2864/02

van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie

(11 oktober 2002)

Betreft: Kosten van bankovermakingen en de bevoegdheden van de Commissie om juridische stappen te nemen

In diens bijzonder duidelijk en nuttig antwoord op schriftelijke vraag E-2271/02(1) zet Commissaris Bolkestein de juridische situatie uiteen met betrekking tot de geoorloofde kosten voor grensoverschrijdende overmakingen.

Zoals de Commissaris bekend zal zijn, is er in de Economische en Monetaire Commissie van het Europees Parlement uitvoerig gesproken over de kosten van overmakingen binnen de eurozone en de wijdverbreide praktijk van dubbele berekening van kosten door de ontvangende en de uitvoerende bank in het geval van OUR-overmakingen, wat in strijd is met de richtlijn betreffende grensoverschrijdende overmakingen (Richtlijn 97/5/EG(2) van het Parlement en de Raad van 27.1.1997). De Commissaris zegt in zijn antwoord dat, indien er door een bank onwettige kosten in rekening zijn gebracht, de

klant gerechtigd is te worden gecrediteerd voor het ten onrechte ingehouden bedrag en voegt daaraan toe dat alle lidstaten de richtlijn op dit punt correct hebben omgezet, maar dat de Commissie geen juridische stappen kan nemen indien de klanten geen gebruik maken van hun rechten.

Wil de Commissie hiermee zeggen dat zij, zelfs indien een regering van een lidstaat of een centrale bank nalaat te waarborgen dat haar banken de voorschriften van de richtlijn naleven, geen wettelijke bevoegdheid heeft om de lidstaat te renvooieren naar het Europese Hof van Justitie?

Indien de Commissie die bevoegdheid wel heeft en daarvan geen gebruik maakt, en vervolgens weigert in te gaan op verzoeken van natuurlijke of rechtspersonen die een financieel verlies hebben geleden als gevolg van haar weigering een handeling te verrichten, is de Commissie dan van mening dat deze personen krachtens artikel 232 van het geconsolideerde Verdrag het recht hebben om na twee maanden bezwaren in te dienen bij het Hof van Justitie tegen het feit dat een instelling van de Gemeenschap (de Commissie) heeft nagelaten te zijnen aanzien een andere handeling te verrichten dan het geven van een aanbeveling of een advies?

(1) PB C 137 E van 12.6.2003, blz. 66.

(2) PB L 43 van 14.2.1997, blz. 25.

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(19 november 2002)

De Commissie heeft zorgvuldig toegezien op de uitvoering van Richtlijn 97/5/EG betreffende grensoverschrijdende overmakingen. Zo heeft zij verscheidene studies laten maken over de prijsontwikkeling en de nationale omzettingsmaatregelen. Deze gegevens zijn beschikbaar op het volgende adres: http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/finances/payment/directives/index.htm.

De procedure van de OUR-betalingen (waarbij alle kosten worden gedragen door de opdrachtgever) is ingevoerd om een einde te stellen aan de praktijk van de inhouding op het overgeschreven bedrag, meestal door een bemiddelende bank. Uit het onderzoek van de nationale omzettingsmaatregelen door de Commissie blijkt dat deze bepaling correct is omgezet in de nationale wetgeving. Het is evenwel niet uitgesloten dat zij soms slecht wordt uitgevoerd, vaak doordat een van de betrokken partijen de nationale bepalingen niet kent. Uit het onderzoek van de klachten die de Commissie heeft ontvangen, blijkt dat een dubbele inhouding in de meeste gevallen kon worden verklaard door het feit dat een van de drie betrokken banken dacht dat het ging om een SHARE-overschrijving (met gedeelde kosten).

Wanneer de Commissie een klacht ontvangt van een klant aan wie een dubbele inhouding is opgelegd voor een grensoverschrijdende overmaking, wijst zij hem in de eerste plaats op zijn rechten krachtens Richtlijn 97/5/EG. Als hij zijn rechten kent, is de klant beter in staat om zijn bank aan te spreken over problemen. De Commissie deelt ook altijd de adresgegevens van de betrokken ombudsmannen van het FIN-NET-netwerk mee: indien de klant bij zijn bank geen gehoor vindt, kan hij een beroep doen op een buitengerechtelijke geschillenbeslechting in het kader van het FIN-NET-netwerk. Het blijkt evenwel dat klanten aan wie een dubbele inhouding wordt opgelegd, ervoor terugschrikken om een klachtenprocedure in te leiden voor een bedrag van nauwelijks een paar euro.

De Commissie heeft uiteraard de mogelijkheid op te treden, zowel wanneer een richtlijn niet of niet correct is omgezet, als wanneer de nationale omzettingsmaatregelen slecht worden uitgevoerd. Uit de gegevens waarover de Commissie beschikt, blijkt echter niet dat de richtlijn stelselmatig en opzettelijk slecht wordt toegepast in de ene of de andere lidstaat.

Zoals vermeld in het vorige antwoord moeten, krachtens Verordening (EG) nr. 2560/2001(1), met ingang van 1 juli 2003 voor alle grensoverschrijdende overmakingen zowel aan de begunstigde als aan de opdrachtgever dezelfde kosten worden aangerekend als voor overmakingen binnen een lidstaat. Daarom is de Commissie voornemens later het rechtskader van grensoverschrijdende overmakingen te harmoniseren met dat van de overmakingen binnen een lidstaat.

(1) Verordening (EG) nr. 2560/2001 van het Parlement en de Raad van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro, PB L 344 van 28.12.2001.

Top