EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001AR0037

Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Tien jaar na Rio: Voorbereiding op de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling in 2002"

PB C 107 van 3.5.2002, p. 9–12 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001AR0037

Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Tien jaar na Rio: Voorbereiding op de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling in 2002"

Publicatieblad Nr. C 107 van 03/05/2002 blz. 0009 - 0012


Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement 'Tien jaar na Rio: Voorbereiding op de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling in 2002'"

(2002/C 107/04)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien het besluit van de Commissie van 31 mei 2001 om overeenkomstig artikel 265, eerste alinea, van het EG-Verdrag het Comité van de Regio's over dit onderwerp te raadplegen;

gezien het besluit van zijn bureau van 13 juni 2000 om commissie 4 "Ruimtelijke ordening, stadsbeleid, energie, milieu" met de voorbereidende werkzaamheden te belasten;

gezien de Mededeling van de Europese Commissie "Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: Een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling" (COM(2001) 264 def.);

gezien de Mededeling van de Commissie over "De algemene evaluatie van het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap op het gebied van het milieu en duurzame ontwikkeling (vijfde milieuactieprogramma)" (COM(1999) 543 def.);

gezien het verslag van de Europese Commissie over de eerste vijf jaar van de toepassing van Agenda 21 in de EU;

gezien het werkdocument van de Europese Commissie "Na Cardiff en Helsinki: nieuwe horizonten, verslag aan de Europese Raad over de integratie van milieuoverwegingen en duurzame ontwikkeling in het communautair beleid" (SEC(1999) 1941);

gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité "Prijsstelling als beleidsinstrument voor een duurzamere benutting van de waterreserves" (COM(2000) 477 def.);

gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - "Onze behoeften en verantwoordelijkheden op elkaar afstemmen - milieu aangelegenheden integreren in de economische politiek" (COM(2000) 576 def.);

gezien het Groenboek van de Commissie "Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening" (COM(2000) 769 def.);

gezien de Mededeling van de Commissie over "De olievoorziening van de Europese Unie" (COM(2000) 631 def.) en de komende herziening van het gemeenschappelijk vervoersbeleid;

gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap "Milieu 2010: Onze toekomst, onze keuze" - Het zesde milieuactieprogramma - en het Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap voor 2001-2010 (ingediend door de Commissie) [COM(2001) 31 def. - 2001/0029 (COD)] en het advies van het Comité van de Regio's over dit onderwerp (CDR 36/2001 fin)(1);

gezien de conclusies van de Raad Milieu van 8 maart 2001 (6752/01) m.b.t. de Wereldtop over duurzame ontwikkeling;

gezien de tijdens de Top van Rio (1992) door de EU getekende verdragen inzake klimaatverandering en biodiversiteit;

gezien de toezeggingen van de EU tijdens de onderhandelingen over het Kyoto-protocol inzake de beperking van de emissies van broeikasgassen;

gezien de ratificatie van het Kyoto-protocol door de lidstaten van de EU;

gezien het ontwerpadvies (CDR 37/2001 rev. 2) dat commissie 4 op 8 oktober 2001 heeft goedgekeurd (rapporteur: mevrouw Powell (lid van de Hammersmith en Fulham London Borough Council, VK, PSE);

overwegende dat het Verdrag betreffende de Europese Unie voorschrijft dat milieuoverwegingen in het communautaire beleid moeten worden geïntegreerd, met name ten behoeve van een duurzame ontwikkeling,

heeft tijdens zijn 41e zitting van 14 en 15 november 2001 (vergadering van 14 november) het volgende advies goedgekeurd.

1. Het standpunt van het Comité van de Regio's t.a.v. de Mededeling

1.1. Het Comité van de Regio's juicht de Mededeling van de Commissie toe als een doeltreffende manier om de bijdrage van de EU aan de Wereldtopconferentie van 2002 voor te bereiden.

1.2. Het is het van harte eens met het standpunt van de Commissie dat de Europese Unie een vooraanstaande rol moet innemen in het Rio+10-proces, zowel tijdens de voorbereiding als tijdens de top in Johannesburg zelf.

1.3. Het Comité van de Regio's staat volledig achter de Europese Unie en de regeringen van de vijftien lidstaten in hun vastberadenheid om de internationale ratificatie van Kyoto-protocol in 2001 af te ronden

1.4. Het deelt de mening van de Commissie dat de verwachtingen van de Top van Rio in 1992 niet zijn uitgekomen, en dat aanzienlijke hinderpalen uit de weg moeten worden geruimd willen wij echt vooruitgang boeken met het bereiken van duurzame ontwikkeling in de Europese Unie en de rest van de wereld.

1.5. Het is het met de Commissie eens dat de EU een doelgerichte agenda moet ondersteunen die zich concentreert op wezenlijke duurzame-ontwikkelingsvraagstukken, waarbij vooruitgang meetbaar is.

1.6. Er is behoefte aan een evenwichtige agenda waarin aandachtspunten van Noord en Zuid zijn opgenomen. Ook is het Comité van mening dat duidelijk geformuleerde en kwalitatieve doelstellingen - vast te stellen met medewerking van alle relevante partijen - van cruciaal belang zijn om individuele sectoren van de samenleving te kunnen bijsturen.

1.7. Het is het met de Commissie eens dat de uitbreiding van de Unie een belangrijke bijdrage zal leveren aan de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling. Ook is het ermee eens dat de EU een dialoog met de kandidaat-lidstaten moet aangaan over de voorbereidingen voor de Top.

1.8. Het betreurt dat in de Mededeling nauwelijks melding wordt gemaakt van de bijdrage van lokale en regionale overheden tot duurzame ontwikkeling, ondanks het feit dat de lokale overheden in Agenda 21 werden genoemd als een belangrijke groep actoren en een van de negen sleutelpartners die bijdragen tot duurzame ontwikkeling.

1.9. Het is van mening dat het belang van de lokale Agenda 21 als een van de meest succesvolle manieren voor de tenuitvoerlegging van Agenda 21 in de Mededeling zou moeten worden erkend.

1.10. Het is ermee ingenomen dat de Commissie erkent dat duurzame ontwikkeling de integratie van doelstellingen op het stuk van economische en sociale ontwikkeling en milieubescherming vereist.

1.11. Het juicht toe dat de Commissie niet wil trachten uiteen te zetten wat de belangrijkste EU-standpunten voor de Top zouden kunnen zijn, en ook niet zal vooruitlopen op de uitkomst van het raadplegingsproces.

1.12. Het is van mening dat coördinatie en samenwerking tussen de verschillende niveaus van governance essentieel zijn om de wereldwijde milieuproblemen aan te pakken.

2. Aanbevelingen van het Comité van de Regio's m.b.t. de Mededeling

2.1. Algemene aanbevelingen

2.1.1. Het Comité van de Regio's beschouwt de Wereldtop als een gelegenheid om de na Agenda 21 geboekte vooruitgang in de EU en haar lidstaten te demonstreren en te evalueren, en om het politieke commitment t.a.v. Agenda 21 opnieuw te bevestigen als grondslag voor de toekomstige duurzame ontwikkeling van de EU.

2.1.2. Het verzoekt de Commissie nadere aanwijzingen te geven over de manier waarop de voorgestelde strategische doelstellingen de geïntegreerde, op economische, sociale en milieuaspecten gebaseerde aanpak weerspiegelen, en of deze volledig overeenstemmen met de doelstellingen van de communautaire duurzame ontwikkelingsstrategie.

2.2. Rol van lokale en regionale overheden

2.2.1. Het Comité van de Regio's dringt aan op een actieve rol voor de lokale en regionale overheden bij de formulering en bevordering van de bijdrage van de Europese Unie aan de Top van Johannesburg in 2002.

2.2.2. Het is van mening dat vertegenwoordigers van lokale overheden deel moeten uitmaken van alle nationale delegaties die aan de Top deelnemen, en dringt er bij de Commissie op aan dit standpunt onder de aandacht van de lidstaten te brengen.

2.2.3. Het is met name van mening dat in de Mededeling met meer nadruk moet worden gewezen op de positieve resultaten in het kader van de lokale Agenda 21: in de hele wereld hebben lokale overheden veel vooruitgang geboekt met de bewustmaking van de bevolking. De Top van 2002 is een kans om de successen van de lokale Agenda 21 te beoordelen en informatie te verspreiden en ervaringen te delen over hetgeen tot nu toe is bereikt.

2.3. Brede participatie en inzet

2.3.1. Internationale overeenkomsten en procedures hebben de neiging te mislukken tijdens de uitvoeringsfase indien zij lokale en regionale steun ontberen. Het Comité van de Regio's verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat relevante bijdragen en informatie afkomstig van het lokale niveau, het Europese besluitvormingsproces kan bereiken en dat hiermee ook rekening wordt gehouden.

2.3.2. Er zijn nieuwe manieren nodig om de burgers - zowel in ontwikkelingslanden als in de EU-lidstaten - meer bij het streven naar duurzame ontwikkeling te betrekken. Het Comité is van mening dat een uitgebreide raadpleging en inschakeling van alle overheidsniveaus en alle belanghebbenden essentieel is om de EU-bijdrage voor de Top van Johannesburg voor te bereiden. Vanwege het feit dat zij dicht bij de burgers staan en vaak een leidende rol spelen in intersectorale partnerschappen, is voor lokale en regionale overheden een sleutelrol in dit proces weggelegd.

2.3.3. In de context van de toenemende mondialisering en ten behoeve van de geïntegreerde economische, sociale en milieubelangen acht het Comité het van kapitaal belang dat het bedrijfsleven bij de Top van Johannesburg en de voorbereiding daarvan wordt betrokken. De betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de voorbereidingen van de Top van Rio moet zo breed mogelijk worden opgevat, dus niet alleen producerende bedrijven maar ook bedrijven die zich bezighouden met het promoten en stimuleren van de consumptie. Daarnaast is het zaak dat consumenten en gebruikers van goederen en diensten aan het proces kunnen deelnemen. De door de consumenten gemaakte keuzes kunnen van invloed zijn op de duurzaamheid van productieprocessen, en zullen van toenemend belang zijn voor een duurzaam gebruik van de hulpbronnen.

2.3.4. In aanvulling op de actieve samenwerking tussen Europese regio's en gemeenten zou de actieve participatie van universiteiten, onderzoeksinstellingen, openbare instanties, NGO's en ondernemingen op lokaal en regionaal niveau moeten worden aangemoedigd. Het Comité zou op dit gebied een belangrijke rol kunnen spelen, door een platform voor discussie en dialoog te bieden over Europese onderwerpen op lokaal en regionaal niveau.

2.4. Extra input van de Commissie

2.4.1. Het Comité van de Regio's is van mening dat milieuverval en sociale uitsluiting dikwijls hand in hand gaan en dat lokale en regionale partnerschappen de doeltreffendste manier zijn om uitsluiting te bestrijden en een geïntegreerde aanpak van duurzame ontwikkeling te bevorderen. De EU zou met behulp van innovatie-activiteiten kunnen zorgen voor verspreiding van lokale en regionale best practices, en mee kunnen denken over nieuwe manieren om een brede participatie te stimuleren en uitsluiting tegen te gaan.

2.4.2. Het Comité stelt voor dat de Commissie haar inspanningen t.b.v. duurzame ontwikkeling concentreert op drie belangrijke processen, te weten: de uitbreiding van de EU, de gemeenschappelijke strategie voor het Middellandse-Zeegebied en de noordelijke dimensie van het EU-beleid.

2.4.3. Het herhaalt zijn eerdere aanbeveling, namelijk om de regionale en lokale overheden een actievere rol te laten spelen bij het formuleren en uitvoeren van het milieubeleid in de regio's en gemeenten van de kandidaat-lidstaten.

2.4.4. Het zou innovatieve vormen van samenwerking tussen regio's van de EU en de kandidaat-lidstaten ten behoeve van duurzame ontwikkeling, verder willen uitwerken. In dit verband stelt het voor een groter deel van de pre-toetredingssteun te laten gebruiken voor duurzame ontwikkeling, bijvoorbeeld door maatregelen t.b.v. het openbaar vervoer te bevorderen.

2.4.5. Met betrekking tot de noordelijke dimensie vestigt het Comité in het bijzonder de aandacht op het feit dat nucleaire en stralingsveiligheid een van de belangrijkste uitdagingen voor duurzame ontwikkeling in Europa is. Centraal probleem zijn de ontoereikende veiligheidsmaatregelen in sommige kerncentrales. Het zou graag zien dat de Commissie - op grond van de bij de afwikkeling van financiële steun in de LMOE en de NOS opgedane ervaringen - zich met name concentreert op financiering van projecten in laatstgenoemde staten die voor mens en milieu het gevaarlijkst zijn, waarbij aan deze projecten voorrang moet worden verleend en zonodig steun moet worden gegeven aan de ontmanteling van gevaarlijke kerncentrales.

2.4.6. Met betrekking tot het bestaande en al wat meer uitgekristalliseerde EU-beleid voor het Middellandse-Zeegebied heeft het Comité reeds in een eerder advies(2) gevraagd dat een blauwdruk van een grensoverschrijdend en interregionaal programma voor de gemeenten en regio's aan beide zijden van het Middellandse-Zeegebied wordt opgesteld, om een eind te maken aan de huidige versnippering en garanties te bieden voor een betere politieke coördinatie en een efficiëntere besteding van de middelen. Het wijst erop dat dit programma moet worden toegespitst op duurzame ontwikkeling in het zuidelijke en het oostelijke deel van het Middellandse-Zeegebied en dat met name de ruimtelijke-ordeningsproblematiek, de bescherming van het milieu, de ontwikkeling van het MKB, de bevordering van de werkgelegenheid, de verbetering van de economische en sociale situatie en het migratiebeleid bovenaan de agenda moeten staan.

2.4.7. Bijzondere aandacht dient ook uit te gaan naar gebieden met een kwetsbaarder milieu, door overeenkomstig het subsidiariteits- en solidariteitsbeginsel de bevolking er zelf verantwoordelijk voor te maken dat de sociaal-economische ontwikkeling in hun regio strookt met de milieukwaliteitsdoelstellingen.

2.4.8. Het Comité suggereert bovendien dat de Commissie de nodige aandacht geeft aan het GLB waarvan de maatregelen nog altijd een grote impact op de ecologische en maatschappelijke duurzaamheid hebben. Het GLB zal in Johannesburg wellicht tot in de kleinste details worden bestudeerd, en de Commissie zou serieus aandacht moeten besteden aan de beoordeling van deze impact.

2.4.9. Niet uit het oog mag worden verloren dat beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie twee heel verschillende zaken zijn. Het Comité dringt erop aan dat de Commissie modellen ontwikkelt voor een doeltreffende verspreiding van economische en wetenschappelijke informatie, om zowel individuen als organisaties en instellingen te helpen duurzamere keuzes te maken.

2.4.10. Het Comité is het eens met de nadruk die in de Mededeling wordt gelegd op de impact van duurzaamheid op de groei van de wereldbevolking. Wel is het van mening dat in de Mededeling meer aandacht zou moeten worden besteed aan de economische en maatschappelijke duurzaamheid in het licht van de demografische veranderingen, met name de vergrijzing.

Brussel, 14 november 2001.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Jos Chabert

(1) PB C 357 van 14.12.2001, blz. 44.

(2) CDR 123/2000 - PB C 22 van 24.1.2001, blz. 7.

Top