EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000IR0431

Advies van het Comité van de Regio's over de "Deelname van vertegenwoordigers van de regionale regeringen aan de werkzaamheden van de Raad van de EU en van het Comité van de Regio's aan de informele bijeenkomsten van de Raad"

PB C 107 van 3.5.2002, p. 5–8 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52000IR0431

Advies van het Comité van de Regio's over de "Deelname van vertegenwoordigers van de regionale regeringen aan de werkzaamheden van de Raad van de EU en van het Comité van de Regio's aan de informele bijeenkomsten van de Raad"

Publicatieblad Nr. C 107 van 03/05/2002 blz. 0005 - 0008


Advies van het Comité van de Regio's over de "Deelname van vertegenwoordigers van de regionale regeringen aan de werkzaamheden van de Raad van de EU en van het Comité van de Regio's aan de informele bijeenkomsten van de Raad"

(2002/C 107/03)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien artikel 203 van het EG-Verdrag ("De Raad bestaat uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat op ministerieel niveau die gemachtigd is om de regering van de lidstaat die hij vertegenwoordigt, te binden") dat voor vertegenwoordigers van regionale regeringen de mogelijkheid opent om volwaardig aan de werkzaamheden van de Raad van de EU deel te nemen;

gezien het feit dat het recht van lokale en regionale overheden om aan de besluitvorming over beleid en keuzen van de Europese Unie deel te nemen, de essentiële doelstelling van artikel 1 van het EU-Verdrag krachtens welke besluiten "zo dicht mogelijk bij de burger" moeten worden genomen, beter helpt verwezenlijken, en dat met dit recht wordt tegemoetgekomen aan het in artikel 5 van het EG-Verdrag vastgelegde subsidiariteitsbeginsel waarbij de Gemeenschap slechts optreedt "op gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, (...) indien en voorzover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende (kunnen worden verwezenlijkt) door de lidstaten", c.q. door regionale of lokale overheden;

gezien alle adviezen en resoluties waarin het Comité in het verleden heeft aangedrongen op een algemene en onverkorte toepassing van dit recht en daarmee op een zo groot mogelijke betrokkenheid van lokale en regionale overheden bij de uitstippeling van EU-beleid, met name in

- zijn advies over "De herziening van het Verdrag van de Europese Unie" (CDR 136/95)(1);

- zijn aanvullend advies over de "Toepassing van het subsidiariteitsbeginsel in de Europese Unie" (CDR 136/95);

- zijn verslag over "De regionale en lokale overheden, actoren van de Europese politieke Unie" (CDR 282/96);

- zijn advies "Naar een echte subsidiariteitscultuur - Een appel van het Comité van de Regio's" (CDR 302/98 fin)(2);

- zijn resolutie van 3 juni 1999 over de Intergouvernementele Conferentie (CDR 54/99)(3);

- zijn advies over de "Tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving door regio's en plaatselijke overheden" (CDR 51/99)(4);

- de door de leden van het Comité, alsmede de voorzitters van de regioraden en de burgemeesters van de Europese steden en gemeenten ter afsluiting van de op 9 november 2000 te Rijsel gehouden conferentie "Nieuwe bestuursvormen in Europa: naar meer democratie en nabijheid" afgelegde slotverklaring (CDR 379/2000 fin);

- zijn resolutie over "Het resultaat van de Intergouvernementele Conferentie 2000 en de discussie over de toekomst van de Europese Unie" (CDR 430/2000 fin)(5);

gezien het besluit van zijn bureau op 12 december 2000 om, overeenkomstig artikel 265, vijfde alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, een advies over "Deelname van vertegenwoordigers van de regionale regeringen aan de werkzaamheden van de Raad van de EU en van het Comité van de Regio's aan de informele bijeenkomsten van de Raad" op te stellen en om de commissie "Institutionele aangelegenheden" met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden te belasten;

gezien het door de commissie "Institutionele aangelegenheden" op 5 oktober 2001 met algemene stemmen goedgekeurde ontwerpadvies (rapporteurs: de heren C. Martini, voorzitter van de regio Toscane, I-PSE, en F. Schausberger, A-EVP, hoofd van de regering van de deelstaat Salzburg) (CDR 431/2000 rev. 2);

gezien punt 12 van de slotverklaring van de in oktober 1996 gehouden eerste conferentie van het Europees Parlement en territoriale overheden van de Europese Unie over "Het Europees Parlement en de regionale en lokale overheden - Voor een democratisch en solidair Europa" (PE 219.693/DEF), waarin de lidstaten worden opgeroepen om voor vertegenwoordigers van de overheden van regio's met wetgevende bevoegdheden de deelname aan de werkzaamheden van Raad van de EU te vergemakkelijken;

overwegende dat standpunten ten gunste van de deelname van lokale en regionale overheden aan de besluitvorming over beleid en keuzen van de Europese Unie al eerder naar voren werden gebracht in:

- de in 1996 door de Vergadering van de Regio's van Europa afgelegde verklaring over "Regionalisme in Europa";

- het in 1997 door het Congres van Lokale en Regionale Overheden van Europa goedgekeurde "Ontwerp voor een Europees handvest inzake regionaal zelfbestuur";

- de in 1999 te Brussel gevoerde discussie over het door een werkgroep van de secretaris-generaal van de Raad opgestelde verslag inzake "Het functioneren van de Raad in het vooruitzicht van een grotere Unie" (Trumpf-Piris-rapport), waarbij de vertegenwoordigers van de Duitse en Oostenrijkse deelstaten zich voor de deelname van de regionale overheden aan de werkzaamheden van de Raad hebben uitgesproken;

- de initiatieven van de Vergadering van de Regio's van Europa en van de Raad van Europa, waarbij, samen met tal van regio's uit de kandidaatlanden, met klem is aangedrongen op de deelname van de regio's aan de Europese besluitvorming, óók van regio's van de toekomstige lidstaten van de EU;

- alinea 3.1 van het Witboek van de Commissie "Europese Governance" (COM(2001) 428 def. van 25 juli 2001) waarin staat: "De burger bereiken via regionale en lokale democratie";

het wenselijk achtende dat het Comité van de Regio's zich over dit onderwerp uitspreekt, mede als bijdrage aan de door het hierboven genoemde Witboek van de Commissie betreffende Europese governance op gang gebrachte discussie over de toekomst van de EU, ter voorbereiding van de Intergouvernementele Conferentie van 2004,

heeft tijdens zijn 41e zitting van 14 en 15 november 2001 (vergadering van 14 november) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

Standpunten en aanbevelingen van het Comité van de Regio's

1. Suggesties van algemene aard

Het Comité van de Regio's

1.1. bevestigt de bereidheid van de in zijn midden vertegenwoordigde lokale en regionale overheden om hun ervaring en specifieke bekwaamheden ten dienste te stellen van de onverkorte tenuitvoerlegging van de bepaling van artikel 1 van het Verdrag betreffende de Europese Unie krachtens welke besluiten, bij de geleidelijke totstandbrenging van een steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa, "in een zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen";

1.2. is ervan overtuigd dat de rechtstreekse deelname van vertegenwoordigers van de regionale overheden aan de werkzaamheden van de Raad als leden van de nationale delegaties (artikel 203 van het EG-Verdrag) de EU dichter bij de burger brengt, omdat daarbij op die manier meer bestuurslagen worden betrokken;

1.3. wijst de lidstaten met regio's waaraan wetgevende bevoegdheden zijn toegekend, op de in de slotverklaring van de eerste conferentie van het Comité en het Europees Parlement over "Het Europees parlement en de regionale en lokale overheden - Voor een democratisch en solidair Europa" aan hen gerichte oproep om de nodige institutionele maatregelen te nemen waardoor vertegenwoordigers van de overheden van die regio's op efficiënte wijze aan de werkzaamheden van de Raad van de EU kunnen deelnemen;

1.4. bevestigt dat regio's waaraan op democratische wijze wetgevende bevoegdheden zijn toegekend, ertoe kunnen bijdragen dat de EU-wetgeving transparanter wordt en beter op de wensen van de burgers wordt afgestemd, zoals ook tot uitdrukking is gebracht in de Verklaring over de toekomst van de Europese Unie, en verwacht dat - als basisvoorwaarde daartoe - nog vóór de intergouvernementele conferentie van 2004 de bevoegdheden duidelijker worden afgebakend;

1.5. neemt kennis van de verschillen in taken en bevoegdheden van regionale en lokale overheden in de diverse lidstaten en doelt daarbij met name op de wetgevende bevoegdheden van de regio's in Finland (Aland-eilanden), België (drie gewesten, drie gemeenschappen), Duitsland (zestien deelstaten), Oostenrijk (negen deelstaten), Spanje (zeventien autonome gemeenschappen), Portugal (twee autonome regio's), Verenigd Koninkrijk (drie parlementen/regionale assemblees) en Italië (twintig regio's en twee autonome provincies). Middels de wetgeving en een bijzondere verantwoordelijkheid tegenover de eigen burgers, verlenen genoemde subnationale overheden een specifieke legitimering aan beleid;

1.6. wijst alle bestuurlijke overheden in Europa erop dat grotere deelname van de regio's aan de besluiten en beleidskeuzen van de EU-instellingen, en met name van de Raad, de democratische legitimiteit daarvan helpt vergroten en aanzienlijke mogelijkheden met zich mee brengt om de bevolkingen van de lidstaten bewuster te maken van de idealen en groeimogelijkheden van de EU en om de bijzondere en specifieke kenmerken van de regio's en gemeenten van Europa beter tot hun recht te laten komen. Met inachtneming van de uiteenlopende omstandigheden in de lidstaten moeten de mogelijkheden voor lokale en regionale overheden om hun medewerking daaraan te verlenen, verder worden uitgebouwd en versterkt.

2. Coördinatie tussen de diverse bestuurslagen in de lidstaten

Het Comité van de Regio's

2.1. is ermee ingenomen dat het in veel lidstaten gewoonte is geworden om regionale en lokale overheden op de hoogte te houden van ontwikkelingen in het EU-beleid en van de desbetreffende nationale richtsnoeren, en om die overheden in de gelegenheid te stellen hun mening daarover kenbaar te maken, waarbij echter wel moet worden aangetekend dat de nationale overheden volgens de analyse van het Witboek "Europese governance" lokale en regionale overheden kennelijk nog te weinig bij de voorbereiding van hun standpunten over EU-beleid betrekken;

2.2. spreekt de wens uit dat de nationale, regionale en lokale bestuurslagen steeds meer bij de bepaling van de standpunten van de lidstaten over Europese aangelegenheden worden betrokken en dat hun standpunten steeds meer onderling worden gecoördineerd;

2.3. vindt dat alle EU-lidstaten zich er daarom toe moeten verbinden om steeds meer manieren te vinden waardoor regionale en lokale overheden bij de besluitvorming over beleid en keuzen van de EU worden betrokken. Zo wordt het mogelijk om, met inachtneming van de diverse grondwettelijke ordeningen van de lidstaten en van het subsidiariteitsbeginsel, alle decentrale overheden te laten meedelen in de aan het EU-beleid klevende voordelen en kansen op economische, sociale en territoriale ontwikkeling;

2.4. is voorstander van een grotere deelname van de lokale en regionale overheden, alsook van de organisaties die deze overheden op nationaal niveau vertegenwoordigen, aan de nationale besluitvorming over EU-aangelegenheden in de lidstaten telkens wanneer het EU-recht betrekking heeft op de bevoegdheden of werkterreinen van deze overheden, omdat het democratisch gehalte van de besluitvorming daardoor wordt vergroot, en het adviseert daarom om aan dat recht op informatie en participatie een juridische onderbouwing op hoog niveau te geven;

2.5. dringt er bij de lidstaten op aan om bedoelde voorlichtings- en overlegprocedures uit te breiden tot alle terreinen die van belang kunnen zijn voor lokale en regionale overheden;

2.6. wijst erop dat een dergelijke rechtstreekse deelname een efficiënt intern besluitvormingssysteem vereist. Dat mag echter geen obstakel vormen voor de rechtstreekse en actieve deelname van de regio's, in het kader van de nationale delegaties, aan het communautaire besluitvormingsproces. De manier waarop aan die participatie vorm wordt gegeven alsook het soort organisaties dat aan besluitvorming deelneemt, verschillen van land tot land. Door rechtstreekse participatie zal grotere toenadering en meer solidariteit ontstaan tussen de diverse regio's van een land bij de bepaling van hun standpunten en de verdediging daarvan. Daarnaast maakt rechtstreekse participatie het mogelijk dat uiting wordt gegeven aan gemeenschappelijke belangen door regionale overheden of organisaties van lokale overheden die in het kader van de coördinatieprocessen in een land op de voorgrond zijn getreden;

2.7. is verheugd over de steun van de commissie Constitutionele zaken van het Europees Parlement, die in zijn "Verslag over de hervorming van de Raad" (PE 294.777) het volgende opmerkt: "Het Europees Parlement (...) is van oordeel dat voor een goede aan de communautaire besluitvorming voorafgaande coördinatie in elke lidstaat mechanismen moeten worden ontwikkeld, overeenkomstig de respectieve constitutionele regels, om de nationale parlementen en, in federale of sterk geregionaliseerde staten, de regio's te betrekken bij de voorbereiding op het Europees wetgevingsproces en, waar nodig, ook de Raad zelf overeenkomstig artikel 203 van het EG-Verdrag;". In het kader van "de noodzakelijke herwaardering van de Raad Algemene Zaken" wordt in genoemd verslag het volgende opgemerkt: "Er zou tevens een speciale procedure kunnen worden bedacht om de regio's in federale of sterk geregionaliseerde staten bij de voorbereiding te betrekken.";

2.8. kijkt met belangstelling uit naar het rapport dat in opdracht van de Europese Raad van Helsinki zal worden opgesteld over de manier waarop in de lidstaten de coördinatie over EU-aangelegenheden wordt georganiseerd, en benadrukt dat er speciaal op moet worden toegezien dat de lidstaten in elke samenstelling van de Raad vertegenwoordigd kunnen zijn zoals zij passend achten op basis van hun eigen interne organisatie;

2.9. rekent erop dat de regio's in de lidstaten bij de voorbereiding van de Europese Raad van Laken worden betrokken, ter gelegenheid waarvan, krachtens punt 17 van de conclusies van de Top van Göteborg, aanbevelingen zullen worden gedaan voor verdere maatregelen om de werking van de Raad na de uitbreiding efficiënter te maken. Op die manier moet worden gegarandeerd - zoals ook wordt gevraagd in de Verklaring over de Toekomst van de Europese Unie - dat de lokale en regionale parlementen daarbij worden ingeschakeld.

3. Deelname van vertegenwoordigers van de regionale regeringen aan de werkzaamheden van de Raad van de EU en van het Comité van de Regio's aan de informele bijeenkomsten van de Raad

Het Comité van de Regio's

3.1. dringt met klem aan op rechtstreekse deelname van vertegenwoordigers van de regionale overheden aan de werkzaamheden van de Raad als leden van de nationale delegaties, omdat dit van essentieel belang is voor een efficiënte werking van de EU en daarmee wordt tegemoetgekomen aan de beginselen van loyaliteit, samenwerking en vertrouwen in de betrekkingen tussen de regio's en de nationale overheid. Bij het ontwikkelen van de mogelijkheden voor deelname van deze regionale vertegenwoordigers dient rekening te worden gehouden met de verschillende bestuursstelsels in de lidstaten;

3.2. dringt aan op een dergelijke deelname aan de werkzaamheden van de Raad telkens wanneer regionale bevoegdheden op het gebied van wet- of regelgeving, of de uitvoering daarvan, worden aangesproken of vraagstukken worden behandeld die specifiek van belang zijn voor regionale en lokale overheden in hun geheel;

3.3. bevestigt dat de regionale vertegenwoordigers als leden van de nationale delegatie van hun land volwaardig aan de werkzaamheden van de Raad moeten kunnen deelnemen, en daarbij hoofd van de delegatie moeten kunnen zijn en eventueel het voorzitterschap van de Raad moeten kunnen bekleden. Vertegenwoordigers van de regio's die aan de werkzaamheden van de Raad deelnemen, vertegenwoordigen álle regio's die over bevoegdheden beschikken op het voor een bepaalde Raadsbijeenkomst relevante werkterrein, en geven uiting aan de standpunten waarover in hun héle nationale delegatie overeenstemming is bereikt. De procedures voor de vastlegging van de rol van de nationale delegatie in de Raad en voor aanwijzing van regionale vertegenwoordigers hangen af van de desbetreffende wettelijke regelingen van de lidstaat;

3.4. dringt er met klem op aan dat in de nationale delegaties vertegenwoordigers van regionale overheden worden opgenomen, aangezien dit de positie van de lidstaat niet verzwakt, maar integendeel versterkt. Hierbij kan dan namelijk rekening worden gehouden met de interne verdeling van bevoegdheden en behartiging van belangen, maar ook met de in het kader van de nationale coördinatie door lokale overheden naar voren gebrachte standpunten en het optreden als land in de Raad van de EU;

3.5. wenst dat vertegenwoordigers van regionale overheden mogen deelnemen aan de werkzaamheden van de volgende organen van de Raad:

- werkgroepen en ad hoc-groepen van de Raad;

- het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (COREPER);

- bijeenkomsten van de Raad in diverse samenstelling.

Vertegenwoordigers van regionale overheden moeten ook worden ingeschakeld bij alle voorbereidende fases van de besluitvorming in de Raad, omdat alleen dan het overleg over alle vraagstukken die de specifieke bevoegdheden en belangen van lokale en regionale overheden betreffen, volledig en doeltreffend is;

3.6. dringt erop aan dat de lidstaten er garant voor staan dat, als de regionale overheden niet de mogelijkheid hebben om zich formeel in de Raad of in de organen van de Raad waar Raadsbesluiten worden voorbereid, te laten vertegenwoordigen, hun standpunten en die van centrale organisaties van lokale overheden op gebieden waarvoor zij bevoegd zijn of waarbij voor hen belangen op het spel staan, mede in aanmerking worden genomen;

3.7. dringt erop aan dat zijn vertegenwoordigers mogen deelnemen aan de informele bijeenkomsten van de Raad over EU-beleid dat gebieden betreft waarvoor het Comité verplicht moet worden geraadpleegd, met name als een en ander specifiek betrekking heeft op de werkterreinen waarvoor lokale en regionale overheden bevoegd zijn, omdat de lokale en regionale dimensie van de werkzaamheden in de Raad van de EU daardoor zou worden versterkt, en hiermee transparantie en burgerbetrokkenheid, waartoe staatshoofden en regeringsleiders in hun aan het Verdrag van Nice gehechte Verklaring over de toekomst van de Europese Unie hebben opgeroepen, veel dichterbij zouden worden gebracht;

3.8. verzoekt de landen die in de nabije toekomst het voorzitterschap van de EU gaan bekleden, en met name België en Spanje, om met het oog daarop voor de lange termijn een regeling te treffen waardoor vertegenwoordigers van het Comité van de Regio's de informele bijeenkomsten van de Raad kunnen bijwonen, zodat het Comité van de Regio's als politiek orgaan van de EU ook daadwerkelijk inspraak krijgt in het communautaire politieke debat;

3.9. dringt er ten slotte op aan dat ter gelegenheid van de IGC 2004 een protocol bij het Verdrag wordt gevoegd waarin wordt gegarandeerd dat vertegenwoordigers van het Comité van de Regio's aan de informele bijeenkomsten van de Raad deelnemen en dat vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden, ook formeel, inspraak krijgen in de besluitvorming van de EU.

Brussel, 14 november 2001.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Jos Chabert

(1) PB C 100 van 2.4.1996, blz. 1.

(2) PB C 198 van 14.7.1999, blz. 73.

(3) PB C 293 van 13.10.1999, blz. 74.

(4) PB C 374 van 23.12.1999, blz. 29.

(5) PB C 253 van 12.9.2001, blz. 25.

Top