EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2001_154_E_0226_01

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië houdende vaststelling van bepaalde voorwaarden voor het goederenvervoer over de weg en de bevordering van het gecombineerd vervoer (COM(2001) 45 def. — 2001/0032(AVC))

PB C 154E van 29.5.2001, p. 226–226 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001PC0045(01)

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië houdende vaststelling van bepaalde voorwaarden voor het goederenvervoer over de weg en de bevordering van het gecombineerd vervoer /* COM/2001/0045 def. - AVC 2001/0032 */

Publicatieblad Nr. 154 E van 29/05/2001 blz. 0226 - 0226


Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië houdende vaststelling van bepaalde voorwaarden voor het goederenvervoer over de weg en de bevordering van het gecombineerd vervoer

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

A. Achtergrond

1. Op 7 december 1995 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om met Hongarije, Roemenië en Bulgarije te onderhandelen over een of meerdere overeenkomsten betreffende het transitovervoer over de weg, teneinde het probleem van de goederenvervoerverbindingen over de weg tussen Griekenland en de andere lidstaten op te lossen, onder andere door de wederzijdse uitwisseling van transitovergunningen voor het wegvervoer. In de overeenkomst zouden ook de voorwaarden moeten worden neergelegd waaronder het onder de overeenkomst vallende vervoer mag worden verricht, met name wat betreft de heffingen in verband met transportactiviteiten en het gebruik van wegen. Meer in het algemeen moest de overeenkomst voorzien in de aanpassing van de wegvervoerwetgeving van de partnerlanden aan die van de Gemeenschap, en in een gecoördineerde aanpak van administratieve vraagstukken op het gebied van het transitovervoer over de weg. Bovendien zou de overeenkomst het gecombineerd vervoer over land overeenkomstig de communautaire regelgeving moeten bevorderen.

2. Aanvankelijk werd bij de onderhandelingen gestreefd naar een multilaterale overeenkomst. Het bleek echter onmogelijk om de drie partnerlanden in gelijke mate voor een dergelijke multilaterale benadering te interesseren. Daarom werd besloten om met elk van deze landen afzonderlijke overeenkomsten te sluiten. Deze overeenkomsten lopen automatisch af bij toetreding van het desbetreffende partnerland tot de Europese Unie.

3. De lidstaten namen als waarnemer deel aan alle onderhandelingssessies met Bulgarije, Hongarije en Roemenië. De Commissie heeft verder een aantal technische vergaderingen gehouden met vertegenwoordigers van deze partnerlanden. Voorafgaand aan de onderhandelingssessies vonden in het kader van de Raad besprekingen met de lidstaten plaats. Afschriften van de ontwerpovereenkomsten, in alle fasen van ontwikkeling, werden door de Commissie toegezonden aan het bijzonder comité van de Raad, dat speciaal voor deze onderhandelingen was ingesteld. Daarnaast heeft de Commissie afzonderlijke vergaderingen gehouden met experts van de lidstaten over bepaalde technische aspecten van de overeenkomsten, zoals de opmaak van de vergunningen die in het kader van de overeenkomsten worden uitgewisseld.

4. Op basis van de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad en de verdere besprekingen in het bijzonder Comité, kon op 4 december 1998 een ontwerpovereenkomst met Bulgarije en op 8 april 1999 een ontwerpovereenkomst met Hongarije worden geparafeerd door de hoofden van de Delegaties. De ontwerpovereenkomst met Roemenië werd op 26 oktober 2000 geparafeerd. De tekst van de drie overeenkomsten is vrijwel identiek. Afwijkende formuleringen in de overeenkomsten geven geen wezenlijke verschillen aan, maar zijn vooral het gevolg van de voorkeur van een onderhandelingspartner voor een bepaalde formulering.

5. Op 10.12.1999 nam de Commissie voorstellen aan voor besluiten van de Raad betreffende de ondertekening en het sluiten van de overeenkomsten tussen de Europese gemeenschap en respectievelijk de Republiek Hongarije en de Republiek Bulgarije. De overeenkomst met de Republiek Hongarije werd ondertekend op 12.7.2000, de overeenkomst met de Republiek Bulgarije werd ondertekend op 26.7.2000. De overeenkomsten zouden voor het einde van het jaar 2001 worden gesloten.

B. Inhoud van de overeenkomsten

B.1. Vergunningen

6. De onderhavige overeenkomst met Roemenië alsmede de vrijwel identieke overeenkomsten die reeeds met Bulgarije en Hongarije zijn ondertekend, vergemakkelijken het transitovervoer over het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen, met name door de wederzijdse uitwisseling van transitovergunningen voor het goederenvervoer over de weg. Deze vergunningen vormen een aanvulling op de vergunningen die reeds worden afgegeven in het kader van bilaterale overeenkomsten tussen afzonderlijke lidstaten enerzijds en Roemenië anderzijds. De bepalingen van de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten en Roemenië blijven dus gehandhaafd. Dit betekent bijvoorbeeld dat het type transport of de voertuigcategorie waarvoor een bepaalde vervoerder uit een individuele lidstaat een transitovergunning voor Roemenië nodig heeft, afhankelijk blijft van de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen het land van vestiging van de vervoerder en Roemenië.

7. Vervoerders uit lidstaten die voor een heen- en terugreis door Roemenië een transitovergunning nodig hebben, kunnen dus gebruikmaken van een in het kader van deze communautaire overeenkomst afgegeven vergunning. Een vervoerder uit de Gemeenschap kan daarvoor echter ook een vergunning gebruiken in het kader van een bilaterale overeenkomst tussen zijn land en Roemenië. Verder hebben Roemeense vervoerders voor een reis naar, van of over communautair grondgebied maar één communautaire vergunning nodig voor het transitovervoer door een aantal afzonderlijke lidstaten. Zij mogen daarvoor echter ook vergunningen gebruiken die in het kader van bilaterale overeenkomsten met afzonderlijke lidstaten zijn afgegeven.

8. Terwijl de Gemeenschap in principe het grondgebied van alle 15 lidstaten voor transitovervoer opent, stellen de partnerlanden uitsluitend het eigen grondgebied, dat van één enkel land, open voor transitovervoer. Het is daarom redelijk dat de Gemeenschap een aanzienlijk groter aantal vergunningen van de partnerlanden ontvangt. Hierbij moet er echter rekening mee worden gehouden dat een Roemeense vervoerder tijdens een afzonderlijke reis niet alle 15 lidstaten van de Gemeenschap zal aandoen. Door de geografische ligging van een aantal lidstaten is een dergelijke transitorit niet mogelijk of in ieder geval onwaarschijnlijk. Bovendien is de Gemeenschap er vanaf de aanvang van de besprekingen van uitgegaan dat elk partnerland maximaal 7000 transitovergunningen zou kunnen ontvangen, waarvan er maximaal 3000 geldig zouden zijn in alle lidstaten van de Gemeenschap. Daarom vonden de onderhandelingspartners het redelijk dat de Gemeenschap ten minste tweemaal zoveel vergunningen krijgt.

9. Het resultaat van de onderhandelingen is dat de Gemeenschap jaarlijks 14000 vergunningen van Roemenië ontvangt. Elke vergunning is geldig voor één heen- en terugreis in transito. De verdeling van deze vergunningen onder de lidstaten, die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van de vergunningen aan hun vervoerders, wordt geregeld in een afzonderlijke verordening van de Raad.

10. Roemenië ontvangt van de Gemeenschap jaarlijks 7000 blanco vergunningen, die elk geldig zijn voor één transitorit, alsmede 3000 plakzegels voor iedere lidstaat. Op elke "blanco" vergunning moet de vervoerder uit Roemenië vooraf de trajectkeuze voor de transitorit (dat wil zeggen de individuele lidstaten die hij tijdens een rit doorkruist) vastleggen, door de plakzegels voor de desbetreffende lidstaten op de vergunning aan te brengen. De vergunning geeft de vervoerder uit Roemenië dus het recht om zowel op de heenreis als op de terugreis door de lidstaten te rijden waarvan het zegel op de vergunning is aangebracht. Hierdoor hebben vervoerders uit Roemenië een maximale flexibiliteit om een transitorit aan te passen aan hun individuele behoeften. Een vervoerder uit Roemenië die de communautaire transitovergunning gebruikt en in een lidstaat wil laden of lossen, moet voor deze verrichtingen nog steeds een afzonderlijke vergunning hebben in het kader van de bilaterale overeenkomst tussen Roemenië en de lidstaat waar het laden/lossen plaatsvindt.

11. Alle vergunningen en plakzegels worden door de diensten van de Commissie aan de lidstaten en Roemenië verstrekt, waarna ze door de nationale instanties aan de vervoerders worden afgegeven, tegen betaling van een vergoeding die uitsluitend dient ter dekking van op redelijke wijze berekende administratiekosten. Het gebruik van de vergunning als zodanig brengt geen kosten met zich mee. De vergunning kan alleen worden gebruikt door voertuigen die tenminste aan de Euro-I normen voldoen.

B.2. Infrastructuurheffingen

12. Op vervoeractiviteiten in Oost-Europa in het algemeen werden in het verleden soms buitensporig hoge en discriminerende fiscale en parafiscale heffingen toegepast. Regelmatig zijn er op zeer korte termijn nieuwe heffingen of tariefverhogingen ingevoerd, zonder dat de vervoerders uit de Gemeenschap voldoende waren geïnformeerd en gewaarschuwd omtrent de exacte regels die daarbij werden gehanteerd.

13. Om dit soort problemen te voorkomen, is in deze overeenkomsten een aantal specifieke bepalingen opgenomen met betrekking tot het soort heffingen dat kan worden toegepast op de onder de overeenkomst vallende vervoeractiviteiten. In deze bepalingen zijn de toepasselijke beginselen en regels van de communautaire wetgeving verwerkt. In principe houdt dit in dat er alleen niet-discriminerende, aan het infrastructuurgebruik gerelateerde heffingen of tolgelden mogen worden geheven, en dat voor de vervoeractiviteiten als zodanig geen speciale heffingen of belastingen gelden.

14. In Oost-Europa liggen de toegestane maxima voor gewicht en asbelasting vaak veel lager dan in de Gemeenschap. Dit houdt verband met de toestand van het Oost-Europese wegennet, dat volgens veel lagere normen is aangelegd. Zware vrachtwagens die aan de communautaire normen voldoen, bijvoorbeeld voertuigen met een toegestaan maximumgewicht van 40 ton, een aandrijfasbelasting van 11.5t en een lengte van 18.75m, zullen in het algemeen de in Oost-Europa geldende maximumwaarden voor gewicht en afmetingen overschrijden en daarom aanvullende heffingen moeten betalen in verband met extra beschadiging van de infrastructuur.

15. Er wordt in het algemeen van uitgegaan dat vanwege de overwegend slechte technische staat van de Oost-Europese infrastructuur een volledige toepassing van de communautaire wetgeving inzake maximaal toegestane gewichten en afmetingen voor wegvoertuigen in het internationale verkeer nog niet mogelijk is. Er worden momenteel echter aanzienlijke bedragen, onder ander via financiering door de Gemeenschap, besteed aan de verbetering van de belangrijkste wegen in de partnerlanden. Voor de Commissie was daarom de inzet van de onderhandelingen dat communautaire voertuigen die aan de EG-normen inzake gewicht en afmeting voldoen, bij het verrichten van onder deze drie overeenkomsten met Hongarije, Bulgarije en Roemenië vallend vervoer geen speciale heffingen voor "overgewicht" hoeven te betalen, zolang zij gebruik maken van bepaalde verbeterde transitoroutes door het partnerland. De heffingen zouden gebaseerd moeten zijn op de feitelijke staat van een specifiek weggedeelte; zo zijn bepaalde wegen bijvoorbeeld al geschikt voor een maximale aandrijfasbelasting van 11.5t, ook al ligt de algemene gewichtsgrens voor het gehele hoofdwegennet nu nog lager. Voor communautaire vervoerders zou dit aanzienlijke besparingen tot gevolg hebben, omdat Oost-Europese landen momenteel heffingen toepassen op voertuigen die te zwaar zijn in verhouding tot de algemene gewichtslimieten voor een geheel wegennet, ook al zijn bepaalde delen daarvan al zodanig verbeterd dat ze geschikt zijn voor hogere gewichten overeenkomstig de communautaire normen.

16. Deze overeenkomst met Roemenië bepaalt daarom uitdrukkelijk dat op bepaalde transitoroutes in Roemenië op de route tussen Griekenland en de andere lidstaten van de Gemeenschap communautaire voertuigen die aan de EG-normen voldoen niet onderworpen zijn aan speciale heffingen in verband met "overgewicht". Op de verbeterde gedeelten van deze transitoroutes, die zijn omschreven in een bijlage van de overeenkomst, stelt Roemenië de onder deze overeenkomst vallende voertuigen dus vrij van bijzondere heffingen voor overgewicht. Aangezien het wegennet voortdurend verder wordt verbeterd, voorzien de overeenkomsten in een uitbreiding van de lijst van verbeterde wegen in de bijlage. De overeenkomst heeft geen directe financiële gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

B.3. Harmonisatie op het gebied van wetgeving

17. De overeenkomst bevat een opsomming van een aantal toepasselijke bepalingen van de communautaire wetgeving inzake de technische normen voor voertuigen, die door Roemenië zullen worden overgenomen, onder andere met betrekking tot reminrichtingen, geluidsniveaus en snelheidsbegrenzers. Verder wordt ervoor gezorgd dat in het kader van deze overeenkomst voertuigen worden gebruikt die aan hoge technische normen voldoen, doordat alleen voertuigen die in overeenstemming zijn met de Euro I-normen vergunningen kunnen gebruiken.

18. Verder wordt in de overeenkomst bepaald dat de overeenkomstsluitende partijen gelijkwaardige sociale bepalingen vaststellen, en dat zij de toepasselijke wetgeving betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen uitvoeren.

B.4. Beheer van de overeenkomsten

19. De overeenkomst voorziet in de oprichting van een gemengd comité dat moet toezien op een correcte uitvoering van de overeenkomst, met het oog op het goed functioneren van het wegvervoer.

B.5. Gecombineerd vervoer

20. De overeenkomst bevat een aantal bepalingen met betrekking tot de bevordering van het gecombineerd vervoer, waaruit blijkt dat beide partijen ervoor willen zorgen dat het internationale vervoer over hun grondgebied in toenemende mate gebruik maakt van milieuvriendelijke vervoerwijzen.

21. De toepasselijke bepalingen van de overeenkomst komen overeen met het uitgangspunt en het beleid van de Gemeenschap ten aanzien van het gecombineerd vervoer. In de overeenkomst wordt een aantal brede ondersteunende maatregelen opgesomd die de overeenkomstsluitende partijen zullen nemen om het concurrentievermogen van het gecombineerd vervoer te verbeteren.

22. Een groot deel van deze maatregelen is erop gericht gebruikers en expediteurs aan te moedigen om vaker gebruik te maken van het gecombineerd vervoer. Het gaat hierbij met name om maatregelen ter verbetering van de snelheid en betrouwbaarheid van het gecombineerd vervoer, de bevordering van het gebruik van gecombineerd vervoer zonder begeleiding en om mogelijkheden om de contingenterings- en vergunningsystemen voor gebruikers van het gecombineerd vervoer te verlichten.

23. In de bepalingen inzake het gecombineerd vervoer is eveneens rekening gehouden met de noodzakelijke verbetering van de bestaande infrastructuur, terwijl tevens wordt benadrukt dat de nodige infrastructuur moet worden gecreëerd om de interoperabiliteit van de netwerken te garanderen.

24. In de overeenkomst wordt tevens erkend dat het voor de ontwikkeling en de bevordering van het gecombineerd vervoer noodzakelijk is dat de beschikbare informatie over nieuwe acties op dit gebied op verzoek beschikbaar wordt gemaakt, met inbegrip van informatie over technologie-onderzoekprojecten.

C. Conclusie

25. De Commissie is van mening dat de ontwerpovereenkomst voor de Gemeenschap aanvaardbaar is. Zij stelt derhalve voor dat de Raad:

(i) de resultaten van de onderhandelingen goedkeurt;

(ii) besluit de overeenkomst te ondertekenen, en

(iii) de procedure voor sluiting van de overeenkomst inleidt.

26. Hierbij dient de Commissie bij de Raad bijgaand voorstel in voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening en een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië houdende vaststelling van bepaalde voorwaarden voor het goederenvervoer over de weg en de bevordering van het gecombineerd vervoer.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië houdende vaststelling van bepaalde voorwaarden voor het goederenvervoer over de weg en de bevordering van het gecombineerd vervoer

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 71, in samenhang met de eerste zin van artikel 300, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat machtiging dient te worden verleend tot ondertekening namens de Gemeenschap van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië houdende vaststelling van bepaalde voorwaarden voor het goederenvervoer over de weg en de bevordering van het gecombineerd vervoer,

BESLUIT:

Artikel 1

De ondertekening, behoudens sluiting, van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië op het gebied van het vervoer, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

Artikel 2

De Voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn namens de Europese Gemeenschap tot ondertekening van de Overeenkomst over te gaan.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

Top