EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2001_154_E_0129_01

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 inzake structurele bedrijfsstatistieken (COM(2001) 38 def. — 2001/0023(COD)) (Voor de EER relevante tekst)

PB C 154E van 29.5.2001, p. 129–140 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001PC0038

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 inzake structurele bedrijfsstatistieken /* COM/2001/0038 def. - COD 2001/0023 */

Publicatieblad Nr. 154 E van 29/05/2001 blz. 0129 - 0140


Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 inzake structurele bedrijfsstatistieken

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad inzake structurele bedrijfsstatistieken (de SBS-verordening) is het voornaamste juridische kader voor het verzamelen, opstellen, toezenden en evalueren van statistieken over de structuur, de activiteiten, het concurrentievermogen en de prestaties van bedrijven. De voorgestelde verordening is bedoeld ter aanvulling van de SBS-verordening door toevoeging van twee sectorspecifieke bijlagen, een over kredietinstellingen (bijlage 6) en een over pensioenfondsen (bijlage 7). Verder is de horizontale module (bijlage 1) voortaan ook op overige financiële intermediairs, pensioenfondsen en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs van toepassing. Ten slotte worden in bijlage 2 bij de SBS-verordening (industrie) twee extra variabelen op milieugebied ingevoerd.

De aanvullende structurele bedrijfsstatistieken over kredietinstellingen, pensioenfondsen en overige financiële diensten zijn nodig voor de beoordeling van de financiële interne markt, als back-up van macro-economische statistieken en voor het toezicht op de stabiliteit van het financiële stelsel in de EU. In het door de Commissie in mei 1999 vastgestelde actieplan voor de financiële diensten wordt de nadruk gelegd op het fundamentele belang van een efficiënte financiële interne markt.

Om te kunnen beoordelen wat het naleven van milieuwetgeving kost, zijn gegevens over milieukosten en -uitgaven onontbeerlijk. Met omvattende, geharmoniseerde en geactualiseerde gegevens over de milieu-uitgaven in de EU kunnen het ontwerp en de uitvoering van milieuregelgeving worden verbeterd en kan op goedkopere wijze tot een hoog niveau van milieubescherming worden bijgedragen.

In artikel 2 van de SBS-verordening staat dat het opstellen van structurele bedrijfsstatistieken onder meer bedoeld is voor het analyseren van de specifieke kenmerken van ondernemingen in verband met bepaalde samenvoegingen van activiteiten. Uit hoofde van artikel 4 mogen bijlagen worden aangehecht waarin de op te stellen statistieken in modules worden samengevoegd. De activiteiten van kredietinstellingen en pensioenfondsen werden voldoende rijp geacht om er in de SBS-verordening een sectorspecifieke bijlage aan te wijden. De bijlagen 6 en 7 bevatten een lijst van kenmerken die een zo goed mogelijk overzicht van de activiteiten van respectievelijk kredietinstellingen en pensioenfondsen bieden. Aan de hand van de gegevens zal onderzoek kunnen worden gedaan naar structurele veranderingen, zoals die welke voortvloeien uit de invoering van de euro, de consolidatie van kredietinstellingen en andere branchebepalende factoren, de ontwikkeling van de pensioenfondsensector en de verscheidenheid van de momenteel in de EU actieve pensioenfondsen. De kenmerken zijn gekozen op basis van vrijwillig verstrekte gegevens over kredietinstellingen en pensioenfondsen met 1997 als referentiejaar en op basis van de modelstudie pensioenfondsen.

Opname van overige financiële intermediairs (groep 65.2 van de NACE Rev. 1), pensioenfondsen (klasse 66.02 van de NACE Rev. 1) en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs (afdeling 67 van de NACE Rev. 1) in bijlage 1 bij de SBS-verordening betekent dat ook voor deze activiteiten gegevens voor het beperkte aantal van voornaamste structurele statistieken zullen worden verzameld. Deze gegevens zullen een aanvulling vormen op de statistieken die reeds voor een breed scala aan andere economische activiteiten (van industriële bedrijvigheid tot zakelijke dienstverlening) beschikbaar zijn. Het besluit om de genoemde activiteiten op te nemen in bijlage 1 is genomen op basis van de resultaten van modelstudies op het gebied van overige financiële intermediairs, pensioenfondsen en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs. Om aan de bezorgdheid van de lidstaten tegemoet te komen, wordt voorgesteld om het verplichte eerste referentiejaar alsook de toezendingstermijn van deze gegevens vast te stellen door middel van de in artikel 13 van de SBS-verordening uiteengezette comitéprocedure.

De aanvullende bedrijfsstatistieken over financiële diensten in de bijlagen 6 en 7 zijn grotendeels op overheidsgegevens gebaseerd. Dit betekent dat het opstellen van deze statistieken voor de ondernemingen en nationale gegevensverstrekkende instanties (nationale bureaus voor de statistiek, nationale centrale banken, nationale toezichthoudende autoriteiten, enz.) nauwelijks of geen extra belasting met zich meebrengt. Het verzamelen en opstellen van statistieken voor de variabelen in bijlage 1 betreffende overige financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs kan tot extra kosten leiden. In overeenstemming met artikel 6 van de SBS-verordening schrijft de ontwerp-verordening echter niet voor welke methoden er voor het verzamelen van de gegevens gebruikt moeten worden. Het staat iedere lidstaat dan ook vrij dit te doen op de manier die in zijn geval het meest geschikt is.

Voorgesteld wordt om twee variabelen die aangeven hoeveel voor milieubeschermingsuitgaven wordt uitgetrokken, verplicht in bijlage 2 bij de SBS-verordening (industrie) op te nemen: Investeringen in geïntegreerde technologieën en Totale lopende uitgaven voor milieubescherming. Uit onderzoek blijkt dat het verzamelen van gegevens over deze variabelen een haalbare zaak is. Dit soort milieubeschermingsuitgaven maken een zeer aanzienlijk deel van de totale uitgaven uit. Voorspeld wordt dat de omvang ervan mettertijd zal toenemen ten opzichte van de investeringen van end-of-pipe-apparatuur, die momenteel de enige verplichte variabele vormen. Daarom is het van cruciaal belang dat de gebruikers van gegevens over milieu-uitgaven informatie hebben over alle drie variabelen.

Het voorstel inzake structurele bedrijfsstatistieken voor financiële diensten is het resultaat van veel overleg en vergaderingen met de lidstaten, die er in grote meerderheid achter staan. Het milieuvariabelenvoorstel is het resultaat van intensieve besprekingen met deskundigen in de lidstaten en in uiteenlopende werkgroepen. Over het geheel genomen steunden de leden van deze comités en werkgroepen de voorgestelde verordening.

De voorgestelde verordening wordt ter bestudering aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd.

2001/0023 (COD)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 inzake structurele bedrijfsstatistieken

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 285,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [2],

[2] PB

Gezien het advies van het Europese Parlement [3],

[3] PB

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad, [4] zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 410/98 van de Raad, [5] vormde een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen, opstellen, toezenden en evalueren van communautaire statistieken over de structuur, de activiteiten, het concurrentievermogen en de prestaties van bedrijven in de Gemeenschap.

[4] PB L 14 van 17.1.1997, blz. 1.

[5] PB L 52 van 21.2.1998, blz. 1.

(2) Door ontwikkelingen in de communautaire integratie op monetair, economisch en sociaal gebied moet het toepassingsgebied van genoemd kader worden uitgebreid tot kredietinstellingen, pensioenfondsen, overige financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs.

(3) Door de ontwikkeling en de werking van de interne markt ontstaat er meer behoefte aan informatie waarmee de doelmatigheid ervan kan worden gemeten, met name op het gebied van kredietinstellingen, pensioenfondsen, overige financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs.

(4) De liberalisering van de internationale handel in financiële diensten maakt bedrijfsstatistieken op het gebied van financiële diensten noodzakelijk ter ondersteuning van handelsbesprekingen.

(5) Voor de opstelling van nationale en regionale rekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap [6] zijn vergelijkbare, volledige en betrouwbare bedrijfsstatistieken op het gebied van de financiële dienstverlening nodig.

[6] PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.

(6) De invoering van de eenheidsmunt zal grote gevolgen hebben voor de structuur van de financiëledienstensector en de grensoverschrijdende kapitaalstromen. Daarom is informatie over concurrentievermogen en internationalisering van groot belang.

(7) Door de goede beleidsvoering van de bevoegde autoriteiten ten aanzien van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel groeit de vraag naar informatie over kredietinstellingen en aanverwante diensten.

(8) De zich ontwikkelende pensioenfondsensector kan de kapitaalmarkten stimuleren door in toenemende mate van de liberalisering van de regelgeving inzake investeringen gebruik te maken.

(9) In Besluit 2179/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de herziening van het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling" [7] is er opnieuw op gewezen dat betrouwbare en vergelijkbare gegevens, statistieken en indicatoren een belangrijk hulpmiddel zijn om te kunnen beoordelen wat naleving van milieuregelgeving kost.

[7] PB L 275 van 10.10.1998, blz. 1.

(10) Het Comité statistisch programma, opgericht bij Besluit 89/382/EEG, Euratom [8], het Raadgevend comité voor het bankwezen, opgericht bij Richtlijn 77/780/EEG [9], het Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek, opgericht bij Besluit nr. 91/115/EEG [10], en het Comité voor het verzekeringswezen, opgericht bij Richtlijn 91/675/EEG, [11] zijn geraadpleegd.

[8] PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.

[9] PB L 322 van 17.12.1977, blz. 30.

[10] PB L 59 van 6.3.1991, blz. 19.

[11] PB L 374 van 31.12.1991, blz. 32.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG, Euratom) nr. 58/97 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 5 worden de volgende streepjes toegevoegd:

"- een gedetailleerde module voor de structurele bedrijfsstatistieken van kredietinstellingen in bijlage 6."

"- een gedetailleerde module voor de structurele bedrijfsstatistieken van pensioenfondsen in bijlage 7."

2. De in de bijlage bij deze richtlijn opgenomen bijlagen 6 en 7 worden toegevoegd.

Artikel 2

Bijlage 1 bij Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 wordt als volgt gewijzigd:

1. In sectie 5 wordt de volgende zin toegevoegd:

"Het eerste referentiejaar waarvoor statistieken over de klassen in groep 65.2 en afdeling 67 van de NACE Rev. 1 worden opgesteld, wordt echter volgens de procedure van artikel 13 van de verordening vastgesteld."

2. Sectie 8 wordt vervangen door:

"1. De resultaten worden toegezonden binnen een termijn van 18 maanden, gerekend vanaf het einde van het kalenderjaar van de referentieperiode, behalve voor klasse 65.11 van de NACE Rev. 1 en voor de in de bijlagen 5, 6 en 7 bedoelde NACE Rev. 1-activiteiten. Voor klasse 65.11 geldt een toezendingstermijn van 10 maanden. De toezendingstermijn voor de in de bijlagen 5, 6 en 7 bedoelde activiteiten is in deze bijlagen vastgesteld. De toezendingstermijn voor de resultaten voor groep 65.2 en afdeling 67 van de NACE Rev. 1 wordt echter vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van de verordening."

2. Behalve voor de afdelingen 65 en 66 van de NACE Rev. 1 worden binnen een termijn van tien maanden, gerekend vanaf het einde van het kalenderjaar van de referentieperiode, voorlopige nationale resultaten of ramingen toegezonden voor de bedrijfsstatistieken die betrekking hebben op de volgende kenmerken:

12 110 (omzet)

16 110 (aantal werkzame personen)

Deze voorlopige resultaten worden uitgesplitst op het NACE Rev. 1-niveau met drie cijfers (groepen), behalve voor de secties H, I, en K van de NACE Rev. 1, waarvoor ze worden uitgesplitst volgens de samenvoegingen van activiteiten in sectie 9. Voor afdeling 67 van de NACE Rev. 1 wordt de toezendingstermijn voor voorlopige resultaten of ramingen vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van de verordening."

3. In sectie 9 wordt Sectie J vervangen door:

"SECTIE J

Financiële intermediairs

Om het opstellen van communautaire statistieken mogelijk te maken verstrekken de lidstaten nationale resultaten die naar NACE Rev. 1-klassen worden uitgesplitst."

4. In sectie 10, lid 1, wordt de eerste zin vervangen door:

"De lidstaten dienen bij de Commissie een verslag in over de definitie, de structuur en de beschikbaarheid van informatie over de statistische eenheden die zijn ingedeeld in de secties M, N en O van de NACE Rev. 1."

Artikel 3

Bijlage 2 bij Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 wordt als volgt gewijzigd:

1. In sectie 4, lid 3, wordt na de variabele 21 11 0 (Investeringen in apparatuur en installaties ter voorkoming van verontreiniging en toebehoren ter bestrijding van verontreiniging (hoofdzakelijk end-of-pipe-apparatuur)) het volgende kenmerk ingevoegd:

"21 12 0 Investeringen in apparatuur en installaties voor schonere technologieën ("geïntegreerde technologie") (()"

2. In sectie 4, lid 3, wordt de voetnoot vervangen door:

"(() Indien in een lidstaat de totale omzet of het aantal werkzame personen in een afdeling van de secties C, D en E van de NACE Rev. 1 normaal minder dan 1 % van het totaal van de Europese Gemeenschap bedraagt, behoeven de gegevens die voor het opstellen van statistieken over de kenmerken 21 11 0, 21 12 0, 22 11 0 and 22 12 0 benodigd zijn, niet te worden verzameld voor de toepassing van deze verordening. De Commissie kan overeenkomstig de procedure van artikel 13 van de verordening verzoeken dat deze gegevens op ad-hocbasis worden verzameld, indien dat uit beleidsoverwegingen voor de Gemeenschap noodzakelijk is."

3. In sectie 4, lid 4, wordt na de variabele 20 31 0 (Aankoop van elektriciteit (waarde)) het volgende kenmerk ingevoegd:

"21 14 0 Totale lopende uitgaven voor milieubescherming (()"

4. Aan sectie 4, lid 4, wordt de volgende voetnoot toegevoegd:

"(() Indien in een lidstaat de totale omzet of het aantal werkzame personen in een afdeling van de secties C, D en E van de NACE Rev. 1 normaal minder dan 1 % van het totaal van de Europese Gemeenschap bedraagt, behoeven de gegevens die voor het opstellen van statistieken over het kenmerk 21 14 0 benodigd zijn, niet te worden verzameld voor de toepassing van de verordening. De Commissie kan overeenkomstig de procedure van artikel 13 van de verordening verzoeken dat deze gegevens op ad-hocbasis worden verzameld, indien dat uit beleidsoverwegingen voor de Gemeenschap noodzakelijk is".

5. Aan sectie 5 worden de volgende twee leden toegevoegd:

"3. Het eerste referentiejaar waarvoor de statistieken voor de kenmerken 21 12 0 and 21 14 0 worden opgesteld, is het kalenderjaar 2001.

4. De statistieken voor kenmerk 21 12 0 worden jaarlijks opgesteld. De statistieken voor kenmerk 21 14 0 worden om de drie jaar opgesteld.

6. In sectie 7 wordt lid 6 vervangen door:

"6. De resultaten voor de kenmerken 21 11 0, 21 12 0 en 21 14 0 worden uitgesplitst op het NACE Rev. 1-niveau met twee cijfers (afdelingen) voor de secties C, D en E en op het NACE Rev. 1-niveau met drie cijfers (groepen) voor de afdelingen 21, 23 en 24."

7. Aan sectie 7 wordt het volgende lid toegevoegd:

"7. De resultaten voor de kenmerken 21 11 0, 21 12 0 en 21 14 0 worden uitgesplitst in de volgende milieugebieden: Bescherming van omgevingslucht en klimaat, Afvalwaterbeheer, Afvalbeheer, en Overige milieubeschermende maatregelen. Onder Overige milieubeschermende maatregelen vallen de milieugebieden Bescherming van bodem en grondwater, Bestrijding van lawaai en trillingen, Biodiversiteit en landschap, Straling, Onderzoek en ontwikkeling, Algemeen milieubeheer en niet elders onder te brengen uitgaven. De resultaten voor de milieugebieden worden uitgesplitst op het NACE Rev. 1-niveau met twee cijfers (afdelingen)."

8. In sectie 9 wordt het volgende kenmerk toegevoegd:

"21 11 0 - Investeringen in apparatuur en installaties ter voorkoming van verontreiniging en toebehoren ter bestrijding van verontreiniging (hoofdzakelijk end-of-pipe-apparatuur)"

Voor de variabelen 21 11 0, 21 12 0 en 21 14 0 wordt de volgende opmerking toegevoegd:

"Alleen voor de milieugebieden Biodiversiteit en landschap en Bodem en grondwater wordt een specifieke uitsplitsing gemaakt."

9. Aan sectie 10 wordt de volgende zin toegevoegd:

"Voor het opstellen van de statistieken voor de kenmerken 21 12 0 en 21 14 0 kan deze overgangsperiode volgens de procedure van artikel 13 van de verordening met nog eens drie jaar worden verlengd."

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitster De Voorzitter

BIJLAGE 6

GEDETAILLEERDE MODULE VOOR

DE STRUCTURELE BEDRIJFSSTATISTIEK VAN KREDIETINSTELLINGEN

Sectie 1

Doelstellingen

Deze bijlage heeft ten doel een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor het verzamelen, opstellen, toezenden en beoordelen van communautaire statistieken inzake de structuur, de activiteiten, de prestaties en het concurrentievermogen van de sector kredietinstellingen. Deze module bevat een gedetailleerde lijst van kenmerken waarvoor statistieken moeten worden opgesteld teneinde de kennis van de nationale, communautaire en internationale ontwikkeling van kredietinstellingen te verbeteren.

Sectie 2

Gebieden

De op te stellen statistieken hebben betrekking op de in artikel 2, onder (i), (ii) en (iii), van de verordening bedoelde gebieden en met name op:

1. een gedetailleerde analyse van de structuur, de activiteiten, de prestaties en het concurrentievermogen van kredietinstellingen,

2. de ontwikkeling en spreiding van het gehele kredietbedrijf en van het kredietbedrijf per product, de internationale activiteiten, het aantal werknemers, het eigen vermogen en andere activa en passiva.

Sectie 3

Toepassingsgebied

1. De statistieken worden opgesteld voor de activiteiten van kredietinstellingen in de klassen 65.12 en 65.22 van de NACE Rev. 1.

2. De statistieken worden opgesteld voor de activiteiten van alle kredietinstellingen bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a), en lid 2, van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad [12] (met uitzondering van centrale banken).

[12] PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.

3. Bijkantoren van kredietinstellingen als bedoeld in artikel 24 van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 [13], wier activiteiten in een van de in lid 1 bedoelde klassen van de NACE Rev. 1 vallen, worden gelijkgesteld aan de in lid 2 gespecificeerde kredietinstellingen

[13] PB L 126 van 25.5.2000, blz. 1.

Sectie 4

Kenmerken

De kenmerken en de op te stellen statistieken worden hieronder vermeld. De cursief gedrukte statistieken en kenmerken zijn tevens opgenomen in de lijsten van de gemeenschappelijke module in bijlage 1. Wanneer kenmerken rechtstreeks aan de jaarrekeningen worden ontleend, worden boekjaren die in een referentiejaar eindigen gelijkgesteld aan dat referentiejaar.

De lijst van kenmerken omvat de volgende informatie:

(i) van de kenmerken genoemd in artikel 4 van Richtlijn 86/635/EEG: activa: post 4; passiva: posten 2 a) en 2 b) als aggregaat, posten 7 + 8 + 9 + 10 + 11 + 12 + 13 + 14 als aggregaat.

(ii) van de kenmerken genoemd in artikel 27 van Richtlijn 86/635/EEG: post 2, posten 3 a) + 3 b) + 3 c) als aggregaat, post 3 a), post 4, post 5, post 6, post 7, posten 8 a) + 8 b) als aggregaat, post 8 b), post 10, posten 11 + 12 als aggregaat, posten 9 + 13 + 14 als aggregaat, posten 15 + 16 als aggregaat, post 19, posten 15 + 20 + 22 als aggregaat, post 23.

(iii) onderstaande aanvullende kenmerken:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(iv) kenmerken waarvoor jaarlijks regionale statistieken worden opgesteld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Sectie 5

Eerste referentiejaar

Het eerste referentiejaar waarvoor jaarstatistieken voor de in sectie 4 genoemde kenmerken worden opgesteld, is het kalenderjaar 2001.

Sectie 6

Productie van resultaten

1. De resultaten worden uitgesplitst naar de NACE Rev.1-klassen 65.12 en 65.22.

2. De resultaten van de regionale statistieken worden uitgesplitst op het NACE Rev. 1 -niveau met vier cijfers (klassen) en op niveau 2 van de Nomenclatuur van territoriale eenheden (NUTS).

Sectie 7

Toezending van resultaten

De toezendingstermijn wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van de verordening en bedraagt niet meer dan 10 maanden, gerekend vanaf het einde van het referentiejaar.

Sectie 8

Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek

De Commissie licht het Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek in over de praktische uitvoering van deze module en over alle maatregelen voor de aanpassing aan de economische en technische ontwikkeling inzake het verzamelen en statistisch verwerken van gegevens, alsmede het verwerken en toezenden van de resultaten.

Sectie 9

Modelstudies

De Commissie stelt voor de in deze bijlage bedoelde activiteiten de volgende, door de lidstaten uit te voeren modelstudies vast:

- informatie over derivaten en posten buiten de balanstelling,

- informatie over de distributienetten,

- informatie die nodig is voor het uitsplitsen van de transacties van kredietinstellingen naar prijzen en volumes.

Deze modelstudies worden uitgevoerd om na te gaan in hoeverre het verkrijgen van gegevens nodig en mogelijk is. Daarbij worden de voordelen van de beschikbaarheid van de gegevens afgewogen tegen de kosten voor het verzamelen van de gegevens en de lasten voor het bedrijfsleven.

Sectie 10

Overgangsperiode

Voor deze gedetailleerde module geldt een overgangsperiode van maximaal drie jaar, gerekend vanaf het begin van het in sectie 5 genoemde eerste referentiejaar voor de opstelling van de statistieken.

BIJLAGE 7

GEDETAILLEERDE MODULE

VOOR DE STRUCTURELE BEDRIJFSSTATISTIEK VAN PENSIOENFONDSEN

Sectie 1

Doelstellingen

Deze bijlage heeft ten doel een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor het verzamelen, opstellen, toezenden en beoordelen van communautaire statistieken inzake de structuur, de activiteiten, de prestaties en het concurrentievermogen van de pensioenfondsensector. Deze module bevat een gedetailleerde lijst van kenmerken waarvoor statistieken moeten worden opgesteld, teneinde de kennis van de nationale, communautaire en internationale ontwikkeling van de pensioenfondsensector te verbeteren.

Sectie 2

Gebieden

De op te stellen statistieken hebben betrekking op de in artikel 2, onder (i), (ii) en (iii), van de verordening bedoelde gebieden en met name op:

1. een gedetailleerde analyse van de structuur, de activiteiten, de prestaties en het concurrentievermogen van pensioenfondsen,

2. de ontwikkeling en spreiding van het gehele pensioenfondsenbedrijf, de bij pensioenfondsen aangeslotenen, de internationale activiteiten, het aantal werknemers, de investeringen en passiva.

Sectie 3

Toepassingsgebied

1. De statistieken worden opgesteld voor alle activiteiten in klasse 66.02 van de NACE Rev. 1. Deze klasse omvat de activiteiten van zelfstandige pensioenfondsen.

2. Een aantal statistieken wordt opgesteld voor ondernemingen met niet-zelfstandige, als hulpactiviteit beheerde pensioenfondsen.

Sectie 4

Kenmerken

1. In onderstaande lijst van kenmerken en statistieken worden, waar zulks relevant is, de typen statistische eenheden vermeld waarvoor de statistieken worden opgesteld. De cursief gedrukte statistieken en kenmerken zijn tevens opgenomen in de lijsten van de gemeenschappelijke module in bijlage I. Wanneer kenmerken rechtstreeks aan de jaarrekeningen worden ontleend, worden boekjaren die in een referentiejaar eindigen, aan dat referentiejaar gelijkgesteld.

2. Demografische en ondernemingskenmerken waarvoor jaarlijks statistieken worden opgesteld (alleen voor zelfstandige pensioenfondsen):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Demografische en ondernemingskenmerken waarvoor jaarlijks statistieken worden opgesteld (alleen voor ondernemingen met niet-zelfstandige pensioenfondsen):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Sectie 5

Eerste referentiejaar

Het eerste referentiejaar waarvoor jaarstatistieken voor de in sectie 4 genoemde kenmerken worden opgesteld, is het kalenderjaar 2001.

Sectie 6

Productie van de resultaten

1. De resultaten voor de in sectie 4, lid 2, genoemde kenmerken worden uitgesplitst op het NACE Rev. 1-niveau met vier cijfers (klassen).

2. De resultaten voor de in sectie 4, lid 3, genoemde kenmerken worden uitgesplitst op het NACE Rev. 1-niveau met twee cijfers (afdelingen).

Sectie 7

Toezending van resultaten

De resultaten worden toegezonden binnen een termijn van 12 maanden, gerekend vanaf het einde van de referentieperiode.

Sectie 8

Comité voor het verzekeringswezen

De Commissie licht het Comité voor het verzekeringswezen in over de praktische uitvoering van deze module en over alle maatregelen voor de aanpassing aan de economische en technische ontwikkeling inzake het verzamelen en statistisch verwerken van gegevens, alsmede het verwerken en toezenden van de resultaten.

Sectie 9

Modelstudies

Voor de activiteiten die door deze bijlage worden bestreken, stelt de Commissie de volgende, door de lidstaten uit te voeren modelstudies vast:

- de volgende gedetailleerde informatie over grensoverschrijdende activiteiten van pensioenfondsen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

- de volgende aanvullende informatie over niet-zelfstandige pensioenfondsen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

- informatie over derivaten en posten buiten de balanstelling,

Deze modelstudies worden uitgevoerd om na te gaan in hoeverre het verzamelen van gegevens nodig en mogelijk is. Daarbij worden de voordelen van de beschikbaarheid van de gegevens afgewogen tegen de kosten voor het verzamelen van de gegevens en de lasten voor het bedrijfsleven.

Sectie 10

Overgangsperiode

Voor deze gedetailleerde module geldt een overgangsperiode van maximaal drie jaar, gerekend vanaf het begin van het in sectie 5 genoemde eerste referentiejaar voor de opstelling van de statistieken.

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. Benaming van de maatregel

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad van 20 december 1996 inzake structurele bedrijfsstatistieken.

2. Begrotingsonderdeel

Hoofdstuk B5-60

3. Rechtsgrond

Artikel 285 van het EG-Verdrag.

4. Omschrijving van de maatregel

4.1 Algemeen doel

Deze verordening van de Raad is bedoeld om geharmoniseerde statistische informatie over kredietinstellingen, pensioenfondsen, overige financiële intermediairs, ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs en milieu beschikbaar te maken. Deze informatie is nodig voor het opstellen, bewaken en evalueren van communautaire maatregelen, met name op het gebied van de interne markt en het economisch, financieel, sectoraal, mededingings- en ondernemingenbeleid. Voorts worden in internationale verdragen, zoals de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS), geharmoniseerde statistieken op dit gebied verplicht gesteld.

4.2 Looptijd, vernieuwing of verlenging

Jaarlijks verzamelen en opstellen van statistieken met ingang van het referentiejaar 2001.

5. Indeling van uitgaven en ontvangsten

5.1 Niet-verplichte uitgaven

5.2 Gesplitste kredieten

5.3 Verwachte ontvangsten

De productiekosten worden voor een deel gedekt door de verkoop van statistische producten (gegevensbanken, publicaties) en diensten.

6. Aard van uitgaven en ontvangsten

De bijdrage uit de communautaire begroting voor de werkzaamheden van de nationale bureaus voor de statistiek of andere voor de communautaire statistiek bevoegde nationale instanties dekt slechts een gedeelte van de totale kosten van de statistische werkzaamheden die door de nationale overheden worden uitgevoerd. In principe is op de productie en de indiening van periodieke statistieken, die een wezenlijk deel van het statistisch programma uitmaken, het subsidiariteitsbeginsel van toepassing en worden de huishoudelijke uitgaven en de administratiekosten door de nationale overheden gedragen. Subsidies voor lidstaten in het kader van medefinanciering met andere bronnen in de overheidssector zijn mogelijk om de uitvoering van de maatregel te ondersteunen. Dit zal echter niet veel voorkomen, omdat de gegevens op bestaande administratieve bronnen zijn gebaseerd.

Alle werkzaamheden die Eurostat in verband met de ontwikkeling en documentatie van de communautaire methodiek en de verwerking, analyse en verspreiding van de gegevens moet verrichten, worden volledig gefinancierd. Zo nodig worden de werkzaamheden door middel van dienstverleningscontracten uitgevoerd. De bijkomende kosten zullen naar verwachting gering zijn.

De verkoop van statistieken over kredietinstellingen, pensioenfondsen, overige financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs (publicaties, gegevensbanken, enz.) zal naar schatting EUR 50 000 per jaar opleveren.

7. FINANCIËLE GEVOLGEN

7.1 Wijze van berekening van de totale kosten van de maatregel (samenhang tussen de kosten per onderdeel en de totale kosten)

Kosten van de werkzaamheden van de nationale autoriteiten:

Omdat de gegevens over kredietinstellingen en pensioenfondsen grotendeels uit bestaande overheidsbronnen worden betrokken, zullen de kosten voor het opstellen van deze statistieken naar verwachting minimaal zijn. Uit modelstudies over de aanvullende milieukenmerken is gebleken dat het verzamelen van deze gegevens haalbaar is. Er kunnen geringe extra kosten optreden indien bestaande gegevensverzamelingen enigszins moeten worden uitgebreid of aangepast voor statistieken over kredietinstellingen, pensioenfondsen en het milieu. Voor de berekening van de bijdrage uit de communautaire begroting is uitgegaan van 8-10% van de exploitatiekosten voor de eerste vier jaar dat er statistieken over kredietinstellingen, pensioenfondsen en milieu-uitgaven worden opgesteld.

In sommige lidstaten vereist het opstellen van statistieken inzake overige financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs enige inspanning. Aangezien het eerste referentiejaar voor de verzameling van gegevens inzake overige financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs nog volgens de comitéprocedure moet worden vastgesteld, is moeilijk aan te geven welke kosten van de maatregel op welk moment zullen optreden.

7.2 Kostenverdeling

Vastleggingskredieten (mln euro, lopende prijzen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.3 Tijdschema voor de vastleggings- en betalingskredieten

mln euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. Maatregelen ter bestrijding van fraude

Betaling door de Commissie voor door haar gesloten contracten en overeenkomsten geschiedt alleen na verificatie van de resultaten. Fraudebestrijdingsmaatregelen (eis van meetbare resultaten, controle van resultaten) maken deel uit van alle overeenkomsten en contracten die door de Commissie worden gesloten.

9. Elementen voor kosteneffectiviteitsanalyse

9.1 Specifieke en kwantificeerbare doelstellingen; doelgroep

(1) Analyseren van specifieke kenmerken van kredietinstellingen en pensioenfondsen. In artikel 2 van de SBS-verordening staat dat structurele bedrijfsstatistieken onder meer bedoeld zijn voor het analyseren van de specifieke kenmerken van ondernemingen in verband met bepaalde samenvoegingen van ondernemingen. Kredietinstellingen en pensioenfondsen zijn nu zo ver ontwikkeld dat aan de SBS-verordening twee sectorspecifieke bijlagen kunnen worden toegevoegd.

(2) de activiteiten van overige financiële intermediairs en de ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs opnemen in het toepassingsgebied van bijlage 1 bij de SBS-verordening teneinde de structuur en de ontwikkeling van de activiteiten van op dit gebied werkzame ondernemingen te analyseren. De voorgestelde verordening moet niet alleen zorgen voor bedrijfsstatistieken over een groot aantal financiële diensten binnen de Europese Unie, maar ook voor een betere beschikbaarheid van gegevens voor het opstellen van nationale rekeningen en aanverwante statistieken.

(3) zorgen voor geharmoniseerde statistische informatie over milieu-uitgaven in de Europese Unie. De twee extra milieuvariabelen in bepaalde uitsplitsingen zijn noodzakelijk voor het opstellen, bewaken en evalueren van communautaire maatregelen.

Van deze maatregel profiteren alle gebruikers van officiële statistieken: de instellingen van de Gemeenschap, de regeringen van de lidstaten, beleidsvormers op economisch en sociaal gebied, de financiële bedrijfstak, onderzoeksinstituten, universiteiten en de media.

Informatie over de interne markt voor kredietinstellingen, pensioenfondsen, overige financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs is nodig om de goede werking van de interne markt te vergemakkelijken en richting te geven aan verdere acties van de Commissie, zoals vermeld in de mededeling over financiële diensten Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan.

Informatie over overige financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs is nuttig voor degenen die nationale rekeningen en aanverwante statistieken opstellen.

Om te kunnen beoordelen wat het naleven van milieuwetgeving kost, zijn gegevens over milieukosten en -uitgaven onontbeerlijk. Met omvattende, geharmoniseerde en geactualiseerde gegevens over de kosten van en uitgaven voor het terugdringen van vervuiling kunnen het ontwerp en de uitvoering van EU-milieuwetgeving worden verbeterd en kan op goedkopere wijze een hoog niveau van milieubescherming worden verwezenlijkt.

De autoriteiten in de lidstaten (nationale bureaus voor de statistiek, nationale centrale banken, ...) zijn verantwoordelijk voor het opstellen van de gegevens waarin dit voorstel voorziet.

9.2 Motivering van de maatregel

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het verzamelen van de gegevens waarom in de verordening wordt gevraagd. De huishoudelijke uitgaven en administratiekosten worden vrijwel uitsluitend door de nationale regeringen gedragen. Statistieken over het kredietwezen en pensioenfondsen worden al door alle lidstaten verzameld en opgesteld. Daarom, en in overeenstemming met artikel 6 van de SBS-verordening, wordt in de voorgestelde verordening niet vastgelegd hoe de gegevens moeten worden verzameld. Iedere lidstaat kan dit doen op de voor hem meest geëigende wijze. In lidstaten waar momenteel gebrek is aan informatie over overige financiële intermediairs, ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs en milieu-uitgaven, mogen de nationale gegevensverstrekkende instanties zelf bepalen hoe zij de statistieken verzamelen en opstellen. Communautaire steun is niettemin van wezenlijk belang voor het harmoniseren van de inhoud en het toepassingsgebied van de door de lidstaten geproduceerde statistieken.

- Statistische activiteiten in het algemeen en het verzamelen van gegevens in het bijzonder zijn grotendeels onderworpen aan het subsidiariteitsbeginsel. Daarom is een initiatief op Gemeenschapsniveau nodig om ervoor te zorgen dat de lidstaten gegevens over kredietinstellingen, pensioenfondsen, overige financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs en over het milieu produceren die met die van de andere lidstaten kunnen worden vergeleken.

- Soortgelijke werkzaamheden zijn al door de lidstaten verricht in verband met het opstellen van statistieken over kenmerken in de sectorspecifieke bijlagen voor de industrie, de handel, de bouwnijverheid en het verzekeringswezen (Verordening 58/97 + Verordening 410/98 tot wijziging ervan). Voor een breed scala aan andere economische activiteiten (van industrie tot zakelijke dienstverlening) komen steeds meer statistieken voor de variabelen van bijlage 1 bij Verordening 58/97 beschikbaar. Ook zijn er inmiddels milieustatistieken opgesteld in het kader van bijlage 2 bij de SBS-verordening.

- De mogelijke multiplicatoreffecten (aanboren van andere financieringsbronnen) zijn relatief beperkt. De in de ontwerp-verordening voorziene gegevens zullen echter van groot belang zijn voor gebruikers die internationale vergelijkingen tussen EU-lidstaten onderling of tussen EU-lidstaten en landen buiten de EU willen opstellen. Momenteel zijn er over belangrijke aspecten van de financiële dienstverlening nog geen geharmoniseerde bedrijfsstatistieken op Europees niveau. Het is belangrijk dat deze lacune wordt gedicht, omdat financiële diensten vaak een belangrijke rol spelen in de economie. Het beschikbaar stellen van dit soort statistieken door de verkoop van statistische producten en diensten moet tot hogere inkomsten leiden.

Met omvattende, geharmoniseerde en bijgewerkte statistieken over milieu uitgaven kunnen het ontwerp en de uitvoering van milieuregelgeving worden verbeterd en kan op goedkopere wijze een hoog milieubeschermingsniveau worden verwezenlijkt.

Er kunnen moeilijkheden ontstaan indien de Commissie en/of de lidstaten niet de middelen vrijmaken die voor het welslagen van de maatregel noodzakelijk zijn. Dit is echter onwaarschijnlijk, aangezien er in het voorstel voor wordt gepleit om zoveel mogelijk van bestaande overheidsbronnen gebruik te maken. In sommige lidstaten zal het opstellen van statistieken inzake overige financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs enige inspanning vergen.

9.3 Follow-up en evaluatie van de maatregel

- Indicatoren voor het meten van de resultaten

Op de in deze verordening vervatte statistische acties wordt toegezien in het kader van het statistisch programma van de Gemeenschap, dat onder toezicht staat van het Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen, ingesteld bij Besluit 89/382/EEG van de Raad.

In dit kader brengt Eurostat jaarlijks verslag uit over de vorderingen. Daarbij worden voor iedere actie de belangrijkste doelstellingen en de voornaamste resultaten van het desbetreffende jaar genoemd, en worden statistieken verstrekt over het gebruik van menselijke hulpbronnen, budgettaire middelen, technische en administratieve hulpmiddelen en hulpmiddelen op het gebied van gegevensverwerking gedurende de verslagleggingsperiode.

De kwaliteit van de opgestelde statistieken wordt regelmatig getoetst aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1618/1999 van de Commissie inzake de criteria voor de kwaliteitsbeoordeling van structurele bedrijfsstatistieken. Voorts zullen er aanvullende kwaliteitscontroles plaatsvinden.

- Geplande evaluatiemethoden en -frequentie

Uit hoofde van artikel 14 van de SBS-verordening moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad ten minste eenmaal in de drie jaar een verslag indienen over de in het kader van de verordening uitgevoerde werkzaamheden.

Dit verslag bestaat uit vier delen:

(1) Tenuitvoerlegging van de SBS-verordening en verwachte ontwikkelingen

(2) Verspreiding en gebruik van gegevens

(3) Kwaliteit van de gegevens (De criteria voor de kwaliteitsbeoordeling van structurele bedrijfsstatistieken zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1618/1999 van de Commissie van 23 juli 1999.)

(4) De kosten voor het bedrijfsleven

10. Huishoudelijke uitgaven (Afdeling III, Deel A, van de algemene begroting)

De daadwerkelijke beschikbaarstelling van de vereiste huishoudelijke middelen is afhankelijk van het jaarlijkse besluit van de Commissie betreffende de toewijzing van middelen, rekening houdend met de extra personele en financiële middelen die door de begrotingsautoriteit worden toegekend.

10.1 Gevolgen voor de personeelssterkte

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.2 Financiële gevolgen van het extra personeel

euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor het beheer en de behoeften van het programma wordt bestaand personeel ingezet. Extra personeel is daarom niet nodig.

10.3 Stijging van andere huishoudelijke uitgaven als gevolg van de maatregel

euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Er wordt geen of hooguit een geringe stijging van de administratieve uitgaven verwacht. Verwacht wordt dat de uitgaven voor werkgroepen en dienstreizen overeenkomen met die voor de verdere uitvoering van Verordening nr. 58/97 van de Raad, die bij deze verordening wordt gewijzigd, is vereist.

EFFECTBEOORDELINGSFORMULIER EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN, MET NAME OP HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (MKB)

Titel van het voorstel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 inzake structurele bedrijfsstatistieken.

Referentienummer van het document

Het voorstel

De ontwerp-verordening is bedoeld om Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad inzake structurele bedrijfsstatistieken (de SBS-verordening) aan te vullen en te actualiseren met gedetailleerde modules voor structurele bedrijfsstatistieken over kredietinstellingen en pensioenfondsen. Met de ontwerp-verordening wordt bijlage 1 bij de SBS-verordening uitgebreid tot overige financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs en worden aan bijlage 2 (industrie) twee kenmerken over milieu-uitgaven toegevoegd.

1. Waarom is, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk en wat zijn de voornaamste doelstellingen-

De Commissie heeft, vooral in verband met de evaluatie en de follow-up van de interne markt, behoefte aan statistische informatie over de structuur, de activiteiten, het concurrentievermogen en de prestaties van het Europese bedrijfsleven. Met behulp van de SBS-verordening kunnen de vele uiteenlopende bedrijfsenquêtes in de EU-lidstaten worden gecoördineerd. Hoewel deze verordening zowel op de dienstensector als de industrie betrekking heeft, omvat zij nog niet alle financiële diensten [14], omdat nog moest worden beoordeeld in hoeverre het verzamelen van gegevens over deze activiteiten haalbaar was.

[14] In 1998 is aan de SBS-verordening bij Verordening nr. 410/98 van de Raad een sectorspecifieke bijlage voor het verzekeringswezen toegevoegd.

Na bestudering van de resultaten van modelstudies over kredietinstellingen en pensioenfondsen werden deze activiteiten ver genoeg ontwikkeld geacht om er bedrijfsstatistieken over te verzamelen voor een uitgebreidere analyse. Daarom werden aan de SBS-verordening sectorspecifieke bijlagen voor elk van beide activiteiten toegevoegd. De bijkomende gegevens zijn grotendeels afkomstig van administratieve bronnen in de lidstaten.

Bijlage 1 bij de SBS-verordening is een horizontale module met een beperkt aantal hoofdvariabelen, waarmee een breed scala aan economische activiteiten (van industrie tot zakelijke dienstverlening) wordt bestreken. Nog niet opgenomen in deze horizontale module zijn overige financiële intermediairs (groep 65.2 van de NACE Rev. 1), pensioenfondsen (klasse 66.02 van de NACE Rev. 1) en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs (afdeling 67 van de NACE Rev. 1). Omdat de SBS-verordening is bedoeld om een omvattend systeem van bedrijfsstatistieken ter beschrijving van alle diensten en industriële bedrijvigheid te creëren, is het opnemen van deze activiteiten in bijlage 1 bij de SBS-verordening een van de doelstellingen van de ontwerp-verordening.

Bijlage 2 bevat een lijst van kenmerken waarmee industriële activiteiten in detail kunnen worden beschreven. De lijst omvat reeds een aantal milieukenmerken, die voor communautaire beleidsdoeleinden echter ontoereikend zijn gebleken. Daarom worden in de ontwerp-verordening extra kenmerken voor milieu-uitgaven voorgesteld.

De voorgestelde wijzigingen op de SBS-verordening zijn bedoeld om vergelijkbare en geharmoniseerde statistieken op de bovengenoemde gebieden voor alle EU-lidstaten beschikbaar te maken. Niettemin zijn de lidstaten verantwoordelijk voor het verzamelen en opstellen van de statistieken. Met het voorstel wordt harmonisering beoogd van de dekking, de definities en de indelingen die de lidstaten bij het opstellen van de resultaten hanteren. Het voorstel is niet bedoeld ter harmonisering van de gegevensverzamelingssystemen die in de verschillende lidstaten in gebruik zijn. In deze verordening wordt van alle lidstaten verlangd dat zij volgens hun nationale methoden resultaten opstellen die met die van andere lidstaten vergeleken kunnen worden. In overeenstemming met artikel 6 van de SBS-verordening wordt in de voorgestelde verordening niet bepaald hoe de gegevens op nationaal niveau moeten worden verzameld. Het staat iedere lidstaat vrij dit te doen op de manier die voor hem het meest geschikt is.

Effect op het bedrijfsleven

2. Op wie is het voorstel van invloed:

- welke bedrijfstakken-

De verzameling van geharmoniseerde statistieken over kredietinstellingen betreft ongeveer 8600 ondernemingen. In het kredietwezen (klasse 65.12 en 65.22 van de NACE Rev. 1) bestaan voor het houden van toezicht reeds uitgebreide gegevenskanalen, waaruit blijkt hoe ontwikkeld de sector is. Het bedrijfsleven wordt door het verzamelen van deze statistieken dan ook nauwelijks of niet extra belast.

Wat het verzamelen van geharmoniseerde bedrijfsstatistieken over pensioenfondsen (klasse 66.02 van de NACE Rev. 1) betreft, zijn de kenmerken op basis van de uitkomsten van een modelstudie gekozen en wordt hoofdzakelijk van bestaande administratieve bronnen gebruik gemaakt. Pensioenfondsen worden dan ook nauwelijks extra belast.

Ten aanzien van de overige financiële intermediairs (groep 65.2 van de NACE Rev. 1) en de ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs (afdeling 67 van de NACE Rev. 1) hoeven slechts voor een beperkt aantal hoofdvariabelen statistieken te worden opgesteld. De ervaring leert dat dezelfde soort gegevens steeds meer beschikbaar zijn voor vele verschillende activiteiten (van industriële bedrijvigheid tot zakelijke dienstverlening). Niet op alle activiteiten op het gebied van financiële dienstverlening waarop de verordening nu van toepassing wordt, wordt toezicht gehouden, maar uit modelstudies blijkt dat voor het opstellen van statistieken in de meeste lidstaten met gegevens uit administratieve bronnen kan worden volstaan, zodat de extra belasting voor het bedrijfsleven vaak beperkt zal zijn. In een aantal lidstaten, waar geen toezicht bestaat op een aantal financiële intermediairs en ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs, kan het verzamelen van aanvullende gegevens voor bepaalde categorieën van bedrijven in de financiële dienstverlening een extra belasting betekenen.

Ten slotte worden voor de twee voorgestelde milieuvariabelen alleen statistieken opgesteld voor industriële activiteiten (secties C, D en F van de NACE Rev. 1). Uit modelstudies op dit gebied is gebleken dat het verzamelen van gegevens voor deze variabelen haalbaar is.

- welke bedrijfsomvang (met welk aandeel van MKB-ondernemingen)-

In de verordening is bepaald dat de aan de Commissie (Eurostat) toe te zenden resultaten representatief moeten zijn voor ondernemingen van alle grootteklassen. Er wordt echter niet nader aangegeven hoe deze gegevens moeten worden opgesteld. Dit wordt overgelaten aan het nationale gegevensverzamelingssysteem dat een lidstaat hanteert. Op grond van artikel 6 van de SBS-verordening wordt in plaats van omvattende gegevensverzameling zelfs schatting toegestaan voor de zeer weinige gegevens die nog niet deel uitmaken van de bestaande gegevenskanalen.

In deze verordening wordt voorgesteld om voor de structurele bedrijfsstatistieken inzake financiële diensten in ruime mate van administratieve bronnen gebruik te maken. Daarmee wordt het aantal extra variabelen waarvoor bij de desbetreffende bedrijven gegevens worden verzameld, tot een minimum beperkt. Voor een aantal lidstaten hoeven zelfs helemaal geen extra gegevens te worden verzameld.

In deze verordening is bepaald dat informatie over milieubeschermingsuitgaven betrekking moet hebben op alle ondernemingen, ongeacht hun grootte, en dat deze gegevens moeten worden uitgesplitst naar grootteklasse. Enquêtes op het gebied van milieubeschermingsuitgaven richten zich in het algemeen op de grote ondernemingen, omdat het MKB gewoonlijk maar een beperkt deel van de totale uitgaven voor milieubescherming voor zijn rekening neemt. In de besprekingen met deskundigen in de lidstaten is duidelijk gemaakt dat het er met name om gaat dat er goede informatie op een meer geaggregeerd niveau wordt verstrekt en dat voor de milieuvariabelen de uitsplitsing naar grootteklasse minder belangrijk is. Het aantal grootteklassen en de reikwijdte van de kleinste grootteklasse maken het voor de lidstaten gemakkelijker de last voor respondenten in het MKB te verminderen. De lidstaten mogen echter allemaal zelf bepalen hoe de gegevens het best verzameld kunnen worden.

- zijn er bijzondere geografische gebieden van de Gemeenschap waar deze bedrijven voorkomen-

Indien administratieve bronnen worden gebruikt, zijn steekproefonderzoeken niet nodig. Besluit een lidstaat toch tot steekproefonderzoek, dan moet dit krachtens artikel 7 van de SBS-verordening op zowel regionaal als nationaal niveau representatief zijn. In de SBS-verordening is bepaald dat een klein aantal variabelen voor alle bedrijfstakken naar regio moet worden uitgesplitst. Financiële dienstverlenende bedrijven zijn in het algemeen geconcentreerd in de financiële centra van een lidstaat.

3. Wat moeten de bedrijven doen om aan de voorgestelde wetgeving te voldoen-

Van de lidstaten wordt verlangd dat zij de statistieken opstellen. Omdat de keuze van de kenmerken grotendeels op reeds bestaande administratieve bronnen is gebaseerd, is het aantal extra gegevens dat bij de bedrijven moet worden verzameld, vaak beperkt.

Voor informatie die nog niet via bestaande gegevenskanalen op nationaal niveau beschikbaar is, is het de lidstaten krachtens artikel 6 van de SBS-verordening geoorloofd van andere informatiebronnen gebruik te maken. Lidstaten kunnen besluiten de statistische eenheden (ondernemingen) steekproefsgewijs te onderzoeken of verkorte vragenlijsten te sturen (dit geldt met name voor overige financiële intermediairs, ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs, en milieu-uitgaven). Het wordt aan de lidstaten overgelaten of zij aan bedrijven die bij een steekproef worden geselecteerd, een termijn opleggen waarbinnen deze waarheidsgetrouwe en volledige informatie moeten verschaffen.

4. Welke economische gevolgen zal het voorstel waarschijnlijk hebben:

- voor de werkgelegenheid-

- voor de investeringen en de oprichting van nieuwe bedrijven-

- voor het concurrentievermogen van de bedrijven-

De economische gevolgen zijn indirect: de verordening zal naar verwachting tot een verbetering leiden van de kwaliteit en de beschikbaarheid van communautaire statistieken over kredietinstellingen, pensioenfondsen, overige financiële intermediairs, ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs, en milieu-uitgaven. Dit leidt tot een verbeterde transparantie inzake de doeltreffendheid en structuur van de interne markt en de prestaties en het concurrentievermogen van ondernemingen in deze sectoren. In het algemeen neemt het concurrentievermogen van de bedrijven toe naarmate beleidsmakers betere informatie over het bedrijfsleven in andere lidstaten hebben. Zij kunnen daarmee hun bedrijfs- en investeringsstrategieën verbeteren, wat tot een toenemende internationalisering van hun activiteiten kan leiden. Zo verbeteren financiële dienstverleners hun concurrentievermogen en kunnen zij de consument een ruimer assortiment producten aanbieden.

5. Bevat het voorstel maatregelen om rekening te houden met de specifieke situatie van ondernemingen in het MKB (minder zware of andere eisen, enz.)-

De te verzamelen gegevens hebben betrekking op de gehele populatie. De voorgestelde verordening bevat geen specifieke maatregelen voor het MKB. Dit wil echter niet zeggen dat de nog niet in bestaande verzamelingen vervatte gegevens bij alle ondernemingen moeten worden opgevraagd. Door middel van steekproeven en statistische schattingsmethoden (uitdrukkelijk geoorloofd krachtens artikel 6 van de SBS-verordening) wordt de hoeveelheid extra gegevens die van de desbetreffende eenheden worden gevraagd, beperkt. Wel moet van deze methoden de deugdelijkheid worden aangetoond.

Raadpleging

6. Overzicht van de organisaties die over het voorstel zijn geraadpleegd en uiteenzetting van hun standpunten in grote lijnen.

De nationale bureaus voor de statistiek, de nationale centrale banken en andere ter zake bevoegde, voor gegevensverzameling verantwoordelijke nationale autoriteiten zijn tijdens de voorbereiding van deze tekst dikwijls geraadpleegd. Deze ontwerp-verordening werd gepresenteerd en besproken tijdens de door Eurostat georganiseerde vergaderingen van de relevante werkgroepen (laatste vergadering van de werkgroep financiële diensten, november 1999; laatste vergadering van de werkgroep verzekeringsdiensten (bevoegd op het gebied van pensioenfondsen), oktober 1999) en task forces (laatste vergadering van de task force financiële diensten, april 2000; laatste vergadering van de task force pensioenfondsen, mei 2000). Deze werden door zowel afgevaardigden van de bevoegde nationale autoriteiten als vertegenwoordigers van Europese beroepsorganisaties en andere internationale organisaties bijgewoond. De ontwerp-tekst heeft de steun van de meeste lidstaten die nauw betrokken zijn geweest bij de voorbereidende werkzaamheden. Een aantal lidstaten is reeds eigener beweging begonnen met het uitvoeren van de ontwerp-verordening op nationaal niveau.

DG Markt van de Commissie nam actief deel aan de vergaderingen van de genoemde werkgroepen. Het voorstel komt tegemoet aan de behoefte van DG MARKT aan statistische informatie op de genoemde gebieden. DG MARKT heeft meegedaan aan het opstellen van het methodologisch handboek voor de technische en methodologische ondersteuning van deze wetgeving.

In juni 2000 is de voorgestelde verordening door het Comité monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek besproken. De leden van het comité stonden over het algemeen achter het voorstel. Het voorstel is ook bestudeerd door het Raadgevend comité voor het bankwezen, het Comité voor bankentoezicht en het Comité voor het verzekeringswezen. Eind juli hadden al deze comités positief gereageerd. Het Comité statistisch programma heeft op 14 september 2000 over het voorstel vergaderd en zich er over het geheel genomen in gunstige zin over uitgesproken.

Financiële dienstverlening vormt een specifiek statistisch gebied. De Europese Centrale Bank (die ook werd geraadpleegd tijdens het opstellen van de verordening) stelt veel belang in de ontwikkeling ervan. Betere bedrijfsstatistieken over financiële diensten dragen bij tot een verbetering van BBP-maatregelen, betere kortetermijnindicatoren en een grotere beschikbaarheid van gegevens over het communautaire bankwezen op het punt van bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel.

Het milieuvariabelenvoorstel is het resultaat van intensieve besprekingen tussen deskundigen in de lidstaten en gebruikers op Europees niveau, met name bij DG Milieu. Tijdens de vergaderingen van de milieuwerkgroepen zijn ontwerp-voorstellen besproken en goedgekeurd.

Top