Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 91999E000695

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 695/99 van Christine CRAWLEY Pensioenzaken deeltijdwerkers

    PB C 341 van 29.11.1999, p. 139 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    91999E0695

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 695/99 van Christine CRAWLEY Pensioenzaken deeltijdwerkers

    Publicatieblad Nr. C 341 van 29/11/1999 blz. 0139


    SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0695/99

    van Christine Crawley (PSE) aan de Commissie

    (9 maart 1999)

    Betreft: Pensioenzaken deeltijdwerkers

    In 1995 verwees het Britse Hogerhuis een van de 45.000 zaken die bij bemiddelingsraden in behandeling waren bij wijze van proef naar het Europese Hof van Justitie. Het betrof de vraag of deeltijdwerkers terecht met terugwerkende kracht aanspraak maken op rechten ten laste van vroegere werkgevers omdat zij door het verlies van pensioenrechten discriminerend zouden zijn behandeld.

    Kan de Commissie, daar deze gepensioneerden die op een uitspraak wachten thans beginnen te sterven voordat bekend is of hun beroep resultaat heeft gehad, het Europese Hof van Justitie onder druk zetten zodat binnen zeer afzienbare tijd arrest wordt gewezen?

    Antwoord van de heer Flynn namens de Commissie

    (1 april 1999)

    De bij het Hof van Justitie aanhangige zaak waarop de geachte afgevaardigde doelt, blijkt de zaak C-78/98 Preston et alii te zijn, die uiteindelijk in maart 1998 bij het Hof aanhangig is gemaakt. De zitting van het Hof in deze zaak heeft op 23 maart 1999 plaats gevonden.

    Deze zaak heeft betrekking op de toepassing van artikel 119 van het EG-Verdrag zoals geïnterpreteerd door het Hof van Justitie in zijn arrest-Barber van 17 mei 1990(1) en in de interpretatieve arresten die daarop zijn gevolgd, meer in het bijzonder de arresten van 28 september 1994 in de zaken C-57/93 Vroege(2) en C-128/93 Fisscher(3). De Britse rechtbank heeft het Hof geraadpleegd over de reële draagwijdte van de beide arresten in kwestie, namelijk het recht voor deeltijdwerkers, waarvan het merendeel uit vrouwen bestaat, om zich na 8 april 1976, de datum van het arrest-Defrenne(4), bij een beroepspensioenregeling aan te sluiten.

    De Commissie kan niet in de door de geachte afgevaardigde verlangde zin bij het Hof van Justitie interveniëren.

    (1) C-262/88, Jur. 1990, blz. I-1889.

    (2) Jur. 1994, blz. I-4541.

    (3) Jur. 1994, blz. I-4583.

    (4) C-43/75, Jur. 1976, blz. 455.

    Top