This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 91998E003987
WRITTEN QUESTION No. 3987/98 by Raimo ILASKIVI Confidence between the Commission and Parliament
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3987/98 van Raimo ILASKIVI Vertrouwen bij de betrekkingen tussen de Commissie en het Parlement
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3987/98 van Raimo ILASKIVI Vertrouwen bij de betrekkingen tussen de Commissie en het Parlement
PB C 341 van 29.11.1999, p. 25
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3987/98 van Raimo ILASKIVI Vertrouwen bij de betrekkingen tussen de Commissie en het Parlement
Publicatieblad Nr. C 341 van 29/11/1999 blz. 0025
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3987/98 van Raimo Ilaskivi (PPE) aan de Commissie (4 januari 1999) Betreft: Vertrouwen bij de betrekkingen tussen de Commissie en het Parlement De Voorzitter van de Commissie Jacques Santer gaf het Parlement in een toespraak een interessante kijk op de ontwikkeling van de Commissie. Omdat ik tijdens het daaropvolgende debat niet de spreektijd kreeg waarom ik had gevraagd, stel ik mijn vraag nu schriftelijk. In zijn toespraak benadrukte hij in vele opzichten en zeer terecht het woord vertrouwen. Vertrouwen is eveneens noodzakelijk bij de betrekkingen tussen de Commissie en het Parlement. Nu kan de mate van vertrouwen alleen afgemeten worden aan een motie van vertrouwen of wantrouwen van het Parlement ten opzichte van de gehele Commissie. Toch zijn in veel gevallen slechts één of enkele leden van de Commissie verantwoordelijk, zoals met de gekkekoeienziekte of de recentelijk besproken financiële fraude. De betreffende leden van de Commissie zijn dan niet op een manier te werk te gaan die het vertrouwen verdient. De mogelijkheid tot het indienen van een motie van wantrouwen tegen slechts één of enkele leden van de Commissie, hetgeen de efficiëntie en de individuele verantwoordelijkheid zou verhogen, bestaat echter niet. Hoe staat de Voorzitter van de Commissie tegenover het idee om door een wijziging van het Verdrag de mogelijkheid te scheppen tot het indienen van een motie van wantrouwen tegen een enkel lid van de Commissie die op afkeurenswaardige wijze te werk is gegaan, zonder dat een dergelijke motie de betrekkingen tussen het Parlement en de rest van de Commissie zou schaden? Indien de Voorzitter hier positief tegenover staat, welke maatregelen gaat hij dan nemen om de nodige wijzigingen ten uitvoer te leggen? Antwoord van de heer Santer namens de Commissie (9 maart 1999) Voorstellen die een motie van wantrouwen tegen een enkel lid van de Commissie mogelijk maken, zouden - zoals het geachte parlementslid ook opmerkt - een verdragswijziging noodzakelijk maken. Een dergelijke ingrijpende wijziging van het collegiale karakter van de Commissie, dat is geconsolideerd door het Verdrag van Amsterdam, zou een grondige discussie vereisen.