EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998IP0503

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité over de follow-up van het Groenboek inzake commerciële communicatie in de interne markt (COM(98)0121 C4-0252/98)

PB C 104 van 14.4.1999, p. 130 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998IP0503

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité over de follow-up van het Groenboek inzake commerciële communicatie in de interne markt (COM(98)0121 C4-0252/98)

Publicatieblad Nr. C 104 van 14/04/1999 blz. 0130


A4-0503/98

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité over de follow-up van het Groenboek inzake commerciële communicatie in de interne markt (COM(98)0121 - C4-0252/98)

Het Europees Parlement,

- gezien de mededeling van de Commissie (COM(98)0121 - C4-0252/98),

- gelet op de artikelen 30, 36, 56, 59, 85 en 128 t/m 130 van het EG-Verdrag,

- gelet op het Groenboek van de Commissie over commerciële communicatie in de interne markt (COM(96)0192 - C4-0365/96) en zijn resolutie van 15 juli 1997 terzake ((PB C 286 van 22.9.1997, blz. 43.)),

- gelet op het Groenboek van de Commissie over de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid in de context van de audiovisuele en informatiediensten (COM(96)0483 - C4-0621/96) en zijn resolutie van 24 oktober 1997 terzake ((PB C 333 van 10.11.1997, blz. 420.)),

- gelet op richtlijn 89/552/EEG ((PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23.)) inzake televisie zonder grenzen, richtlijn 84/450/EEG ((PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17.)) inzake misleidende reclame, richtlijn 92/28/EEG ((PB L 113 van 30.4.1992, blz. 13.)) inzake reclame voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, richtlijn 95/46/EG ((PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.)) inzake databescherming, richtlijn 79/112/EEG ((PB L 33 van 8.2.1979, blz. 1.)) inzake etikettering, presentatie en reclame voor voedingsmiddelen die aan de eindverbruiker verkocht worden, richtlijn 92/96/EEG ((PB L 360 van 9.12.1992, blz. 1.)) inzake de coördinatie van wetten, regelingen en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de directe levensverzekering en aanbeveling 92/295/EEG ((PB L 156 van 10.6.1992, blz. 21.)) van de Commissie betreffende gedragscodes voor de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten),

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 april 1997 over de mededeling van de Commissie inzake illegale en schadelijke inhoud op Internet ((PB C 150 van 19.5.1997, blz. 38.)),

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 februari 1997 over de mededeling van de Commissie inzake de prioriteiten voor het consumentenbeleid 1996-1998 ((PB C 85 van 17.3.1997, blz. 133.)),

- gelet op de rechtszaken met betrekking tot de commerciële communicatie waarover het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zich sinds 1973 heeft uitgesproken,

- gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid en de adviezen van de Commissie juridische zaken en rechten van de burger en de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs en media (A4-0503/98),

A. overwegende dat in de Europese sector voor commerciële communicatie meer dan 1 miljoen mensen werkzaam is en dat deze sector een gestage groei kent, vooral dankzij de ontwikkeling van nieuwe communicatietechnologieën; overwegende dat deze sector van bijzonder belang is voor de werkgelegenheid van jongeren in Europa,

B. overwegende dat de mededeling van de Commissie een belangrijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van een coherent beleid ten aanzien van commerciële communicatie,

C. overwegende dat het Parlement in het bijzonder instemt met het met de mededeling beoogde doel, dat wil zeggen de toepassing van de beginselen van de interne markt op de commerciële communicatie, terwijl tegelijkertijd diverse doelstellingen van openbaar belang gehandhaafd blijven, zoals bescherming van de consumenten, van de volksgezondheid, van het intellectueel en commercieel eigendom en van de privacy, doelstellingen die onder het EG-Verdrag vallen,

D. overwegende dat het, teneinde renationalisering te voorkomen, van fundamenteel belang is dat de beginselen van wederzijdse erkenning en van land van oorsprong, beide sleutelbegrippen voor de interne markt, nauwgezet worden toegepast in alle grensoverschrijdende commerciële communicaties, met name in het kader van de elektronische handel,

E. overwegende dat in de mededeling een aantal nieuwe instrumenten wordt ingevoerd, die moeten bijdragen aan de voltooiing van de interne markt voor commerciële communicatie: oprichting van een groep van deskundigen voor commerciële communicatie, beschikbaarstelling van een enkel contactpunt en een website, oprichting van een databasis voor commerciële communicatie, oprichting van een netwerk van academische deskundigen, terwijl tegelijkertijd een aantal verbeteringen wordt voorgesteld om de transparantie en de doelmatigheid van communautaire instrumenten te verbeteren, met name wat betreft de procedure overeenkomstig artikel 169 (toepassing van een methode voor de evenredigheidsbeoordeling) van het EG-Verdrag,

F. overwegende dat het niet duidelijk is hoe enkele van de nieuwe, in de mededeling voorgestelde instrumenten zullen bijdragen aan de kerndoelstelling van de mededeling, d.w.z. de totstandbrenging van een interne markt voor commerciële communicatie, bijvoorbeeld in het geval van het functioneren van de groep van deskundigen voor commerciële communicatie,

G. overwegende dat de voorgestelde evaluatiemethode, die bedoeld is om de transparantie en doelmatigheid van de bestaande procedures met betrekking tot schendingen van het EG-Verdrag op het gebied van commerciële communicaties te verbeteren, onvoldoende scherp geformuleerd is om in de praktijk doelmatig te kunnen functioneren, vooral ook omdat de Commissie nalaat de toepassing ervan verplicht te stellen en binnen strikte tijdslimieten te werken,

H. overwegende dat er geen jurisprudentie bestaat die bepaalt dat beperking van de grensoverschrijdende commerciële communicatie op basis van culturele (smaak en fatsoen) of sociale criteria binnen het concept van "algemeen welzijn" valt,

I. overwegende dat de inbreukprocedure volgens artikel 169 van het EG-Verdrag thans niet op een efficiënte en bevredigende wijze functioneert, waardoor de toegang tot de rechtspraak wordt geblokkeerd,

J. overwegende dat de procedure volgens artikel 169 in toenemende mate aan doelmatigheid verliest door dat het moeilijk blijkt te beslissen om daadwerkelijk inbreukprocedures tegen de lidstaten te openen en door te zetten,

K. overwegende dat een belangrijke oorzaak van het mislukken van de inbreukprocedures samenhangt met het door de Juridische Dienst van de Commissie ingenomen standpunt, omdat het positieve advies van deze dienst nodig is om het mogelijk te maken gevolg te geven aan een klacht wegens inbreuk,

L. overwegende dat tengevolge van dit gebrek aan transparantie de inbreukprocedure gemakkelijk de speelbal van politieke overwegingen wordt, in plaats van dat de zaak zuiver op haar juridische merites wordt beoordeeld; overwegende dat dit geleid heeft tot een aantal onaanvaardbare vertragingen bij het verloop van bepaalde inbreukprocedures op het gebied van de commerciële communicatie,

M. overwegende dat door de hinderpalen die voor ondernemingen en burgers worden opgeworpen bij de toegang tot de rechtspraak het vertrouwen van het publiek in de interne markt wordt aangetast en dat hetzelfde ook geldt voor de geloofwaardigheid van de instellingen van de Europese Unie,

N. overwegende dat dit pleit voor het creëren van meer mogelijkheden voor parlementaire controle, zodat de Commissie gedwongen zal zijn verantwoording af te leggen over de wijze waarop zij lopende en nieuwe inbreukzaken afhandelt,

O. overwegende dat er nog steeds een aantal belangrijke verbeteringen nodig zijn om de doelstelling van de Commissie tot oprichting van een interne markt voor commerciële communicatie te verwezenlijken; dat deze verbeteringen gericht moeten zijn op meer transparantie en een grotere doelmatigheid bij de toepassing van bestaande communautaire procedures, naast de invoering van de door de Commissie in haar mededeling voorgestelde nieuwe instrumenten,

1. is ingenomen met de mededeling van de Commissie over de follow-up van het Groenboek, maar is van mening dat de voorgestelde acties op een aantal punten aangepast en nader gespecificeerd moeten worden;

2. benadrukt dat grensoverschrijdende commerciële communicatie gebaseerd moet zijn op wederzijdse erkenning; beklemtoont dat de wederzijdse erkenning, als sleutelprincipe van de interne markt, nauwgezet moet worden toegepast op alle grensoverschrijdende commerciële communicaties binnen de Unie en dat niet-toepassing van het principe van het land van oorsprong alleen kan worden gerechtvaardigd indien de desbetreffende beperking van proportionele en niet-discriminatoire aard is;

3. stemt ermee in dat, wanneer nationale gevoeligheden te sterk uiteenlopen om wederzijdse erkenning mogelijk te maken, de kwestie waar mogelijk langs de weg van zelfregulering geregeld moet worden; verzoekt daarom de European Advertising and Standard Alliance (Europese Bond voor reclame en normen, EASA) een databank voor zelfreguleringsgedragscodes op te richten en te beheren;

4. stemt in principe in met de voorgestelde methode voor de evenredigheidsbeoordeling, waarin voor het eerst een consistent aantal criteria wordt genoemd om de compatibiliteit van nationale en Europese bestuursrechtelijke maatregelen met het EG-Verdrag te beoordelen;

5. merkt op dat er aan de methode een criterium is toegevoegd, dat de erkenning weerspiegelt van de culturele en sociale verschillen in de lidstaten, maar concludeert dat dit niet gebruikt mag worden om bestaande of nieuwe beperkingen op grensoverschrijdende commerciële communicatie te rechtvaardigen, aangezien lidstaten die beperkingen op grond van culturele of sociale specificiteit willen invoeren moeten bewijzen dat dit een maatregel is die in het algemeen belang wordt getroffen en dat deze maatregel in evenredigheid is met het beoogde doel; benadrukt opnieuw dat het gevaar van renationalisering moet worden afgewend;

6. benadrukt de noodzaak van een verplichte toepassing van de methode;

7. verzoekt de Commissie de methode automatisch toe te passen op alle lopende en nieuwe inbreukzaken en niet alleen "waar dit wenselijk is", zoals dat in de mededeling wordt verwoord;

8. verzoekt de lidstaten om eventuele nieuwe maatregelen op het gebied van commerciële communicatie eerst aan een evenredigheidsbeoordeling te onderwerpen, alvorens ze goed te keuren;

9. dringt er bij de Commissie op aan om tenminste elke drie maanden een debat te houden over inbreukzaken, in plaats van elke zes maanden;

10. verzoekt de Commissie voorts om bindende tijdslimieten voor te stellen, met het doel om tot een besluit te komen volgens hetwelk zaken die uit hoofde van artikel 169 van het EG-Verdrag aanhangig worden gemaakt binnen 12 maanden vanaf de afsluiting van de "pre 169-fase" (gedurende welke de Commissie de methode moet toepassen om te beoordelen of een officiële inbreukprocedure overeenkomstig artikel 169 zal worden geïnitieerd en die beperkt zou moeten blijven tot zes maanden na de datum van registratie van de klacht) naar het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen moeten worden doorverwezen;

11. benadrukt dat er, ingeval de Commissie niet tot een besluit kan komen binnen de termijnen die voor de verschillende fasen van de inbreukprocedure zijn vastgesteld, er een mogelijkheid zou moeten worden geboden om de zaak door te verwijzen naar het Gerecht van Eerste Aanleg;

12. verzoekt de Commissie de klager in kennis te stellen van de volledige juridische argumenten voor specifieke zaken en hem de mogelijkheid te bieden om tegen dit advies in beroep te gaan voordat een definitief besluit wordt genomen over de vraag of er een officieel gevolg zal worden gegeven aan de klacht;

13. stelt voor dat er onder auspiciën van zijn Juridische Commissie een werkgroep wordt opgericht, die nauwgezet de vooruitgang moet nagaan die bereikt wordt op de vergaderingen van de Commissie over inbreukprocedures en die adviezen over bepaalde zaken kan uitbrengen;

14. verzoekt de Commissie een klachtenregister op te stellen dat toegankelijk is voor alle belanghebbende partijen, waartoe men via het Internet contact kan krijgen en waarin alle bij de Commissie geregistreerde klachten staan vermeld (op voorwaarde dat de klager hiermee instemt), evenals alle relevante informatie met betrekking tot de vooruitgang die bereikt is bij de behandeling van de inbreukzaken, redenen voor ontvankelijkverklaring, enz.;

15. herhaalt zijn eerdere verzoek dat de groep van deskundigen representatief moet zijn voor alle belanghebbende partijen en dat deze groep een tripartiet karakter moet hebben, d.w.z. dat zij moet bestaan uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de industrie en de consumentenorganisaties, om te garanderen dat de industrie en de consumenten daadwerkelijk hun standpunt kunnen vertolken over de kwesties die binnen de voorgestelde groep van deskundigen worden behandeld;

16. verzoekt de Commissie specifieker duidelijk te maken welke functies en taken de groep van deskundigen zal hebben, om te verzekeren dat lopende inbreukzaken binnen deze groep zullen worden besproken, om de onafhankelijkheid en de transparantie van het debat binnen deze groep te verzekeren, in het bijzonder wat betreft de voorbereiding en de publicatie van de agenda, de publicatie van de notulen en minderheidsstandpunten en de strikte naleving van de gestelde termijnen;

17. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de groep van deskundigen vier maal per jaar bijeen komt en elke zes maanden een verslag uitbrengt aan het Europees Parlement en dat de groep elke drie jaar aan een volledige herziening wordt onderworpen;

18. verzoekt de Commissie om studies te verrichten naar "sponsoring op scholen" en "kinderen en tv-reclame", haar resultaten daarover zo spoedig mogelijk te publiceren en met het resultaat van deze studie rekening te houden bij de komende herziening van de richtlijn "Televisie zonder grenzen";

19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de parlementen van de lidstaten en de betrokken bedrijfstakken en consumentenorganisaties.

Top