EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998IP0372

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over openbaar/particuliere partnerschappen bij projecten op het gebied van het transeuropese vervoersnet (COM(97)0453 C4-0020/98)

PB C 104 van 14.4.1999, p. 67 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, SV)

51998IP0372

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over openbaar/particuliere partnerschappen bij projecten op het gebied van het transeuropese vervoersnet (COM(97)0453 C4-0020/98)

Publicatieblad Nr. C 104 van 14/04/1999 blz. 0067


A4-0372/98

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over openbaar/particuliere partnerschappen bij projecten op het gebied van het transeuropese vervoersnet (COM(97)0453 - C4-0020/98)

Het Europees Parlement,

- gezien de mededeling van de Commissie COM(97)0453 - C4-0020/98,

- gezien zijn voorgaande resoluties en verslagen over het infrastructuurbeleid en de financiering van de transeuropese vervoersnetten (TEN's),

- gezien het eindverslag van mei 1997 van de groep op hoog niveau betreffende partnerschappen tussen de overheids- en de particuliere sector (OPP's) voor de financiering van de TEN's,

- gezien de door de Raad op 9 oktober 1997 aangenomen conclusies over de OPP's met betrekking tot TEN-projecten, met het doel de uitvoering van deze projecten te bespoedigen,

- gezien het door de Commissie aan de Europese Raad van Cardiff voorgelegde rapport over de stand van de werkzaamheden in verband met de 14 prioritaire projecten (COM(98)0356),

- gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid (A4-0372/98),

A. overwegende dat er voor de communautaire steunverlening in de sector van de TEN's een referentiebedrag van 1,8 miljard ecu voor de periode 1995/1999 is vastgesteld, maar dat in de intussen ingediende financiële vooruitzichten voor de periode 2000/2006 slechts een bedrag van vijf miljard ecu voor dit doel is voorzien,

B. overwegende dat deze financiële bijstand van de Europese Unie duidelijk niet voldoet aan de behoeften en uitdagingen die de tenuitvoerlegging van de TEN's met zich meebrengt,

C. overwegende dat er op nationaal niveau nog steeds problemen bestaan met betrekking tot de financiering van infrastructuurprojecten op vervoergebied en dat deze problemen voornamelijk te wijten zijn aan de welbekende besnoeiingen op de overheidsuitgaven,

D. overwegende dat indien er geen particuliere investeringen worden aangeboord voor de totstandbrenging van de TEN's, de Europese Unie niet in staat zal zijn om binnen een redelijke termijn belangrijke vorderingen te maken in deze sector,

E. overwegende dat de OPP's een essentieel hulpmiddel kunnen en moeten zijn voor de totstandbrenging van de TEN's, aangezien zij de financiële levensvatbaarheid ervan vergroten en dus zorgen voor een betere rentabiliteit van de projecten en een betere controle op de aanlegkosten,

F. overwegende dat het bij openbaar/particulier gefinancierde infrastructuurprojecten belangrijker dan ooit is gedetailleerd en tijdig de mogelijke gevolgen voor het milieu na te gaan, dat in dit verband de bestaande communautaire voorschriften voor de milieu-effectrapportage ontoereikend zijn en dat daarom een strategische milieu-effectrapportage van het totale project, alsmede van alle mogelijke alternatieven op haar plaats lijkt,

G. overwegende dat de OPP's alleen kans van slagen hebben, indien er tussen beide partners sprake is van concrete overeenstemming en van een duidelijke en adequate verdeling van de risico's van het project, waarbij gelet moet worden op het noodzakelijke evenwicht tussen commerciële overwegingen enerzijds en sociale, ecologische en macro-economische criteria anderzijds,

H. overwegende dat de particuliere sector zich niet tot de financiering mag beperken, maar ook haar ervaring op technisch, commercieel, financieel en bestuurlijk gebied ter beschikking moet stellen om de kosten/batenverhouding bij de totstandbrenging van de TEN's zo optimaal mogelijk te maken, hetgeen impliceert dat de particuliere sector deelneemt aan de ontwerp- en planningsfase, alsook aan de exploitatie van de TEN's,

I. overwegende dat de Commissie zorg moet dragen voor een doeltreffende coördinatie tussen alle communautaire acties die te maken hebben met de TEN's, met name tussen de financieringen uit hoofde van de TEN's en die uit hoofde van de structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Investeringsfonds (EIF) en de Europese Investeringsbank (EIB),

J. gezien zijn recente aanbevelingen betreffende de Europese Economische Samenwerkingsverbanden (EESV's), en met name de noodzaak een proefproject op te zetten voor een financieel instrument ter bevordering van grensoverschrijdende investeringen,

K. overwegende dat de scheiding tussen eigendom en beheer en de vergroting van de fiscale autonomie van de regionale overheden praktische maatregelen zijn die de marktrisico's verspreiden en een brede particuliere deelneming aan de financiering van de infrastructuurprojecten bevorderen,

L. overwegende dat ten aanzien van het vervoer per spoor in richtlijn 91/440/EEG betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap ((PB L 237 van 24.8.1991, blz. 25.)) (preambule en artikel 7) is vastgelegd dat de lidstaten in principe de verantwoordelijkheid dragen voor de terbeschikkingstelling van de infrastructuur,

M. overwegende dat de Commissie onlangs een voorstel heeft ingediend (COM(98)0172) ((PB C 175 van 9.6.1998, blz. 7.)) tot wijziging van verordening (EG) 2236/98 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese Netwerken ((PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1.)), en dat over dit voorstel, dat ook de bevordering van de OPP's ten doel heeft, een afzonderlijk advies is uitgebracht,

N. overwegende dat de lidstaten bereid moeten zijn om concreet mee te werken aan de totstandbrenging van de TEN's door nationale beleidsmaatregelen in de vervoerssector te treffen die stroken met de besluiten van de Europese Raad in Essen,

1. wijst erop dat de ontwikkeling van de TEN's van doorslaggevend belang is voor de interne markt, het concurrentievermogen van de Europese economie, de groei en de sociaal-economische samenhang, alsmede voor de beleidsmaatregelen tot herstel van de werkgelegenheid, zoals benadrukt is tijdens de aan de werkgelegenheid gewijde bijeenkomst van de Europese Raad in Luxemburg;

2. deelt de opvatting van de groep op hoog niveau dat er bij de planning van een project in een zo vroeg mogelijk stadium rekening moet worden gehouden met de milieubelangen (zie COM(97)0453, punt 3.5) en verzoekt de Commissie geschikte methodes voor een strategische milieu-effectrapportage voor het totale transeuropese vervoersnet voor te stellen (zoals reeds gevraagd in artikel 8, lid 2, sub a) van beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire rischtsnoeren voor de ontwikkeling van een transeuropees vervoersnet ((PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1.))) en een strategische milieu-effectrapportage in het kader van de OPP's tot voorwaarde te stellen;

3. is van mening dat het beleid inzake de TEN's en de financiering ervan moet stroken met de doelstellingen van een duurzame mobiliteitspolitiek en gericht moet zijn op een meer geïntegreerde gebruikmaking van alle vervoerswijzen, en met name de intermodaliteit ten gunste van de meer milieuvriendelijke vervoersmiddelen, de milieubescherming en de veiligheid, alsmede op het internaliseren van de externe vervoerkosten en het treffen van regelingen voor een gepaste bijdrage van de infrastructuurgebruikers aan de investerings- en onderhoudskosten;

4. is van mening dat de OPP's een belangrijk hulpmiddel zijn om de totstandbrenging van de TEN's te bespoedigen en dat het absoluut noodzakelijk is om op nationaal en communautair niveau een gunstig kader te scheppen om geld uit de particuliere sector aan te trekken ten behoeve van de infrastructuurprojecten, met name door een klimaat van rechtszekerheid te scheppen, hetgeen van fundamenteel belang is om de deelneming van particulier kapitaal te bevorderen;

5. benadrukt dat een partnerschap tussen de openbare en de particuliere sector niet alleen impliceert dat de risico's billijk worden verdeeld, maar ook dat bij de vaststelling van de projecten rekening wordt gehouden met het noodzakelijke evenwicht tussen de commerciële overwegingen en de sociaal-economische criteria;

6. wijst erop dat de particuliere sector met het oog op een optimale verdeling van de risico's moet garanderen de aangegane verplichtingen in een OPP te kunnen nakomen; onderstreept in dit verband dat een solide, particulier financieringsconcept voor een tijdige oplevering van het desbetreffende project een dwingende eis is, opdat de openbare sector in een kritieke uitvoeringsfase niet onder druk geraakt het project door verdere subsidies te moeten veiligstellen;

7. beveelt een onderzoek voor ieder OPP afzonderlijk aan, waarbij steeds onder meer sprake is van een kosten-batenvergelijking met een zuiver openbaar gefinancierd alternatief ten aanzien van de rentabiliteit en de sociaal-ecologische consequenties;

8. beklemtoont dat de kwestie van de OPP's niet los kan worden gezien van de budgettaire beperkingen op de lidstaten als gevolg van de stabiliteits- en groeipacten; is van mening dat het daarom bemoedigend is dat EUROSTAT, in een methodologische nota van januari 1998 over de financiering, inrichting en exploitatie van openbare infrastructuur door de particuliere bedrijfssector, tot de conclusie is gekomen dat OPP's geen gevolgen mogen hebben voor het overheidstekort in gevallen waarin er geen feitelijke betalingen tussen de overheid en de particuliere investeerders plaatsvinden;

9. wijst erop dat, hoewel de OPP's in sommige gevallen kunnen bewerkstelligen dat er minder overheidssubsidies ten behoeve van de TEN's nodig zijn als gevolg van de economische en sociale rendabiliteit van dergelijke projecten, de overheidssector haar inspanningen voor het toewijzen en mobiliseren van financiële middelen ten behoeve van de infrastructuurprojecten echter niet mag verminderen;

10. benadrukt derhalve dat de toewijzing van overheidsgelden van fundamenteel belang is en verzoekt de lidstaten, hoewel het zich bewust is van de bestaande problemen en besnoeiingen op het gebied van de overheidsuitgaven, om minstens 1,5% van de begrotingsmiddelen te bestemmen voor de tenuitvoerlegging van de TEN's, en daarbij vooral rekening te houden met het multiplicator-effect van dergelijke investeringen op de economie en de werkgelegenheid;

11. acht het dringend noodzakelijk dat de lidstaten zich inzetten voor de verwezenlijking van de infrastructuurprojecten van Europees belang in de vervoerssector, in lijn met de door de staatshoofden en regeringsleiders in Essen reeds bereikte akkoorden;

12. is voorts van plan om in het kader van zijn bevoegdheden alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat er meer financiële middelen worden toegewezen aan de communautaire begrotingslijnen die betrekking hebben op de TEN's;

13. verzoekt de lidstaten en de Commissie om de wetgeving inzake de overheidsopdrachten voor infrastructuurprojecten duidelijk en flexibel te maken, aangezien rechtszekerheid van oudsher een fundamentele voorwaarde is om de particuliere sector te kunnen mobiliseren;

14. verzoekt de lidstaten en de Commissie ook bij openbaar/particulier gesteunde projecten voldoende doorzichtigheid en publieke participatie aan het planningsproces te waarborgen, zulks overeenkomstig de richtlijnen van de EU inzake de overheidsopdrachten, de milieu-effectrapportage (85/387/EEG ((PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.)) en de herziening daarvan) en de "Arhus Convention on Access to Information and Public Participation in Environmental Decision Making";

15. wijst erop dat de communautaire wetgeving inzake overheidsopdrachten, diensten van algemeen nut en mededinging van groot belang is voor de infrastructuurprojecten in de vervoerssector, en verlangt een herziening van deze wetgeving om de OPP's te bevorderen;

16. neemt kennis van het voornemen van de Commissie om in samenwerking met de EIB en het EIF de mogelijkheid te onderzoeken om de bestaande communautaire financiële middelen beter te benutten, en om nieuwe vormen van financiering op lange termijn voor te stellen ("mezzanine-fondsen"); acht het in verband hiermee van fundamenteel belang dat de Commissie zo spoedig mogelijk voorstellen terzake indient (met name ter bevordering van het beschikbaar stellen van risicodragend kapitaal);

17. vestigt de aandacht op het feit dat de OPP's ook aangewend kunnen worden voor infrastructuurprojecten die, hoewel klein van omvang, van enorm groot belang kunnen zijn op plaatselijk of regionaal niveau;

18. wenst door de Commissie op de hoogte gesteld te worden van alle wijzigingen in het beleid ten aanzien van de TEN-projecten die in de bijlage bij deze mededeling zijn vermeld;

19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het verslag te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen van de lidstaten.

Top