Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51996AG0826(01)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 36/96 door de Raad vastgesteld op 28 mei 1996 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../96 van het Europees Parlement en de Raad van ... tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek

PB C 248 van 26.8.1996, p. 1–9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51996AG0826(01)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 36/96 door de Raad vastgesteld op 28 mei 1996 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../96 van het Europees Parlement en de Raad van ... tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek

Publicatieblad Nr. C 248 van 26/08/1996 blz. 0001


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 36/96

door de Raad vastgesteld op 28 mei 1996

met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. . . ./96 van het Europees Parlement en de Raad van . . . tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek

(96/C 248/01)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 28, 100 A en 113,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3),

(1) Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4), is bepaald dat het douanegebied van de Gemeenschap niet de AAland-eilanden omvat, tenzij een verklaring wordt afgelegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 227, lid 5, van het Verdrag; dat het dienstig is de tekst te wijzigen omdat aan deze voorwaarde is voldaan en genoemde eilanden een integrerend deel van de Republiek Finland vormen;

(2) Overwegende dat in de Interimovereenkomst inzake handel en een douane-unie tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino (5) van 27 november 1992 de grondgebieden zijn omschreven waarop deze Overeenkomst van toepassing is; dat het derhalve uitgesloten is het grondgebied van San Marino als een deel van het douanegebied van de Gemeenschap te beschouwen;

(3) Overwegende dat in alle gevallen moet worden gewaarborgd dat goederen verkregen uit niet-communautaire goederen die onder een schorsingsregeling zijn geplaatst, eerst in de Gemeenschap in het economisch verkeer worden gebracht nadat hiervoor rechten bij invoer zijn betaald, zelfs indien deze goederen de communautaire oorsprong hebben verworven; dat de definitie van het begrip "communautaire goederen" derhalve dient te worden aangepast; dat dergelijke goederen bovendien onder dezelfde schorsingsregeling dienen te worden geplaatst als de goederen waaruit zij zijn verkregen;

(4) Overwegende dat ingevolge de overeenkomst in het kader van de Uruguay-Ronde betreffende de landbouw (6) de landbouwheffingen worden afgeschaft;

(5) Overwegende dat in de in het kader van de Uruguay-Ronde gesloten Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels (1) is bepaald dat de overeenkomstsluitende partijen aan elke persoon met een rechtmatig belang verklaringen afgeven over de oorsprong van goederen;

(6) Overwegende dat bepaalde goederen aan in ecu uitgedrukte rechten bij invoer worden onderworpen; dat, om verleggingen van het handelsverkeer tegen te gaan, de omrekening in nationale valuta van deze in ecu luidende rechten met kortere tussenpozen dient te geschieden;

(7) Overwegende dat ook in de andere gevallen waarin in de douanewetgeving bedragen in ecu zijn vastgesteld, bepaalde versoepelingen voor de omrekening van de genoemde bedragen in nationale valuta nodig blijken;

(8) Overwegende dat, om zich op het vervullen van de douaneformaliteiten voor te bereiden, de deelnemers aan het economisch verkeer de goederen moeten kunnen onderzoeken, niet alleen bij rechtstreekse invoer, maar ook bij de beëindiging van een regeling extern douanevervoer;

(9) Overwegende dat de Gemeenschap, bij Besluit 93/329/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de sluiting van de Overeenkomst inzake tijdelijke invoer en de aanvaarding van de daarbij behorende bijlagen (2), de Overeenkomst inzake tijdelijke invoer waarover in de Internationale Douaneraad is onderhandeld en die op 26 juni 1990 te Istanboel is gesloten, heeft goedgekeurd; dat het bijgevolg eveneens mogelijk is het carnet ATA op grond van deze Overeenkomst te gebruiken;

(10) Overwegende dat de mogelijkheid van terugbetaling in het kader van de regeling actieve veredeling - terugbetalingssysteem - in bepaalde gevallen dient te worden uitgebreid tot goederen in ongewijzigde staat; dat, indien in het kader van dit systeem terugbetaling van rechten bij invoer werd toegestaan, het niettemin mogelijk moet zijn de betrokken goederen zonder bijzondere toestemming op een latere datum in het vrije verkeer te brengen, zoals bij het schorsingssysteem het geval is;

(11) Overwegende dat het niet noodzakelijk lijkt in alle gevallen de wederuitvoer te melden van goederen die eerder in het douanegebied van de Gemeenschap werden ingevoerd;

(12) Overwegende dat, waar de communautaire wetgeving in vrijstelling van rechten bij invoer of bij uitvoer voorziet, deze vrijstelling in alle gevallen moet kunnen worden toegepast, ongeacht de omstandigheden waarin de douaneschuld ontstaat; dat, indien onder dergelijke omstandigheden de procedurevoorschriften van de douanewetgeving niet worden nageleefd, de toepassing van het normale recht geen passende sanctie blijkt te zijn;

(13) Overwegende dat het dienstig is nader aan te geven in welke gevallen de verplichting van de schuldenaar om de rechten te voldoen, wordt opgeschort;

(14) Overwegende dat een douaneschuld steeds moet tenietgaan wanneer de douaneaangifte ongeldig wordt gemaakt, ook in andere dan de in artikel 66 van het communautair douanewetboek genoemde gevallen;

(15) Overwegende dat artikel 3, lid 3, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2726/90 van de Raad van 17 september 1990 betreffende communautair douanevervoer (3) overbodig is geworden;

(16) Overwegende dat de Commissie zich bereid heeft verklaard jaarlijks een bijgewerkte versie van het douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen daarvan te publiceren, zodat dit wetboek zijn karakter van praktisch werkinstrument kan behouden,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2913/92 wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

- het vijfde streepje komt als volgt te luiden:

"- het grondgebied van de Franse Republiek, met uitzondering van de gebieden overzee, van St. Pierre en Miquelon en van Mayotte",

- het dertiende streepje komt te luiden:

"- het grondgebied van de Republiek Finland",

b) lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. Gelet op de Overeenkomst die daarop van toepassing is en ofschoon buiten het grondgebied van de Franse Republiek gelegen, wordt ook het grondgebied van het Vorstendom Monaco als omschreven in de te Parijs op 18 mei 1963 ondertekende Douaneovereenkomst (Journal officiel de la République française van27 september 1963, blz. 8679) beschouwd als deel uitmakende van het douanegebied van de Gemeenschap.";

2. artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a) in punt 5 komt de laatste zinsnede als volgt te luiden:

". . .; hieronder vallen onder meer bindende inlichtingen in de zin van artikel 12;";

b) in punt 7 komt het eerste streepje als volgt te luiden:

"- geheel zijn verkregen in het douanegebied van de Gemeenschap onder de in artikel 23 bedoelde voorwaarden, zonder toevoeging van goederen die zijn ingevoerd uit landen of gebieden welke geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap. Goederen die zijn verkregen uit onder een schorsingsregeling geplaatste goederen, worden niet beschouwd als communautaire goederen in gevallen van bijzonder economisch belang die volgens de procedure van het Comité worden bepaald;";

c) in punt 10, tweede streepje, worden de woorden "landbouwheffingen en andere" geschrapt;

d) in punt 11, tweede streepje, worden de woorden "landbouwheffingen en andere" geschrapt;

3. artikel 12 komt als volgt te luiden:

"Artikel 12

1. De douaneautoriteiten verstrekken, op schriftelijk verzoek en overeenkomstig de volgens de procedure van het Comité vastgestelde nadere regels, bindende tariefinlichtingen of bindende inlichtingen betreffende de oorsprong.

2. De bindende tariefinlichting of de bindende inlichting betreffende de oorsprong binden de douaneautoriteiten tegenover de verkrijger van de inlichting slechts voor de tariefindeling, respectievelijk de vaststelling van de oorsprong van de goederen.

De bindende tariefinlichting of de bindende inlichting betreffende de oorsprong binden de douaneautoriteiten slechts ten aanzien van goederen waarvoor de douaneformaliteiten worden vervuld na de datum waarop de inlichting door die autoriteiten is verstrekt.

Wat de oorsprong betreft, zijn de bovenbedoelde formaliteiten die welke verband houden met de toepassing van de artikelen 22 en 27.

3. De verkrijger van de inlichting moet kunnen aantonen dat er in elk opzicht overeenstemming is tussen:

- wat het tarief betreft: het aangegeven en het in de inlichting omschreven goed;

- wat de oorsprong betreft: het betrokken goed en de omstandigheden die voor het verkrijgen van de oorsprong bepalend zijn, enerzijds, en de in de inlichting omschreven goederen en omstandigheden, anderzijds.

4. Een bindende inlichting is, gerekend vanaf de datum waarop zij wordt verstrekt, gedurende zes jaar geldig indien zij op het tarief, en gedurende drie jaar geldig indien zij op de oorsprong betrekking heeft. In afwijking van artikel 8 wordt zij met terugwerkende kracht ingetrokken indien zij is verstrekt op de grondslag van onjuiste of onvolledige gegevens van de aanvrager.

5. Een bindende inlichting verliest haar geldigheid wanneer zij:

a) op tariefgebied:

i) ten gevolge van de vaststelling van een verordening niet meer met het aldus vastgestelde recht in overeenstemming is;

ii) niet langer verenigbaar is met de uitlegging van één van de nomenclaturen als bedoeld in artikel 20, lid 6:

- op communautair niveau, door een wijziging in de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur of door een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen;

- op internationaal niveau, door een indelingsadvies of door een door de werelddouaneorganisatie, in 1952 in het leven geroepen onder de naam "Internationale Douaneraad" vastgestelde wijziging van de toelichtingen op de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen;

iii) overeenkomstig artikel 9 wordt ingetrokken of gewijzigd en mits aan de verkrijger van de inlichting daarvan kennis wordt gegeven.

De datum waarop de bindende inlichting ten aanzien van de onder i) en ii) genoemde gevallen haar geldigheid verliest, is de datum van de bekendmaking van de vorengenoemde maatregelen, of, voor internationale maatregelen, de datum van een mededeling van de Commissie in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

b) op het gebied van de oorsprong:

i) ten gevolge van de vaststelling van een verordening of een door de Gemeenschap gesloten Overeenkomst niet meer met het aldus vastgestelde recht in overeenstemming is;

ii) niet meer verenigbaar is:

- op communautair niveau, met de voor de uitlegging van de wetgeving vastgestelde toelichtingen en adviezen of met een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen;

- op internationaal niveau, met de in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) gesloten Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, of met de toelichtingen of adviezen betreffende de oorsprong die voor de uitlegging van die Overeenkomst zijn vastgesteld.

iii) overeenkomstig artikel 9 wordt ingetrokken of gewijzigd en mits aan de verkrijger van de inlichting daarvan vooraf kennis wordt gegeven.

De datum waarop de bindende inlichting ten aanzien van de onder i) en ii) genoemde gevallen haar geldigheid verliest, is de bij de bekendmaking van de vorengenoemde maatregelen vermelde datum of, voor internationale maatregelen, de datum die in de mededeling van de Commissie in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen is vermeld.

6. Een bindende inlichting die overeenkomstig lid 5, onder a), i) of iii), of b, ii) of iii), haar geldigheid verliest, mag door de verkrijger van de inlichting nog gedurende een periode van zes maanden na deze bekendmaking of kennisgeving worden gebruikt indien de verkrijger van de inlichting, op basis van de bindende inlichting en vóór de vaststelling van de betrokken maatregel, vaste en definitieve overeenkomsten voor de aankoop of de verkoop van de betrokken goederen heeft gesloten. Indien het echter om produkten gaat waarvoor bij het vervullen van de douaneformaliteiten een invoer-, uitvoer- of prefixatiecertificaat wordt overgelegd, komt de resterende geldigheidsduur van het betrokken certificaat in de plaats van de periode van zes maanden.

In het in lid 5, onder a), i) en b), i), bedoelde geval kan in de verordening of in de Overeenkomst een termijn worden vastgesteld gedurende welke het in de eerste alinea bepaalde van toepassing is.

7. De toepassing, onder de voorwaarden van lid 6 van de indeling of van de vaststelling van de oorsprong, die in de bindende inlichting is aangegeven, geldt slechts voor:

- de vaststelling van de rechten bij invoer of bij uitvoer;

- de berekening van de restituties bij uitvoer en van alle andere bedragen die bij invoer of uitvoer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden toegekend;

- het gebruik van invoer-, uitvoer- of prefixatiecertificaten die worden overgelegd bij het vervullen van de formaliteiten met het oog op de aanvaarding van de douaneaangifte betreffende de betrokken goederen, voor zover deze certificaten zijn afgegeven op basis van voornoemde inlichting.

Daarenboven kan in uitzonderlijke gevallen, waarin de goede werking van de in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde regelingen in gevaar kan komen, volgens de procedure van artikel 38 van Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (*) en van de overeenkomstige artikelen van andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten, worden besloten om van lid 6 af te wijken.

(*) PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3290/94 (PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 105).";

4. artikel 18 komt als volgt te luiden:

"Artikel 18

1. De tegenwaarde van de ecu in nationale valuta die voor de vaststelling van de tariefindeling van goederen en van de rechten bij invoer moet worden toegepast, wordt eenmaal per maand vastgesteld. De voor deze omrekening toe te passen koersen zijn die welke op de voorlaatste werkdag van de maand in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt. Deze koersen zijn gedurende de gehele daaropvolgende maand van toepassing.

Wanneer de aan het begin van de maand geldende koers evenwel meer dan 5 % afwijkt van die welke wordt bekendgemaakt op de voorlaatste werkdag vóór de 15e van diezelfde maand, is de laatstgenoemde koers van toepassing vanaf de 15e tot het einde van de betrokken maand.

2. De tegenwaarde van de ecu in nationale valuta die in het kader van de douanewetgeving in andere dan de in lid 1 bedoelde gevallen moet worden toegepast, wordt eenmaal per jaar vastgesteld. De voor deze omrekening toe te passen koersen zijn die welke op de eerste werkdag van oktober in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt; zij worden van kracht op 1 januari van het volgende jaar. Indien voor een bepaalde nationale valuta geen koers beschikbaar is, geldt voor die valuta de omrekeningskoers van de laatste dag waarvoor in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen een koers is bekendgemaakt.

3. Indien een in ecu luidend bedrag om andere redenen dan de vaststelling van de tariefindeling van goederen of van rechten bij in- of uitvoer in nationale valuta wordt omgerekend, mogen de douaneautoriteiten het bedrag dat bij deze omrekening wordt verkregen, naar boven of naar beneden afronden.

Na afronding mag het bedrag niet meer dan 5 % van het oorspronkelijke bedrag afwijken.

De douaneautoriteiten kunnen de tegenwaarde in nationale valuta van een in ecu luidend bedrag ongewijzigd handhaven indien de jaarlijkse aanpassing overeenkomstig lid 2, vóór bovenbedoelde afronding, tot een wijziging van de tegenwaarde in de nationale valuta van minder dan 5 % of tot een daling van deze tegenwaarde leidt.";

5. in artikel 20, lid 3, onder c), tweede streepje, worden de woorden "landbouwheffingen en andere" geschrapt;

6. artikel 31, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a) aan het einde van het eerste streepje worden de woorden "van 1994" toegevoegd;

b) aan het einde van het tweede streepje worden de woorden "van 1994" ingevoegd tussen het woord "Handel" en het woord "en";

7. in artikel 55 wordt het cijfer "43" vervangen door het cijfer "42";

8. in artikel 83, onder a), worden de woorden "overeenkomstig artikel 66, lid 2," geschrapt;

9. het volgende artikel 87 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 87 bis

In de in artikel 4, lid 7, eerste streepje, zesde zin, bedoelde gevallen wordt elk produkt of goed dat uit een onder een schorsingsregeling geplaatst goed wordt verkregen, geacht eveneens onder deze regeling te zijn geplaatst.";

10. in artikel 91, lid 2, onder c), worden de haakjes en de daartussen geplaatste woorden "ATA-Overeenkomst" geschrapt;

11. artikel 112, lid 3, komt als volgt te luiden:

"3. Worden de invoergoederen overeenkomstig artikel 76, lid 1, onder c), in het vrije verkeer gebracht, dan zijn de overeenkomstig artikel 214 in aanmerking te nemen soort, douanewaarde en hoeveelheid, die welke bij de plaatsing onder het stelsel van douane-entrepots op deze goederen van toepassing waren.

De eerste alinea is van toepassing mits deze heffingsgrondslagen bij de plaatsing van de goederen onder het stelsel zijn erkend of toegestaan, tenzij de belanghebbende verzoekt om toepassing van die grondlagen bij het ontstaan van de douaneschuld.

De eerste alinea is van toepassing onverminderd controle achteraf in de zin van artikel 78.";

12. in artikel 124, lid 1, derde streepje, worden de woorden "landbouwheffing of aan een andere" geschrapt;

13. artikel 128 wordt als volgt gewijzigd:

a) de leden 1 en 2 komen als volgt te luiden:

"1. De vergunninghouder kan om terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer verzoeken indien hij, ten genoegen van de douaneautoriteiten, aantoont dat de met toepassing van het terugbetalingssysteem in het vrije verkeer gebrachte invoergoederen in de vorm van veredelingsprodukten of in die van goederen in ongewijzigde staat:

- hetzij zijn uitgevoerd,

- hetzij, met het oog op later wederuitvoer, onder de regeling douanevervoer, het stelsel van douane-entrepots, de regeling tijdelijke invoer of de regeling actieve veredeling - schorsingssysteem - dan wel in een vrije zone of in een vrij entrepot zijn geplaatst,

mits voor het overige aan alle voorwaarden voor de toepassing van de regeling is voldaan.

2. Om één van de in lid 1, tweede streepje, bedoelde douanebestemmingen te krijgen, worden de veredelingsproduken of de goederen in ongewijzigde staat als niet-communautaire goederen beschouwd.";

b) lid 4 komt als volgt te luiden:

"4. Indien veredelingsprodukten of goederen in ongewijzigde staat die overeenkomstig het bepaalde in lid 1 onder een douaneregeling of in een vrije zone of in een vrij entrepot zijn geplaatst, in het vrije verkeer worden gebracht, wordt, onverminderd artikel 122, onder b), het terugbetaalde of kwijtgescholden bedrag van de rechten bij invoer geacht het bedrag van de douaneschuld te vormen.";

14. in artikel 163, lid 2, onder c), worden de haakjes en de daartussen geplaatste woorden "ATA-Overeenkomst" geschrapt;

15. in artikel 182, lid 3, komt de eerste volzin als volgt te luiden:

"3. Behalve in de volgens de procedure van het Comité vastgestelde gevallen worden de douaneautoriteiten vooraf van de wederuitvoer of van de vernietiging van goederen in kennis gesteld.";

16. het volgende artikel 212 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 212 bis

Voorziet de douanewetgeving in vrijstelling van de rechten bij invoer of bij uitvoer krachtens de artikelen 184 tot en met 187, dan is deze vrijstelling eveneens van toepassing in de gevallen waarin uit hoofde van de artikelen 202 tot en met 205, 210 of 211 een douaneschuld ontstaat, indien het gedrag van de belanghebbende niet getuigt van frauduleus handelen of van manifeste nalatigheid en deze laatste aantoont dat aan de overige voorwaarden voor de toekenning van de vrijstelling is voldaan.";

17. artikel 217, lid 1, tweede alinea, onder b), komt als volgt te luiden:

"b) waarin het bedrag van de wettelijk verschuldigde rechten hoger is dan het bedrag dat op grond van een bindende inlichting is vastgesteld;";

18. artikel 222, lid 2, komt als volgt te luiden:

"2. De gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de verplichting van de schuldenaar om de rechten te voldoen wordt opgeschort, kunnen volgens de procedure van het Comité worden vastgesteld:

- wanneer overeenkomstig de artikelen 236, 238 of 239 een verzoek om kwijtschelding van de rechten wordt ingediend, of

- wanneer overeenkomstig artikel 233, onder c), tweede streepje, of onder d), goederen in beslag worden genomen met het oog op latere verbeurdverklaring.";

19. in artikel 233, onder c), eerste streepje, worden de woorden "overeenkomstig artikel 66" geschrapt;

20. in artikel 251, lid 1, 26e streepje, wordt het zinsdeel "met uitzondering van artikel 3, lid 3, onder b)" geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1997.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te . . .

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter

(1) PB nr. C 260 van 5. 10. 1995, blz. 8.

(2) PB nr. C 174 van 17. 6. 1996, blz. 14.

(3) Advies van het Europees Parlement van 14 februari 1996 (PB nr. C 65 van 4. 3. 1996, blz. 69), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van . . . (nog niet verschenen in het Publikatieblad) en besluit van het Europees Parlement van . . . (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(4) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

(5) PB nr. L 359 van 9. 12. 1992, blz. 14.

(6) PB nr. L 336 van 23. 12. 1994, blz. 22.

(1) PB nr. L 336 van 23. 12. 1994, blz. 144.

(2) PB nr. L 130 van 27. 5. 1993, blz. 1.

(3) PB nr. L 262 van 26. 9. 1990, blz. 1.

MOTIVERING VAN DE RAAD

I. INLEIDING

Met een brief van 18 juli 1995 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een op de artikelen 28, 100 A en 113 van het Verdrag gebaseerde verordening tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek.

Het Europees Parlement heeft zijn advies in eerste lezing uitgebracht tijdens zijn vergaderperiode van 12 tot en met 16 februari 1996. De Commissie heeft met een brief van 10 mei 1996 een gewijzigd voorstel ingediend, waarin rekening is gehouden met dit advies.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft zijn advies uitgebracht op 27 maart 1996.

De Raad heeft, conform artikel 189 B van het Verdrag, op 28 mei 1996 zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld.

II. DOEL

Met het Commissievoorstel wordt beoogd om, op basis van de sedert de inwerkingtreding van het douanewetboek op 1 januari 1994 opgedane ervaring, een meer doelmatige tenuitvoerlegging van de douane-instrumenten van de Gemeenschap te bewerkstelligen. Ook voorziet dit voorstel in omzetting van bepaalde resultaten van de Uruguay-Ronde op het gebied van de oorsprongregels, en van aanpassingen met het oog op de vereenvoudiging van een aantal formaliteiten en invulling van bepaalde lacunes die in de tussentijd in het wetboek zijn ontdekt.

III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

Algemene opmerking

Bij de in het kader van de Raad gevoerde besprekingen is de door de Commissie voorgestelde tekst vrijwel geheel gehandhaafd; hierna volgen de wijzigingen die wel zijn aangebracht.

De overwegingen

De laatste overweging in het gemeenschappelijk standpunt, die betrekking heeft op de jaarlijkse bijwerking van het wetboek, komt overeen met amendement nr. 2 van het Parlement. Toch gaf men er de voorkeur aan om dit idee op te nemen in een overweging waarin een intentieverklaring van de Commissie over dit onderwerp is verwerkt.

De laatste overweging van het Commissievoorstel is geschrapt in verband met de schrapping van artikel 2 van het Commissievoorstel (zie laatste punt van de motivering).

Artikelen van het voorstel

Artikel 1

Punt 2, inzake artikel 4

De Raad heeft hier niet het Commissievoorstel overgenomen, dat bepaalde dat alle goederen die zijn verkregen uit goederen welke onder een opschortende douaneregeling zijn geplaatst, als niet-communautaire goederen moeten worden beschouwd. Aangezien het alleen in sommige gevallen om goederen kan gaan die van significant economisch belang zijn, heeft de Raad er de voorkeur aan gegeven om het Comité douanewetboek te belasten met de taak om te bepalen in welke gevallen deze afgeleide produkten kunnen worden geacht een niet-communautair karakter te bezitten.

Punt 3, inzake artikel 12

De wijzigingen in lid 2 van het nieuwe artikel 12 zijn van zuiver redactionele aard en zijn uitsluitend bedoeld om de tekst duidelijker te maken.

Punt 9, inzake artikel 87 bis

Het begin van dit artikel is aangepast aan de oplossing die voor artikel 4, punt 7, eerste streepje, is gekozen.

Punt 16, inzake artikel 212 bis

Dit artikel is

- enerzijds niet alleen uitgebreid tot de vrijstellingen, maar tot alle in de artikelen 184 tot en met 187 van het wetboek bedoelde begunstigde verrichtingen

en

- anderzijds, uitgebreid met een aantal randvoorwaarden die bepalen dat de vrijstelling slechts verworven blijft indien het gedrag van de belanghebbende niet getuigt van frauduleus handelen of van manifeste nalatigheid.

De Raad is van mening dat deze formulering meer in overeenstemming is met de geest van amendement nr. 1 van het Europees Parlement.

Punt 18, inzake artikel 220, lid 1

De Raad is niet meegegaan in het voorstel van de Commissie om nog een alinea aan artikel 220, lid 1, toe te voegen. De Raad geeft zich ten volle rekenschap van de problemen die zich voordoen bij de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de voorschriften inzake de navordering van de douaneschuld, als gevolg van de bij de toepassing van bepaalde preferentiële overeenkomsten geconstateerde onregelmatigheden. Hij is niettemin van oordeel dat het Commissievoorstel nauwelijks een oplossing voor deze problemen biedt en dat derhalve, teneinde tot een algemene oplossing te komen, een uitvoerige studie zal moeten worden verricht.

De Raad heeft derhalve tegelijkertijd met de vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt een besluit aangenomen betreffende de navordering van de douaneschuld, dat bekend is gemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, waarbij de Commissie wordt verzocht een dergelijke studie te verrichten en hem vóór 31 december 1996 passende voorstellen voor te leggen.

De Raad heeft namelijk verschillende afzonderlijke of gecombineerde mogelijkheden aangegeven voor de oplossing van deze problemen; deze gaan van

- maatregelen op korte termijn zoals: de opstelling van criteria aan de hand waarvan, overeenkomstig de procedure van het Comité douanewetboek, kan worden besloten af te zien van de inning van de rechten (artikel 220 van het douanewetboek) of over te gaan tot terugbetaling of kwijtschelding van de rechten (artikel 239), evenals de invoering van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing van het bedrijfsleven wanneer er wordt getwijfeld aan de geldigheid van de documenten die overgelegd zijn ter ondersteuning van verzoeken om toepassing van preferentiële tarieven

- tot maatregelen op lange termijn zoals: bestudering van de mogelijkheid om in toekomstige preferentiële overeenkomsten van de Gemeenschap bepalingen op te nemen waarmee een correcte toepassing van die overeenkomsten kan worden gewaarborgd en de oorzaken van de tekortkomingen die bij de werking van een aantal van de huidige preferentiële regelingen aan het licht zijn getreden, kunnen worden weggenomen.

De Raad heeft de Commissie verzocht om bij de opstelling van haar voorstellen in het bijzonder rekening te houden met deze punten.

Artikel 2

De Raad achtte het gewenst de inwerkingtreding van de verordening uit te stelen tot 1 januari 1997, aangezien de door de Commissie voorgestelde datum niet meer haalbaar is.

Voormalig artikel 2, voorgesteld door de Commissie

Dit artikel is geschrapt. De Raad was namelijk van oordeel dat de artikelen 2 tot en met 5 van Verordening (EEG) nr. 3925/91 van de Raad betreffende de afschaffing van de controles op de bagage van reizigers los staan van het douanewetboek. Hij achtte het derhalve, vanuit een wetgevend oogpunt, wenselijk om bepalingen die betrekking hebben op twee geheel verschillende gebieden niet in een zelfde wetgevingstekst op te nemen, en de door de Commissie voorgestelde wijzigingen in een afzonderlijke wetgevingstekst te laten opnemen.

Top