Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62001TO0010

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 3 juli 2003.
Lichtwer Pharma AG tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen).
Gemeenschapsmerk.
Zaak T-10/01.

Jurisprudentie 2003 II-02225

ECLI-code: ECLI:EU:T:2003:182

62001B0010

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 3 juli 2003. - Lichtwer Pharma AG tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen). - Gemeenschapsmerk. - Zaak T-10/01.

Jurisprudentie 2003 bladzijde II-02225


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1. Gemeenschapsmerk - Beroepsprocedure - Beroep tegen afwijzing van merkaanvraag na oppositie - Intrekking van oppositie - Beroep dat zonder voorwerp is geraakt - Afdoening zonder beslissing

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 113; verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 63)

2. Gemeenschapsmerk - Opmerkingen van derden en oppositie - Intrekking van oppositie - Toelaatbaar te allen tijde

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 42-44)

Samenvatting


$$1. Door de intrekking van een oppositie tegen de inschrijving van een gemeenschapsmerk, raakt het beroep bij het Gerecht tegen de beslissing van een kamer van beroep van het Bureau voor de harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) waarbij de merkaanvraag wegens de oppositie is afgewezen, zonder voorwerp, zodat het Gerecht overeenkomstig artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering niet hoeft te beslissen.

Wanneer de oppositie wordt ingetrokken tijdens de procedure voor de kamer van beroep waarin op de oppostie moet worden beslist, of tijdens de procedure voor de gemeenschapsrechter over een beslissing op een bij het bureau tegen de beslissing van de oppositie ingesteld beroep, vervalt namelijk de grondslag van de procedure en raakt zij aldus zonder voorwerp.

( cf. punten 14, 16 )

2. In een oppositieprocedure tegen de inschrijving van een gemeenschapsmerk krachtens de artikelen 42 en volgende van verordening nr. 40/94 kan de oppositie in beginsel te allen tijde worden ingetrokken. De wetgever heeft in artikel 44, lid 1, eerste zin, van verordening nr. 40/94 namelijk weliswaar slechts uitdrukkelijk voorzien in de intrekking van de merkaanvraag, maar volgens de systematiek van de verordening staan de merkaanvrager en de opposant in de oppositieprocedure op voet van gelijkheid, zodat deze gelijkheid moet worden geacht mede te gelden voor de mogelijkheid van intrekking van procedurehandelingen.

( cf. punt 15 )

Partijen


In zaak T-10/01,

Lichtwer Pharma AG, gevestigd te Berlijn (Duitsland), vertegenwoordigd door H. P. Kunz-Hallstein en R. Kunz-Hallstein, advocaten,

verzoekster,

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), vertegenwoordigd door O. Walbroeck en G. Schneider als gemachtigden,

verweerder,

interveniënte voor het Gerecht:

Biofarma, voorheen Orsem SARL, gevestigd te Neuilly-sur-Seine (Frankrijk), vertegenwoordigd door V. Gil Vega en A. Ruiz Lopez, advocaten,

interveniënte,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de Tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 8 november 2000 (zaak R 586/1999-2) betreffende een oppositieprocedure tussen Lichtwer Pharma AG en Biofarma,

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Tweede kamer),

samengesteld als volgt: N. J. Forwood, kamerpresident, J. Pirrung en A. W. H. Meij, rechters,

griffier: H. Jung,

de navolgende

Beschikking

Overwegingen van het arrest


1 Op 26 juni 1996 heeft verzoekster bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (hierna: Bureau") een aanvraag om een gemeenschapsmerk ingediend krachtens verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1), zoals gewijzigd.

2 De inschrijvingsaanvraag betreft het woord Sedonium.

3 De waren waarvoor de aanvraag is ingediend, behoren tot de klassen 5 (geneesmiddelen; farmaceutische en hygiënische producten; diëtische substanties voor medisch gebruik), 29 (diëtische substanties voor niet-medisch gebruik, voedseladditieven) en 30 (diëtische substanties voor niet-medisch gebruik, voedseladditieven) in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd.

4 Deze merkaanvraag werd op 29 december 1997 in het Blad van gemeenschapsmerken gepubliceerd.

5 Op 30 maart 1998 heeft Orsem SARL krachtens artikel 42 van verordening nr. 40/94 oppositie ingesteld tegen de inschrijving van het merk voor de producten van klasse 5 zoals deze zijn omschreven in de merkaanvraag. De oppositie is gebaseerd op het bestaan van het woordmerk PREDONIUM, dat in 1994 in verschillende lidstaten is ingeschreven voor farmaceutische producten van klasse 5 in de zin van de Overeenkomst van Nice. Op 29 juni 2000 is ORSEM gefuseerd met interveniënte.

6 In de loop van de oppositieprocedure heeft verzoekster de warenopgave van de merkaanvraag wat de producten van klasse 5 betreft beperkt tot geneesmiddelen en diëtische substanties voor medisch gebruik, namelijk fytogene slaapmiddelen en pijnstillers.

7 Bij beslissing van 9 juli 1999 heeft de oppositieafdeling de merkaanvraag krachtens artikel 43, lid 5, van verordening nr. 40/94 afgewezen voor producten van klasse 5.

8 Bij beslissing van 8 november 2000 (hierna: bestreden beslissing") heeft de Tweede kamer van beroep verzoeksters beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling verworpen.

9 Bij op 22 januari 2001 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift heeft verzoekster het onderhavige beroep ingesteld.

10 Op 29 maart 2001 is overeenkomstig artikel 131, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht het Engels als procestaal gekozen.

11 Bij brief van 21 augustus 2002 heeft interveniënte het Gerecht meegedeeld dat zijzelf en verzoekster een akkoord hadden bereikt, volgens hetwelk zij zich niet meer verzette tegen de aanvraag om inschrijving van het woord Sedonium voor de waren van klasse 5.

12 Bij brief van 23 augustus 2002 heeft ook het Bureau het Gerecht meegedeeld, bij brief van 21 augustus 2002 op de hoogte te zijn gesteld van het akkoord tussen verzoekster en interveniënte. Voorts wijst het Bureau erop dat de onderhavige zaak zonder beslissing kan worden afgedaan, daar de oppositie geldig is ingetrokken. Het Bureau verzoekt het Gerecht, niet in de kosten te worden verwezen.

13 Bij brief van 16 september 2002 heeft verzoekster zich ermee akkoord verklaard, dat het onderhavige beroep zonder voorwerp is geraakt daar de oppositie is ingetrokken. De bestreden beslissing moet haars inziens evenwel formeel nietig of zonder rechtsgevolg worden verklaard.

14 Het Gerecht stelt vast dat het onderhavige beroep door de intrekking van de oppositie zonder voorwerp is geraakt.

15 Dienaangaande dient in de eerste plaats te worden opgemerkt dat de oppositie in beginsel te allen tijde kan worden ingetrokken. Weliswaar heeft de wetgever in artikel 44, lid 1, eerste zin, van verordening nr. 40/94 slechts uitdrukkelijk voorzien in de intrekking van de merkaanvraag, maar aangezien volgens de systematiek van verordening nr. 40/94 de merkaanvrager en de opposant in de oppositieprocedure op voet van gelijkheid tegenover elkaar staan, moet deze gelijkheid worden geacht mede te gelden voor de mogelijkheid van intrekking van procedurehandelingen.

16 In de tweede plaats dient te worden opgemerkt dat wanneer de oppositie wordt ingetrokken tijdens de procedure voor de kamer van beroep waarin op de oppositie moet worden beslist, of tijdens de procedure voor de gemeenschapsrechter over een beslissing op een bij het Bureau tegen de beslissing op de oppositie ingesteld beroep, de grondslag van de procedure vervalt en zij aldus zonder voorwerp raakt.

17 Het Gerecht stelt vast dat de beslissing van de oppositieafdeling niet in werking is getreden. Overeenkomstig artikel 57, lid 1, tweede zin, van verordening nr. 40/94 heeft het bij het Bureau ingestelde beroep schorsende werking. Een voor een dergelijk beroep vatbare beslissing, zoals die van de oppositieafdeling, moet dus worden geacht eerst in werking te treden wanneer binnen de termijn van artikel 59, eerste zin, van verordening nr. 40/94 geen beroep bij het Bureau is ingesteld of wanneer dit beroep bij een definitieve beslissing van de kamer van beroep is verworpen. In casu doet zich geen van deze gevallen voor, aangezien de bestreden beslissing zelf evenmin in werking is getreden. Volgens artikel 62, lid 3, van verordening nr. 40/94 treedt een beslissing van de kamer van beroep immers eerst in werking na afloop van de in artikel 63, lid 5, van verordening nr. 40/94 gestelde termijn of, indien binnen deze termijn beroep is ingesteld bij het Hof van Justitie, nadat dit beroep is verworpen. Geen van deze twee gevallen doet zich hier voor.

18 Derhalve volstaat de vaststelling overeenkomstig artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering, dat op de zaak niet behoeft te worden beslist.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

19 Volgens artikel 87, lid 6, van het Reglement voor de procesvoering beslist het Gerecht, wanneer het geding zonder voorwerp is geraakt, vrijelijk over de kosten.

20 In de omstandigheden van de onderhavige zaak is de afdoening zonder beslissing een gevolg van de minnelijke schikking tussen verzoekster en interveniënte, en niet van een akkoord tussen verzoekster en verweerder. Bijgevolg dienen verzoekster en interveniënte in hun eigen kosten en eveneens in die van verweerder te worden verwezen.

Dictum


HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Tweede kamer)

beschikt:

1) Op het beroep behoeft niet te worden beslist.

2) Verzoekster en interveniënte worden in hun eigen kosten alsook ieder in de helft van verweerders kosten verwezen.

Naar boven