Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 62013CJ0561

    Arrest van het Hof (Negende kamer) van 15 oktober 2014.
    Hoštická a.s. e.a. tegen Česká republika – Ministerstvo zemědělství.
    Verzoek van de Obvodní soud pro Prahu 1 om een prejudiciële beslissing.
    Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Steunregelingen – Tenuitvoerlegging van steunregelingen in de nieuwe lidstaten – Verordening (EG) nr. 1782/2003 – Artikel 143 ter bis – Verordening (EG) nr. 73/2009 – Artikel 126 – Afzonderlijke betaling voor suiker – Ontkoppeling van die betaling van de productie – Begrip ‚in 2006 en 2007 door de betrokken lidstaten vastgestelde criteria’ – Representatieve periode.
    Zaak C‑561/13.

    Jurisprudentie – Algemeen

    ECLI-code: ECLI:EU:C:2014:2287

    ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

    15 oktober 2014 ( *1 )

    „Prejudiciële verwijzing — Gemeenschappelijk landbouwbeleid — Steunregelingen — Tenuitvoerlegging van steunregelingen in de nieuwe lidstaten — Verordening (EG) nr. 1782/2003 — Artikel 143 ter bis — Verordening (EG) nr. 73/2009 — Artikel 126 — Afzonderlijke suikerbetaling — Ontkoppeling van die betaling van de productie — Begrip ‚in 2006 en 2007 door de betrokken lidstaten vastgestelde criteria’ — Representatieve periode”

    In zaak C‑561/13,

    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Obvodní soud pro Prahu 1 (Tsjechische Republiek) bij beslissing van 30 mei 2013, ingekomen bij het Hof op 29 oktober 2013, in de procedure

    Hoštická a.s.,

    Jaroslav Haškovec,

    Zemědělské družstvo Senice na Hané

    tegen

    Česká republika – Ministerstvo zemědělství,

    wijst

    HET HOF (Negende kamer),

    samengesteld als volgt: K. Jürimäe (rapporteur), kamerpresident, M. Safjan en A. Prechal, rechters,

    advocaat-generaal: P. Cruz Villalón,

    griffier: A. Calot Escobar,

    gelet op de opmerkingen van:

    de Tsjechische regering, vertegenwoordigd door M. Smolek, J. Vláčil en J. Vitáková als gemachtigden,

    de Europese Commissie, vertegenwoordigd door P. Ondrůšek en P. Rossi als gemachtigden,

    gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

    het navolgende

    Arrest

    1

    Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 126, lid 1, van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30, blz. 16).

    2

    Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Hoštická a.s., J. Haškovec en Zemědělské družstvo Senice na Hané enerzijds, en Česká republika – Ministerstvo zemědělství (Tsjechische Republiek – ministerie van Landbouw) anderzijds, over hun vordering tot vergoeding van de schade die zij hebben geleden als gevolg van in het Tsjechische recht vastgestelde regels voor de toekenning van de afzonderlijke suikerbetaling.

    Toepasselijke bepalingen

    Unierecht

    Verordening (EG) nr. 1782/2003

    3

    Volgens artikel 1 ervan worden bij verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270, blz. 1, met rectificaties in PB 2004, L 94, blz. 70, en PB 2006, L 279, blz. 30), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 319/2006 van de Raad van 20 februari 2006 (PB L 58, blz. 32), verordening (EG) nr. 2011/2006 van de Raad van 19 december 2006 (PB L 384, blz. 1) en verordening (EG) nr. 2012/2006 van de Raad van 19 december 2006 (PB L 384 blz. 8; hierna: „verordening nr. 1782/2003”), vastgesteld:

    „[...]

    gemeenschappelijke voorschriften betreffende de rechtstreekse betalingen op grond van de inkomenssteunregelingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid [...],

    inkomenssteun voor landbouwers (hierna ‚bedrijfstoeslagregeling’ genoemd);

    als overgangsmaatregel toegekende vereenvoudigde inkomenssteun voor landbouwers in de nieuwe lidstaten (hierna de ‚regeling inzake een enkele areaalbetaling’ genoemd);

    [...]”

    4

    Artikel 2, sub d en g, van die verordening geeft een definitie van de volgende begrippen:

    „d)

    onder ‚rechtstreekse betaling’ wordt verstaan: een betaling die rechtstreeks aan landbouwers wordt verleend op grond van een in bijlage I vermelde inkomenssteunregeling;

    [...]

    g)

    onder ‚nieuwe lidstaten’ wordt verstaan: Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije.”

    5

    Artikel 143 ter bis van verordening nr. 1782/2003 is ingevoegd door artikel 1, punt 17, van verordening nr. 319/2006 en gewijzigd bij artikel 1, punt 2, van verordening nr. 2011/2006 alsook bij artikel 1, punt 17, van verordening nr. 2012/2006. Dit artikel 143 ter bis, dat „Afzonderlijke suikerbetaling” als opschrift heeft, luidt:

    „1.   In afwijking van het bepaalde in artikel 143 ter kunnen de nieuwe lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, uiterlijk op 30 april 2006 besluiten om voor de jaren 2006 tot en met 2010 een afzonderlijke suikerbetaling toe te kennen aan voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling in aanmerking komende landbouwers. Dit bedrag wordt verleend met betrekking tot een door de lidstaten vóór 30 april 2006 vast te stellen representatieve periode – die voor elk product verschillend kan zijn – van een of meer van de verkoopseizoenen 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007, en op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, zoals:

    de hoeveelheden suikerbiet, suikerriet of cichorei die vallen onder leveringscontracten welke, naargelang van het geval, zijn gesloten overeenkomstig artikel 19 van verordening [...] nr. 1260/2001 of artikel 6 van verordening [...] nr. 318/2006 [houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PB L 58, blz. 1)];

    de hoeveelheden suiker of inulinestroop die, naargelang van het geval, zijn geproduceerd overeenkomstig verordening [...] nr. 1260/2001 of verordening [...] nr. 318/2006;

    het gemiddelde aantal hectaren die waren beteeld met suikerbieten, suikerriet of cichorei voor de productie van suiker of inulinestroop en die vallen onder leveringscontracten welke, naargelang van het geval, zijn gesloten overeenkomstig artikel 19 van verordening [...] nr. 1260/2001 of artikel 6 van verordening [...] nr. 318/2006.

    [...]”

    6

    De rij van bijlage I bij verordening nr. 1782/2003 waarin het gaat over „suikerbieten, suikerriet en cichorei voor de productie van suiker of inulinestroop” luidt als volgt:

    Suikerbieten, suikerriet en cichorei voor de productie van suiker of inulinestroop

    Titel IV, hoofdstuk 10 sexies, van deze verordening [...] Titel IV bis, artikel 143 ter bis van deze verordening

    Ontkoppelde betalingen

    Verordening nr. 319/2006

    7

    De punten 1, 2, 4, 7 en 9 van de considerans van verordening nr. 319/2006 luiden:

    „(1)

    Bij verordening [...] nr. 318/2006 [...] wordt een belangrijke hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker doorgevoerd. De maatregelen waarin die verordening voorziet, omvatten onder meer een aanmerkelijke verlaging in stappen van de institutionele steunprijs voor communautaire suiker.

    (2)

    Wegens de verlaging van de marktsteun in de sector suiker moet de inkomenssteun voor telers van suikerbieten worden verhoogd. Die ondersteuning dient de vorm aan te nemen van een betaling aan die telers. De ontwikkeling van het totaalbedrag daarvan moet parallel verlopen aan de geleidelijke verlaging van de marktsteun.

    [...]

    (4)

    Ter verwezenlijking van de doelstellingen van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid dient de steun voor suikerbieten, suikerriet en cichorei voor de productie van suiker of inulinestroop te worden ontkoppeld en in de bedrijfstoeslagregeling te worden geïntegreerd.

    [...]

    (7)

    De hoogte van de individuele inkomenssteun dient te worden berekend op basis van de steun die de landbouwer heeft gekregen in de context van de gemeenschappelijke marktordening voor de sector suiker in een of meer door de lidstaten te bepalen verkoopseizoenen.

    [...]

    (9)

    De telers van suikerbieten en cichorei in de nieuwe lidstaten ontvangen vanaf de toetreding de prijssteun in het kader van verordening [...] nr. 1260/2001 [...]. Daarom dient de bij artikel 143 bis van verordening [...] nr. 1782/2003 vastgestelde toenameregeling niet te worden toegepast op de suikerbetaling en op de suikerbieten- en cichoreicomponent in het kader van de bedrijfstoeslagregeling. Om dezelfde redenen kunnen de lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, bovendien de uit de hervorming van de suikersector voortvloeiende steun verlenen in de vorm van een afzonderlijke rechtstreekse betaling die buiten die regeling valt.”

    Verordening nr. 73/2009

    8

    Verordening nr. 1782/2003 is ingetrokken en vervangen door verordening nr. 73/2009.

    9

    Punt 2 van de considerans van verordening nr. 73/2009 luidt als volgt:

    „Bepaalde elementen van het steunmechanisme moeten worden aangepast, zo blijkt in het bijzonder uit de ervaring die is opgedaan bij de tenuitvoerlegging van verordening [...] nr. 1782/2003 [...]. Met name moeten meer vormen van rechtstreekse steun worden ontkoppeld en dient de werking van de bedrijfstoeslagregeling te worden vereenvoudigd. [...]”

    10

    Volgens artikel 1 ervan worden bij die verordening vastgesteld:

    „[...]

    a)

    gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse betalingen;

    b)

    een inkomenssteunregeling voor landbouwers (hierna de ‚bedrijfstoeslagregeling’ genoemd);

    c)

    een voorlopige vereenvoudigde inkomenssteunregeling voor landbouwers in de nieuwe lidstaten, als gedefinieerd in artikel 2, sub g (hierna de ‚regeling inzake een enkele areaalbetaling’ genoemd);

    [...]”

    11

    Artikel 2, sub d en g, van die verordening en dezelfde bepaling van verordening nr. 1782/2003 zijn in dezelfde bewoordingen gesteld.

    12

    In artikel 126, lid 1, van verordening nr. 73/2009, met als opschrift „Afzonderlijke suikerbetaling”, heet het:

    „Nieuwe lidstaten die gebruik hebben gemaakt van de in artikel 143 ter bis van verordening [...] nr. 1782/2003 vastgestelde optie, verlenen een afzonderlijke suikerbetaling aan voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling in aanmerking komende landbouwers. Deze betaling wordt verleend op basis van de in 2006 en 2007 door de betrokken lidstaten vastgestelde criteria.”

    13

    De rij van bijlage I bij die verordening betreffende „Suikerbieten, suikerriet en cichorei voor de productie van suiker of inulinestroop” luidt als volgt:

    Suikerbieten, suikerriet en cichorei voor de productie van suiker of inulinestroop

    Artikel 126[...] van deze verordening

    Ontkoppelde betalingen

    Tsjechisch recht

    14

    Regeringsbesluit nr. 45/2007, zoals van toepassing op 1 januari 2010 stelt de voorwaarden vast voor de verlening van de afzonderlijke suikerbetaling.

    15

    § 2 van regeringsbesluit nr. 45/2007, met als opschrift „Aanvrager van de suikerbetaling”, bepaalt:

    „1)

    Krachtens dit besluit kan de suikerbetaling voor het relevante kalenderjaar worden aangevraagd door elke natuurlijke of rechtspersoon die:

    a)

    landbouwgrond bewerkt die overeenkomstig de gebruiksverhoudingen op naam van de aanvrager is ingeschreven in het register voor het gebruik van landbouwgrond [...],

    b)

    voor het verkoopseizoen 2005/2006 een overeenkomst voor de levering van A-suikerbieten en B-suikerbieten heeft gesloten met een in de Tsjechische Republiek gevestigde suikerproducent die in het verkoopseizoen 2005/2006 individuele productiequota voor A-suiker en individuele productiequota voor suiker B bezat [...],

    c)

    bij het Fonds verzoekt om toekenning van de enkele areaalbetaling voor het kalenderjaar waarvoor hij om uitkering van de suikerbetaling verzoekt,

    [...]”

    16

    § 4 van dat regeringsbesluit, met als opschrift „Toekenning van de suikerbetaling”, luidt als volgt:

    „1)   Het Fonds kent de aanvrager de suikerbetaling voor het relevante kalenderjaar toe op basis van de hoeveelheid suikerbieten die is overeengekomen met de suikerproducent in het contract voor verkoopseizoen 2005/2006 inzake de levering van A-suikerbieten en B-suikerbieten, bedoeld voor de productie van A-suiker en B-suiker. Daarbij wordt uitgegaan van een suikergehalte van 16 %.

    2)   Het bedrag van de suikerbetaling voor het relevante kalenderjaar voor één ton suikerbieten is gebaseerd op het totale bedrag van de suikerbetaling dat voor het relevante kalenderjaar is bepaald in overeenstemming met de rechtstreeks toepasselijke wetgeving van de Europese Gemeenschap, en op de totale hoeveelheid suikerbieten voor de productie van A-suiker en B-suiker die met de suikerproducenten is overeengekomen in de contracten voor verkoopseizoen 2005/2006 inzake de levering van A-suikerbieten en B-suikerbieten, waarbij wordt uitgegaan van een suikergehalte van 16 %.

    [...]”

    Feiten van het hoofdgeding en prejudiciële vragen

    17

    Verzoekers in het hoofdgeding telen suikerbieten om deze aan suikerproducenten te verkopen. Zij hebben van het Ministerstvo zemědělství een afzonderlijke suikerbetaling ontvangen op grond van regeringsbesluit nr. 45/2007, waarin de voorwaarden voor de toekenning van die betaling aan de suikerbietentelers zijn vastgesteld.

    18

    Verzoekers in het hoofdgeding hebben bij de verwijzende rechter verzocht om vergoeding van de schade die zij hebben geleden als gevolg van de toepassing van de in voormeld regeringsbesluit neergelegde regels voor de toekenning van de afzonderlijke suikerbetaling, en voeren dienaangaande aan dat die regels inbreuk maken op de relevante bepalingen van het Unierecht, te weten artikel 126 van verordening nr. 73/2009.

    19

    Zij betwisten in het bijzonder het bedrag dat zij uit hoofde van de afzonderlijke suikerbetaling hebben ontvangen, en voeren in dat verband aan dat bij de berekening van dat bedrag is uitgegaan van een onjuiste representatieve periode, namelijk het verkoopseizoen 2005/2006. Volgens hen had de afzonderlijke suikerbetaling ingevolge artikel 126 van verordening nr. 73/2009 moeten worden toegekend op basis van een actuele referentieperiode, te weten het verkoopseizoen voorafgaand aan het jaar van toekenning van die betaling.

    20

    Volgens verzoekers in het hoofdgeding bepaalt artikel 126 van verordening nr. 73/2009 weliswaar dat de afzonderlijke suikerbetaling wordt toegekend op basis van de in 2006 en 2007 vastgestelde criteria, maar heeft de Uniewetgever slechts de criteria voor ogen die overeenkomstig artikel 143 ter bis van verordening nr. 1782/2003 door een lidstaat zijn vastgesteld voor de berekening van het te betalen bedrag, te weten de gebruikte oppervlakte, de geproduceerde hoeveelheid of een combinatie van beide. In artikel 126 van verordening nr. 73/2009 is echter geenszins aangegeven dat ook dezelfde representatieve periode dient te worden gebruikt voor de toekenning van steun voor elk verkoopseizoen. Verzoekers betogen dat verordening nr. 73/2009 stelselmatig een onderscheid maakt tussen „criteria” en „representatieve periode”, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de artikelen 128 en 129 van deze verordening. Zij menen dat van hun uitlegging dient te worden uitgegaan vanwege de noodzaak om discriminatie tussen producenten uit te sluiten.

    21

    Verweerder in het hoofdgeding voert aan dat de afzonderlijke suikerbetaling een van de productie ontkoppelde betaling is. Anders dan verzoekers in het hoofdgeding betogen, mag de afzonderlijke suikerbetaling dus niet worden berekend op basis van de actuele bietenproductie en mag zij niet uitsluitend worden toegekend aan de landbouwers die nog steeds bieten produceren. In verordening nr. 73/2009 wordt dat onderscheid tussen gekoppelde en ontkoppelde betaling duidelijk gemaakt. De hervorming van de suikermarkt, waarmee in de loop van 2006 een aanvang is gemaakt, heeft tot doel de suikerbietenproductie op het bestaande niveau te handhaven, en strekte er niet toe de groei van die markt te stimuleren. Het gebruik van actuele productiegegevens is dan ook niet noodzakelijk. Bovendien beoogt artikel 126 van verordening nr. 73/2009 een van de productie ontkoppelde betaling in te voeren. Gelet op de bewoordingen maar daarnaast ook op de doelstelling van deze bepaling, heeft het begrip „in 2006 en 2007 door de betrokken lidstaten vastgestelde criteria” bijgevolg betrekking op alle in artikel 143 ter bis, lid 1, van verordening nr. 1782/2003 neergelegde modaliteiten voor de verdeling en de toekenning van de afzonderlijke suikerbetaling, en dus zowel op het begrip „representatieve periode” als op het begrip „objectieve en niet-discriminerende criteria”.

    22

    In die omstandigheden heeft de Obvodní soud pro Prahu 1 de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

    „1)

    Moet artikel 126 van verordening [nr. 73/2009] aldus worden uitgelegd dat de afzonderlijke suikerbetaling een ontkoppelde betaling is?

    2)

    Moet artikel 126, lid 1, van verordening [nr. 73/2009] aldus worden uitgelegd dat de ‚in 2006 en 2007 door de betrokken lidstaten vastgestelde criteria’ ook de representatieve periode omvatten die de lidstaten toen hebben gekozen op basis van artikel 143 ter bis, lid 1, van verordening [nr. 1782/2003]?”

    Beantwoording van de prejudiciële vragen

    23

    Met zijn vragen, die tezamen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 126, lid 1, van verordening nr. 73/2009 aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „in 2006 en 2007 door de betrokken lidstaten vastgestelde criteria” ook het verkoopseizoen omvat dat deze lidstaten op grond van artikel 143 ter bis, lid 1, van verordening nr. 1782/2003 vóór 30 april 2006 als representatieve periode voor de toekenning van de afzonderlijke suikerbetaling dienden te kiezen.

    24

    Om te beginnen zij eraan herinnerd dat luidens artikel 1 ervan bij verordening nr. 1782/2003 onder meer worden vastgesteld: gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse betalingen op grond van de inkomenssteunregelingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; inkomenssteun voor landbouwers, te weten de bedrijfstoeslagregeling, en als overgangsmaatregel toegekende vereenvoudigde inkomenssteun voor landbouwers in de in artikel 2, sub g, van die verordening vermelde nieuwe lidstaten die in 2004 en 2007 tot de Europese Unie zijn toegetreden (hierna: „nieuwe lidstaten”), te weten de regeling inzake een enkele areaalbetaling. Volgens de artikelen 143 bis en 143 ter van die verordening worden de rechtstreekse betalingen of in voorkomend geval de regeling inzake een enkele areaalbetaling gefaseerd ingevoerd in die nieuwe lidstaten (zie in die zin arrest Bábolna, C‑115/10, EU:C:2011:376, punten 33 en 34, alsook beschikking Brunovskis, C‑650/11, EU:C:2013:7, punt 15).

    25

    Volgens artikel 143 ter bis, lid 1, van die verordening konden de nieuwe lidstaten die hadden gekozen voor de toepassing van de regeling inzake een enkele areaalbetaling „uiterlijk op 30 april 2006” besluiten om een afzonderlijke suikerbetaling toe te kennen aan voor die regeling in aanmerking komende landbouwers.

    26

    Hieruit volgt dat verordening nr. 1782/2003, in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, die lidstaten een zekere beoordelingsmarge laat bij de toekenning van de afzonderlijke suikerbetaling. Wanneer zij gebruik maken van hun beoordelingsvrijheid dienen die lidstaten evenwel twee voorwaarden na te leven. Ten eerste moet als voorwaarde voor die betaling gelden dat deze lidstaten objectieve en niet-discriminerende criteria toepassen (zie in die zin arrest Uzonyi, C‑133/09, EU:C:2010:563, punt 29). Ten tweede moesten de nieuwe lidstaten daarnaast vóór 30 april 2006 de voor de toekenning van die betaling in aanmerking te nemen representatieve periode(s) vaststellen, waarbij kon worden gekozen uit de in artikel 143 ter bis, lid 1, van die verordening vermelde verkoopseizoenen, te weten de verkoopseizoenen 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007.

    27

    Op grond van artikel 126, lid 1, van verordening nr. 73/2009 blijven de nieuwe lidstaten die overeenkomstig artikel 143 ter bis, lid 1, van verordening nr. 1782/2003 gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om de afzonderlijke suikerbetaling toe te kennen, die betaling toekennen.

    28

    Dienaangaande moet worden vastgesteld dat, in tegenstelling tot die laatste bepaling, artikel 126 van verordening nr. 73/2009 alleen maar vermeldt dat de afzonderlijke suikerbetaling wordt toegekend op basis van „de in 2006 en 2007 door [die] lidstaten vastgestelde criteria”, zonder uitdrukkelijk aan te geven welke representatieve periode in aanmerking moet worden genomen.

    29

    Volgens vaste rechtspraak betreffende de uitlegging van Unierechtelijke voorschriften moet echter niet alleen rekening worden gehouden met de bewoordingen daarvan, maar ook met de doelstellingen die de regeling waarvan zij deel uitmaken, nastreeft, en met de context ervan (arrest Maatschap Schonewille-Prins, C‑45/05, EU:C:2007:296, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

    30

    Wat om te beginnen de met verordening nr. 1782/2003 nagestreefde doelstelling betreft, heeft het Hof reeds geoordeeld dat deze verordening tot doel had geleidelijk te verschuiven van productiesteun naar steun aan de producent, met name door de invoering van een ontkoppeld systeem met inkomenssteun voor elk landbouwbedrijf (zie in die zin arrest Panellinios Syndesmos Viomichanion Metapoiisis Kapnou, C‑373/11, EU:C:2013:567, punt 17). Verordening nr. 73/2009 heeft blijkens punt 2 van de considerans ervan, dezelfde doelstelling.

    31

    Hieraan zij toegevoegd dat, zoals uiteengezet in punt 1 van de considerans van verordening nr. 319/2006, de Uniewetgever in de loop van 2006 is begonnen met een belangrijke hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker. Die hervorming resulteerde met name in een aanmerkelijke verlaging van de institutionele steunprijs voor communautaire suiker.

    32

    De bij verordening nr. 319/2006 ingevoerde afzonderlijke suikerbetaling heeft blijkens de punten 2 en 9 van de considerans ervan de compensatie tot doel van het uit de hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de markten in de sector suiker voortvloeiende inkomstenverlies van de telers van suikerbieten en cichorei in de nieuwe lidstaten aan wie vanaf de toetreding van die staten prijssteun in het kader van die gemeenschappelijke marktordening ten goede is gekomen. In die omstandigheden moeten artikel 143 ter bis van verordening nr. 1782/2003 en artikel 126 van verordening nr. 73/2009 worden geacht ertoe te strekken de landbouwers te steunen die vóór de in de loop van 2006 doorgevoerde hervorming gebruik hebben gemaakt van maatregelen ter ondersteuning van de suikermarkt.

    33

    Bovendien blijkt uit punt 7 van de considerans van verordening nr. 319/2006 dat de hoogte van de individuele inkomenssteun dient te worden berekend op basis van de steun die de landbouwer heeft gekregen in de context van de gemeenschappelijke marktordening voor de sector suiker in een of meer door de lidstaten zelf te bepalen verkoopseizoenen.

    34

    Daartoe verwijst artikel 143 ter bis, lid 1, van verordening nr. 1782/2003 uitdrukkelijk naar de verkoopseizoenen 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007 als de periodes waaronder de lidstaten konden kiezen om de referentieperiode voor de toekenning van de afzonderlijke suikerbetaling vast te stellen. Bovendien moest die representatieve periode, zoals de Europese Commissie in haar opmerkingen terecht opmerkt, door de betrokken lidstaat vóór 30 april 2006 definitief worden vastgesteld.

    35

    In dat verband moet worden vastgesteld dat die verkoopseizoenen representatief zijn voor een periode tijdens welke de landbouwers de institutionele steunprijs voor communautaire suiker ontvingen.

    36

    Wat ten slotte de context van artikel 126 van verordening nr. 73/2009 betreft, moet worden vastgesteld dat uit bijlage I bij de verordeningen nr. 1782/2003 en nr. 73/2009 duidelijk blijkt dat de afzonderlijke suikerbetaling inkomenssteun voor landbouwers in de nieuwe lidstaten is die in het kader van de „ontkoppelde betalingen” wordt toegekend. Gelet op de in punt 30 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte doelstelling, moeten dergelijke betalingen aldus worden opgevat dat daarmee betalingen worden bedoeld waarvan het bedrag losstaat van de werkelijke productie van de landbouwer. Dat is juist het geval wanneer het bedrag van de afzonderlijke suikerbetaling wordt berekend op basis van de productie tijdens een bepaalde periode in het verleden of op basis van de oppervlakte die tijdens een dergelijke periode werd gebruikt voor de teelt van voor de suikerproductie gebruikte suikerbieten.

    37

    In die omstandigheden mag artikel 126, lid 1, van verordening nr. 73/2009 niet aldus worden uitgelegd dat het voor de toekenning van de afzonderlijke suikerbetaling verwijst naar een representatieve periode die niet overeenstemt met een van de in artikel 143 ter bis, lid 1, van verordening nr. 1782/2003 vermelde verkoopseizoenen en die op grond van die bepaling vóór 30 april 2006 definitief moest worden vastgesteld door de betrokken lidstaat.

    38

    Gelet op een en ander, moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat artikel 126, lid 1, van verordening nr. 73/2009 aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „in 2006 en 2007 door de betrokken lidstaten vastgestelde criteria” het verkoopseizoen omvat dat deze lidstaten op grond van artikel 143 ter bis, lid 1, van verordening nr. 1782/2003 vóór 30 april 2006 als representatieve periode voor de toekenning van de afzonderlijke suikerbetaling dienden te kiezen.

    Kosten

    39

    Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

     

    Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

     

    Artikel 126, lid 1, van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1782/2003, moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „in 2006 en 2007 door de betrokken lidstaten vastgestelde criteria” het verkoopseizoen omvat dat deze lidstaten op grond van artikel 143 ter bis, lid 1, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 319/2006 van de Raad van 20 februari 2006, verordening (EG) nr. 2011/2006 van de Raad van 19 december 2006 en verordening (EG) nr. 2012/2006 van de Raad van 19 december 2006, vóór 30 april 2006 als representatieve periode voor de toekenning van de afzonderlijke suikerbetaling dienden te kiezen.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Tsjechisch.

    Naar boven