Gebruik aanhalingstekens om op "exacte woordcombinatie" te zoeken. Sluit uw zoekterm af met een asterisk (*) om op woorden te zoeken die met die zoekterm beginnen (omzettings*, 32019R*) Gebruik een vraagteken om op varianten van een zoekterm te zoeken, waarbij het vraagteken voor één willekeurig teken staat (met bo?g zoekt u bijvoorbeeld op boeg, boog en borg)
Judgment of the Court (Fifth Chamber) of 4 March 2004. # Cofinoga Mérignac SA v Sylvain Sachithanathan. # Reference for a preliminary ruling: Tribunal d'instance de Vienne - France. # Directives 87/102/EEC and 90/88/EEC - Consumer credit - Consumer information - Annual percentage rate of charge - Variable interest rate - Renewal of an agreement. # Case C-264/02.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 4 maart 2004. Cofinoga Mérignac SA tegen Sylvain Sachithanathan. Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal d'instance de Vienne - Frankrijk. Richtlijnen 87/102/EEG en 90/88/EEG - Consumentenkrediet - Voorlichting van consument - Jaarlijks kostenpercentage - Variabele rentevoet - Verlenging van overeenkomst. Zaak C-264/02.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 4 maart 2004. Cofinoga Mérignac SA tegen Sylvain Sachithanathan. Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal d'instance de Vienne - Frankrijk. Richtlijnen 87/102/EEG en 90/88/EEG - Consumentenkrediet - Voorlichting van consument - Jaarlijks kostenpercentage - Variabele rentevoet - Verlenging van overeenkomst. Zaak C-264/02.
(verzoek van het Tribunal d’instance de Vienne om een prejudiciële beslissing)
„Richtlijnen 87/102/EEG en 90/88/EEG – Consumentenkrediet – Voorlichting van consument – Jaarlijks kostenpercentage – Variabele rentevoet – Verlenging van overeenkomst”
Samenvatting van het arrest
Harmonisatie van wetgevingen – Consumentenbescherming op gebied van consumentenkrediet – Richtlijn 87/102 – Voorlichting van
consument – Verplichting tot kennisgeving vóór elke verlenging van kredietovereenkomst – Geen
(Richtlijn 87/102 van de Raad)
Richtlijn 87/102 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het
consumentenkrediet, vereist niet dat vóór elke verlenging, onder ongewijzigde voorwaarden, van een kredietovereenkomst voor
bepaalde tijd, waarbij krediet wordt verleend in de vorm van een doorlopend krediet met gebruik van een kredietkaart, terug
te betalen door maandelijkse aflossingen en met een variabele rentevoet, de kredietgever de kredietnemer schriftelijk in kennis
stelt van het geldende jaarlijkse kostenpercentage en van de voorwaarden waaronder dit kan worden gewijzigd.
In zaak C-264/02,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Tribunal d'instance de Vienne (Frankrijk), in het aldaar
aanhangig geding tussen
Cofinoga Mérignac SA
en
Sylvain Sachithanathan,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de
harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (PB 1987, L 42,
blz. 48), zoals gewijzigd bij richtlijn 90/88/EEG van de Raad van 22 februari 1990 (PB L 61, blz. 14),wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),,
samengesteld als volgt: P. Jann (rapporteur), waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, C. W. A. Timmermans en S. von
Bahr, rechters,
advocaat-generaal: A. Tizzano, griffier: M. Múgica Arzamendi, hoofdadministrateur,
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
–
Cofinoga Mérignac SA, vertegenwoordigd door J.-J. Gatineau, avocat,
–
de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en R. Loosli Surrans als gemachtigden,
–
de Belgische regering, vertegenwoordigd door A. Snoecx als gemachtigde,
–
de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door P. Ormond en J. Turner als gemachtigden,
–
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M.-J. Jonczy en M. França als gemachtigden,
gehoord de mondelinge opmerkingen van Cofinoga Mérignac SA, vertegenwoordigd door J.-J. Gatineau; de Franse regering, vertegenwoordigd
door C. Lemaire als gemachtigde, en de Commissie, vertegenwoordigd door M.-J. Jonczy, ter terechtzitting van 3 juli 2003,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 september 2003,
het navolgende
Arrest
1
Bij vonnis van 5 juli 2002, ingekomen bij het Hof op 18 juli daaraanvolgend, heeft het Tribunal d'instance de Vienne krachtens
artikel 234 EG vier prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986
betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet
(PB 1987, L 42, blz. 48), zoals gewijzigd bij richtlijn 90/88/EEG van de Raad van 22 februari 1990 (PB L 61, blz. 14; hierna:
„richtlijn”).
2
Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen Cofinoga Mérignac SA (hierna: „Cofinoga”), een vennootschap naar Frans recht,
en S. Sachithanathan ter zake van de betaling van bedragen die verschuldigd zijn ter uitvoering van een overeenkomst tussen
laatstgenoemde en die vennootschap.
Rechtskader
Gemeenschapsrecht
3
Volgens artikel 1, lid 2, sub c, van de richtlijn is deze van toepassing op kredietovereenkomsten, te verstaan als overeenkomsten
waarbij „een kredietgever aan een consument in de vorm van uitstel van betaling, van een lening of van een andere soortgelijke
financieringsregeling, krediet verleent of toezegt”.
4
Artikel 2, lid 1, van de richtlijn luidt:
„Deze richtlijn is niet van toepassing op:
[…]
e)
kredieten in de vorm van een door een krediet‑ of financiële instelling toegestane debetstand van een rekening-courant anders
dan kredieten op kredietkaartrekeningen.
Niettemin zijn de bepalingen van artikel 6 van toepassing op zulke kredieten;
[…]”
5
Volgens artikel 3 van de richtlijn moet in iedere reclamemededeling waarin iemand zich bereid verklaart krediet te verlenen
en waarin enig cijfer wordt genoemd met betrekking tot de kosten van het krediet, het jaarlijkse kostenpercentage (hierna:
„JKP”) worden aangegeven.
6
Artikel 4, leden 1 en 2, van de richtlijn bepaalt:
„1. Kredietovereenkomsten worden schriftelijk aangegaan. De consument ontvangt een exemplaar van de schriftelijke overeenkomst.
2. De schriftelijke overeenkomst bevat:
a)
een opgave van het [JKP];
b)
een opgave van de voorwaarden waaronder het [JKP] kan worden gewijzigd.
Wanneer het niet mogelijk is het [JKP] aan te geven, moet de consument in de schriftelijke overeenkomst behoorlijk worden
voorgelicht. Deze voorlichting moet ten minste de in artikel 6, lid 1, tweede streepje, voorgeschreven gegevens bevatten.”
7
Krachtens artikel 1 bis, lid 1, sub a, van de richtlijn wordt het JKP berekend volgens de in de bijlage vermelde wiskundige
formule. Volgens lid 4, sub a, van dit artikel wordt het JKP berekend „op het moment waarop de kredietovereenkomst wordt gesloten”.
8
Artikel 6, leden 1 en 2, van de richtlijn bepaalt:
„1. Niettegenstaande de uitzondering bedoeld in artikel 2, lid 1, sub e, dient de consument, bij een overeenkomst tussen een krediet-
of financiële instelling en de consument inzake kredietverlening in de vorm van een debetstand van rekening-courant, niet
zijnde een kredietkaartrekening, bij of vóór het sluiten van de overeenkomst in kennis te worden gesteld:
–
van de eventuele kredietlimiet;
–
van het jaarlijkse rentepercentage, de kosten welke bij het sluiten van de overeenkomst van toepassing zijn en de voorwaarden
waaronder die kunnen worden gewijzigd;
–
van de wijze waarop de overeenkomst kan worden beëindigd.
Deze informatie moet schriftelijk worden bevestigd.
2. Voorts dient de consument gedurende de looptijd van de overeenkomst in kennis te worden gesteld van iedere wijziging van het
jaarlijkse rentepercentage en van de kosten, op het ogenblik waarop deze wijziging zich voordoet. […]
[…]”
Nationale reglementering
9
De voornaamste bepalingen met betrekking tot het consumentenkrediet bevinden zich in de artikelen L. 311‑1 tot en met L. 311‑37
van de Code de la consommation (consumptiewetboek). Voor het hoofdgeding zijn de volgende bepalingen van belang:
Artikel L. 311‑8
„Kredietverrichtingen komen tot stand in de vorm van een voorafgaand aanbod, dat de kredietnemer in twee exemplaren ter hand
wordt gesteld […]”
Artikel L. 311‑9
„In geval van een kredietopening, waarbij de begunstigde al dan niet met gebruik van een kredietkaart de mogelijkheid wordt
geboden, op de data van zijn keuze in gedeelten te beschikken over het bedrag van het verleende krediet, is het voorafgaande
aanbod enkel verplicht voor de aanvankelijke overeenkomst.
Hierin wordt vermeld dat de looptijd van de overeenkomst beperkt is tot één jaar en verlengbaar is en dat de kredietgever
drie maanden vóór de vervaldatum de voorwaarden voor de verlenging van de overeenkomst moet meedelen. […]”
Artikel L. 311‑10
„Het voorafgaande aanbod:
[…]
2)
[V]ermeldt het bedrag van het krediet […] en, indien nodig, het jaarlijkse kostenpercentage alsmede het totaal van de forfaitaire
bedragen die bovenop de rente verschuldigd zijn […]
[…]”
Artikel L. 311‑37
„Het tribunal d’instance neemt kennis van geschillen die voortvloeien uit de toepassing van het onderhavige hoofdstuk. Vorderingen
moeten bij deze rechterlijke instantie op straffe van verval worden ingediend binnen twee jaar te rekenen vanaf de eraan ten
grondslag liggende gebeurtenis [...]”
10
Blijkens de door de verwijzende rechter verstrekte gegevens wordt de verlenging van een kredietovereenkomst naar Frans recht
beschouwd als de sluiting van een nieuwe overeenkomst.
Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen
11
Bij overeenkomst van 1 juli 1993 heeft Cofinoga Sachithanathan een lening verstrekt in de vorm van een doorlopend krediet
met een looptijd van een jaar en verlengbaar, op te nemen in gedeelten, met gebruik van een kredietkaart en met maandelijkse
aflossingen volgens een variabel JKP.
12
Toen de aflossingen uitbleven, heeft Cofinoga op 19 november 2001 Sachithanathan voor het Tribunal d'instance de Vienne gedaagd
en betaling gevorderd van de verschuldigde bedragen, vermeerderd met intresten en boeten. Sachithanathan is niet verschenen.
13
Het Tribunal d'instance de Vienne heeft Cofinoga verzocht aan te tonen dat de overeenkomst op regelmatige wijze was verlengd
vanaf de eerste jaarlijkse vervaldag, zoals voorgeschreven in artikel L. 311‑9 van de Code de la consommation.
14
Nadat het kennis had genomen van de opmerkingen van Cofinoga, heeft het Tribunal d'instance de Vienne besloten de behandeling
van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen te stellen:
„1)
Vereist de uitlegging van de richtlijnen [87/102] en [90/88] dat de nationale rechter zijn recht aldus uitlegt, dat instellingen
die consumentenkredieten verlenen, de kredietnemer-consument vóór elke verlenging van een verlengbaar doorlopend krediet met
variabele rentevoet schriftelijk in kennis dienen te stellen van het geldende [JKP]?
2)
Vereist de uitlegging van deze richtlijnen dat de nationale rechter zijn recht aldus uitlegt, dat instellingen die consumentenkredieten
verlenen, vóór elke verlenging van een dergelijke overeenkomst de consument dienen te wijzen op de clausule dat dit [JKP]
variabel is?
3)
Vereist de uitlegging van deze richtlijnen dat de nationale rechter zijn recht aldus uitlegt, dat hij bij de beoordeling van
een door de kredietinstelling ingestelde vordering tot betaling zonder beperking in de tijd ambtshalve of op verzoek van de
consument in aanmerking kan nemen dat het consumentenkrediet onregelmatig tot stand is gekomen of verlengd, bijvoorbeeld omdat
de overeenkomst het [JKP] niet vermeldt?
4)
Indien het antwoord ontkennend luidt, vereist de uitlegging van deze richtlijnen dan dat de nationale rechter zijn recht aldus
uitlegt, dat hij buiten toepassing kan laten een bepaling van nationaal recht volgens welke de rechter na het verstrijken
van een van het gemene recht afwijkende termijn, niet meer ambtshalve of op verzoek van de consument rekening mag houden met
de onregelmatige totstandkoming of verlenging van het consumentenkrediet, op grond dat de rechten van de consument om zijn
middelen te doen gelden door deze termijn op uitzonderlijke wijze worden beperkt en afbreuk wordt gedaan aan de doeltreffendheid
van diens bescherming?”
De prejudiciële vragenDe eerste en de tweede vraag
15
Met deze twee vragen wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat vóór
elke verlenging, onder ongewijzigde voorwaarden, van een kredietovereenkomst met een bepaalde looptijd, waarbij krediet wordt
verleend in de vorm van een doorlopend krediet met gebruik van een kredietkaart, terug te betalen door maandelijkse aflossingen
en met een variabele rentevoet, de kredietgever de kredietnemer schriftelijk in kennis moet stellen van het geldende JKP en
van de voorwaarden waaronder dit kan worden gewijzigd.
Bij het Hof ingediende opmerkingen
16
Volgens Cofinoga en de Franse regering moeten deze vragen ontkennend worden beantwoord. De regering van het Verenigd Koninkrijk
deelt deze zienswijze, althans voorzover de verlenging van de overeenkomst inderdaad een voortzetting is van de aanvankelijke
overeenkomst.
17
Volgens hen hebben in een geval als dat van de litigieuze overeenkomst de krachtens artikel 4 van de richtlijn op de kredietgever
rustende voorlichtingsverplichtingen geen betrekking op de verlenging van de overeenkomst. Dienaangaande beroepen zij zich
zowel op de bewoordingen van artikel 4 van de richtlijn, volgens welke dit artikel betrekking heeft op het tijdstip waarop
de overeenkomst wordt gesloten, als op het doel van dit artikel, namelijk de consument in staat te stellen de kostprijs van
het krediet te beoordelen en deze met andere aanbiedingen te vergelijken, alvorens zich te verbinden.
18
Cofinoga alsmede de Franse regering en de regering van het Verenigd Koninkrijk zijn, zij het om uiteenlopende redenen, van
mening dat de krachtens artikel 6 van de richtlijn op de kredietgever rustende voorlichtingsverplichtingen evenmin van toepassing
zijn op het hoofdgeding. Volgens Cofinoga en de regering van het Verenigd Koninkrijk zijn deze verplichtingen niet van toepassing
omdat de werkingssfeer van deze bepaling beperkt is tot de debetstand in rekening-courant, behalve in het geval van kredietkaartrekeningen,
een categorie waartoe de litigieuze overeenkomst niet behoort. Volgens de Franse regering bevat artikel 6 van de richtlijn
weliswaar een regeling van algemene strekking, die van toepassing is op alle binnen de werkingssfeer van de richtlijn vallende
overeenkomsten, maar heeft het enkel betrekking op de wijziging van de overeenkomst, een hypothese die niet overeenstemt met
de omstandigheden waarin de litigieuze overeenkomst is verlengd.
19
De Belgische regering en de Commissie stellen voor, de eerste twee vragen bevestigend te beantwoorden.
20
De Belgische regering stelt vast, voortbouwend op het voorbehoud van de regering van het Verenigd Koninkrijk, dat de verlenging
van een kredietovereenkomst naar Frans recht wordt beschouwd als de sluiting van een nieuwe overeenkomst. Bijgevolg moet de
kredietgever bij elke verlenging de in artikel 4 van de richtlijn bedoelde inlichtingen verstrekken.
21
Volgens de Commissie bevatten de artikelen 4 en 6 van de richtlijn twee regelingen van algemene strekking en moeten deze dus
cumulatief worden toegepast. Zij wijst erop dat de overeenkomst volgens artikel 4 schriftelijk moet worden aangegaan en een
opgave van het JKP moet bevatten en dat de consument volgens artikel 6 gedurende de looptijd van de overeenkomst in kennis
moet worden gesteld van iedere wijziging van het jaarlijkse rentepercentage of van de kosten zoals die gelden op het ogenblik
waarop deze wijziging zich voordoet, en leidt daaruit af dat de consument vóór elke verlenging van de overeenkomst in kennis
moet worden gesteld van elke wijziging van de rentevoet.
Antwoord van het Hof
22
Gelet op de bij het Hof ingediende opmerkingen moet in de eerste plaats worden onderzocht of artikel 4 van de richtlijn aldus
moet worden uitgelegd dat de kredietgever in geval van verlenging, onder ongewijzigde voorwaarden, van een kredietovereenkomst
verplicht is de consument het JKP mee te delen.
23
Uit de bewoordingen van artikel 4 van de richtlijn blijkt niet uitdrukkelijk, op welk tijdstip de hierin voorgeschreven voorlichting
aan de consument moet worden verstrekt. De opbouw van deze bepaling laat daarover evenwel geen twijfel bestaan. Met het voorschrift
dat de kredietovereenkomst schriftelijk moet worden aangegaan en dat dit document het JKP moet vermelden alsook de voorwaarden
waaronder dit kan worden gewijzigd, doelt artikel 4, leden 1 en 2, van de richtlijn immers duidelijk op het tijdstip van de
sluiting van de overeenkomst. Deze stelling wordt bevestigd door artikel 1 bis van de richtlijn, dat de wijze van berekening
van het JKP vaststelt en in lid 4, sub a, voorschrijft dat het JKP moet worden berekend „op het moment waarop de kredietovereenkomst
wordt gesloten”.
24
Nu derhalve noch de bewoordingen van artikel 4 van de richtlijn noch de structuur van de in deze bepaling vastgestelde regeling
kunnen leiden tot de uitlegging volgens welke bij de verlenging, onder ongewijzigde voorwaarden, van een kredietovereenkomst
het JKP ter kennis van de consument moet worden gebracht, dient te worden onderzocht of uit de doelstellingen van de richtlijn
blijkt dat de consument op dat tijdstip moet worden voorgelicht.
25
Dienaangaande zij opgemerkt dat de richtlijn blijkens haar considerans met een tweevoudig doel is vastgesteld: in de eerste
plaats de totstandbrenging van een gemeenschappelijke markt voor consumentenkrediet (derde tot en met vijfde overweging),
en in de tweede plaats de bescherming van de consument die dergelijke overeenkomsten sluit (zesde, zevende en negende overweging)
(arrest van 23 maart 2000, Berliner Kindl Brauerei, C‑208/98, Jurispr. blz. I‑1741, punt 20).
26
De voorlichting van de consument over de totale kosten van het krediet, in de vorm van een rentevoet die volgens één wiskundige
formule is berekend, is dienaangaande uiterst belangrijk. Deze informatie, die volgens artikel 3 van de richtlijn vanaf het
stadium van de reclamemededeling moet worden verstrekt, draagt bij tot de doorzichtigheid van de markt aangezien zij de consument
in staat stelt kredietaanbiedingen te vergelijken. Voorts kan de consument aan de hand daarvan beoordelen waartoe hij zich
verbindt.
27
Gelet op deze doelstellingen, en zoals de advocaat-generaal in punt 53 van zijn conclusie uiteen heeft gezet, is de betrokken
informatie vooral nuttig indien zij aan de consument wordt meegedeeld in de beslissende fase die aan de sluiting van de overeenkomst
voorafgaat. In een later stadium, zoals de verlenging van de overeenkomst onder ongewijzigde voorwaarden, is deze informatie,
die reeds is meegedeeld, niet meer zo belangrijk.
28
Bij gebreke van enige uitdrukkelijke bepaling in die zin en nu er geen elementen zijn op basis waarvan uit de structuur of
de doelstellingen van de richtlijn een ruime uitlegging van artikel 4 van de richtlijn kan worden afgeleid, kan dit artikel
bijgevolg niet in die zin worden uitgelegd dat de kredietgever verplicht is om vóór de verlenging, onder ongewijzigde voorwaarden,
van een kredietovereenkomst de kredietnemer in kennis te stellen van het JKP.
29
Dat de verlenging van een kredietovereenkomst volgens de door de verwijzende rechter verstrekte gegevens naar Frans recht
wordt beschouwd als de sluiting van een nieuwe overeenkomst, doet niet af aan deze zienswijze. Zoals de advocaat-generaal
in punt 43 van zijn conclusie heeft opgemerkt, zou de doelstelling inzake harmonisatie van de richtlijn immers worden tenietgedaan
indien de daarin voorziene regels zouden worden uitgelegd rekening houdend met de specifieke kenmerken van het nationale recht
van de ene of de andere lidstaat.
30
Voor de uitlegging die aan artikel 4 van de richtlijn moet worden gegeven, dient in de tweede plaats te worden onderzocht
of artikel 6 daarvan aldus moet worden uitgelegd dat in geval van verlenging, onder ongewijzigde voorwaarden, van een kredietovereenkomst,
de kredietgever verplicht is de consument het JKP mee te delen.
31
Gelet op de bij het Hof ingediende opmerkingen moet eerst de werkingssfeer van deze bepaling nader worden omschreven.
32
Volgens artikel 6, lid 1, van de richtlijn moet de consument „[n]iettegenstaande de uitzondering bedoeld in artikel 2, lid 1,
sub e, […] bij een overeenkomst tussen een krediet‑ of financiële instelling en de consument inzake kredietverlening in de
vorm van een debetstand van rekening-courant, niet zijnde een kredietkaartrekening”, van de verder in dat artikel opgesomde
verschillende specifieke voorwaarden in kennis worden gesteld „bij of vóór het sluiten van de overeenkomst”. Artikel 6, lid 2,
voegt hieraan toe: „Voorts dient de consument gedurende de looptijd van de overeenkomst in kennis te worden gesteld van iedere
wijziging van het jaarlijkse rentepercentage en van de kosten, op het ogenblik waarop deze wijziging zich voordoet […]” Aldus
blijkt duidelijk uit de bewoordingen van artikel 6, dat lid 2 betrekking heeft op dezelfde overeenkomsten als die bedoeld
in lid 1.
33
Zowel uit de bewoordingen van de artikelen 2, 4 en 6 van de richtlijn als uit de structuur van de in deze bepalingen vervatte
regeling blijkt echter even duidelijk, dat artikel 6 een bijzondere regel bevat die van toepassing is op een type overeenkomsten
dat elders van de werkingssfeer van de algemene regels van de richtlijn is uitgesloten.
34
In artikel 2, lid 1, sub e, van de richtlijn worden immers kredieten in de vorm van een debetstand in rekening-courant, niet
zijnde kredieten op kredietkaartrekeningen, van de werkingssfeer van de richtlijn uitgesloten. Voor kredietverlening in de
vorm van een debetstand in rekening-courant is de kredietgever evenwel krachtens artikel 6, lid 2, van de richtlijn verplicht
de consument informatie te verstrekken welke niet in artikel 4 van de richtlijn is voorgeschreven, terwijl artikel 6, lid 1,
de kredietgever verplicht om de kredietnemer de hierin opgesomde gegevens te verstrekken. Daartoe behoort niet het JKP.
35
Bovendien bepaalt artikel 4, lid 2, tweede alinea, van de richtlijn dat wanneer het niet mogelijk is het JKP bij de sluiting
van de overeenkomst aan te geven, de consument in de schriftelijke overeenkomst niettemin „behoorlijk” moet worden voorgelicht
en dat deze voorlichting „ten minste de in artikel 6, lid 1, tweede streepje, voorgeschreven gegevens” moet bevatten. Zoals
de advocaat-generaal in punt 73 van zijn conclusie heeft opgemerkt, zou een dergelijke verwijzing niet noodzakelijk zijn indien
artikel 6 toch al van toepassing was op alle onder de richtlijn vallende overeenkomsten.
36
Bijgevolg is dit artikel 6 enkel van toepassing op de hierin specifiek beoogde overeenkomsten, namelijk kredietverlening in
de vorm van een debetstand in rekening-courant, niet zijnde een kredietkaartrekening.
37
Vaststaat evenwel dat de litigieuze overeenkomst niet tot die categorie behoort.
38
Derhalve kan de in artikel 6 van de richtlijn vervatte regeling niet dienen om in een geval als het in het hoofdgeding aan
de orde zijnde de op de kredietgever rustende informatieverplichtingen te bepalen.
39
Gelet op het voorgaande moet op de eerste en de tweede vraag worden geantwoord dat de richtlijn niet vereist dat vóór elke
verlenging, onder ongewijzigde voorwaarden, van een kredietovereenkomst met een bepaalde looptijd, waarbij krediet wordt verleend
in de vorm van een doorlopend krediet met gebruik van een kredietkaart, terug te betalen door maandelijkse aflossingen en
met een variabele rentevoet, de kredietgever de kredietnemer schriftelijk in kennis stelt van het geldende JKP en van de voorwaarden
waaronder dit kan worden gewijzigd.
De derde en de vierde vraag
40
Gelet op de antwoorden op de eerste en de tweede vraag hoeven de derde en de vierde vraag niet te worden beantwoord.
Kosten
41
De kosten door de Franse en de Belgische regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk alsmede de Commissie wegens indiening
van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het
hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over
de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),
uitspraak doende op de door het Tribunal d’instance de Vienne bij vonnis van 5 juli 2002 gestelde vragen, verklaart voor recht:
Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet, zoals gewijzigd bij richtlijn 90/88/EEG van de Raad van 22 februari
1990, vereist niet dat vóór elke verlenging, onder ongewijzigde voorwaarden, van een kredietovereenkomst met een bepaalde
looptijd, waarbij krediet wordt verleend in de vorm van een doorlopend krediet met gebruik van een kredietkaart, terug te
betalen door maandelijkse aflossingen en met een variabele rentevoet, de kredietgever de kredietnemer schriftelijk in kennis
stelt van het geldende jaarlijkse kostenpercentage en van de voorwaarden waaronder dit kan worden gewijzigd.
Jann
Timmermans
von Bahr
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 4 maart 2004.