EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992R1973

Verordening (EEG) nr. 1973/92 van de Raad van 21 mei 1992 inzake de oprichting van een financieel instrument voor het milieu (LIFE)

PB L 206 van 22.7.1992, p. 1–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1999

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1992/1973/oj

31992R1973

Verordening (EEG) nr. 1973/92 van de Raad van 21 mei 1992 inzake de oprichting van een financieel instrument voor het milieu (LIFE)

Publicatieblad Nr. L 206 van 22/07/1992 blz. 0001 - 0006
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 11 blz. 0108
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 11 blz. 0108


VERORDENING (EEG) Nr. 1973/92 VAN DE RAAD van 21 mei 1992 inzake de oprichting van een financieel instrument voor het milieu (LIFE)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap in de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een communautair milieubeleid voorziet en de doelstellingen en beginselen vermeldt die aan dit beleid ten grondslag moeten liggen;

Overwegende dat op grond van artikel 130 R van het Verdrag het optreden van de Gemeenschap op milieugebied met name tot doel heeft de kwaliteit van het milieu te behouden, te beschermen en te verbeteren en dat zij bij de uitwerking van haar optreden onder meer rekening zal houden met de milieu-omstandigheden in de onderscheiden regio's van de Gemeenschap;

Overwegende dat in artikel 130 R, lid 4, van het Verdrag wordt bepaald dat de Gemeenschap op milieugebied optreedt, wanneer de beoogde doelstellingen beter op het niveau van de Gemeenschap dan op dat van de Lid-Staten afzonderlijk kunnen worden verwezenlijkt; dat onverminderd bepaalde maatregelen met een communautair karakter de Lid-Staten zorg dragen voor de financiering en de uitvoering van de andere maatregelen;

Overwegende dat één enkel instrument voor het milieu (LIFE) moet worden ingesteld waarmee kan worden bijgedragen aan de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van het beleid en de wetgeving van de Gemeenschap op milieugebied;

Overwegende dat het van belang is vast te stellen aan welke van de in aanmerking komende actiegebieden via LIFE steun kan worden verleend, met inachtneming van het beginsel dat de vervuiler betaalt, en van het subsidiariteitsbeginsel;

Overwegende dat uiterlijk op 30 september van ieder jaar de binnen de in aanmerking komende actiegebieden uit te voeren prioritaire acties moeten worden vastgesteld voor het volgende jaar;

Overwegende dat de wijze van bijstand via LIFE duidelijk moet worden aangegeven;

Overwegende dat de eerste fase van het in te stellen instrument op 31 december 1995 moet aflopen;

Overwegende dat een bedrag van 400 miljoen ecu noodzakelijk wordt geacht voor de tenuitvoerlegging van dit instrument gedurende de periode 1991-1995; dat in het kader van de huidige financiële vooruitzichten het noodzakelijk geachte bedrag voor de periode 1991-1992 140 miljoen ecu bedraagt;

Overwegende dat mechanismen moeten worden geschapen om de steunverlening van de Gemeenschap aan te passen aan de kenmerken van de te steunen acties;

Overwegende dat er op het vlak van toezicht, controle en evaluatie doeltreffende methoden moeten komen, terwijl ook moet worden gezorgd voor een adequate voorlichting van de potentiële begunstigden en het publiek;

Overwegende dat er een comité moet worden opgericht, dat de Commissie bij de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening zal bijstaan;

Overwegende dat er dient te worden bepaald dat de Raad, in het licht van de ervaring tijdens de eerste drie toepassingsjaren, de bepalingen van LIFE opnieuw beziet op basis van een uiterlijk op 31 december 1994 door de Commissie in te dienen voorstel,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt een financieel instrument voor het milieu ingesteld, hierna "LIFE" te noemen.

Het algemene doel van LIFE is bij te dragen tot de ontwikkeling en de uitvoering van het beleid en de wetgeving van de Gemeenschap op milieugebied door de financiering van:

a) prioritaire acties op milieugebied in de Gemeenschap;

b) i) acties voor technische bijstand aan derde landen uit het Middelandse-Zeegebied of aan de Oostzee;

ii) in uitzonderlijke omstandigheden, acties betreffende regionale of mondiale milieuproblemen waarop internationale overeenkomsten betrekking hebben. Over de financiering van deze acties in het kader van LIFE neemt de Raad op voorstel van de Commissie een specifiek besluit.

Het maximumbedrag dat voor de onder i) en onder ii) bedoelde acties kan worden toegekend, is 5 %.

Artikel 2

1. De voor financiële steun van de Gemeenschap in aanmerking komende actiegebieden zijn omschreven in de bijlage.

2. De Gemeenschap kan financiële steun verlenen voor acties van communautair belang die significant bijdragen tot de uitvoering van het milieubeleid van de Gemeenschap en die voldoen aan de voorwaarden betreffende de toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt.

Deze steun heeft met name betrekking op voorbereidende, demonstratie-, bewustmakings- en stimuleringsacties alsmede op acties inzake technische bijstand.

Met het oog op de bescherming van habitats en natuur moet deze steun voorts met name bijdragen aan de medefinanciering van de maatregelen die nodig zijn voor het behoud, of het herstel in een gunstige staat van instandhouding, van de in de betrokken gebieden bestaande prioritaire typen natuurlijke habitats en prioritaire dier- en plantesoorten die worden vermeld in respectievelijk bijlage I en bijlage II van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (4).

Artikel 3

Onverminderd de procedure van artikel 21 van Richtlijn 92/43/EEG:

- stelt de Commissie jaarlijks uiterlijk op 30 september volgens de procedure van artikel 13 de prioritaire acties vast die moeten worden uitgevoerd op de in de bijlage omschreven actiegebieden, alsmede de verdeling van de daarvoor te besteden middelen;

- stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 13 de bijkomende criteria voor de selectie van de te financieren acties vast.

Artikel 4

De financiële steun vindt plaats in een van de volgende vormen, afhankelijk van de aard van de activiteiten:

a) medefinanciering van acties;

b) rentesubsidies.

Artikel 5

Acties waarvoor steun uit de structuurfondsen of uit andere communautaire begrotingsinstrumenten wordt ontvangen, komen niet in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van deze verordening.

Artikel 6

De Commissie draagt zorgt voor de samenhang tussen de steunverlening uit hoofde van deze verordening en die van structuurfondsen of andere communautaire financiële instrumenten.

Artikel 7

1. LIFE wordt in fasen uitgevoerd. De eerste fase eindigt op 31 december 1995.

2. Het voor de uitvoering van de eerste fase noodzakelijk geachte bedrag aan communautaire financiële middelen beloopt 400 miljoen ecu, waarvan 140 miljoen ecu beschikbaar is voor de jaren 1991 en 1992 in het kader van de financiële vooruitzichten 1988-1992.

Voor de verdere toepassingsperiode van LIFE moet het bedrag in het dan geldende communautaire financiële kader worden ingepast.

3. De begrotingsautoriteit stelt de voor elk begrotingsjaar beschikbare kredieten vast, rekening houdend met de beginselen van goed financieel beheer, bedoeld in artikel 2 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

4. De bijlage bevat een indicatie van het percentage van de communautaire middelen dat voor elk actiegebied kan worden uitgetrokken.

Artikel 8

1. Behoudens in de in lid 2 genoemde gevallen, bedraagt de financiële steun van de Gemeenschap:

- ten hoogste 30 % van de kosten wanneer het acties betreft die de financiering van investeringen inhouden die inkomsten zullen opleveren.

Het aandeel van de investeerder in de financiering moet ten minste gelijk zijn aan de communautaire steun;

- ten hoogste 100 % van de kosten voor maatregelen ter verkrijging van de voor de uitvoering van een actie vereiste informatie en voor op initiatief van de Commissie uitgevoerde maatregelen inzake technische bijstand;

- ten hoogste 50 % van de kosten voor andere acties.

2. De financiële steun van de Gemeenschap voor acties betreffende de instandhouding van prioritaire biotopen of habitats van communautair belang kan bedragen:

i) normaliter, maximaal 50 % van de kosten van de acties;

ii) in uitzonderlijke gevallen, maximaal 75 % van de kosten, voor zover het acties betreft met betrekking tot:

- biotopen of habitats waar soorten voorkomen die in de Gemeenschap met uitsterven worden bedreigd, of

- habitats die gevaar lopen in de Gemeenschap te verdwijnen, of

- populaties van soorten die in de Gemeenschap met uitsterven worden bedreigd.

Artikel 9

1. De Lid-Staten dienen de voorstellen voor te financieren acties bij de Commissie in. Indien er meer dan één Lid-Staat bij een actie is betrokken vindt overleg tussen de Commissie en de betrokken partijen plaats, alvorens er voorstellen worden ingediend.

2. De Commissie kan evenwel, door middel van in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerde oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling, in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersonen uitnodigen steunaanvragen in te dienen voor acties die voor de Gemeenschap van bijzonder belang zijn.

3. De aanvragen van derde landen worden door de betrokken nationale instanties bij de Commissie ingediend.

4. De Commissie verstrekt de Lid-Staten de voorstellen die naar aanleiding van genoemde oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling zijn binnengekomen, alsmede de aanvragen van derde landen.

5. Acties uit hoofde van LIFE worden volgens de procedure van artikel 13 goedgekeurd en gevolgd door:

a) een door de Commissie tot de Lid-Staten gerichte beschikking waarbij de betrokken actie wordt goedgekeurd, of

b) een contract of overeenkomst met de begunstigden die belast zijn met de uitvoering van de bedoelde acties, waarin de rechten en plichten van de partners zijn vastgelegd.

6. Het bedrag aan financiële steun, de wijze van financiering en controle, alsmede alle technische voorwaarden waaraan bij de uitvoering van de steunverlening moet worden voldaan, worden, afhankelijk van de aard en vorm van de goedgekeurde actie, bepaald en vastgelegd in de beschikking van de Commissie dan wel in het contract of de overeenkomst met de begunstigden.

Artikel 10

1. Ten einde de acties van de begunstigden van de financiële steun van de Gemeenschap te doen slagen, neemt de Commissie de nodige maatregelen om:

- te verifiëren dat de door de Gemeenschap gefinancierde acties correct zijn uitgevoerd;

- onregelmatigheden te voorkomen en te vervolgen;

- door misbreuk of nalatigheid ten onrechte ontvangen middelen te recupereren.

2. Onverminderd de overeenkomstig artikel 206 bis van het Verdrag door de Rekenkamer in samenwerking met de bevoegde nationale controle-instanties of -diensten uitgevoerde controles en alle op grond van artikel 209, onder c), van het Verdrag verrichte inspecties, mogen ambtenaren of andere personeelsleden van de Commissie de in het kader van LIFE gefinancierde acties ter plaatse controleren, met name door middel van steekproeven.

De Commissie stelt de betrokken begunstigde vooraf van een controle ter plaatse in kennis, behalve wanneer er een gegrond vermoeden van fraude en/of oneigenlijk gebruik bestaat.

Gedurende vijf jaar na de laatste betaling voor een actie houdt de begunstigde van de financiële steun alle bewijsstukken van de met de acties gemoeide uitgaven ter beschikking van de Commissie.

Artikel 11

1. De Commissie kan het bedrag van de voor een actie verleende financiële steun verminderen, opschorten of terugvorderen, indien zij misbruik constateert of indien blijkt dat een belangrijke wijziging in de actie is aangebracht die strijdig is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van de actie en waarvoor de Commissie niet om goedkeuring is verzocht.

2. Indien de termijnen niet in acht zijn genomen of indien slechts een gedeelte van de toegekende financiële steun door de stand van uitvoering van een actie wordt gerechtvaardigd, verzoekt de Commissie de begunstigde haar binnen een bepaalde termijn zijn opmerkingen mede te delen. Indien deze niet de gepaste verantwoording geeft, kan de Commissie het resterende bedrag van de financiële steun schrappen en reeds betaalde gelden terugvorderen.

3. Onverschuldigd betaalde bedragen moeten aan de Commissie worden terugbetaald. Over niet tijdig terugbetaalde bedragen kan rente worden aangerekend. De Commissie stelt voor de uitvoering van dit lid nadere voorschriften vast.

Artikel 12

1. De Commissie zorgt voor een doeltreffend toezicht op de uitvoering van de door de Gemeenschap gefinancierde activiteiten. Dit toezicht geschiedt aan de hand van verslagen die volgens door de Commissie en de begunstigde overeengekomen procedures worden opgesteld, en aan de hand van steekproefsgewijze controles.

2. Voor iedere meerjarenactie dient de begunstigde uiterlijk zes maanden na afloop van ieder volledig uitvoeringsjaar bij de Commissie voortgangsrapporten in. Tevens wordt binnen zes maanden na voltooiing van de actie een eindverslag aan de Commissie toegezonden. Voor iedere actie met een duur van minder dan twee jaar dient de begunstigde binnen zes maanden na de voltooiing van de actie bij de Commissie een verslag in. De Commissie stelt de vorm en de inhoud van deze verslagen vast.

3. Aan de hand van de in de leden 1 en 2 bedoelde toezichtprocedures en -verslagen worden door de Commissie indien nodig de omvang of de toekenningsvoorwaarden van de oorspronkelijk goedgekeurde financiële steun, alsmede het tijdschema van de betalingen aangepast.

4. De lijst van door LIFE gefinancierde acties wordt elk jaar in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerd. Om de twee jaar legt de Commissie, na advies van het in artikel 13 bedoelde comité, aan het Europese Parlement en de Raad een verslag voor over de vorderingen bij de uitvoering van LIFE en met name het gebruik van de kredieten.

Artikel 13

De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité onverminderd de bepalingen van artikel 8 van Richtlijn 92/43/EEG een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen al naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na een maand na de indiening van het voorstel bij de Raad geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 14

Uiterlijk op 31 december 1994 legt de Commissie aan het Europese Parlement en de Raad een verslag voor over de stand van toepassing van deze verordening en doet zij voorstellen voor eventuele aanpassingen met het oog op voortzetting van de actie na de eerste fase.

Op voorstel van de Commissie neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over de uitvoering van de tweede fase vanaf 1 januari 1996.

Artikel 15

Deze verordening laat de voortzetting van de acties die vóór haar inwerkingtreding op grond van de in artikel 16 genoemde verordeningen zijn vastgesteld en van toepassing geworden, onverlet.

Artikel 16

De Verordeningen (EEG) nr. 563/91 (Medspa) (5), (EEG) nr. 3907/91 (Canat) (6) en (EEG) nr. 3908/91 (Norspa) (7) worden ingetrokken.

Artikel 17

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 21 mei 1992.

Voor de Raad

De Voorzitter

Arlindo MARQUES CUNHA

(1) PB nr. C 44 van 20. 2. 1991, blz. 4.(2) PB nr. C 267 van 14. 10. 1991, blz. 211.(3) PB nr. C 191 van 22. 7. 1991, blz. 7.(4) Zie bladzijde 7 van dit Publikatieblad.(5) PB nr. L 63 van 9. 3. 1991, blz. 1.(6) PB nr. L 370 van 31. 12. 1991, blz. 17.(7) PB nr. L 370 van 31. 12. 1991, blz. 28.

BIJLAGE

ACTIEGEBIEDEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 1, EN INDICATIEVE VERDELING VAN DE IN ARTIKEL 7, LID 4, BEDOELDE MIDDELEN Actiegebieden

Indicatieve verdeling

van de middelen

A.

ACTIES IN DE GEMEENSCHAP

1.

Bevordering van duurzame ontwikkeling en milieukwaliteit

40 %

Acties:

- voor de uitwerking en ontwikkeling van nieuwe technieken en methoden voor het meten en bewaken van de milieukwaliteit;

- voor de uitwerking en ontwikkeling van nieuwe, schone technologieën, dat wil zeggen technologieën die weinig of geen verontreiniging veroorzaken en waarmee een spaarzamer gebruik van hulpbronnen kan worden gemaakt;

- voor de uitwerking en ontwikkeling van technieken voor de verzameling, opslag, recycling en verwijdering van afvalstoffen, met name toxische en gevaarlijke afvalstoffen, en afvalwater;

- voor de uitwerking en ontwikkeling van technieken voor het opsporen en saneren van gebieden die verontreinigd zijn met gevaarlijke afvalstoffen en/of gevaarlijke stoffen;

- voor de uitwerking en ontwikkeling van modellen die gericht zijn op de integratie van het milieu-aspect in ruimtelijke ordening en landbeheer en in de sociaal/economische activiteiten;

- ter vermindering van lozingen van bioaccumuleerbare, verontreinigende, persistente en toxische stoffen en van voedingsstoffen in het aquatische milieu;

- ter verbetering van de stedelijke milieukwaliteit, zowel in de stadscentra als in de buitenwijken.

2.

Bescherming van habitats en natuur

45 %

Acties:

- voor de instandhouding of het herstel van biotopen waar bedreigde soorten voorkomen, of van ernstig bedreigde habitats die van bijzonder belang zijn voor de Gemeenschap, of voor de tenuitvoerlegging van maatregelen voor de instandhouding of het herstel van bedreigde soorten, overeenkomstig Richtlijn 79/409/EEG (¹);

- voor de instandhouding of het herstel van de in artikel 2, lid 2, laatste alinea, bedoelde typen natuurlijke habitats van communautair belang en dier- en plantesoorten van communautair belang;

- ter bescherming van grond die door bosbranden, verwoestijning, kusterosie of verdwijning van de duinketen is bedreigd of aangetast;

- ter bevordering van de instandhouding van het leven in zee;

- ter bescherming en de instandhouding van gebieden met zoet grondwater of oppervlaktewater.

3.

Administratieve structuren en milieudiensten

5 %

Acties:

- voor het stimuleren van een hechtere samenwerking tussen de overheidsdiensten van de Lid-Staten, met name voor de aanpak van grensoverschrijdende en wereldwijde milieuproblemen;

- voor de uitrusting, modernisering en ontwikkeling van bewakingsnetten met het oog op een verscherping van de milieuwetgeving.

Actiegebieden

Indicatieve verdeling

van de middelen

4.

Opleiding, scholing en voorlichting

5 %

Acties:

- ter bevordering van milieuscholing bij overheden en in vakkringen;

- ter bevordering van milieu-onderwijs, met name door de terbeschikkingstelling van informatie, de uitwisseling van ervaringen, scholing en pedagogisch onderzoek;

- voor het kweken van meer inzicht in de problemen en voor het stimuleren langs die weg van gedragsmodellen die stroken met de milieudoelstellingen;

- voor verspreiding van kennis aangaande een goed milieubeheer.

B.

ACTIES BUITEN HET COMMUNAUTAIRE GRONDGEBIED

5 %

Acties:

- ter bevordering van de vorming van de nodige overheidsstructuren op milieugebied;

- voor de nodige technische bijstand voor het opstellen van beleidsmaatregelen en actieprogramma's op milieugebied;

- ter bevordering van de overdracht van geschikte milieuvriendelijke technologieën en ter bevordering van de duurzame ontwikkeling;

- voor het verstrekken van bijstand aan derde landen die met ecologische noodsituaties kampen.

(¹) PB nr. L 103 van 25. 4. 1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/244/EEG (PB nr. L 115 van 8. 5. 1991, blz. 41).

Top